• No results found

factsheet ontwikkelingstraject amfibische zone 6: vermeste, droogvAllende oever

In document Handreiking natuurvriendelijke oevers (pagina 97-99)

typering standplaats

• lage oevers van zoete wateren met een peil dat in de zomer uitzakt. er vindt eutrofiëring plaats vanuit het water of de omgeving.

sturende processen

• er treedt vermesting op doordat het water voedselrijk is en een groot deel van de tijd op de oever staat, of doordat afspoeling van voedingstoffen plaatsvindt vanuit aangrenzende percelen of doordat de bodem van de oever (in het ver- leden) is bemest. in stromende wateren kan het ook gaan om voedselrijke afzettingen.

kenmerkende plantensoorten

• rietgras, liesgras, grote lisdodde, fioringras, Mannagras. inrichting en beheer

• de vegetatie ontwikkelt zich het best op een geleidelijk aflopende oever met een groot droogvallend oppervlak. door de droogval en door maaien en afvoeren kan de oever een grote zuiverende werking hebben. de vegetatie wordt gevarieerder bij intensief maai- of graasbeheer. vermeste oeverbodem moet zo veel mogelijk worden verwijderd.

verbeteren standplaats/kansrijke omstandigheden

• oorzaken van vermesting moeten worden bestreden: verbeteren waterkwaliteit, verwijderen voedselrijke bodem, voorkomen van afspoeling van nutriënten.

6

Amf.

194 | Handreiking natuurvriendelijke oevers. een standplaatsbenadering Handreiking natuurvriendelijke oevers. een standplaatsbenadering | 195 kan het best gebeuren bij de bron van vermesting (overstort, landbouwafstroming, instroom nutriëntenrijk water etc.).

Taludvorm

Door de amfibische zone af te vlakken kan, ook als er weinig ruimte is, een rela- tief groot droogvallend oppervlak worden bereikt. Daar waar het water een slecht doorzicht heeft, is het weinig zinvol om de aquatische zone te vergroten en kan beter meer ruimte worden vrijgemaakt voor de amfibische en eventueel de ter- restrische zone.

Hydrologie

Een peil dat in de zomer uitzakt is op de meeste plaatsen natuurlijk en meestal gunstig voor waterkwaliteit en vegetatie. Met name in veengebieden kan een te sterke peilfluctuatie ongewenst zijn. In de zomer kan de veenafbraak hiermee wor- den bevorderd en het kan leiden tot pyrietoxidatie in de ondergrond, waardoor veel zwavel in het (grond-)watersysteem terecht kan komen.

Onderhoud

Langs zuiverende oevers moet de gewasproductie worden gemaaid en afgevoerd in het zomerseizoen. Voor de natuur waardevolle vegetaties van riet en andere hoge helofyten kunnen het best jaarlijks of om de paar jaar in het najaar of de winter worden gemaaid. Lage vegetaties moeten regelmatig gemaaid of begraasd worden. Op droogvallende oevers kan veel boomopslag voorkomen. Wanneer er weinig onderhoud plaatsvindt, kan er snel bosvorming optreden. Wanneer bosvor- ming ongewenst is, moeten zaailingen in een zo vroeg mogelijk stadium worden verzopen of gemaaid.

verbetering van de standplaats

Door de oorzaken van vermesting te bestrijden kan een niet vermeste, droogval- lende oever worden ontwikkeld. Bodems die rijk zijn aan ijzer, maar waar dit ijzer volledig is opgeladen met fosfaat, kunnen het best worden verwijderd wanneer de waterkwaliteit aanzienlijk verbetert. Anders vindt een aanzienlijke nalevering van fosfaat plaats.

verder lezen

Hefting (2003), Lenssen (1991), Wienk et al. (2000), Sollie (2007) fig

5.17

Afvoersloot vAn het moseven (BrABAntse WAl)

