• No results found

3. De moefti als politiek adviseur 74

3.2. Hartgrondig belijder of schijngelovige

Na zijn promotie was hij van 1881 tot 1887 lector aan de instelling voor Oostindische ambtenaren in Leiden en vanaf 1887 tot 1889 was hij als zodanig verbonden aan de universiteit in Leiden. Christiaan Snouck Hurgronje vertrok in 1884 op uitnodiging van

203 Snouck Hurgronje, Mekka in de tweede helft van de negentiende eeuw, 16.

204

Ibidem, 22,23.

205 Aangehaald in: Snouck Hurgronje, Mekka in de tweede helft van de negentiende eeuw, 16.

206 Ficq is de islamitische plichtenleer.

207 C. Snouck Hurgronje, ‘Mr. L.W.C. van den Bergs beoefening van het Mohammedaansche recht’, De Indische Gids 6 (1994), 363-434, 737-816. Geraadpleegd via: Snouck Hurgronje, Mekka in de tweede helft van de negentiende eeuw, 23,24.

77 consul J.A. Kruyt naar het Saoedi-Arabische Djeddah208 en Mekka, alwaar hij voor een periode van ruim een jaar zich verdiepte in de islam en de islamitische cultuur. Kruyt had het ministerie van Koloniën weten over te halen de studiereis van Snouck Hurgronje met 1500 gulden te subsidiëren.209 De opdracht die Snouck Hurgronje meekreeg was om vanuit het Nederlandse consulaat de lokale Indische gemeenschap bestaande uit vele pelgrims en studenten in kaart te brengen. In Djeddah kwam hij in contact met diverse diplomaten en islamitische geleerden. Snouck Hurgronje werd alom gewaardeerd om zijn kennis van de islam. Zijn plan om verder te reizen naar Mekka probeerde hij gestructureerd uit te werken. Deze heilige stad was voor de ongelovige Snouck Hurgronje namelijk verboden terrein. Naast het feit dat nomadische rovers de korte woestijntocht naar de stad gevaarlijk maakten, werden vreemdelingen vaak gezien als westerse spionnen en indringers. In Djeddah leerde Snouck Hurgronje het Maleis en Arabisch tot in perfectie spreken.210 De taalkundige die hem daarbij hielp was Raden Aboe Bakar Djajadiningrat, een Indische aristocratenzoon uit Banten (West-Java). Deze geleerde Indiër was al langer als geheime informant in dienst van het consulaat en had veel relaties in Mekka. Het contact tussen de beide jonge geleerden verstevigde doordat ze gingen samenwonen.

3.2.1 Snoucks ‘bekering’ tot de islam

Voor Snouck Hurgronje was het belangrijk te laten zien dat hij niet onwelwillend stond ten opzichte van de islam. ‘We werden daar al spoedig (…) in een theologisch gesprek gewikkeld, waarin telkens mij, die mij zeer voorzichtig uitliet, de vraag gedaan werd: als ik dan zoo en zoo dacht, wat mij nog terughield van overgang tot den Islām en of ik niet bevreesd was dat, bij studiën als de mijne, mijn ‘voet zou gaan wankelen’?’211 Hoewel het uit zijn dagboek niet expliciet duidelijk wordt besloot Snouck Hurgronje zich te bekeren tot de islam. In januari 1885 liet de Leidse islamoloog zich besnijden. Dit gegeven is onder meer te halen uit diverse briefwisselingen. Zo berichtte een islamitische vriend aan Snouck Hurgronje: ‘God zij geprezen vanwege uw overgang tot de islam. Uw daad heeft mij veel vreugde bereid. Eerst waren wij vrienden, nu zijn wij broeders geworden. (…) U weet ook wel dat als u niet de islam had aangenomen, dat al dat werk om iets over de godsdienst te weten te komen voor niets zou zijn geweest. Nu echter is dit alles, God zij geprezen, deel van de zegeningen van de nobele wetenschap.’ ‘Ja, broeder, wij geven u het advies dat een gelovige geeft aan zijn broeder in het geloof. (…) Allereerst moet u het besluit nemen om naar Mekka te komen. (…) Mijn huis kunt u als uw huis beschouwen. (…) Als u geld hebt zijn alle mensen uw vriend en maken zij graag kennis met u. Als u arm bent dan wil

208 Het huidige Jedda.

209 Maurice Blessing, ‘De islamquaestie’, Trouw, 16 februari 2007.

210 Snouck Hurgronje, Mekka in de tweede helft van de negentiende eeuw, 39.

211

C. Snouck Hurgronje, Jeddah-dagboekje, 6-7. De paginanummering is overgenomen van Jan Just Witkam. Geraadpleegd via: Snouck Hurgronje, Mekka in de tweede helft van de negentiende eeuw, 39,40.

78

niemand weten wie u bent, en bovendien belasteren zij u achter uw rug. Zij zullen zeggen dat u alleen maar de islam hebt aangenomen om de Ka’ba, om Mekka, enz. te zien.’212 De vraag die vervolgens decennialang menig wetenschapper heeft beziggehouden is of Snouck Hurgronje zich oprecht en met volle overgave bekeerde tot de islam. Was het niet vooral een slimme zet van de sluwe wetenschapper om zodoende de islam van binnenuit te leren kennen?

In de jaren zeventig en tachtig van de twintigste eeuw was hier binnen het koloniaal-historiografisch debat relatief veel aandacht voor. Historicus L.I. Graf gaf in het NRC

Handelsblad van 5 januari 1980 aan dat hij het hoogst onwaarschijnlijk achtte dat Snouck

Hurgronje zich met hart en ziel had bekeerd tot de islam. Voor hem was de bekering vooral een formele kwestie213 E. Gobée dacht dat het vooral de Mekkaanse geleerden waren geweest die dachten dat Snouck Hurgronje 'een der hunnen' was en dat Snouck zelf nooit van harte tot de Islam was overgegaan. Islamoloog Koningsveld zag de vele voordelen die Snouck Hurgronje had met zijn geveinsde geloof. Zo werd Snouck Hurgronje of Abd al- Ghaffār

Efendi (dienaar van de Vergevingsgezinde214) door islamitische schriftgeleerden aangeschreven als 'moefti van Batavia', of als 'moefti van Nederlands-Indië' en soms zelfs als 'sjeik ul-Islâm van Djâwa', dat wil zeggen als hoogste godsdienstige gezagsdrager in moslim-aangelegenheden, als vertegenwoordiger van de gehele islamitische gemeenschap van Nederlands-Indië.215

Snouck Hurgronje zou zich de rest van zijn leven tegenover moslims als islamitisch wetgeleerde blijven voordoen. Toen de Duitse oriëntalist Th. Nöldeke hem in 1915 wees op de morele bezwaren van deze houding, wuifde hij de bezwaren weg. ‘„Nee”’ , antwoordde Snouck, ‘„met de theorie: in den oorlog zijn alle middelen geoorloofd, heeft mijn izhaar al-islam [uiterlijke aanname van de islam] niets gemeen. Dit laatste is (…) een maatregel, in mijn ogen van véél onschuldiger aard dan wanneer men zich in een moderne maatschappij, zonder er de geringste waarde aan te hechten, de sacramenten eener kerk laat toedienen. Dát ondervind ik persoonlijk als blasphemie, maar niet de aanpassingen aan de uiterlijkheden eener intellectueel inferieure maatschappij, die nodig is om daar als mensch te gelden.”’216

Ook Witkam stelt dat de islam voor een ‘agnostische deskundige’ als Snouck Hurgronje een serie van uiterlijke handelingen was die men onder bepaalde condities moest uitvoeren. De

212

Brief van Āziz b. al-Sheykh al-Haddād aan ‘Abd al- Ghaffār Efendi (de islamitische naam van Snouck Hurgronje). In MS Leiden, Or. 8952. Geraadpleegd via: Snouck Hurgronje, Mekka in de tweede helft van de negentiende eeuw, 61,61.

213 Van Koningsveld, Snouck Hurgronje en de islam, 31.

214

Blessing, ‘De islamquaestie’.

215 P. Sj. van Koningsveld, 'Oriëntalistiek als koloniale hulpwetenschap. Snouck Hurgronje's “bekering” tot de islam’ in: Van Koningsveld, Snouck Hurgronje en de islam, 81-91, 89, 90. Van Koningsveld, ‘Snouck Hurgronje’s “izhaar oel-islaam”’, Ibidem, 143-202, aldaar 145.

216

Brief van Snouck Hurgronje aan Nöldeke, 17 februari 1915 in: Van Koningsveld, Orientalism and islam. The letters of C. Snouck Hurgronje to Th. Nöldeke from the Tübingen university library (Leiden 1985).

79 islam was en is een wettische godsdienst en wetenschapper Snouck Hurgronje deed er alles aan om zich deze volledig eigen te maken.217

In Mekka liep Snouck Hurgronje de zevenvoudige gang rondom de heilige Ka’aba, deed hij mee aan een slopende ramadan in de hitte en voegde zich naar de islamitische gebedsrituelen. Door zijn kennis en inzicht wist hij zich binnen een paar maanden op te werken tot graag geziene gast bij de islamitische intelligentsia. Van deze kennis zou hij later veel gebruik maken bij zijn analyse en advies over de islam in Nederlands-Indië. Aan zijn verblijf in Mekka kwam echter na ruim vijf maand ruw een einde toen hij op grond van een Frans krantenbericht ten onrechte werd beticht uit te zijn op de in Saoedi-Arabië achtergebleven bezittingen van de vermoorde Franse geleerde C. Huber.218 Omdat de autoriteiten niet langer zijn veiligheid konden waarborgen werd Snouck Hurgronje verzocht Mekka onmiddellijk te verlaten. Zelfs zijn aantekeningen en fotomateriaal moest hij in Mekka achterlaten.219 In tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd, was Snouck Hurgronje niet door de islamitische wereld ontmaskerd als Nederlands spion en het land uitgezet. Sterker nog, na een paar maanden ontving Snouck Hurgronje een brief van de Turkse gouverneur van Mekka waarin deze hem liet weten, dat het misverstand was opgehelderd en hij welkom was in Mekka.220

3.2.2 Snoucks huwelijkspolitiek

Snouck Hurgronje was radicaal in zijn keuze voor de islam. Om zijn netwerk te vergroten sloot hij eind 1889 een islamitisch huwelijk met de 17-jarige Sangkana, dochter van de hoofdpĕnghoeloe uit het west-Javaanse Tjiamis.221 Dit huwelijk, waarbinnen vijf kinderen werden verwekt, werd voor de Nederlanders in het overzeese moederland stil gehouden. Naast het feit dat dit gevaarlijk kon worden voor Snouck Hurgronje, zouden ze er immers niets van begrijpen. Zelfs in brieven naar zijn eigen vrienden repte hij niet over dit huwelijk. Hij hield het geheim en bij het lezen van zijn geschriften bekruipt de lezer zelfs het gevoel alsof Snouck het gezin wilde ontkennen. Temeer toen hij in februari 1893 aan Nöldeke schreef: ‘Ik geloof wel, dat men hier lichamelijk sneller leeft dan in het Noorden, maar daar ik geene kinderen

217 Snouck Hurgronje, Mekka in de tweede helft van de negentiende eeuw, 82.

218

Ibidem, 129.

219 Deze werden hem later nagezonden.

220 Zie inleiding van E. Gobée in: E. Gobée, C. Adriaanse en C. Snouck Hurgronje, Ambtelijke adviezen van C. Snouck Hurgronje 1889-1936 I (’s Gravenhage 1957), x.

221

Van Koningsveld, ‘Snouck Hurgronje’s “izhaar oel-islaam”’, Van Koningsveld, Snouck Hurgronje en de islam, 143-202, aldaar 188.

80

heb om mijne oude dagen op te vroolijken, hoop ik geenszins een oud man te worden’. 222 Dit schreef hij terwijl hij op dat moment een dochter had. Na de dood van zijn islamitische vrouw breidde hij in 1903 zijn diplomatieke netwerk uit door een zeer geheimzinnige islamitisch huwelijk met een 13-jarig meisje uit Bandung. Deze bruiloft vond plaats in een zeer beperkte kring van islamitische bekenden. Uit dit huwelijk werd in 1905 een zoon geboren. Binnen de geschiedschrijving zijn de twee huwelijken van Snouck op de dag van vandaag voer voor discussie. In de periode van de bruiloften bestond er bij de mensen die wel van deze huwelijken hoorden de nodige scepsis. Sommigen waren ronduit kritisch over deze daad van Snouck Hurgronje. Was het geoorloofd als Europeaan te huwen met een islamitische minderjarige? Hoe zat het met Snoucks ethische gemoedstoestand? Schrijver Bas Veth schreef al in 1900 in een, weliswaar omstreden, boek dat een gemengd huwelijk tussen een Nederlander en een Indische uit den boze was. Veth reageerde hiermee op de praktijk van de Indische huishoudsters. Hoewel hij het over andere situaties had, geeft zijn visie wel een aardige inkijk in bepaalde opvattingen van rond de eeuwwisseling: ‘Er is een onmetelijke afstand tussen de Europeaan en de Inlandse vrouw. Dat houdt op ras-verschil te zijn. Een vermenging is een fataliteit. (…) Laat de Inlandse mannen met Inlandse vrouwen leven volgens hun zeden – die lief zijn hier en daar, naïef, zuiver soms. Er ligt veel heiligheid in hun ritus en de eenvoudigheid van hun leven, zolang ’t niet bezoedeld is door Europees contact, is [het] leerzaam voor ons, westerlingen. Maar ik zie liever, dat een Europeaan een mooie hond of een nobel paard er op nahoudt, dan een Inlandse vrouw.’223 Snouck hield er echter andere gedachten op na. Door zijn huwelijken verschafte hij zich een belangrijke positie binnen de ‘religieusfeodale elite’ van west-Java. Hij was voor hen een intimus geworden. Snouck Hurgronje erkende echter zijn Indonesische kinderen niet, zorgde niet voor hun opleiding en verbood hen naar Nederland te komen. Dit, in combinatie met het feit dat de islamitische huwelijken voor het Europese recht niet rechtsgeldig waren, maakten volgens Van Koningsveld dat Snouck Hurgronje eenmaal terug in Nederland zonder bezwaar in 1910 in het huwelijk kon treden met Ida Oort.224 Uit dit laatste huwelijk zou een dochter geboren worden. Hij had zijn Indische vrouw en kinderen in de Oost achtergelaten, want zijn ambtstermijn zat erop. Het was niet langer noodzakelijk zich te begeven in de islamitische elitaire kringen. Snouck Hurgronje leek met zijn terugreis naar Nederland een volledig nieuw leven in te willen stappen. Na zijn Indische avontuur sneed hij zich bruut af van zijn nakomelingen en vervolgde zonder al te veel scrupules zijn burgerlijke leven in Nederland.

222 Geraadpleegd via: Van Koningsveld, Snouck Hurgronje en de islam, 182.

223

Bas Veth en Rob Nieuwenhuys, Het leven in Nederlandsch-Indië (Den Haag 1977) 111-112.

81 De reden dat ik hier aandacht besteed aan Snouck Hurgronjes huwelijkspolitiek is omdat deze huwelijken tekenend zijn voor de wijze waarop Snouck Hurgronje wetenschapper en politiek adviseur was. Hij was volledig toegewijd aan zijn taak en ging daarin erg ver. Hij gebruikte religieuze rituelen om zijn eigen idealen na te streven. Zijn huwelijkspolitiek is slechts een detail in de biografische levensschets, wel laat het zien dat Snouck Hurgronje van zichzelf eiste tot het uiterste te gaan, met als ultieme doel de volledige acceptatie en onderdompeling in de islamitische wereld.