• No results found

28.Een groot verschil is wel dat bij illegale bewoning men veelal weet dat er in strijd wordt gehandeld met 

het  bestemmingsplan.  Ze  zijn  zich  veelal  willens  en  wetens  bewust  van  het  overtreden  van  de  wet,  en  hopen  op  legalisatie  of  gokken  op  een  geslaagd  beroep  op  het  overgangsrecht,  dan  wel  op  de  kleine  pakkans  in  relatie  met  het  niet  handhavend  optreden  van  de  gemeenten.  Gezien  de  aard  en  omvang  waarin  permanente  bewoning  van  recreatiewoningen  plaatsvindt,  kan  men  stellen  dat  de  burgerlijke  ongehoorzaamheid  er  de  laatste  jaren  veelvuldig  is  ingeslopen.  Het  is  daarbij  van  belang  hoe  de  drie  begrippen tot elkaar in verhouding staan. Om de definiëring te perfectioneren is het soms raadzaam om  gebruik te maken van nadere begrippen. Om het centrale thema te verduidelijken is naast de drie eerder  genoemde  begrippen,  het  begrip  hoofdverblijf  van  belang.  Bij  de  definiëring  van  de  begrippen  wordt  aansluiting gezocht bij de relevante wet‐ en regelgeving. In het ingetrokken wetsvoorstel Wet vergunning  onrechtmatige  bewoning  recreatiewoningen  wordt  een  omschrijving  gegeven  van  het  begrip  recreatiewoning. 

 

2.5.2   BEGRIPPEN IN WETSVOORSTEL WET VERGUNNING ONRECHTMATIGE BEWONING RECREATIEWONINGEN 

Het  onlangs  ingetrokken  wetsvoorstel  Wet  vergunning  onrechtmatige  bewoning  recreatiewoningen  (Kamerstukken  II,  2009‐2010  32366,  nr.  2)  omschrijft  in  artikel  1  onder  a  van  de  inleidende  bepalingen  een recreatiewoning als volgt:          De woorden “permanente” ‐ “bewoning” zijn niet met zo veel woorden zelfstandig gedefinieerd. Echter  moet het uitgangspunt zijn dat dit vanuit een positieve definiëring van het gewenste gebruik toch wordt  bereikt. Namelijk met de vermelding dat een recreatiewoning is bedoeld voor tijdelijk recreatief verblijf, is  permanente  bewoning  uitgesloten  (Kamerstukken  II,  2009‐2010  32366,  nr.  2).  In  deze  context  zal  het  begrip permanente bewoning moeten worden afgezet tegen het begrip recreatiewoning.  

 

Andere  soorten  begrippen  die  raakvlakken  hebben  met  de  recreatiewoning  en  permanente  bewoning  zijn:  recreatieverblijf,  chalet,  sta(caravan),  vakantiehuisje  en  zomerhuisje.  Deze  soorten  bouwwerken  hebben  met  elkaar  gemeen  dat  ze  “geschikt”  kunnen  zijn  om  permanent  in  te  wonen.  Met  het  woord  geschikt  wil  ik  nadrukkelijk  opmerken  dat  het  niet  “geschikt”  is  conform  het  Bouwbesluit,  maar  door  burgers  als  acceptabel  aangemerkt  om  permanent  in  te  wonen.  Het  zijn  dan  ook  juist  die  soorten  recreatieverblijven  waarin  de  burgers  veelvuldig  in  strijd  met  het  bestemmingsplan  wonen.  Het  permanent  bewonen  van  andere  kampeermiddelen  zoals  een  tent  of  vouwwagen  komt  dan  ook  niet  (veel), dan wel in zeer minimale aantallen voor in Nederland en valt dan ook buiten de reikwijdte van dit  onderzoek.  

 

Een  belangrijk  kenmerk  van  een  recreatiewoning  is  dat  een  recreatiewoning  als  enige  bouwwerk  kan  voldoen aan de technische eisen die worden gesteld in het Bouwbesluit (logiesfunctie). Voor  de andere  type recreatieverblijven geldt dat ze niet (kunnen) voldoen aan de technische eisen van het Bouwbesluit  voor de functie wonen. Voor deze gevallen geldt dan ook dat ze niet in aanmerking kunnen komen voor  legalisatie  op  basis  van  zowel  het  huidige  als  nieuwe  wetgevingskader.  Kort  gezegd  brengt  dit  dus  met  zich  mee  dat  een  (sta)caravan,  chalet  of  daarmee  gelijk  te  stellen  bouwwerk  niet  voor  legalisatie  in  aanmerking komt. 

29.