Deze raakt vermest door afspoeling van voedselrijk oppervlaktewater van de aangrenzende landbouwgronden. Foto: E. Brouwer.

inrichting en beheer

Kansen

Oevers waar hoge helofyten overheersen kunnen een grote zuiverende werking hebben. De oevers met een lagere vegetatie hebben doorgaans een hogere soor- tenrijkdom, vooral als er een zeker aandeel open plekken aanwezig is. Dit kan het gevolg zijn van enige vertrapping, of langdurige overstroming. Doordat de oever droogvalt, treedt hier minder gauw toxiciteit van bijvoorbeeld ammonium of sul- fide op dan in oevers van water met een vast peil. Dit type oever kan dus ook bij een slechte waterkwaliteit nog bloemrijk zijn. Wel gaat het dan vrijwel altijd om alledaagse plantensoorten.

Zuiverende werking

De wisselende waterstand en de aanwezigheid van helofyten zorgen ervoor dat de zuiverende werking van een oever hier potentieel groot is. Denitrificatie ver- loopt snel door de afwisseling tussen overstroming en droogval. Fosfaatbinding wordt in deze situatie (netto) vergroot. Het aanleggen van een zuiverende oever

typering

Lage oevers van zoete wateren met een peil dat in de zomer uitzakt. Er vindt geen eutrofiering plaats vanuit het water of de omgeving en de bodem is niet bemest geweest. In de oeverzone is geen kwel aanwezig, of alleen in de winter. De vegetatie kan bestaan uit Riet (Phragmites australis), biezen, grote zeggen of soortenrijke en vaak bloemrijke lage vegetaties. Typische soorten van natte bodems met wisselende waterstanden zijn Zilverschoon (Potentilla anserina), Zompvergeet-mij-nietje (Myosotis laxa) en Grote kattenstaart (Lythrum salicaria). Op kalkrijk zand zijn Groot moeras- scherm (Apium nodiflorum) en Rode waterereprijs (Veronica catenata) kenmerkend, op veen en kalkarm zand Egelboterbloem (Ranunculus flammula) en Zwarte zegge (Carex nigra). Droogvallende, niet te voedselrijke bodems kunnen ook rijk zijn aan allerlei kleine pioniergewasjes. Dit type oever komt het meest voor in de hogere delen van Nederland. In laag Nederland en in wateren die door de scheepvaart worden ge- bruikt, wordt de waterstand meestal constant gehouden. Veel stromende wateren zijn zeer voedselrijk (tenzij het water vrijwel alleen uit natuurgebied afkomstig is), waardoor vermeste, droogvallende oevers (Amf. 6) ontstaan. KRW-Watertypen: R3, R9, R11, M1, M2, M8, M14, M16, M17, M20, M21, M24.

sturende processen

De regelmatige droogval en het (vrijwel) ontbreken van bemestingsbronnen zor- gen voor een lage beschikbaarheid van voedingsstoffen. Op kleibodems kunnen nog vrij veel voedingsstoffen uit de klei worden vrijgemaakt en komt een vegeta- tie van eutrofe, maar onbemeste bodem voor met bijvoorbeeld Gewone waterbies (Eleocharis palustris), Scherpe zegge (Carex nigra) en Penningkruid (Lysimachia num- mularia). Vrijwel alle zand- en veenbodems zijn voedselarm en hier komen vooral vegetaties van voedselarme bodem voor. In licht met fosfaat verrijkte wateren zorgt het droogvallen voor binding van dit fosfaat aan ijzer. Dit proces houdt echter op zodra alle ijzer opgeladen is met fosfaat. Zonder ogenschijnlijke veranderingen kan dan eutrofiëring gaan optreden in de waterlaag.

inrichting en beheer

Kansen

5.3.7 standplaats amfibische zone 7: niet vermeste, droogvallende oever

factsheet ontwikkelingstraject amfibische zone 7:

In document Handreiking natuurvriendelijke oevers (pagina 97-99)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN