• No results found

Den Haag, 26 november 1934

Dank voor uw brief van 23 dezer. Nu ge er zelf over schrijft, wil ik u wel wat meer mededeelen over de ontmoeting te Londen. Doch dit uitsluitend voor u persoonlijk; schrijf of spreek er ook niet over met Frans145

, want ook hij kent de toedracht maar gedeeltelijk.

Het begon mij te hinderen dat, bij gebreke van eenig initiatief van de eene of van de andere zijde, er geenerlei vooruitgang in de zaak kwam. Daarom heb ik de stoute schoenen maar aangetrokken en heb ik van de gelegenheid van een afscheidsbezoek van Adlercreutz gebruik gemaakt om hem te vragen tijdens zijn verlof in Zweden aan wien het maar hooren wilde te vertellen, dat eene verloving met een Zweedschen prins hier te lande algemeene sympathie zou vinden. De heer De Adlercreutz heeft mijne bedoeling goed begrepen en heeft, tijdens eene hem door den Zweedschen koning verleende audiëntie, Zijne Majesteit in kennis gesteld met de wenschen die hier in en buiten regeeringskringen leefden. De koning bleek verrast en ging er niet aanstonds op in. Bij een afscheids-audiëntie van Adlercreutz deelde de koning hem echter mede dat hij er met prins Karl over gesproken had, en droeg hij in verband met dat onderhoud de gezant op om mij officieel mijne tusschenkomst te vragen om ter kennis van de koningin te brengen dat, indien dat met de wenschen van Hare Majesteit mocht strooken, hij bereid was eene ontmoeting tusschen de beide jongelui, te Londen of elders, te bevorderen.

Ik heb toen een persoonlijken brief aan de koningin geschreven, waarin ik, zonder verdere commentaar, de boodschap van den Zweedschen koning overbracht. Ik was wel eenigszins in spanning welke uitwerking die brief zou hebben; de mogelijkheid bestond dat ik een snauw zou krijgen, dat ik had moeten weigeren officieele

tusschenkomst te verleenen in zaken die het koninklijk huis persoonlijk regardeerden. Maar in stede daarvan, kreeg ik een eigenhandigen brief van de koningin146

, waarin zij mij verzocht via Adlercreutz haar ‘Oom van Zweden’ te doen mededeelen, dat de koningin eene ontmoeting zeer zou toejuichen, en dan te Londen, en dat zij de koning erkentelijk was voor zijn bereidwilligheid om daartoe mede te werken! En het resultaat is dat de jongelui nu samen te Londen zijn. Moge nu die ontmoeting ook het effect hebben dat wij er van hopen. L'affaire est en marche en daarop was het wachten.

Dank voor uwe gelukwenschen met de aanneming der begrooting. Ik was blijde toen het achter den rug was. Twee lange middagen hield de Kamer mij bezig147

. Zelf sprak ik een klein uur, de replieken waren zonder belang en de artikelen gingen onder de hamer door.

Ik wilde wel dat het met de clearingonderhandelingen even vlot liep, maar dat is niet het geval. Ik heb dr. Koehler, die mij heden bezocht, nog eens duidelijk gezegd dat de Duitschers de zaak op haar kop zetten door, in stede van dankbaar elke tegemoetkoming onzerzijds te aanvaarden, hunnerzijds allerlei voorwaarden te stellen. Het begint er op te lijken alsof het een gunst van de Duitschers is, als zij iets betalen van hetgeen wij rechtmatig te vorderen hebben. Koehler, een

146 ARA, Archief De Graeff, inv. nr. 19, brief van 26 oktober 1934.

147 Handelingen Tweede Kamer 1934-1935, 387-399 en 403-420. De behandeling van de begroting van buitenlandse zaken door de Tweede Kamer vond plaats op 16 en 20 november.

Geruchten over scheiding Wassenaer - een slappe jongen met een zwak karakter, ik ken hem van nabij - en hertrouwen met een juffie uit een bar hadden mij reeds bereikt. Ik had er reeds werk van gemaakt.

Met de ambassadeurskwestie schiet ik niet op. Colijn heeft begin september de zaak met Hare Majesteit besproken en als gevolg daarvan zou de koningin mij weder ontbieden. Ik moet dat afwachten, zag de koningin in maanden niet. Ik denk er niet over het denkbeeld op te geven. De groote angst van Hare Majesteit is dat, bij aanstelling over en weer van ambassadeurs, de Heilige Stoel agrément voor een nuntius zal vragen, die dan automatisch doyen zou zijn. Ik vrees niet dat de Heilige Stoel, nu wij geen vertegenwoordiging daar meer hebben148

, op de toelating van een nuntius zal aandringen, maar in het mogelijke geval kan den Heiligen Stoel aanstonds beduid worden, dat dit niet mag impliceeren dat de nuntius ook doyen zal zijn.

Sociaal is het druk. Zelf geef ik tweemaal 's weeks diners en ik hoop aldus vóór Kerstmis mijn schulden te hebben afgedaan.

Justitie stelt voor uitleiding op vrij groote schaal van de leiders der Reichsdeutsche Gemeinschafte, die, althans in Limburg, zuiver camouflage blijken te zijn van de vroegere nazi-organisaties. Het spijt mij zeer voor Zech, maar ik vrees inderdaad dat hier ingegrepen moet worden. Er wordt weer terreur op andersdenkenden geoefend, het oude verbond tusschen de verschillende vereenigingen, culmineerende in een Auslandscommissie der NSDAP (majoor Witte), is weder hersteld, enzovoort enzovoort.

Er komen bezoekers.

Postscriptum. Ik geloof niet dat dit kabinet het nog een half jaar houdt. De

rooms-katholieken ageeren sterk tegen Colijn in de Kamer en in hun pers. En als wij in januari komen met een suppletaire begrooting met millioenen bezuiniging, waarbij allerlei heilige huisjes worden afgebroken, zal het met het kabinet wel gedaan zijn. En zonder zéér drastische maatregelen komen wij er niet; het deficit varieert tusschen 60 en 100 millioen. Aalberse moet dan maar toonen dat hij het beter kan. Als men ons laat vallen, gaat men binnenkort regelrecht naar eene dictatuur.

148 Sinds juni 1926, ten gevolge van het feit dat de Tweede Kamer in november 1925 een amendement-Kersten tot opheffing van de Nederlandse vertegenwoordiging bij het Vaticaan aangenomen had. Het Vaticaan bleef daarna in Nederland vertegenwoordigd door een internuntius. Puchinger, Colijn II, hoofdstuk 7.

13 Prinses Juliana in gesprek met mr. Volkoff van de Covent Garden Opera in de Nederlandse ambassade in Londen (1936)

38