• No results found

EEN BRIEF VAN CALVIJN AAN LUTHER

Wij bezitten één brief van Calvijn aan Luther, die helaas Luther nooit bereikt heeft en waarop we dus geen antwoord van Luther hebben. Calvijn had enkele kleine geschriften in vrij scherpe toon gepubliceerd, waarin hij het gedrag afkeurde van hen, die protestant in hun hart toch aan de roomse eredienst en gebruiken deelnamen, de zogenaamde Nicodemieten. Toen Antoine Fumée, lid van het parlement te Parijs, tegen Calvijn zei, dat het gewenst was, dat ook Luther, Melanchthon en Bucer hun goedkeuring aan deze geschriften zouden hechten, schreef Calvijn onmiddellijk een persoonlijke brief aan Luther. Hij stuurde daarvoor een vertrouwde bode, Claude de Senarclens, naar Wittenberg.

De inhoud van deze brief is als volgt:

Aan de zeer voortreffelijke leraar van de christelijke kerk, de heer Dr. Maarten Luther, mijn zeer hooggeschatte vader. Mijn groet!

Toen ik zag, dat onze Franse geloofsgenoten, voor zover zij uit de duisternis van het pausdom waren teruggebracht tot de gezonde leer, nochtans niets aan hun belijdenis wilden veranderen, en daarom voortgingen, zich met de paapse gruwelen te bezoedelen, alsof zij van de ware leer nog nooit iets gesmaakt hadden, kon ik mij niet bedwingen, om zulk een slapheid, gelijk zij het naar mijn oordeel verdiende, scherp te berispen. Want wat is dat voor een geloof, dat diep in het hart begraven ligt, en tot geen belijdenis van het geloof komt ? Wat is dat voor een Godsdienst, die onder het

mom van afgodendienst verscholen blijft liggen?

Ik wil hier dit onderwerp thans niet behandelen; in twee boekjes is het door mij breedvoerig uiteengezet, waaruit u, wanneer u bij gelegenheid de moeite wilt nemen, ze eens in te zien, beter kunt leren kennen, hoe ik over deze zaak denk, en op welke gronden ik tot een dergelijke mening gekomen ben.

Door het lezen van bedoelde geschriftjes zijn enigen van onze mensen uit de diepe slaap, waarin zij te voren rustig verkeerden, opgeschrikt, en beginnen zich thans te bezinnen, wat hun te doen staat. Maar daar het moeilijk is, om, òf zonder rekening te houden met zichzelf, zijn leven in gevaar te brengen, òf door het geven van ergernis aan mensen, de haat van iedereen op zich te laden, Of met achterlating van have, goed en geboortegrond, vrijwillig in ballingschap te gaan, zo houden al deze zwarigheden hen nog terug, om een vast besluit te nemen. Wel voeren zij allerlei andere schone gronden aan, waaruit echter duidelijk blijkt, dat zij slechts één of ander voorwendsel zoeken. Daar zij toch enigszins heen en weer geslingerd worden, en tot geen besluit weten te komen, zouden zij uw oordeel willen vernemen. Aangezien zij dit terecht op hoge prijs stellen, zal dit voor hen een grote zekerheid betekenen. Zij hebben daarom mij gevraagd, om er zorg voor te dragen, een betrouwbare bode tot u te zenden, die uw antwoord over deze aangelegenheid aan ons zou overbrengen. Ik heb hun niet willen weigeren, wat zij van mij verlangden, omdat ik meende, dat er hun veel aan gelegen was, door uw gezag versterkt te worden, zodat zij niet voortdurend heen en weer geslingerd zouden worden, en omdat ik ook zelf wel wilde weten, hoe u over de zaak dacht.

Nu dan, hooggeschatte vader in de Heere, om Christus’ wil vraag ik u dringend, dat u u ter wille van mij en hen de moeite wilt getroosten, vooreerst om de brief, die ik in hun naam geschreven heb, en de boekjes, als ware het voor uw genoegen, in uw vrije tijd eens door te lopen, of wel aan iemand de taak op te dragen, ze te lezen, en u dan de hoofdinhoud mee te delen, maar vervolgens ook, om mij in enkele woorden uw oordeel er over te melden. Ongaarne val ik u bij al uw zo gewichtige en onderschei-den werkzaamheonderschei-den lastig, maar uw welwillendheid kennende, vertrouw ik, dat u het mij niet euvel duiden zult, aangezien ik het alleen door de nood gedwongen doe.

Ik zou wel willen, dat het mij gegeven werd, naar u heen te vliegen, opdat ik ten minste gedurende enkele uren van uw gezelschap zou mogen genieten ! Want dan zou ik, en dat zou verreweg de voorkeur verdienen, liever met u persoonlijk, niet alleen over deze aangelegenheid, spreken, maar ook nog over andere onderwerpen met u willen handelen. Wat ons echter hier op aarde niet geschonken wordt, dat zal, naar ik hoop, binnenkort ons te beurt vallen in het Koninkrijk van God.

Vaarwel! hooggeleerde heer en zeer voortreffelijke dienaar van Christus, mijn altijd hooggeachte vader. De Heere ga voort, u door zijn Geest te leiden tot het einde toe, tot algemeen heil van Zijn Kerk.

21 Januari 1545.

Uw

Johannes Calvijn

De aanleiding van deze brief ligt in de publicatie van enige boekjes, waarin Calvijn het afkeurenswaardige had aangetoond in het gedrag van hen, die, protestant in hun hart, desniettegenstaande niet schroomden, aan de roomse eredienst en gebruiken deel te nemen: de z.g.

pseudo-Nicodemieten.

“Omdat Luther zo spoedig boos werd” heeft Calvijn deze brief niet regelrecht naar Luther gezonden, maar naar Melanchton, die hem Luther echter niet heeft durven overhandigen. Zie voor deze kwestie:

Dr. A. Eekhof, Hoe heeft Calvijn over Luther gedacht? in: Nederlandsch Archief voor Kerkgeschiedenis, nieuwe serie, deel 14, ’s Gravenhage 1918, blz. 273-296. CALVIJN IN HET LICHT ZIJNER BRIEVEN, VERTAALD EN TOEGELICHT DOOR W. DE ZWART

Calvijn heeft deze brief niet regelrecht naar Luther gestuurd, maar aan Melanchthon laten bezorgen. En waarom niet direct aan Luther? Calvijn zegt: 'Luther wordt zo gauw boos'. Melanchthon moet eerst de brief en de geschriften van Calvijn maar eens doorkijken en dan naar bevind van zaken handelen. Zodoende heeft Luther Calvijns brief nooit onder ogen gehad, want - zoals zo vaak-Melanchthon durfde niet. Hij schreef aan Calvijn: 'ik heb je brief niet aan Pericles gegeven'.

Luther werd om zijn heftigheid Pericles genoemd. Pericles, de Griekse diplomaat en redenaar, werd in de oudheid vaak met de afgod Zeus, de bliksemwerper vergeleken.

Dryander schreef bijvoorbeeld over Luther en Calvijn: 'wij beleven in deze dagen nieuwe bliksems van Pericles'.

Calvijn had er al eerder bij Melanchthon op aangedrongen, dat hij moest proberen om Luther te kalmeren. Tegen Bullinger zei Calvijn, dat hij vooral op Luthers goede eigenschappen moest letten. Maar het was wel te wensen, dat Luther zijn aangeboren heftigheid meer op de vijanden van God dan op de dienaren van de Heere zou botvieren. Luther moest eens wat meer moeite doen om tot zelfkennis te komen. Die heftigheid bracht verder met zich mee, dat Luther zoveel vleiers kreeg. Niemand durfde tegen Luther te opponeren en zelfs eens iets te mompelen over zijn onbehoorlijk gedrag, terwijl de hele wereld van oordeel was, dat hij als een razende tekeer ging.

Men moest echter, volgens Calvijn, toch ook niet alles op rekening van Luther schrijven. Zijn licht ontvlambare natuur werd door anderen opgezet. Calvijn noemt Nicolaas van Amsdorf (een krankzinnig man zonder enige hersens) en ook de markgraaf van Brandenburg, die probeerde Luther tegen de Zwitsers op te zetten. Al moet tot de eer van Luther gezegd worden, dat hij zich niet altijd liet opstoken, Van Amsdorf was een kleine man, één van die tweederangs figuren, die- zoals dat vaak gebeurt zich opwerpen als de beste wachters op Sions muren. Hij probeerde zelfs tussen Luther en Melanchthon te stoken en zei tegen Luther over Melanchthon: 'je koestert een slang aan je boezem'. Het is dus niet zonder reden, dat Calvijn de kring rondom Luther medeverantwoordelijk stelt voor diens heftige uitvallen.

Is Calvijn er enerzijds op uit Bullinger van een scherp positie kiezen tegen Luther terug te houden, anderzijds probeert hij omzichtig via Melanchthon Luther te matigen.

Maar Melanchthon, bang als hij was, was daar de man niet voor, en hij verdedigde zich als volgt: 'Luther neemt vele dingen zo achterdochtig op en hij wil niet, dat zijn antwoorden op zulke vragen als jij stelt, de rondte doen. Zoals ik heb geantwoord, heb ik ook niet mijn oordeel over de mening van jou en andere godvrezende geleerden naar voren gebracht. Ik weet, dat ik zonder strijdlust in kerkelijke zaken verwikkeld ben en mij op middelmatige wijze moeite gegeven heb om vele ingewikkelde zaken te ontwarren en op te lossen. Nu verwacht ik verbanning en andere ellenden. Vaarwel!' Melanchthon wilde steunen op de God van Noach. Want Noach was volgens Melanchthons berekening, juist op de dag van zijn brief aan Calvijn (17 april 1545), voor 3846 jaar in de ark gegaan. Door dit voorbeeld heeft God willen bewijzen, dat Hij zijn kerk, hoezeer ook gebeukt door geweldige golven en stormen, niet verlaat.

Calvijn heeft zich met dit antwoord van Melanchthon tevreden gesteld en andere pogingen om met Luther zelf in contact te komen zijn ons niet bekend.

Zonder Luthers mening over en instemming met zijn geschriften over het Nicodemitisme heeft Calvijn de strijd daartegen voortgezet. Met zijn scherpe blik heeft Calvijn de grote gevaren, die de zaak van het protestantisme bedreigen

onderkend. De belijdenis van de Christus der Schriften kan zich niet in de innerlijkheid terugtrekken en naar buiten compromissen sluiten. Er was een irenische gezindheid, die meende op de innerlijke kracht van de reformatie te kunnen vertrouwen en daarom bepaalde concessies aan Rome te kunnen riskeren. Het is daarom ten onrechte en betreurenswaardig, dat Melanchthon geen krachtige steun aan Calvijn verleende en naliet Luther daarvoor te winnen.