Door middel van financiële prikkels wil men een bepaald gedrag sturen. Dit kunnen zowel positieve als negatieve prikkels zijn (Hoogerwerf, 2008). Bij handhaving gaat het voornamelijk om het geven van negatieve prikkels zoals het opleggen van een last onder dwangsom om strijdig gebruik tegen te gaan. Subsidies is een voorbeeld van positieve interventie.
Organisatorische interventies
Hieronder valt de setting en organisatie technische sturing van het geheel van handelingen en acties rondom actoren om het geheel beter laten te verlopen (Voogd, 2010). Vormen van samenwerking vallen hierbij onder de beleidsarrangementen benadering. De strenge klassieke top down benadering valt onder de hiërarchische benadering. Voorbeelden zijn bedrijfsmatige exploitatie, samenwerking overheid en beheerder.
Communicatieve interventies
Communicatieve instrumenten zoals voorlichting worden meestal ingezet om een stap in de richting van gedragsverandering te zetten (Hoogerwerf, 2008). Ook kunnen ze helpen om andere instrumenten te ondersteunen zoals het uitleggen van juridische instrumenten en het beleid als geheel te uiten. Deze interventie past ook het beste in de beleidsarrangementen benadering.
Het benoemen van de beleidsinterventies helpt het kwalificeren van middelen die de overheid inzet in termen van de hiërarchische benadering en beleidsarrangementen benadering. Het draagt bij aan om de Instrumentele benadering vs Reflexieve benadering inzichtelijk te maken.
2.3 INSTITUTIONELE BENADERING
De beleidsarrangementen benadering valt te kwalificeren als een institutionele benadering (Driessen en Leroy, 2007). In deze paragraaf wordt de beleidsarrangementen benadering vanuit diverse bestaande institutionele theorieën benaderd.
De institutionele denkers zijn de laatste jaren meer en meer naar de achterkamers van de sociale wetenschappen verdrongen. Hall en Taylor (1996) introduceren het begrip “new institutionalism” en komen weer op de voorgrond als institutionele denkers. Om de uitvoering, verloop en uitkomsten van beleidsvoering te begrijpen is het noodzakelijk om goede kennis te hebben van de betrokken instituties. Op deze manier is het mogelijk om richting te geven aan politiek‐bestuurlijke processen. Men onderkent immers de vaste patronen en regelmatigheden rondom het centrale beleidsthema (Hall en Taylor, 1996). Binnen de institutionele benadering zijn vele theorieën ontstaan die het mogelijk maken om beleid en beleidsvorming te analyseren. De vele institutionele benaderingen hebben gemeen dat ze beperkingen van institutionele aard opleggen bij het sociale handelen van de betrokken actoren. De institutionele benaderingen benadrukken het patroonmatige karakter rondom beleid en politiek. De patronen en structuren beperken het handelen maar scheppen ook mogelijkheden om het handelen mogelijk te maken. Driessen en Leroy (2007, p. 186) beschrijven dit als het institutionele effect. Het institutionele effect beperkt enerzijds instituties in gedragingen en handelingen. Aan de andere kant maken instituties gebruik van de sociale identiteiten en handelingscapaciteiten waardoor actoren worden geprikkeld om hun sociale interacties in de juiste richting te sturen en deze interacties vorm te geven (Abma en In ’t Veld, 2001, p. 84). Institutionalisering in het kader van beleidswetenschappen verwijst naar de patronen in en rondom beleid (discours) wat veelal geleidelijk voortkomt uit relatief stabiele probleemdefinities (waaruit spelregels zijn geformuleerd), oplossingsrichtingen (hulpmiddelen) en taakverdelingspatronen (actoren) (Boonstra, 2004). Het proces is te verdelen in structurering en stabilisering.
23.
Structurering brengt orde in de sociale ruimte (Peper, 1973, p. 153). Stabilisering verwijst naar de tijdsdimensie van het institutionaliseringsproces bestaande uit continuering en verduurzaming van de aangebrachte orde (Tatenhove, 1993, p. 10). Instituties zijn hierdoor te kwalificeren als stabiel, maar niet geheel onveranderlijk. Dit heeft voornamelijk te maken met de politieke omgeving waarmee de overheid te maken heeft bij het maken van beleid (Arts en Leroy, 2006). Het begrip “institutie” is een kernbegrip binnen de beleidswetenschappen en heeft daarmee een centrale rol binnen de hedendaagse samenleving. Onder een institutie wordt verstaan:
“Min of meer gedeelde waardepatronen en […] mede daarop gebaseerde formele en informele regels die het maatschappelijke verkeer ordenen.” (Driessen en Leroy, 2007, p. 185 e.v.).
Het zijn de instituties die er voor zorgen dat het maatschappelijk handelen en de sociale interacties plaatsvinden via van te voren vastgestelde vaste patronen (Driessen en Leroy, 2007). Zoals Driessen en Leroy (2007) beschrijven, kunnen de patronen gebaseerd zijn op wetgeving maar ook op gemaakte formele en informele afspraken. De beleidsarrangementen benadering valt onder de institutionele benadering omdat de instituties (impliciet) richting geven aan politiek‐bestuurlijke processen. Bij het analyseren van het beleid rondom permanente bewoning van recreatieverblijven, zal er rekening gehouden moeten worden met de relevante instituties. De beleidsarrangementen benadering legt de nadruk op de sterke punten uit diverse stromingen.
Het onderzoek gaat bij de beleidsarrangementen benadering uit van de volgende drie grootheden: 1. Padafhankelijkheid: Krasner (1988) typeerde padafhankelijkheid als een mechanisme dat een
bijdrage levert aan de duurzaamheid van instituties. Bij padafhankelijkheid zijn de keuzes uit het verleden belangrijk bij het maken van nieuwe keuzes: “History Matters” (Nobelprijswinnaar North 1990). Padafhankelijkheid is een soort van conservatieve kracht die er voor zorgt dat organisaties en instituties niet van het ene op het andere moment van karakter veranderen. Hierdoor wordt de continuïteit van instituties versterkt.
2. Ontstaan instituties: Instituties kunnen door diverse ontwikkelingen ontstaan. De belangrijkste overwegingen komen voort uit economisch oogpunt (winstmaximalisatie) en culturele aspecten (normen en waarden). Het begrip institutie is hiermee een meer omvattend begrip.
3. Discoursen komen voort uit de productie en reproductie van gegevens uit de hedendaagse sociale werkelijkheid. De sociale werkelijkheid beïnvloedt instituties gevraagd en ongevraagd. Hierdoor dragen zij een bepaalde discours uit. Instituties zijn dan ook te zien als een ophoping van discoursen binnen een omgeving (Driessen en Leroy, 2007, p. 195).
2.4 BELEIDSARRANGEMENTEN BENADERING
Onder de beleidsarrangement wordt verstaan: de tijdelijke stabilisering van de inhoud en de organisatie van een beleidsdomein (Van Tatenhove, Arts and Leroy, 2000: 54, Leroy et al, 2001). Het beleid in ruimtelijke zin rondom recreatie en permanente bewoning van recreatieverblijven zijn hierbij de beleidsdomeinen. De maatschappij en de beleidswetenschappen hebben een modernisering ondergaan waarbij nieuwe beleidstrends zijn ontstaan (Arts en Tatenhove, 2004, p. 339). Hierdoor zijn ook andere bestaande analyse thema’s naar de achtergrond verdwenen. Arts, Tatenhove en Leroy hebben de nieuwe aspecten en de vergeten aspecten samengebracht in de beleidsarrangementen benadering.
Permanente bewoning op recreatieparken