• No results found

Grootschalig DNA-onderzoek – opsporingsbelang versus bescherming van de persoonlijke levenssfeer

In document Kringen rond de dader (pagina 98-101)

en het opsporingsproces

4.2 Wetgeving, regelgeving en uitvoeringspraktijk in het buitenland

4.2.3 Grootschalig DNA-onderzoek – opsporingsbelang versus bescherming van de persoonlijke levenssfeer

In het zoeken naar een balans tussen enerzijds het beschermen van de maatschappelijke veiligheid – en daarmee dus het opsporingsbelang – en anderzijds het bescherming van de persoonlijke levenssfeer, maken de ons omringende landen keuzen die op een aantal punten verschillen van de Nederlandse situatie. In Engeland en Wales prevaleert het opspo-ringsbelang in een aantal opzichten boven de belangen van individuele burgers die bij het opsporingsproces worden betrokken: grootscha-lige DNA-onderzoeken worden relatief vroeg in het opsporingsproces ingezet en de methode wordt gezien als een economische manier om grote groepen mensen snel vrij te pleiten en potentiële verdachten te identificeren. Wel wordt de groep personen die bij een grootschalig DNA-onderzoek wordt betrokken zoveel mogelijk ingeperkt en worden er zo mogelijk prioriteringen aangebracht in de groep, maar deze werkwijze is eerder ingegeven door economische belangen, dan om te voorkomen dat te veel niet-verdachte personen bij het onderzoek worden betrokken. Betrokken worden bij een opsporingsonderzoek en benaderd worden voor een vrijwillige DNA-afname wordt niet gezien als een grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Indien er geen opsporingsinformatie voorhanden is om de groep in te perken worden zeer grootschalige DNA-onderzoeken nuttig en nodig geacht.

Ook wat betreft de private informatie die het DNA in zich draagt, het gebruik van vrijwillig afgestaan DNA-materiaal ten behoeve van andere onderzoeken en de wijze waarop met weigeraars wordt omgegaan, heeft het opsporingsbelang duidelijk meer gewicht dan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van individuele burgers. Men wijst de vrijwilligers expliciet op het belang van een grote DNA-databank en zet vrijwilligers ertoe aan hun DNA-materiaal hierin op te laten nemen ten behoeve van toekomstig onderzoek. Bovendien tracht men uit deze DNA-profielen additionele opsporingsinformatie af te leiden over mogelijke verwantschappen. Voorts worden mensen die weigeren mee te werken ertoe overgehaald toch hun DNA-materiaal af te staan, of ze worden het onderwerp van een zeer intensief opsporingsonderzoek, waarna ze vaak alsnog worden gedwongen hun DNA-materiaal af te staan.

Voordat de meest recente wetswijziging in Duitsland van kracht was, werd in Duitsland in een aantal opzichten eveneens meer waarde gehecht aan het opsporingsbelang dan in Nederland. Wat betreft het aantal niet-verdachte personen dat bij een opsporingsonderzoek werd betrokken overtroffen de Duitse onderzoeken zelfs de Britse mass screens. En ook wat betreft de wijze waarop met weigeraars werd omgegaan was de situa-tie vergelijkbaar. Alleen wat betreft de private informasitua-tie die DNA-sporen in zich dragen is men in Duitsland altijd terughoudender geweest dan in Engeland en Wales en in Nederland. In Duitsland mag enkel het

WODC_246_9.indd Sec7:98

99

niet-coderende deel van het DNA-materiaal worden gebruikt in de opspo-ring.

Hoe de situatie nu, na de laatste wetswijziging, in de praktijk verloopt, is nog niet te overzien, maar zoals gezegd lijkt de Duitse wetgeving inzake grootschalige DNA-onderzoeken nu sterk op de Nederlandse wetgeving. Met dit nieuwe wettelijke kader verschuift de balans weer wat naar de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Zo mag het grootschalig DNA-onderzoek alleen nog worden ingezet bij een beperkte groep misdrij-ven en moet de groep te selecteren vrijwilligers duidelijk omschremisdrij-ven en gemotiveerd worden. Dit zal het onderzoeken van hele grote groepen niet-verdachten tegengaan. Bovendien kunnen weigeraars niet meer zomaar worden gedwongen hun DNA-materiaal af te staan als er geen concrete aanwijzingen voor hun betrokkenheid bestaan. Anders dan in Nederland is in de Duitse wet niets opgenomen over het moment waarop een groot-schalig DNA-onderzoek zou moeten worden ingezet. Of het in Duitsland is toegestaan om verwantschapsinformatie uit het DNA af te leiden is niet duidelijk. In de nieuwe wet is opgenomen dat DNA-onderzoek enkel tot doel heeft ‘het DNA-materiaal van de vrijwillige deelnemer te verge-lijken met het DNA-profiel van het celmateriaal dat bij dit misdrijf werd aangetroffen’, maar of dit betekent dat bij vergelijkingen ook gezocht mag worden naar verwantschappen of dat er alleen naar volledige overeen-komsten mag worden gezocht, wordt hierbij niet geëxpliciteerd. Aangezien over het verrichten van verwantschapsonderzoek in Duitsland nauwe-lijks discussie is ontstaan, veronderstellen we dat de wetgever niet heeft getornd aan de Duitse traditie om verwantschapsinformatie in de opspo-ring te benutten.

Zoals gezegd is men in België het meest terughoudend in het uitvoeren van grootschalige DNA-onderzoeken. DNA-onderzoek wordt hier wel gezien als een efficiënte en weinig belastende manier om snel uitsluitsel te kunnen krijgen over de mogelijke betrokkenheid van personen bij een misdrijf. Het verrichten van een DNA-onderzoek wordt dus niet gezien als een grote inbreuk op iemands persoonlijke levenssfeer. Onderwerp worden van een opsporingsonderzoek is hier echter duidelijk voorbehou-den aan personen tegen wie concrete aanwijzingen voor betrokkenheid bij een misdrijf bestaan. Men is dus zeer terughoudend in het vergroten van het bereik van een opsporingsonderzoek en het betrekken van grote groepen niet-verdachte personen hierbij. Daarmee kent men in België duidelijk meer waarde toe aan het beschermen van de persoonlijke levenssfeer van de burgers dan in Nederland en in de andere genoemde landen. In paragraaf 5.6 (subparagraaf 5.6.3) gaan we bij de bespreking van de opbrengsten van grootschalig DNA-onderzoek verder in op de inzet van dit instrument in het buitenland.

Wet- en regelgeving

WODC_246_9.indd Sec7:99

WODC_246_9.indd Sec7:100

5.1 Toelichting op het WODC-onderzoek en overzicht van uitgevoerde

In document Kringen rond de dader (pagina 98-101)