• No results found

Den Haag, 18 februari 1934

Ik zal zien hoever ik vandaag kom met een brief, om dien eventueel morgen te vervolgen. Ik mag namelijk maar een paar uur per dag uit mijn bed, waarin ik ben gestopt vanwege een zeer heftigen aanval van spit (Hexenschuss), die mij plotseling verleden donderdagmorgen99

overviel, toen ik mij kleedde om in de Eerste Kamer het vervolg van het begrootingsdebat bij te wonen. Ik kon mij daarvan natuurlijk niet meer afmaken, maar ik kan u verzekeren dat ik dien middag de pijnen der hel heb moeten verduren. Bij elke beweging en elke verandering van houding gingen mij van die scheuten door rug en lendenen. Toen ik echter eenmaal zelf aan het woord was, kon ik mijn physieke invaliditeit vergeten en ging het spreken eigenlijk vanzelf. En na een dik uur zelf praten had ik mijn begrooting in veilige haven100

. Ik had heel erg tegen deze ontmoeting met de Eerste Kamer opgezien; men doet daar zoo gewichtig (Willem Lanschot bijvoorbeeld!) en wil zoo zéér au sérieux genomen worden. Bovendien had De

98 Van E.D. van Tuyll van Serooskerken (zie ook brief 15). 99 15 februari 1934.

100 De begroting werd zonder hoofdelijke stemming aangenomen; zie voor het debat erover Handelingen Eerste Kamer 1933-1934, 255-259 en 261-281.

9 Van links naar rechts jhr. A.C.D. de Graeff, H. Colijn, J.R. Slotemaker de Bruine, P.J. Oud en jhr O.C.A. van Lidth de Jeude in de Eerste Kamer

heb hem dan ook donderdagmiddag maar eens in het zonnetje gezet en vond daarbij ‘teekenen van instemming’ bij de andere heeren senatoren en op de perstribune. Persona grata schijnt Lohman in dat milieu niet te zijn. In zijn repliek was hij zéér deemoedig; daarop was ik al voorbereid, want de rede zelve was blijkbaar geïnspireerd door prof. Gerretson en dezen souffleur moest hij bij de repliek missen. Ik was, alles bijeengenomen, dolblij toen alles goed en wel achter den rug was en ik het gebouw der Kamer weer kon verlaten. Voorloopig heb ik er niet meer te maken, behalve voor het ontwerp tot aankoop voor het huis van Swinderen, dat ik een goede kans geef.

Na de Kamer moest ik nog naar Hare Majesteit om een nieuwe Griekschen minister101

te presenteeren; 's avonds moest ik bij de Engelschen102

eten, maar toen de klok tien uur sloeg, moest ik verdwijnen, omdat de pijnen weer ondragelijk werden. Vrijdag was ik nog den geheelen dag, kromgebogen als een hoepel, op het

departement, maar dien middag kroop ik in mijn bed, waar ik sedert bleef. Een masseur martelt mij dagelijks en belooft mij er mij binnen enkele dagen weder af te helpen. Ik mag het hopen.

De tragische dood van den Belgischen koning103

riep mij heden telkens aan de telefoon. Een zondag is daarvoor wel de meest ongeschikte dag!

Verleden maandagmorgen was ik ter conferentie een uurtje bij Hare Majesteit. Ik vond, onder ons gezegd en gebleven, de koningin in heel slechte conditie, eigenlijk minder nog dan vóór haar reis naar Zwitserland. Hare Majesteit is oververmoeid, is vaag en verward, ziet overal tegen op, en ongeloofelijk, bijna ziekelijk, pessimistisch. Het schijnt dat de koningin verleden jaar erg geschokt is door de Zeven Provinciën en de kabinetscrisis, en dat daarbij komen haar misère over haar gemaal en haar getob over het ongehuwd blijven van de prinses. Maar de hoofdoorzaak moet toch schuilen in haar overgangsleeftijd, waarvan zij veel te lijden heeft. Ik heb diep medelijden met haar. Zij wil nu tegen de komst van het Siameesche koningspaar104

plotseling ziek worden; zij wil die ‘viespoezen’ niet ontvangen. Ik heb gepraat als Brugman, maar voorloopig zonder succes. Ik kom er echter de volgende week nog eens op terug. Verder wil zij dit jaar niet de gebruikelijke thé geven aan het corps diplomatique, dat al lang geen diner meer krijgt, en evenmin wil zij de rechters van het Internationale Hof ontvangen. En

101 G. Lagoudakis.

102 Sir Ch.H. Montgomery en echtgenote.

103 Koning Albert I was door een val van een rots bij Namen om het leven gekomen. 104 Het bezoek was afgesproken voor 22-24 maart 1934. In verband met het overlijden van

prinses Emma en later van prins Hendrik werd het bezoek op de lange baan geschoven. Het vond tenslotte niet meer plaats, zo blijkt uit ARA. Archief ministerie van buitenlandse zaken. Directie kabinet en protocol, dossier Ad., nr 11.

zoo is het met alles. Ik weet niet waar het heen moet. De koningin komt alleen in vuur, als zij over de Nederlandsche nationaal-socialistische beweging en Mussert spreekt. Die verfoeit zij nòg meer dan de communisten!

En nu heb ik voor mij een pak brieven van u, van 31 januari, 1, 5, 6, 12 en 16 dezer! Tot mijn schande heb ik er nog geen beantwoord en ik waardeer het zeer en bewonder u dat ge, in weerwil van mijn hardnekkig zwijgen, zoo trouw met de correspondentie zijt voortgegaan. Ik was door de voorbereiding van de behandeling der begrooting en andere zaken teveel in beslag genomen om rustig te kunnen schrijven.

Uwe berichten zijn werkelijk niet opwekkend, maar hoe kan het ook anders. Ik neem uwe brieven nog even door. Uit de Handelingen105

zult ge zien hoe ik tegenover de kwestie der ambassadeurs sta. In tegenstelling tot Beelaerts wil ik wèl trachten iets tot oplossing van deze kwestie te doen. Colijn heeft in de Eerste Kamer een mijns inziens voortreffelijke rede gehouden106

, maar het was héél jammer dat hij, om een goedkoop succes te behalen, zich liet verleiden tot eene meer conciese aanklacht tegen Mussert en de zijnen, welke hij niet waar kon maken. Een lang perscommuniqué was noodig om, gezocht, uit allerlei uitlatingen in Mussert's krantje de aanklacht te reconstrueeren. Het was uiterst zwak en koren op den molen van de NSB, terwijl het tal van weifelende menschen in die richting stuurde. Heel jammer! Toen ik het in de Kamer hoorde, schrokken collega Kalff, die naast mij zat, en ik er tegelijkertijd van. Maar zoo is Colijn nu eenmaal en Marchant, die de NSB on the brains heeft, is hierin zijn kwade genius. Ook onder de predikanten wint de NSB terrein; het is eenvoudig onbegrijpelijk, als men ziet wat in Duitschland met de kerk is geschied.

Nederbragt raak ik helaas nog niet kwijt. De positie te Dantzig waarvoor hij in aanmerking zou komen, schijnt daar geheel wegbezuinigd te zullen worden. Colijn wil hem ergens gezant maken (hij is een zwager van De Wilde), maar ik weigerde dat positief. Ondertusschen loopt de afdeeling in het honderd. Nederbragt is gepiqueerd door den loop dien de zaken genomen hebben, en desinteresseert zich volkomen.

De jeugdige Karnebeek - excuseer mij het onsamenhangende van mijn brief, maar ik volg de uwen - is eerst aangenomen na een positief medisch certificaat dat hij physiek weer volkomen geschikt is, en bij die aanneming heb ik uitdrukkelijk gestipuleerd, dat hij elke bestemming moet volgen welke hem mocht worden aangewezen. Zijn daartegen physieke bezwaren, dan moet hij er uit.

Van eene overeenkomst onzerzijds met Engeland, of welke andere natie ook, voor gezamenlijke defensieve maatregelen is in het geheel geen sprake. Wij denken er niet over. Over Allenby mondeling, als ge de volgenden week hier komt.

105 Handelingen Eerste Kamer 1933-1934, 278: De Graeff streefde, anders dan zijn voorganger, naar de benoeming van ambassadeurs in plaats van gezanten in de voor Nederland

belangrijkste hoofdsteden; zie ook brieven 31 en 49.

106 Ibidem, 203-211 (met name het slot, waarbij Colijn het verbod voor leden van de NSB om lid van een burgerwacht of ambtenaar te zijn fel verdedigde).

Bienen zit men zoo goed; ik reken er voorloopig op.

Colijn wil inderdaad begin mei naar Indië vliegen en dito terug, drie weken in totaal. Een mondelinge bespreking is natuurlijk zeer gewenscht, maar ik heb ernstig bezwaar tegen de manier van reizen. Het schijnt mij veel te geriskeerd, op dien leeftijd pakken, nog afgescheiden van de vermoeienis, zulke plotselinge klimaatwisselingen teveel aan. Maar Colijn is koppig in die dingen107

.

Wat gaat er in het Verre Oosten gebeuren? Pabst is zeer gealarmeerd en voorziet zelfs een uitbarsting nog dit voorjaar108

.

Wat vervelend dat ge zoo tobt met uwe oogen. Die hebt ge nog zoo noodig. Neem nu dezen zomer of in het najaar maar eens een goede vacantie. Het beste met Nini, griep pakt zoo aan.

Ik word moe en ga weer liggen.

26