• No results found

factsheet ontwikkelingstraject amfibische zone 3: lAge oever met kWel

In document Handreiking natuurvriendelijke oevers (pagina 89-92)

typering standplaats

• periodiek droogvallende of permanent zeer ondiepe oeverzones waar permanent of gedurende een deel van het jaar zijdelings toestroom van grondwater optreedt. sturende processen

• bewegend grondwater voorkomt de ophoping van toxische, gereduceerde

verbindingen en met het grondwater worden vaak ijzer en kooldioxide aangevoerd, waardoor de beschikbaarheid van fosfaat en de pH laag blijven.

kenmerkende plantensoorten

• Zogenaamde kwelindicatoren. deze zijn gevoelig voor ophoping van gereduceerde verbindingen (bijv. veldrus, Holpijp) of profiteren van hoge gehalten kooldioxide in de waterlaag (bijv. Waterviolier, grote boterbloem).

inrichting en beheer

• afvlakken van de oever op plekken met kwel en alleen over de hoogtegradiënt waarover kwel plaatsvindt. isolatie van te voedselrijk oppervlaktewater door aanleg drempel/vooroever.

verbeteren standplaats/kansrijke omstandigheden

• verbeteren kwaliteit kwelwater door wijziging landgebruik of peilbeheer in voedingsgebied. in grotere kwelgebieden locaties uitzoeken waar de kwaliteit van oppervlaktewater goed is of kan worden geoptimaliseerd, bijv. door isolatie van voedselrijker omgevingswater.

3

Amf.

178 | Handreiking natuurvriendelijke oevers. een standplaatsbenadering Handreiking natuurvriendelijke oevers. een standplaatsbenadering | 179 (Veronica catenata) voor, en in het water kranswieren. In komkleigebieden komt Holpijp veel voor. Wanneer via het grond- of oppervlaktewater teveel fosfaat wordt aangevoerd, gaat Liesgras (Glyceria maxima) meestal overheersen. Als de kwel- stroom sterk is en er regelmatig geschoond, gemaaid of begraasd wordt, kan wel Klimopwaterranonkel (Ranunculus hederaceus) optreden.

inrichting en beheer

Kansen

Alle oevers waar periodiek of permanent grondwater wordt aangevoerd van een goede kwaliteit, zijn kansrijk voor het ontwikkelen van een soortenrijke en struc- tuurrijke vegetatie. Deze plekken kunnen worden opgespoord aan de hand van hoogtekaarten (b.v. www.ahn.nl), hydrologische modellen, kwelverschijnselen in het veld en de verspreiding van kwelindicatoren. Doordat oevergewassen ook diep in het water kunnen groeien op kwelplekken, hebben deze vegetaties vaak een belangrijke meerwaarde voor de fauna.

Zuiverende werking

De aanvoer van grondwater met een overmaat ijzer (t.o.v. fosfaat) heeft een grote zuiverende werking (binding P). De exacte grootte hangt af van de hoeveelheid aangevoerd kwelwater en de ijzerconcentratie in dit water. Op deze locaties is het niet nodig om helofytenzones te creëren. Fosfaatbinding en dénitrificatie zullen de belangrijkste processen zijn. Het stimuleren van helofytengroei op locaties met nutriëntrijke kwel zal ervoor zorgen dat er minder nutriënten in het oppervlakte- water terecht komen, wanneer deze planten N en P vastleggen.

Taludvorm

De vorm van het talud kan het best worden afgestemd op de hoogte in de oever waar de kwel uittreedt. Dit kan over de hele oever zijn, maar dit kan ook gecon- centreerd zijn op de amfibische zone. Als het water voedselrijk is, is het beter om alleen de terrestrische zone en mogelijk het hogere deel van de amfibische zone te ontwikkelen.

Indien er voldoende ruimte is, kan er gewerkt worden met een drempel waar- door het voedselrijke oppervlaktewater gescheiden wordt van de meer voedselar- me kwelplek. Hoe sterker de kwel, hoe beter dit werkt; het water zal dan immers hoofdzakelijk van de kwelplek naar het waterlichaam stromen.

meer aanwezig, maar wel veel sulfaat en soms ook nitraat. Het effect van deze stoffen is weer afhankelijk van de bodem op de kwelplek. Veenbodems kunnen onder invloed van sulfaat en nitraat gaan afbreken, waardoor kwel hier dus een vermestend effect heeft. Op ijzerrijke bodems is er ook een positieve invloed; het aangevoerde nitraat zorgt voor oxidatie van ijzer, waardoor fosfaat gebonden blijft aan ijzer.

Grondwater dat niet door nitraatuitspoeling is aangetast bevat in de regel meer opgelost ijzer dan opgelost fosfaat. Bij het uittreden van dit grondwater wordt ijzer geoxideerd, waardoor eerst het in het grondwater opgeloste fosfaat neerslaat en vervolgens ook het fosfaat dat in de oeverzone aanwezig is. In niet te voedselrij- ke systemen is er daarna nog steeds een overschot aan ijzer, dat als ijzerhydroxide neerslaat en in potentie fosfaat kan binden. Ook voorkomt kwel vaak de ophoping van allerlei gereduceerde verbindingen: sulfide bindt aan ijzer en ammonium wordt met de opwaartse waterbeweging afgevoerd. Een laatste belangrijke eigen- schap van kwel is de hoge concentratie opgelost koolzuur. Dit voorkomt dat de pH in de bodem oploopt tot boven pH 7 en hiermee wordt een snelle afbraak van organisch materiaal voorkomen.

Daar waar kwel optreedt, kunnen plantensoorten vaak dieper in het water groei- en; er hopen zich immers minder giftige verbindingen op en het zuurstofverbruik van de bodem is door de relatief lage pH en bacteriële activiteit niet zo groot. Kwel is daarom op organische bodems ook nodig voor de groei van waterriet: Riet dat permanent met de voeten in het water staat. Hoger op de oever komen soorten voor die het meest gevoelig zijn voor allerlei anaërobe verbindingen en/of soor- ten die zich aangepast hebben om fosfaat van het ijzerhydroxide los te weken, de kwelindicatoren.

Er zijn veel verschillende vegetatietypen die afhankelijk zijn van kwel. Langs de beken op de zandgronden kunnen dat bloemrijke ruigtevegetaties zijn met Bos- bies en op natte plekken Slanke waterkers of Pijlkruid (Sagittaria sagittifolia). De stilstaande, kwelgevoede wateren op de hogere zandgronden hebben vaak een zachtwatervegetatie (zie amfibische zone 2: lage oevers van zuur of zacht water). In veenweidegebieden komen bijvoorbeeld Snavelzegge (Carex rostrata), Moeraswe- derik (Lysimachia thyrsiflora), Padderus (Juncus subnodulosus) en Rode waterereprijs

onderhoud

De mate van onderhoud is afhankelijk van het type vegetatie dat aanwezig of gewenst is. Wanneer er oevergewassen in diep water groeien, is het beter om een vrij extensief beheer te voeren. Dergelijke structuurrijke situaties zijn niet alleen rijk aan verschillende plantensoorten, maar zijn ook belangrijk als schuilplek en foerageerbiotoop voor vogels, vissen, amfibieën en macrofauna. Op plekken waar ijzerrijk kwelwater in contact komt met fosfaatrijk oppervlaktewater, kun- nen grote hoeveelheden ijzer en fosfaat ter plekke neerslaan. Er vormt zich dan een enorme fosforvoorraad. Het is raadzaam om deze af en toe te verwijderen, omdat bijvoorbeeld Liesgras en Holpijp daar op den duur soortenarme vegetaties op vormen.

verbetering van de standplaats

Daar waar de kwaliteit van het kwelwater onvoldoende is, kan worden geprobeerd deze te verbeteren. Dit is alleen haalbaar in kleinere grondwatersystemen, bij- voorbeeld door de bemestingsgraad of de verdroging hier terug te dringen. Langs voedselrijke wateren kan worden geprobeerd om de nutriëntenbelasting terug te dringen. Ook is het wellicht mogelijk om het contact tussen de kwelplekken en het voedselrijke water te verminderen.

verder lezen

Jalink & Janssen, 1995 fig

5.14

kWelsloot in intensief lAndBouWgeBied ten oosten vAn oss

Met o.a. Klimopwaterranonkel (Ranunculus hederaceus, groene pollen in water) en Fijne waterranonkel (Ranunculus aquatilis var aquatilis, witbloeiend). Foto: E. Brouwer.

Hydrologie

De hydrologie heeft grote invloed op de mate van kwel die kan optreden en de periode van het jaar waarin dit gebeurt. Hoe lager het peil, hoe meer kwel wordt aangetrokken. De keerzijde hiervan is dat er grondwater wordt onttrokken aan de omgeving, waarin mogelijk ook natuurwaarden aanwezig zijn. Op landschapsni- veau moet dus eerst een afweging worden gemaakt tussen de te verwachten na- tuurwaarden op de kwelplek en de mogelijke hydrologische schade aan de natuur in het voedingsgebied.

182 | Handreiking natuurvriendelijke oevers. een standplaatsbenadering Handreiking natuurvriendelijke oevers. een standplaatsbenadering | 183 typering

Altijd natte oevers van zoete wateren met een vast of omgekeerd peil. Er vindt eutrofiëring plaats vanuit het water of de omgeving, of de kans op eutrofiëring is groot wanneer een natuurvriendelijke oever wordt aangelegd. In de oeverzone is geen kwel aanwezig.

De vegetatie is doorgaans soortenarm en kan bestaan uit grote helofyten: Riet (Phragmites australis), Rietgras (Phalaris arundinacea), Liesgras (Glyceria maxima) of Grote lisdodde (Typha latifolia). In lage vegetaties domineren eutrafente soorten van nat grasland, zoals Fioringras (Agrostis stolonifera), Mannagras (Glyceria fluitans) en Blaartrekkende boterbloem (Ranunculus sceleratus). Dit type oever kan voorko- men langs alle stagnante wateren. Deze komen meestal voor in laag Nederland. Op de zandgronden zakt het peil in de zomer vaak vrij snel uit in perioden met een watertekort, behalve in gestuwde delen van stromende wateren.

sturende processen

De vermesting van de oeverbodem kan zeer uiteenlopende oorzaken hebben. Er kunnen voedingsstoffen vanuit het water worden aangevoerd in opgeloste vorm of als slibdeeltjes. Deze aanvoer zorgt ervoor dat de beschikbaarheid van voe- dingsstoffen hoog blijft, ook als de totale voorraad voedingsstoffen niet eens zo hoog is.

In contact met kalkrijk of sulfaatrijk water kan anaërobe afbraak van organisch materiaal plaatsvinden in die delen van de oever die permanent onder water staan. Er komen dan voedingsstoffen vrij, het bodemvocht wordt kalkrijker en in het geval van sulfaatrijk water wordt er ook sulfide gevormd. Dit speelt vooral op veenbodems. Zie verder onder interne eutrofiëring.

Door de hoge waterstand in de zomer kan er geen droogval plaatsvinden en wordt eventuele kwel weggedrukt. Er wordt dan vaak minder ijzer aangevoerd en boven- dien wordt ijzer onder de zuurstofloze omstandigheden gereduceerd en kan het dan veel minder goed fosfaat binden. Zie verder onder droogval.

De bodem is rijk aan nutriënten omdat deze (vroeger) bemest is. Bijvoorbeeld in nieuwe plassen in natuurontwikkelingsgebieden en na hermeandering van beken door voormalig agrarisch gebied.

5.3.4 standplaats amfibische zone 4: vermeste, niet droogvallende oever

factsheet ontwikkelingstraject amfibische zone 4:

In document Handreiking natuurvriendelijke oevers (pagina 89-92)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN