niet (geheel) opgelost. Veel gemeenten verschuilen zich achter de papieren werkelijkheid.
Na het beantwoorden van de hoofdvraag en het trekken van de diverse conclusies zijn de volgende aanbevelingen te doen.
10.6 AANBEVELINGEN
De aanbevelingen worden in beginsel gedaan aan de gemeentelijke overheid. De gemeente is probleemeigenaar van permanente bewoning in deze masterthesis. Daarnaast worden er aanbevelingen gedaan richting andere overheidspartijen en marktpartijen. Deze categorie aanbevelingen zijn minder van belang voor de centrale onderzoeksvraag en zijn opgenomen in het bijlagenboek in hoofdstuk 14. De aanbevelingen aan de overige partijen zijn er op gericht dat de gemeentelijke overheid met meer succes handhavend kan optreden tegen permanente bewoning, zodat de recreatie in Nederland en met name in Noord‐Brabant niet geheel verloren gaat aan permanente bewoning. Met toepassing van de beleidsarrangementen benadering wordt er daarnaast gezocht naar oplossingen die buiten de juridische instrumenten liggen. Dit kunnen zowel zelfstandige instrumenten zijn als ondersteunende instrumenten aan de bestaande juridische instrumenten. Het is in eerste instantie aan te bevelen aan de gemeente om kennis te nemen van de aanbevelingen en aandachtspunten van overige partijen zoals opgenomen in het bijlagenboek in hoofdstuk 14. Zo is de gemeente beter in staat om zo haar eigen gemeentelijke beleid te formuleren dan wel de huidige aanpak te wijzigen.
Het is in ieder geval een juiste beslissing van de minister Infrastructuur en Milieu om het Wetsvoorstel Wet vergunning onrechtmatige bewoning recreatiewoningen in te trekken. Het voorkomen van permanente bewoning van recreatieverblijven hoort tot het beleidsveld van de gemeentelijke overheid. Het behoort tot de gemeentelijke autonomie. Nu dit wetsvoorstel is ingetrokken is een goede analyse van het beschikbare beleidsarrangementen meer dan welkom. Het op de juiste manier inzetten van de beschikbare instrumenten en hulpmiddelen binnen de kaders die de spelregels bieden binnen het bestaande discours, bij de juiste actoren op het juiste moment is dan ook zeer belangrijk. Daarbij kunnen nu kansen ontstaan door het betrekken van het netwerk van actoren, waarbij de campingbeheerder een centrale plaats heeft en kan worden gezien als handhavingspartner. De beleidsarrangementen benadering heeft inzichtelijk gemaakt welke aanvullende en zelfstandige middelen kunnen worden ingezet om het probleem beter aan te pakken. Hierbij is een verschuiving te constateren van de jarenlange hiërarchische manier van sturing door middel van het optreden van een zelfstandige overheid met wet‐ en regelgeving. Deze manier van benadering vanuit de gemeente in samenwerking met het netwerk van actoren is meer dan welkom nu de gemeentelijke overheid zit met een capaciteitsprobleem qua personeel en financiën, maar door de jaren heen ook tegen diverse praktische problemen is aangelopen die nu eenvoudig oplosbaar zijn. Het eenvoudiger rondkrijgen van de bewijslast door samen op te trekken met de campingbeheerder alsmede het inzetten van preventieve instrumenten geconcentreerd in een bedrijfsmatige exploitatie zijn hiervan goede voorbeelden.
Alvorens aanbevelingen te geven, is het van belang om kennis te nemen van enkele belangrijke uitgangspunten. Erken als gemeente dat permanente bewoning niet alleen in recreatiewoningen voorkomt, maar ook in andere recreatieobjecten zoals stacaravans en chalets. De groep permanente bewoners is veel groter dan de inventarisatie van de Vrom inspectie doet vermoeden. Daarbij is het aantal permanente bewoners veel groter dan er op papier inzichtelijk is. Het gaat dus niet alleen om de gevallen die bekend zijn door middel van inschrijvingen in de Gemeentelijke Basis Administratie.
107.
Door het bij elkaar brengen van overheidsgegevens wordt het inzichtelijk dat de groep vele malen groter is dan dat de inventarisatie van de Vrom inspectie doet vermoeden. Ook de feitelijke controles maken inzichtelijk dat de groep permanente bewoners op het merendeel van de recreatieparken groter is dan er op papier reeds inzichtelijk is. Daarnaast is het van belang dat gemeenten onderling in contact treden en leren van elkaars ervaringen. De Vereniging Nederlandse Gemeenten kan daarbij een goede sleutelrol vervullen. Daarbij moet ook de voorraad aan recreatieobjecten onder de loep worden genomen. Er is in de regio van het onderzoeksgebied een overschot aan recreatieobjecten ten op zichtte van de recreatieve kwaliteit van de omgeving. Ook laat de bouwkundige staat in bepaalde gevallen te wensen over, en is herbouw dan wel herbestemming noodzakelijk. Kortom denk niet als individuele gemeente dat je de recreatietrekker bent van de regio, terwijl de buurgemeente dat ook denkt.
Aan de hand van deze materthesis is een gemeente in staat om haar bestaande beleid te spiegelen aan het beschikbare beleidsarrangement gericht op het voorkomen van permanente bewoning. Men kan daarna de vertaalslag naar het bestemmingsplan maken door het opnemen van goed doordachte planvoorschriften waarin het beleid is verwerkt. De Vereniging van Nederlandse gemeenten moet bij haar handreiking permanente bewoning ook een set standaard planregels en overeenkomsten toevoegen zodat permanente bewoning voortaan sluitend te voorkomen is. Dit helpt gemeenten om het probleem aan te pakken en maakt inzichtelijk welke actoren men dient mee te nemen met deze beleidsvraagstukken.
Door van te voren het beleidskader rondom permanente bewoning van recreatieverblijven goed te hebben geïmplementeerd in het beleid, structuurvisie en het bestemmingsplan, wordt de uitvoering van het beleid vereenvoudigd. Stem dan ook de ambities af aan de beschikbare financiële en personele middelen van de gemeente. En ga eerst polsen of de actoren een toegevoegde waarde kunnen zijn ter voorkoming van permanente bewoning. Daarbij staat vast dat het beleidsarrangement niet kan slagen met alleen een streng handhavingsbeleid via wet en regelgeving. Dit geldt natuurlijk niet als er een geen gebrek is aan financiële middelen en personele bezetting. Het huisvestingsbeleid dient voldoende woonruimte voor de kwetsbare groepen in de samenleving te bevatten. Er dient bijvoorbeeld voldoende huisvesting te zijn voor ouderen, studenten, arbeidsmigranten, starters en tijdelijke woonruimte voor sociale problemen op te vangen. De potentiele groep bewoners die een recreatiewoning wil gaan betrekken is daarmee tot een minimum teruggebracht. De aanbevelingen zijn ondergebracht in drie hoofdonderdelen: 1. Het bestemmingsplan a. Gebruik uniforme bestemmingsplanvoorschriften
Omschrijf in het bestemmingsplan wanneer een verblijf aangemerkt wordt als recreatief verblijf en als permanent verblijf. Permanent verblijf is als strijdig gebruik aan te merken. Dit is om ook de grijze gevallen van permanente bewoning tegen te gaan. De eenduidige begrippen versterken het bestemmingsplan en daarmee de slagingskans op handhaving. Hiermee versterk je de doorverhuur potentie van het recreatiepark door een diversiteit van verschillende huurders. Van groot belang is dat er in het bestemmingsplan aandacht wordt gegeven aan:
‐ Een verblijf door eenzelfde huurder langer dan twee aaneengesloten maanden niet mogelijk is (4 weken onderbreking vereist) Je controleert dan niet meer op permanente bewoning maar of men langer dan 2 maanden aaneengesloten er aanwezig is geweest. Het verschuilen achter 365 dagen per jaar recreëren is voorbij;
Permanente bewoning op recreatieparken