2.5.3   BEGRIPPEN OPGENOMEN IN HET BESTEMMINGSPLAN 

Een belangrijk startpunt in de huidige wetgeving is het bestemmingsplan. Veel bestemmingsplannen die  zien  op  recreatieparken  hebben  dan  ook  een  definitie  voor  een  recreatiewoning  opgenomen  in  de  inleidende  bepalingen.  Als  voorbeeld  wordt  het  bestemmingsplan  De  Rooye  Asch  aangehaald  (Gemert‐ Bakel,  2009).  In  het  bestemmingsplan  De  Rooye  Asch  is  in  artikel  1.1  onder  punt  26  het  begrip  recreatiewoning opgenomen in de definitie van recreatieverblijf.    Onder een recreatieverblijf wordt verstaan in het bestemmingsplan De Rooye Asch (Gemert‐Bakel, 2009):            Permanente bewoning wordt in het bestemmingsplan “De Rooye Asch” in artikel 1.1 onder punt 23 niet  met  zo  veel  woorden  letterlijk  gedefinieerd.  Wel  wordt  er  het  permanent  gebruik  van  een  ruimte  omschreven (Gemert‐Bakel, 2009):          Ook in andere bestemmingsplannen worden deze definities vastgelegd.    In het bestemmingsplan “De Bakelse Plassen” zijn in artikel 2 de begripsbepalingen opgenomen (Gemert‐ Bakel, 2008).  Een van de begrippen in dit bestemmingsplan is het begrip Recreatiewoning / zomerhuis en  luidt als volgt:        

Permanente  bewoning  wordt  in  het  bestemmingsplan  “De  Bakelse  Plassen”  in  artikel  2  omschreven  als(Gemert‐Bakel, 2008):  

     

In  het  bestemmingsplan  “Camping  Grotelse  Heide”  beschrijft  artikel  1.37  de  recreatiewoning  als  volgt  (Gemert‐Bakel 2007): 

       

Permanente  bewoning  wordt  in  het  bestemmingsplan  “Camping  Grotelse  Heide”  in  artikel  1.33  omschreven als (Gemert‐Bakel 2007): 

   

In  het bestemmingsplan “Naturistisch recreatiepark  Elsendorp”  beschrijft  artikel  1.1  de recreatiewoning  als volgt (Gemert‐Bakel, 2005):      Een permanent aanwezig gebouw, waaronder mede verstaan een recreatiewoning, woonkeet, chalet of  stacaravan, bestemd voor verblijfsrecreatie gedurende een gedeelte van het jaar van maximaal twee  maanden aaneengesloten, uitsluitend door diegenen die hun woonadres elders hebben, waarbij permanente  bewoning niet is toegestaan  Een gebouw dat dient als recreatie woonverblijf, waarvan de gebruiker zijn hoofdverblijf elders heeft  Een niet of niet meer verplaatsbaar gebouw, dat dient als recreatiewoonverblijf, waarvan de gebruiker zijn  hoofdverblijf elders heeft Een niet of niet meer verplaatsbaar gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf, waarvan de gebruiker zijn  hoofdverblijf elders heeft Bewoning van een ruimte als hoofdverblijf Bewoning van een ruimte als hoofdverblijf Kampeermiddelen, chalets, stacaravans en recreatiewoningen, als woonadres als bedoeld in de Wet  Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (Wet GBA) dan wel uit andere gegevens en bescheiden  en/of de feitelijke omstandigheden blijkt van permanente bewoning 

Permanente bewoning op recreatieparken

30.

Permanente bewoning wordt in het bestemmingsplan “Naturistisch recreatiepark Elsendorp” in artikel 1.1  omschreven als (Gemert‐Bakel 2005):       

Het  oudste  bestemmingsplan  in  de  gemeente  Gemert‐Bakel  waarin  zaken  over  recreatiewoningen  zijn  opgenomen is het bestemmingsplan Buitengebied “Het is Best Buiten” Gemert‐Bakel 1998 (Gemert‐Bakel,  1998).  Dit  bestemmingsplan  regelt  het  planologische  kader  voor  het  recreatiepark  “De  Kanthoeve”.  De  recreatiewoning is in artikel 1.57 als volgt gedefinieerd:  

     

Permanente  bewoning  wordt  in  het  bestemmingsplan  Buitengebied  “Het  is  Best  Buiten”  Gemert‐Bakel  1998 in artikel 1.52 omschreven als (Gemert‐Bakel, 1998): 

     

In  de  Verordening  Ruimte  van  de  Provincie  Noord‐Brabant,  (Provincie  Noord‐Brabant,  2011)  wordt  in  artikel 1.1 punt 65 onder een recreatiewoning verstaan: 

     

Daarnaast spreekt men in artikel 1.1 onder punt 22 over een complex van recreatiewoningen (Provincie  Noord‐Brabant,  2011).  Hieronder  wordt  een  aaneengesloten  terrein  van  enige  omvang,  geheel  of  gedeeltelijk  met  gemeenschappelijke  voorzieningen  ingericht,  en  blijkens  die  inrichting  bestemd  om  meerdere recreatiewoningen te plaatsen of geplaatst te houden en bedrijfsmatig te exploiteren verstaan.   

2.6   SLOT 

Nu  dat  het  onderzoekskader  is  aangevuld  met  de  theoretische  begrippen  en  verdere  definities  van  relevante  begrippen  is  voldoende  aangegeven  hoe  het  onderzoek  is  gesitueerd  binnen  de  bestaande  wetenschappelijke  literatuur.  De  verdere  toelichting  op  het  theoretische  kader  is  te  vinden  in  het  bijlagenboek  in  hoofdstuk  12.  Hier  is  onder  andere  ook  de  theorie  uiteengezet  over  de  casestudy  (Flyvberg 2001 en Yin 2009). 

Een gebouw dat dient als recreatie woonverblijf, waarvan de gebruiker zijn hoofdverblijf elders heeft  

Een woning ten behoeve van tijdelijk recreatief verblijf Bewoning van een ruimte als hoofdverblijf

31.

|

HOOFDSTUK 3  BELEIDSVOORSTELLEN VANUIT DE GOVERNMENT GEDACHTE VAN HET MINISTERIE 

3.1  ALGEMEEN  Het Ministerie heeft de afgelopen jaren vele kamerbrieven opgesteld om het probleem van permanente  bewoning aan te pakken. Dit hoofdstuk dient mede ter introductie van het probleem en wordt afgesloten  met een conclusie. Het geeft daarbij antwoord op de volgende deelvraag:    Welke beleidsarrangementen zijn van toepassing op permanente bewoning van recreatieverblijven?    Welk beleid heeft de Rijksoverheid het afgelopen decennia geïntroduceerd ter voorkoming  van permanente bewoning van recreatieverblijven en welke sturingsbenadering ligt  hieraan ten grondslag?   

3.2  MOTIE VAN GENT EN BIESHEUVEL (TWEEDE KAMER 2000‐2001, 27 400, NR. 47) 

Bij  de  behandeling  van  de  rijksbegroting  van  het  jaar  2000  (november  1999)  is  de  motie  Van  Gent  en  Biesheuvel aangenomen. Deze motie is in gang gezet doordat enkele gemeenten in de Veluwe een brief  aan de Tweede Kamer hebben gestuurd waarin ze het probleem schetsen van permanente bewoning. Ze  geven  daarnaast  hun  visie  op  het  probleem  en  stellen  een  instrumentarium  voor  met  nieuwe  instrumenten  om  permanente  bewoning  tegen  te  gaan.  In  de  motie  Van  Gent  en  Biesheuvel  wordt  ingegaan  op  de  constatering  dat  er  steeds  meer  recreatiewoningen  permanent  worden  bewoond.  Het  recreatieve  karakter  en  de  recreatieve  kwaliteit  van  deze  recreatieparken  hebben  hier  onder  te  lijden  (Tweede Kamer 1999‐2000, 26 800 XI, nr. 21). De regering werd in de motie verzocht een voorstel te doen  om  een  nieuw  instrumentarium  te  ontwikkelen  ter  voorkoming  van  permanente  bewoning  van  recreatieverblijven (Tweede Kamer 1999‐2000, 26 800 XI, nr. 21). 

 

3.3   UITWERKING MOTIE VAN GENT EN BIESHEUVEL 

Op  verzoek  van  toenmalig  Minister  VROM  en  Staatssecretaris  van  LNV  is  een  interdepartementale  werkgroep  aangesteld  om  het  nieuwe  instrumentarium  ter  voorkoming  van  permanente  bewoning  van  recreatieverblijven nader uit te werken. Toenmalig Minister Pronk gaf hiermee gehoor aan de motie Van  Gent en Biesheuvel (Tweede Kamer 2000‐2001, 27 400, nr. 47). De werkgroep heeft in samenwerking met  de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) een vijftal instrumenten voorgesteld (Tweede Kamer 2000‐ 2001, 27 400, nr. 47):    1. AMvB zomerhuizen Wet op de openluchtrecreatie 

De  Staatssecretaris  van  LNV  kreeg  de  opdracht  om  op  grond  van  artikel  32  van  de  Wet  op  de  openluchtrecreatie  een  Algemene  Maatregel  van  Bestuur  (AMvB)  op  te  stellen  waardoor  ook  zomerhuizen en recreatiewoningen onder de kampeerregelgeving van de WOR zouden komen te vallen.  Hierdoor  zou  het  mogelijk  worden  om  de  exploitant  van  recreatieterreinen  mede  verantwoordelijk  te  maken  ter  voorkoming  van  permanente  bewoning  van  recreatiewoningen.  Als  bestuursrechtelijk  dwangmiddel zou intrekking van de WOR vergunning tot de mogelijkheden  behoren. Nu de WOR  per 1  januari  2008  is  komen  te  vervallen  is  dit  instrument  nooit  in  werking  getreden.  Dit  betreft  een  hiërarchische juridische beleidsinterventie welke het probleem en verantwoordelijkheid van permanente  bewoning wil verschuiven naar de marktpartijen. De regel heeft tot doel om andere actoren aan te zetten  om permanente bewoning tegen te gaan. 

Permanente bewoning op recreatieparken

32.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN