• No results found

Den Haag, 2 augustus 1935

In document Nederlandse historische bronnen 6 · dbnl (pagina 108-112)

Veel dank voor uw schrijven van 30 juli jongstleden. Uwe belangstelling kennende en begrijpende, wil ik trachten - in aansluiting aan mijn laatsten brief - u, in

telegramstijl, een verder relaas van het gebeurde te geven.

Dinsdagavond 23 juli werd, gelijk u bekend, het tafellaken tusschen kabinet en Kamer doorgesneden. De tekst der toen door Colijn afgelegde verklaring184

was even vóór die avondvergadering door het kabinet unaniem, dus óók door mijn katholieke collega's, goedgekeurd.

Woensdagmorgen 24 juli ministerraad, waarin ampel het alternatief: aftreden van het kabinet en Kamerontbinding, werd besproken. De meerderheid van het kabinet opteerde voor aftreden, alleen Colijn, Oud en Slotemaker voelden wel wat voor ontbinding, doch waren bereid hun inzichten ondergeschikt te maken aan die der meerderheid. Onze bezwaren tegen Kamerontbinding waren: ernstig gevaar voor den gulden gedurende de 3 à 4 maanden die zouden moeten verloopen eer een nieuwe Kamer en een nieuw kabinet er zouden zijn, groote beroering verder in het land, als altijd het gevolg van verkiezingscampagnes enzovoort, en vooral de vrijwel

mathematische zekerheid dat de nieuwe Kamer een voor het kabinet nòg ongunstiger beeld zou vertoonen dan de Kamer van thans. Een bepaald besluit nam de ministerraad niet, omdat Colijn Hare Majesteit niet voor een fait accompli wilde stellen zonder vooraf met haar van gedachten te hebben gewisseld. Dienzelfden middag had Colijn een onderhoud met de koningin, die hem ontving met te zeggen: ‘Het kabinet kàn en màg niet aftreden’! Colijn

184 Handelingen Tweede Kamer 1934-1935, 2245. Colijn vroeg kort om een schorsing van het debat over het wetsontwerp tot verlaging van de openbare uitgaven. Zie voor de

daaropvolgende kabinetscrisis Oud, Het jongste verleden, V, 224-229, en De Vries, Herinneringen Heldring, 1128-1131.

heeft daarop het voor en tegen van de eene en van de andere oplossing aan Hare Majesteit uiteengezet en stemde er in toe, dat Hare Majesteit eerst over het

bovenbedoelde alternatief Beelaerts, De Vos en Ruijs zou raadplegen. Dat consult

had mede woensdag nog plaats.

Donderdagmorgen weder ministerraad, waarbij wij het besluit handhaafden om heen te gaan. Ook de drie genoemde adviseurs schenen inmiddels Hare Majesteit het denkbeeld van Kamerontbinding te hebben ontraden. Woensdagavond bood Colijn daarop Hare Majesteit het collectief ontslag van het kabinet aan. Bij het onderhoud met Hare Majesteit bleek Colijn, dat de koningin Beelaerts, Ruijs en De Vos niet alleen over het bewuste alternatief, maar - en dat getuigt van practischen zin - tevens over de vraag aan wien de kabinetsformatie zou zijn op te dragen en welke opdracht den formateur ware te geven, had185

geraadpleegd. Ruijs adviseerde om nòch een katholiek nòch een anti-revolutionair met de formatie te belasten, doch De Geer een opdracht te doen. De Vos en Beelaerts schijnen te hebben geadviseerd den normalen weg te volgen en Aalberse als formateur van een parlementair kabinet aan te wijzen. Aldus geschiedde, met het resultaat dat Aalberse reeds zaterdagavond 27 dezer den koningin moest mededeelen dat hij niet was geslaagd. Was er

aanvankelijk eenig uitzicht dat de zes partijen voor een sterk verwaterd

program-Aalberse te vinden zouden zijn geweest, de vrijzinnig-democraten trokken zich terug en daarop volgde een retirade mede van de andere partijen. Alleen de sociaal-democraten waren bereid met Aalberse in zee te gaan, doch deze weigerde een kabinet te formeeren alléén met de soci's, die in een nationaal kabinet reeds aanspraak hadden gemaakt op drie zetels.

Daarop consulteerde Hare Majesteit De Geer, niet als leider der

christelijk-historische fractie, doch als den eenigen buiten het conflict staanden minister van staat (Karnebeek voelt zich hierin gepasseerd!). De Geer adviseerde thans een opdracht te doen aan mr. Koolen, den staatsraad. De koningin wilde dat

niet èn omdat Koolen in de Roomsch-Katholieke Staatspartij als uiterst conservatief

een geïsoleerde positie heeft, èn omdat Hare Majesteit niet verwachtte dat Koolen wèl zou slagen en zij dus door hem een opdracht te doen zou hebben medegewerkt om de katholieken een tweede échec te bezorgen, hetgeen zij als boven de partijen staand staatshoofd wilde vermijden. Daarop liet Hare Majesteit aan Colijn weten, dat zij voor 99% besloten had hem de opdracht te doen, maar dat zij met het oog op het resteerende ééne procent hem maandagmorgen 29 dezer wilde ontvangen. Dat onderhoud was in een kwartier afgeloopen, met het resultaat dat Colijn de opdracht ‘in beraad nam’. Onmiddellijk daarna ontbood Colijn Aalberse, met wien hij een zeer langdurig gesprek had, dat wel aangenaam verliep, doch geen resultaat had. Aalberse wilde geen enkele toezegging doen ten aanzien van de verdere houding der roomsch-katholieke fractie.

Dien maandagmiddag weder ministerraad, waarbij Colijn (als formateur) zich op het standpunt stelde dat hij van geen zijner ambtgenooten afstand wilde doen,

een vierden zetel in het kabinet aan te bieden. Dat zou kunnen geschieden door een nieuw departement van landbouw in het leven te roepen, waarheen Deckers zou overgaan, en een katholiek op de plaats van Deckers te zetten. Om de strekking van deze concessie aan de katholieken te accentueeren zou dan de portefeuille van defensie moeten worden aangeboden aan mr. Goseling, den voorzitter van de

Roomsch-Katholieke Staatspartij (Aalberse is slechts voorzitter van de Kamerfractie). In deze vergadering kwamen wij niet tot een resultaat, zoodat zij dinsdagmorgen werd voortgezet. Het was een zonderlinge bijeenkomst, want het eene oogenblik nam Colijn het standpunt in dat hij zijn ambtgenoten wilde raadplegen, en het andere oogenblik dat hij was formateur èn dat wij het maar aan hem moesten overlaten! In dien laatsten gedachtengang ontbood Colijn nog vóór den ministerraad van dinsdag mr. Goseling, legde hem een zeer schematisch programma voor het nieuwe kabinet voor, en bood hem de portefeuille van defensie aan. Deze werd door Goseling geweigerd èn omdat hij persoonlijk zich tot deze portefeuille allerminst aangetrokken gevoelde, èn omdat de Roomsch-Katholieke Staatspartij niet bevredigd zou zijn, wanneer aan haar voorzitter een portefeuille werd gegeven welke hem weinig gelegenheid bood voor een gezaghebbende stem in de algemeene politiek.

Colijn deed ons mededeeling van het resultaat van zijn bespreking met Goseling. Allerlei oplossingen werden toen met Colijn besproken, onder andere de opdracht van defensie aan den gouverneur van Curaçao Van Slobbe (katholiek en oud staf-officier), waardoor de brug met de Roomsch-Katholieke Staatspartij maar ten halve zou worden geslagen. Ook deelde Colijn mede dat die brug volledig zou worden geslagen, indien Goseling de portefeuille van justitie kreeg, welke hij wèl bereid was aan te nemen; Van Schaik zou dan defensie kunnen krijgen of door verschuiving een andere portefeuille. Zéér begrijpelijk weigerde Van Schaik echter van zijn portefeuille afstand te doen. Hij zou bereid zijn geweest heen te gaan, als bij een reconstructie van het kabinet ook anderen de portefeuille neerlegden, maar hij wilde niet als éénige de woestijn ingejaagd worden en wilde evenmin de degradatie naar defensie

aanvaarden, een departement dat hem trouwens in het geheel niet lag. Deckers en Gelissen boden daarop aan alsnog een poging te doen om Goseling te bewerken dat hij defensie zou aannemen. Die poging mislukte (dinsdagmiddag), waarop Colijn zelf nog eens een poging bij Goseling deed, met het verrassend resultaat dat deze 14 dagen beraad vroeg! Zoo lang heeft het echter niet behoeven te duren, want reeds binnen 24 uur kon Goseling aan Colijn mededeelen, dat het partijbestuur hem verbood defensie aan te nemen. Inmiddels had Colijn dinsdagavond de koningin medegedeeld dat hij de opdracht aanvaardde, en woensdag werd de beslissing van Hare Majesteit gepubliceerd. Water nu met defensie gebeuren zal, is nog geheel onzeker. Colijn zal dat departement voorloopig waarnemen.

Zie hier de hoofdzaken; met verdere details zal ik u niet vermoeien. Alleen nog twee punten. In de eerste plaats had Oud voor zijn aanblijven aan Colijn

dat Deckers blijven zou, doch met een andere portefeuille dan defensie. Verder heb ik maandagmorgen vóór den ministerraad aan Colijn geschreven186

, dat hij zich niet door persoonlijke égards tegenover mij mocht laten weerhouden, als hij om de juiste

politieke bezetting van zijn kabinet te verkrijgen over mijn zetel wilde beschikken.

Colijn weigerde daarop in te gaan. Nà den ministerraad van maandag ben ik nog naar Colijn gegaan om hem te wijzen op één factor dien hij over het hoofd had gezien, namelijk dat bij uitbreiding van het aantal katholieke zetels, welke voor de

christelijk-historischen een bittere pil zou zijn, en bij herstel van twee zetels voor de vrijzinnig-democraten, waarop zij feitelijk geenerlei aanspraak kunnen maken. De Geer terecht zou kunnen vragen waar zijn partij nu bleef! Ik ben indertijd als christelijk-historisch in het kabinet gekomen; De Geer en zijn fractie hebben die vergissing van twee jaar geleden op voor mij zeer aangename wijze opgenomen, doch het was de vraag of zij nu weder met een achterstelling bij de

vrijzinnig-democraten en anderen genoegen zouden nemen. Colijn zeide mij echter dat hij mij per se wilde behouden, en daarmede was voor mij de kwestie uit.

Aan prognosen wil ik mij niet wagen. De crisis is opgelost, maar het conflict niet, en de katholieke pers van deze dagen wijst duidelijk uit dat de roomsch-katholieken

niet bevredigd zijn. September en october zullen uitwijzen hoe hunne houding zal

zijn. De sociaal-democraten blijven natuurlijk gereed om opnieuw met de katholieken het kabinet te doen vallen. Het programma voor het nieuwe (?) kabinet is de facto gelijk aan dat van het oude en op principieele punten wordt geen enkele concessie aan de katholieken gedaan, tenzij Colijn tusschen nu en het najaar nog een ander programma ontwerpt.

Ik ben moe van het pennen.

[Postscriptum] Ik ben zéér gevoelig aan een hartelijk schrijven van Nini, dat ik spoedig hoop te beantwoorden.

59

In document Nederlandse historische bronnen 6 · dbnl (pagina 108-112)