• No results found

factsheet ontwikkelingstraject amfibische zone 7: niet vermeste, droogvAllende oever

In document Handreiking natuurvriendelijke oevers (pagina 99-101)

typering standplaats

• lage oevers van zoete wateren met een peil dat in de zomer uitzakt. de waterlaag en de oeverbodem zijn niet verrijkt met voedingsstoffen. sturende processen

• Het droogvallen van de oever draagt bij aan het in stand houden van een relatief voedselarme situatie. de nutriëntenbelasting van het water en/of oeverbodem is niet groter dan de nutriëntenafvoer die door deze droogval plaatsvindt. kenmerkende plantensoorten

• riet, biezen, grote zeggen. op plaatsen met sterk wisselende waterstanden zijn o.a. Zilverschoon, Zomp-vergeetmijnietje, egelboterbloem en grote kattenstaart kenmerkend.

inrichting en beheer

• Het vergroten van het droogvallende oppervlak draagt bij aan de ontwikkeling van de amfibische zone en aan de zuiverende werking van de oever. echter, ook in de aquatische zone liggen vaak goede mogelijkheden voor ontwikkeling van een gevarieerde oever.

verbeteren standplaats/kansrijke omstandigheden

• de omstandigheden zijn meestal vrij kansrijk en er hoeven geen specifieke verbeteringen plaats te vinden. Het verder terugdringen van de externe nutriëntenbelasting leidt tot een verdere verbetering van de standplaats.

7

Amf.

198 | Handreiking natuurvriendelijke oevers. een standplaatsbenadering Handreiking natuurvriendelijke oevers. een standplaatsbenadering | 199 verbetering van de standplaats

Op deze standplaats zijn vaak geen ingrijpende verbeteringen van de standplaats meer mogelijk of wenselijk. Op de zandgronden kunnen soms groeiplaatsen voor vegetaties van zwak gebufferde wateren worden hersteld of ontwikkeld door de buffercapaciteit van de waterlaag terug te dringen. Zie amfibische zone 2: lage oevers van zuur water. Ook zijn op sommige plekken wisselende waterstanden ontstaan doordat de kweldruk verminderd is en kunnen kwelplekken mogelijk worden hersteld, zie amfibische zone 3: lage oevers met kwel.

verder lezen Lenssen (1991)

droogvAllende sloot in de ijsseluiterWAArd nABij Brummen Met veel Lidsteng (Hippurus vulgaris). Foto: E. Brouwer.

Zuiverende werking

De wisselende waterstand en de onbemeste bodem zorgen ervoor dat de zuiverende werking van een oever hier potentieel groot is. Denitrificatie verloopt snel door de afwisseling tussen overstroming en droogval. Fosfaatbinding wordt in deze situatie (netto) vergroot. In het oligotrofe systeem zijn veelal soortenrijke oevers mogelijk. Het is daarom aan te raden niet het gehele beschikbare oppervlak in te richten als zuiverende oever, maar ook de soortenrijke vegetatietypen te stimuleren. Het aan- leggen van een zuiverende oever kan het best gebeuren bij een bron van vermesting (overstort, landbouwafstroming, instroom nutriëntenrijk water etc.).

Wanneer bij herprofilering van het talud verse bodem wordt aangesneden, is deze waarschijnlijk nog niet of nauwelijks opgeladen met fosfaat en zal de fosfaatbin- dende werking dus toenemen. Het uitzakken van het peil in de zomer is ook gun- stig voor de groei van grote helofyten; het oogsten van de grote productie kan hier flink bijdragen aan de zuiverende werking.

Taludvorm

Door de amfibische zone af te vlakken kan, ook als er weinig ruimte is, een relatief groot droogvallend oppervlak worden bereikt. Door de wisselende waterstand en het ontbreken van kwel zijn de potenties voor bijzondere terrestrische vegetaties hier wat minder. Er kan dus het best worden ingezet op het ontwikkelen van de aquatische en amfibische zone. Indien de zuiverende werking naar verwachting groot is, kan ook alleen worden ingezet op de amfibische zone. De plantengroei in het water profiteert dan buiten de oeverzone van de zuiverende werking.

Hydrologie

De vegetatiesamenstelling is mede afhankelijk van de mate van peilfluctuatie, de duur van de droogval en de voorspelbaarheid hiervan. De zuiverende werking treedt bij alle typen van droogval op, zolang er ten minste enkele weken uitdro- ging van de bovenste bodemlaag optreedt.

Onderhoud

Het onderhoud is afhankelijk van het gewenste vegetatietype. Een zuiverende vege- tatie van hoge helofyten kan het best eenmalig laat in de zomer worden gemaaid; door het droogvallen is de oever dan beter toegankelijk. Lage vegetaties zijn gebaat bij een jaarlijks maaibeheer en pioniervegetaties bij begrazing.

fig 5.18

typering

Hoge oevers op brakke bodem. Op sterk brakke bodems komen o.a. Zilte schijn- spurrie (Spergularia salina), Zeeaster (Aster tripolium) en Melkkruid (Glaux maritima) voor. Op zwak brakke bodems zijn o.a. Aardbeiklaver (Trifolium fragiferum), Rode ogentroost (Odontites verna ssp. serotina), Zilverschoon (Potentilla anserina), Moeras- zoutgras (Triglochin palustris) en Heemst (Althea officinalis) kenmerkend. Doorgaans is de standplaats sterk vermest en domineren eutrafente grassen. Hoge, brakke oevers komen alleen voor in de buurt van de kust, langs brakke wateren. KRW- Watertypen: M30, M31 en M32.

sturende processen

De bodem is brak doordat er nog zoutresten uit een recent, zout verleden aanwe- zig zijn, of doordat brak grondwater tot in de wortelzone reikt. Bodems die brak zijn door een zilt verleden, zullen geleidelijk aan verzoeten. Uitspoeling van zout verloopt op zandbodems sneller dan op kleibodems. Op kleibodems kan deze uit- spoeling vele tientallen jaren duren.

Indien er invloed van brak grondwater is, is deze invloed groter naarmate het zout- gehalte van het grondwater hoger is en naarmate dit grondwater langer in de wor- telzone staat. Meestal is de wortelzone dan afwisselend zoet (bij regenwaterinvloed) en brak (bij grondwaterinvloed). Langs wateren met een sterk wisselende waterstand kan sprake zijn van een zoutpan-effect in kommen die bij hoog water vollopen. inrichting en beheer

Kansen

Brakke bodems zijn schaars en herbergen daarom vaak bijzondere vegetaties. Door de zilte omstandigheden zijn zelfs onder zeer voedselrijke omstandigheden altijd plantensoorten aanwezig van zilte omstandigheden. Dit geldt zowel voor ruigten als voor lage vegetaties.

Taludvorm

De hoogste natuurwaarden ontstaan op onbemeste, brakke en voldoende natte 5.4

5.4.1

terrestrische zone

standplaats terrestrische zone 1: brakke, hoge oever

factsheet ontwikkelingstraject terrestrische zone 1:

In document Handreiking natuurvriendelijke oevers (pagina 99-101)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN