• No results found

100.Dit te meer nu is gebleken dat het probleem met alleen publiekrechtelijke middelen niet is opgelost

Veelal wegen de publiekrechtelijke handhavingskosten en capaciteit niet op tegen het resultaat dat men  bereikt. 

 

Bij een Koopcontract grond / erfpachtovereenkomst is het aan te raden om een verbodspassage op te 

nemen  waarbij  wordt  bepaald  dat  permanente  bewoning  verboden  is.  Indien  de  gemeente  een  overeenkomst  mag  sluiten  met  een  partij  dan  kan  zij  op  grond  van  artikel  6:252  van  het  Burgerlijk  Wetboek  (BW)  een  kwalitatieve  verplichting  opleggen,  inhoudende  dat  het  verboden  is  om  de  recreatiewoning  voor  permanente  bewoning  te  gebruiken.  Ook  kan  er  gekozen  worden  om  in  de  koopovereenkomst en erfpachtovereenkomst een kettingbeding op te nemen dat tevens de toekomstige  eigenaren  of  erfpachters  jegens  de  overheid  worden  gehouden  aan  het  verbod  van  permanente  bewoning.  

 

In  de  grondexploitatie  overeenkomst  legt  men  de  verplichtingen  van  het  project  vast.  Wel  kan  bijvoorbeeld worden vastgelegd in deze overeenkomst dat er een overeenkomst inzake de bedrijfsmatige 

exploitatie is vereist.  

 

De overeenkomst van de bedrijfsmatige exploitatie is er op gericht permanente bewoning te voorkomen  en  is  onderdeel  van  de  ruimtelijke  onderbouwing  van  het  bestemmingsplan.  De  grondexploitatie 

overeenkomst dient ter vastlegging en het samenbrengen van alle  afspraken  en  bestuurlijke  ruimtelijke 

zekerheden.  Hierin  wordt  vermeld  welke  verhuurconstructie  van  toepassing  is,  de  huurtijden,  prijzen,  voorwaarden  en  het  verbod  van  permanente  bewoning.  Een  privaatrechtelijke  partij  kan  de  huur  altijd 

opzeggen  indien  het  verhuurde,  in  casu  de  recreatiewoning,  niet  conform  het  bestemmingsplan 

bestemde  gebruik  wordt  gebruikt.  Permanente  bewoning  van  een  recreatiewoning  is  immers  te  bestempelen als niet goed huurder schap. Dit heet wanprestatie en is omschreven in artikel 6:74 BW. Bij  verhuur van recreatiewoningen geeft het daarbij de voorkeur om van te voren in de huurovereenkomst  op te nemen dat in ieder geval onder niet goed huurder schap wordt verstaan: het gebruik ten behoeve  van permanente bewoning van het recreatieve object. In eerste instantie zal een verhuurder denken dat  het  innen  van  huurpenningen  van  een  permanente  bewoner  prevaleert  boven  het  innen  van  huurpenningen  van  een  recreant  wegens  de  hogere  verhuurdichtheid.  Echter  in  het  kader  van  mede  plegen (artikel 5.1 tweede lid Awb) is het toch in het belang van de verhuurder dat zijn recreatiewoning  wordt  verhuurt  aan  recreanten.  De  huurder  en  verhuurder  overtreden  samen  de  bestemmingsplan  voorschriften.    c. Strafrecht  Sinds 22 juli 2004 is er een koppeling gemaakt met het strafrecht zodat men ook via het strafrechtelijke  spoor kan optreden tegen bestemmingsplanstrijdigheden en bestuursrecht. De Wet ruimtelijke ordening  heeft in artikel 7.10 Wro een algemeen gebruiksverbod voor het bestemmingsplan opgenomen.   Het permanent bewonen van recreatieverblijven is strafbaar. Een ondernemer die nachtverblijf verschaft  aan personen dient op basis van artikel 438 Strafrecht een nachtregister bij te houden. De gegevens uit  het  nachtregister  kunnen  onder  voorwaarden  dienen  als  bewijsmiddel  voor  het  aantonen  van  permanente  bewoning  van  een  recreatieverblijf.  Een  digitaal  nachtregister  is  daarbij  het  perfecte  instrumentarium. 

       

101.

d. Overige middelen 

Indien  een  recreatiepark  periodiek  gesloten  wordt,  dan  kan  er  praktisch  gezien  geen  permanente  bewoning  van  recreatieverblijven  ontstaan.  Voor  bepaalde  doelgroepen  zoals  arbeidsmigranten  maakt  periodieke  sluiting  geen  verschil.  Ze  zijn  vaak  een  beperkt  aantal  maanden  werkzaam  en  hebben  veelal  niet de behoefte om permanent in Nederland op dezelfde plaats te verblijven.  

 

Door  digitale  koppelingen  van  overheidsadministraties  ontstaat  er  inzicht  waar  personen  het  centrale  punt van het maatschappelijke leven hebben, zoals bedoeld in artikel 1 Wgbp “Woonadres”.  

 

Aanvullende  bewijsmiddelen  kunnen  niet  als  zelfstandig  bewijs  fungeren.  Kortom  er  dient  een  heel 

dossier  aan  controle  gegevens  beschikbaar  te  zijn.  De  hulpmiddelen  komen  veelal  voort  uit,  of  hebben  een  sterke  verbondenheid  met  de  omschreven  spelregels.  De  Government  benadering  via  de  hiërarchische sturing is veelal sterk aanwezig. Ze dienen als middel om de spelregels na te leven via het  publiekrecht  en  strafrecht.  In  het  publiekrecht  en  strafrecht  is  de  controle  op  naleving  op  de  regels  geregeld dat de overheidspartijen zijn belast met de handhaving en naleving van de regelgeving. Dit alles  is  logisch  nu  de  wetgever  vanuit  deze  hiërarchische  benadering  zijn  wettelijk  kader  inricht  middels  de  driewegenleer  (Trias  politica,  Montesquieu,  1689).  Er  zijn  publiekrechtelijke,  privaatrechtelijk,  strafrechtelijke hulpmiddelen en overige hulpmiddelen. Zo wil de overheid de maatschappij beheersbaar  houden. Het probleem wordt vrij eenzijdig benadert door de overheid en heeft de handhavingspartner uit  het  privaatrechtelijke  spoor  nog  niet  gevonden.  Een  kleine  verschuiving  is  te  vinden  bij  de  overeenkomsten  die  zijn  aangaan  met  partijen  in  het  kader  van  de  grondexploitatiewet  dan  wel  de  overeenkomst van bedrijfsmatige exploitatie. Deze overeenkomsten worden nog maar minimaal gebruikt  ter  voorkoming  van  permanente  bewoning.  Bij  het  toepassen  van  de  overige  middelen  kan  de  beleidsarrangementen  benadering  meer  betekenen.  Het  netwerk  van  actoren  en  middelen  kan  daarbij  een  sluitend  bewijs  leveren,  maar  ook  preventief  werken.  De  houding  en  interpretatie  van  actoren  van  het totale beleidsarrangement is van belang voor het slagen van een beleidsvraagstuk.  

 

Actoren 

Bij herontwikkeling is het moment voor de gemeente om met de juiste actoren in contact te komen en  afspraken te maken over het recreatiepark en de beheersbaarheid met betrekking tot het voorkomen van  permanente  bewoning.  De  kwaliteiten  van  de  diverse  actoren  moeten  worden  benut.  Door  gemeenschappelijke  belangen  te  onderkennen  ontstaat  er  een  vorm  van  netwerksturing.  Een  andere  denkwijze die aanvullend moet gaan werken op de bestaande  wet‐ en  regelgeving  voorkomende  uit de  hiërarchische benadering is hierbij noodzakelijk. Anders valt men weer terug op het puur achter de feiten  aan lopen met reactieve handhaving door de gemeente met dwangsommen en bestuursdwang. Dit is niet  wenselijk  en  heeft  gezien  de  ervaringen  het  probleem  niet  voorkomen.  Met  alleen  publiekrechtelijke  handhaving van de wet‐ en regelgeving komt men er niet gezien de beschikbare financiële middelen en  capaciteit.  

 

De recreatiepark beheerder, recreatiepark eigenaar, recreatiewoning verhuurder en beleggers hebben  in beginsel een groter belang dat recreatiewoningen niet permanent worden bewoond. Het verhuren aan  permanente  bewoners  is  daarentegen  financieel  zeer  aantrekkelijk  en  kent  een  hoge  verhuurdichtheid.  Van  het  gemeenschappelijk  benaderen  van  permanente  bewoning  samen  met  de  gemeente  wordt  te  weinig  gebruik  van  gemaakt.  De  dienstverleners  zoals  banken,  notarissen  en  makelaars  hebben  vooral  behoefte  aan  transparante  en  duidelijke  wetgeving,  zodat  ze  weten  hoe  ze  om  moeten  gaan  met  permanente bewoning. Arbeids‐ en uitzendbureau zien permanente bewoning van recreatiewoningen als  een perfect product om in de huisvestingsbehoefte van arbeidsmigranten te kunnen voldoen.  

Permanente bewoning op recreatieparken

102.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN