• No results found

factsheet ontwikkelingstraject amfibische zone 1: BrAkke, lAge oever

In document Handreiking natuurvriendelijke oevers (pagina 83-86)

typering standplaats

• periodiek droogvallende of permanent zeer ondiepe oeverzones van zwak tot sterk brakke en meestal fosfaatrijke wateren.

sturende processen

• Zout wordt aangevoerd door overstroming met brak water of de bodem bevat nog zoutresten als gevolg van een brak verleden.

kenmerkende plantensoorten

• Heen, ruwe bies en Zilte waterranonkel in de natste delen. ook riet is tamelijk zouttolerant. Wilde selderij, echt lepelblad en Zeeaster in droogvallende, hoge vegetaties en gewoon kweldergras, Zilte schijnspurrie, Melkkruid en Moeras- zoutgras in droogvallende, lage vegetaties.

inrichting en beheer

• de inrichting moet worden afgestemd op het behoud of de versterking van de brakke condities. indien het zout vooral wordt nageleverd uit de bodem, kunnen zoute bodemlagen worden aangesneden en moet verdunning met zoet water zo veel mogelijk worden voorkomen.

verbeteren standplaats/kansrijke omstandigheden

• verhoging van het zoutgehalte in het aangrenzende water kan brakwateroevers bevorderen. ook kan mogelijk gebruik worden gemaakt van het zoutpan-effect.

1

Amf.

166 | Handreiking natuurvriendelijke oevers. een standplaatsbenadering Handreiking natuurvriendelijke oevers. een standplaatsbenadering | 167 inrichting en beheer

Kansen

Brakke wateren en brakke oevers komen nog maar op weinig plekken in Nederland voor. Ook op voedselrijke standplaatsen kan de aanleg van natuurvriendelijke oe- vers bijdragen aan het behoud van specifieke brakwatersoorten voor Nederland. Op plekken met veel sulfidevorming kan alleen een brakwatervegetatie worden ontwikkeld indien de standplaats in de zomer droogvalt.

Extra kansen zijn soms aanwezig op plaatsen waar zijdelings toestroom van brak grondwater plaatsvindt, bijvoorbeeld in sloten die grenzen aan zeedijken. Zwak brakke tot zoete, onbemeste zand- en kleibodems die in de winter onder water staan, vormen een potentiële standplaats voor kruipend moerasscherm en indien deze soort aanwezig is verdient begrazingsbeheer de voorkeur.

Zuiverende werking

De potentie voor zuivering door met helofyten begroeide oevers is groot in dit standplaatstype. De omstandigheden zijn goed voor het ontwikkelen van een hoge biomassa aan helofyten. Bovendien is het oppervlaktewater over het algemeen fosfaatrijk, waardoor het rendement hoog is; er kunnen veel nutriënten worden opgenomen. Het is belangrijk om, afhankelijk van de benodigde reductie van nu- triënten in het oppervlaktewater, slechts een deel van de natuurvriendelijke oever in te richten voor helofyten. Op het overige deel dient unieke vegetatie met bijbe- horende brakke soorten gecreëerd te worden.

Denitrificatie en fosfaatbinding nemen toe op de plekken die afwisselend onder- water staan en droogvallen. Het aanleggen van een plas-dras zone of een (gedeelte- lijk) zeer flauw talud creëren deze omstandigheden.

Taludvorm

De taludvorm is afhankelijk van het type brakwatervegetatie dat wordt nage- streefd. Ruwe bies en Heen kunnen zich op vrijwel elke taludvorm vestigen zo lang er maar niet te veel sulfide-ophoping in de zomer plaatsvindt. De ontwikke- ling van Zilte waterranonkel is gebaat bij vrij sterk brak water en een minerale bodem die langdurig onder water staat. Veel andere soorten, zoals Wilde selderij, Zeeaster en Moeraszoutgras, staan alleen in het winterhalfjaar kort onder water typering

Periodiek droogvallende of permanent zeer ondiepe oeverzones van zwak tot sterk brakke en meestal fosfaatrijke wateren. De vegetatie bestaat meestal uit hoge he- lofyten zoals Ruwe bies (Scirpus tabernaemontanii) en Heen (Bulboschoenus maritimus), maar ook bijzondere soorten als Moerasmelkdistel (Sonchus palustris), Wilde selderij (Apium graveolens), Moeraszoutgras (Triglochin palustris) en Echt lepelblad (Cochlearia officinalis) kunnen aanwezig zijn. Een uiterst zeldzame en internationaal zeldzame soort die bij natuurontwikkeling op zwak brakke tot zoete oevers soms terugkeert, is Kruipend moerasscherm (Apium repens). Deze soort staat ook in de Habitatricht- lijn. KRW-Watertypen: M30, M31, M32.

sturende processen

De brakke omstandigheden kunnen tot stand komen door overspoeling met brak water of doordat de bodem in de oever nog zout bevat. Vrijwel altijd is er sprake van fosfaatrijk water en van een voedselrijke oever. Vooral Riet (Phragmites austra- lis), Heen en in mindere mate Ruwe bies treden dan op de voorgrond. Op open- gebleven plekken kan Wilde selderij voorkomen. Naarmate het water brakker is worden eutrafente zoetwatersoorten minder dominant en ontstaat er ruimte voor zoutminnende soorten zoals Zeeaster (Aster tripolium). Echt lepelblad staat in brak- ke rietlanden en voltooit zijn levenscyclus grotendeels voordat de rietplanten zich ontwikkelen.

Door begrazing en betreding kunnen helofyten plaats maken voor een lage ve- getatie met veel open ruimte. Langs voedselrijke oevers zijn er weinig specifieke soorten die hiervan kunnen profiteren. Wel is een exoot uit Zuid-Afrika op deze plekken in opmars: Goudknopje (Cotula coronopiifolia). Langs minder voedselrijke wateren, bijvoorbeeld geïsoleerde poelen, is Zilte waterranonkel (Ranunculus bau- dotii) een karakteristieke soort.

In brakke wateren kan in bodems die ook in de zomer nog doornat zijn veel sulfide gevormd worden. Een aantal zoutplanten is hier vermoedelijk beter tegen bestand dan soorten van zoet milieu. Dit is bijvoorbeeld in het voordeel van Moeraszout- gras, een zoutminnende soort die ook in de zoete, Hollandse veengebieden vrij veel optreedt. Bijzonder veel sulfideproductie vindt plaats in gebieden waar nog slechts een dunne veenlaag resteert op een zwavelrijke klei-ondergrond. De vege- tatie is daar in de amfibische (en aquatische) zone zeer soortenarm.

last terug te dringen. De soortenrijkdom van de brakwatervegetatie kan dan sterk toenemen.

Voor het terugdringen van de nutriëntenlast in brak water, zie aquatische zone 4: sterk brak water en aquatische zone 5: zwak brak water.

verder lezen

Schaminée et al. (1998): blz 89-130, Belgers en Arts (2003)

BrAkke oever met lidsteng

Lidsteng (Hippurus vulgaris) komt voor langs brakke oevers, zowel in zandige duinplassen als in zwak brakke kleisloten. Foto: E. Brouwer.

en hiervoor is het dus raadzaam om vooral het hoge deel van de amfibische zone te ontwikkelen.

Daar waar zijdelingse toestroom van brak grondwater plaatsvindt, kan de oever door een vooroever worden afgeschermd van het meestal eutrofe water, waardoor minder eutrofe omstandigheden en soortenrijkere brakwatervegetaties kunnen ontstaan.

Hydrologie

Daar waar het zoutgehalte zich op de grens van zoet en zwak brak bevindt, kan de zoutconcentratie tijdelijk worden verhoogd door gebruik te maken van het zout- pan-effect. Door laaggelegen kommen aan te leggen in de oeverzone, die alleen bij hoge waterstanden vollopen en vervolgens langzaam opdrogen, ontstaan na opdrogen tijdelijk zilte condities. Dit werkt het best op bodems waar de verticale weerstand voor water groot is, zoals op klei.

Daar waar de brakke omstandigheden door brakke kwel worden veroorzaakt, kan deze brakke kwel worden gestimuleerd of kan de oever het best worden aangelegd op de plek met de sterkste brakke kwel. Omgekeerd kan zoete kwel tot een te sterke verzoeting leiden en kan worden uitgekeken naar mogelijkheden om deze zoete kwel te verminderen.

Onderhoud

Brakke oevers zijn vanwege het voedselrijke karakter gebaat bij vrij intensief on- derhoud. Zoals al aangegeven is de intensiteit van grote invloed op de soortensa- menstelling. Op kaalgegraasde en -getrapte plaatsen komen brakwaterpioniers voor, soorten als Wilde selderij en Moeraszoutgras varen wel bij het ontstaan van trapgaten in een gesloten vegetatie en in een ongestoorde vegetatie domi- neren hoge helofyten. Daar waar in de winter riet wordt gemaaid, wordt Echt lepelblad bevoordeeld. Bij een totaal achterwege blijven van beheer kan een soortenarme vegetatie ontstaan, die bestaat uit biezen en in minder brak water vooral Riet.

fig 5.12

170 | Handreiking natuurvriendelijke oevers. een standplaatsbenadering Handreiking natuurvriendelijke oevers. een standplaatsbenadering | 171 typering

Periodiek droogvallende of permanent zeer ondiepe oeverzones van zure tot zwak gebufferde wateren. Op deze standplaats kan onder voedselarme omstandigheden een hele reeks aan bijzondere plantensoorten voorkomen. Algemene, indicatieve soorten zijn Knolrus (Juncus bulbosus) en Geoord veenmos (Sphagnum denticulatum). Zachtwatersoorten die ook hier en daar buiten vennen voorkomen zijn Naaldwa- terbies (Eleocharis acicularis), Pilvaren (Pilularia globulifera), Vlottende bies (Eleogiton fluitans), Moerashertshooi (Hypericum elodes), Schildereprijs (Veronica scutellata), Bronkruid (Montia fontana) en Waterpostelein (Lythrum portula). Op voedselrijke plaatsen domineren algemene en weinig indicatieve plantensoorten zoals Pitrus (Juncus effusus) en Waternavel (Hydrocotyle vulgaris).

Dit type oevers komt vooral voor op en langs de hogere zandgronden en daar- naast op sommige plekken in veenweidegebieden, op katteklei en langs de bin- nenduinrand. Op de hogere zandgronden betreft het vaak sloten die in de zomer droogvallen, en is de slootbodem dus de amfibische zone. Ook elders gaat het vaak om kleine, min of meer geïsoleerde wateren. Ook veel beken op de zandgronden bevatten vaak zwak gebufferd water, maar door de slechte waterkwaliteit kan zich alleen op plekken met sterke kwel een zachtwatervegetatie handhaven.

KRW-Watertypen: R3, R4, M2, M4, M17. sturende processen

Wanneer de bodem en/of de waterlaag voedselrijk zijn, domineren snelgroeiende algemene soorten zoals Riet (Phragmites australis), Rietgras (Phalaris arundinacea), Lies- gras (Glyceria maxima), Mannagras (G. fluitans), Pitrus (Juncus effusus) of Gewone water- bies (Eleocharis palustris). Kenmerkende soorten van zachte of zure wateren komen alleen voor wanneer er voldoende open ruimte aanwezig is. In beperkte mate kan er open ruimte ontstaan in trapgaten voor vee. Hierin kunnen soorten als Schilder- eprijs, Bronkruid en Waterpostelein zich soms handhaven. Een beter ontwikkelde vegetatie van zwak gebufferde oevers kan zich ontwikkelen indien de bodem niet te voedselrijk is. Doorgaans gaat het dan om onbemeste zand- of veenbodems. In perioden met hoge waterstanden staat de oevervegetatie onder water en kan er alleen koolstof worden opgenomen uit de waterlaag in de vorm van kooldioxide. Planten als Vlottende bies, Pilvaren, Knolrus en Naaldwaterbies maken zich dan 5.3.2 standplaats amfibische zone 2: lage oever van zuur of zacht water

factsheet ontwikkelingstraject amfibische zone 2:

In document Handreiking natuurvriendelijke oevers (pagina 83-86)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN