• No results found

Doelstellingen van de intersectorale richtlijn

Situering en doelstellingen van de richtlijn

3 Doelstellingen van de intersectorale richtlijn

Allereerst beoogt de intersectorale richtlijn de ondersteuning van het proces van kwaliteitsverbetering in de residentiële voorzieningen van de brede jeugdhulp. De aanbevelingen expliciteren allereerst waarop dient ingezet te worden om afzondering en fixatie maximaal te vermijden. Voor situaties waarin afzondering of fixatie een laatste redmiddel kan zijn om een veilige uitkomst te bieden, bevat de richtlijn ook aanbevelingen om de maatregelen veilig en mensenrechtenconform toe te passen. De aanbevelingen zijn dus ontwikkeld met zicht op de toekomst. Dit impliceert dat op dit moment niet alle aanbevelingen in alle betrokken voorzieningen realiseerbaar zijn. Daarom eindigt de richtlijn met randvoorwaarden die de verdere implementatie in de praktijk mogelijk moeten maken.

De tweede doelstelling van de richtlijn is zoveel mogelijk te streven naar uniformiteit in de preventie en het gebruik van afzondering en fixatie in alle sub-sectoren van de brede residentiële jeugdhulp. Hiervoor zijn twee redenen. Ten eerste verblijven jongeren met complexe problematieken doorheen hun jeugd soms in verschillende types van voorzieningen uit de jeugdhulp, GGZ en zorg voor personen met een handicap. Voor hen en hun context is het niet te begrijpen waarom het beleid omtrent afzondering en fixatie op belangrijke punten zou verschillen tussen de voorzieningen. Ten tweede is het op grond van de (vandaag dominante) sociale kijk op handicap (Goodeley, 2001; Oliver, 2013; Shakespeare, 2006) niet verdedigbaar dat gelijkaardig gedrag van jongeren met een handicap, met een psychiatrische aandoening, met een forensische problematiek en/of uit een moeilijke leefsituatie voor bepaalde van

deze doelgroepen tot méér afzondering of fixatie leidt dan voor de andere doelgroep(en) Deze sociale kijk op handicap wordt ook mensenrechtelijk onderschreven, in het bijzonder in het VN Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap (art. 1 IVRPH). Beide overwegingen hebben geleid tot het gebruik van een intersectorale methode om de richtlijn te ontwikkelen (zie Hoofdstuk 1).

De derde doelstelling van de richtlijn is om aanbevelingen te formuleren die zowel gebaseerd zijn op wetenschappelijke evidentie vanuit het klinisch en (ortho)pedagogisch perspectief - inclusief expertise van professionals en ervaringswerkers - als vanuit het juridisch en mensenrechtelijk perspectief.

Daarmee bouwt deze richtlijn verder op de richtlijn voor de preventie en toepassing van afzondering en fixatie in de residentiële GGZ, die op basis van een analoge interdisciplinaire methode is ontwikkeld (Peeters et al., 2019).

Tenslotte willen we met deze richtlijn aanbevelingen ontwikkelen voor de preventie en toepassing van afzondering en fixatie in verschillende types van situaties. Afzondering en fixatie worden vaak geassocieerd met een maatregel onder dwang in gevallen van ernstig en acuut gevaar ten gevolge van agressie en/of escalatie, met als doel de veiligheid te herstellen. Denken we hierbij aan volgende voorbeelden: een jongere die erg agressief is naar een medegroepslid toe n.a.v. een ernstige conflictsituatie of omwille van een psychotische toestand; of een jongere met een verstandelijke beperking die plots erg geagiteerd geraakt door een teveel aan impulsen in zijn omgeving en zichzelf hevig pijnigt; of een jongere die een begeleider fysiek aanvalt wanneer die laatste de kamer van de jongere controleert op de aanwezigheid van drugs. Uit de mensenrechtelijke analyse en de klinische/

(ortho)pedagogische evidentiebronnen van onze studie blijkt ernstig en acuut gevaar evenwel niet de enige reden te zijn waarom afzondering en fixatie in de praktijk worden toegepast. In de Vlaamse voorzieningen kaderen afzondering en fixatie soms ook binnen de preventie van ernstig en acuut gevaar, dus bij potentieel gevaar, dienen ze als middel om ontwikkelings-/ontplooiingskansen van de jongere te bevorderen of wordt afzondering soms gebruikt als straf. Voor zover de verzamelde evidentie het toelaat, bevat de richtlijn aanbevelingen over de toelaatbaarheid van afzondering en fixatie in deze vier types van situaties, en de voorwaarden voor toepassing. Hieronder geven we enkele voorbeelden van afzondering of fixatie in deze types van situaties. Met deze voorbeelden suggereren we niet dat deze afzonderingen en fixaties volgens de richtlijn toelaatbaar zijn. Dit komt aan bod in deel 5.1 van Hoofdstuk 1. We beschrijven louter afzonderingen en fixaties die zich in de praktijk voordoen; ze zijn niet bedoeld als voorbeelden van goede praktijken.

• Voorbeelden van afzondering of fixatie om de veiligheid te behouden bij potentieel gevaar, ter preventie van ernstig en acuut gevaar: een jongere vraagt zelf aan de begeleiding om afgezonderd te worden omwille van aanhoudende ernstige suïcidegedachten; het vooraf gepland en terugkerend gebruik van een armkoker bij een jongere met een verstandelijke beperking om zelfverwonding te vermijden; een jongere keert sterk onder invloed van alcohol terug uit weekendverlof en wordt een aantal uur in afzondering geplaatst; een jongere die recent ernstige jeugddelicten heeft gepleegd en voor het eerst in een gemeenschapsinstelling toekomt, wordt enkele dagen in afzondering geplaatst;

• Voorbeelden van afzondering of fixatie om ontwikkelings- en ontplooiingskansen te bevorderen:

een kind met ernstig meervoudige beperkingen wordt met behulp van mechanische fixatie vastgemaakt in een blijfstoel om de onrust te temperen, en zo de deelname aan een activiteit

Situering en doelstellingen van de richtlijn

mogelijk te maken1; sociaal onaangepast gedrag van een jongere met een verstandelijke beperking - bv. masturbatie in aanwezigheid van anderen - wordt voorkomen door de handen vast te maken aan een soort broeksriem om zo sociaal contact mogelijk te maken;

• Voorbeeld van afzondering als straf: omdat een jongere betrapt wordt op drugs dealen of bezitten, omdat hij een gevaarlijk voorwerp - zoals een scherp mes - bezit, omdat hij materiaal beschadigt, of omdat hij enkele uren geleden ernstig agressief is geweest naar een medegroepslid toe.

Op basis van deze vier doelstellingen hebben we een ambitieuze, maar ook herkenbare richtlijn ontwikkeld. De aanbevelingen zijn zowel gericht naar directies en beleidsmedewerkers als naar zorgverleners en begeleiders. De directies en beleidsmedewerkers bepalen het beleid inzake de preventie en toepassing van afzondering en fixatie op het niveau van de organisatie. De zorgverleners en begeleiders passen dit beleid toe op het niveau van de directe zorg/begeleiding van de kinderen en jongeren. Betrokkenheid van en wisselwerking tussen al deze groepen van stakeholders - directies, beleidsmedewerkers, zorgverleners/begeleiders, ervaringswerkers en de jongeren en hun naasten - is noodzakelijk om de preventie en toepassing van afzondering en fixatie in de brede residentiële jeugdhulp te optimaliseren.

4 Referenties

Black, V., Bobier, C., Thomas, B., Prest, F., Ansley, C., Loomes, B., Eggleston, G. & Mountford, H. (2020).

Reducing seclusion and restraint in a child and adolescent inpatient area: implementation of a collaborative problem-solving approach. Australasian Psychiatry, 28, 578-584. doi:

10.1177/1039856220917081

de Valk, S., van der Helm, G.H.P., Beld, M., Schaftenaar, P., Kuiper, C. & Stams, G.J.J.M. (2015). Does punishment in secure residential youth care work? An overview of the evidence. Journal of Children’s Services, 10, 3-16. doi: 10.1108/JCS-11-2014-0048

Departement Welzijn, Volksgezondheid & Gezin (2017). Beleidsrapport vrijheidsbeperkende maatregelen bij kinderen en jongeren in kinderpsychiatrische afdelingen van algemene en psychiatrische ziekenhuizen. https://www.departementwvg.be/sites/default/files/media/

documenten/2017_Zorginspectie_beleidsrapport_VBM.pdf

Departement Welzijn, Volksgezondheid & Gezin (2018a). Beleidsrapport vrijheidsbeperkende maatregelen in de onthaal-, oriëntatie- en observatiecentra en de proeftuinen van jongerenwelzijn.

https://www.departementwvg.be/sites/default/files/media/documenten/Beleidsrapport%20 VBM%20in%20de%20OOOC%20en%20proeftuinen.pdf

Departement Welzijn, Volksgezondheid & Gezin (2018b). Vrijheidsbeperkende maatregelen bij jongeren in de gemeenschapsinstellingen en het Vlaams detentiecentrum. https://www.departement wvg.be/sites/default/files/media/documenten/Rapport_VBM_GI_2018.pdf

1 Mechanische fixatie zorgt er in deze situaties ook voor dat ernstig en acuut gevaar voor de jongere vermeden wordt en de veiligheid dus behouden blijft. De mechanische fixatie heeft in dit voorbeeld dus een dubbele functie.

Departement Welzijn, Volksgezondheid & Gezin (2019). Syntheserapport inspecties vrijheidsbeperkende maatregelen binnen de gehandicaptenzorg voor kinderen en minderjarigen.

https://www.departementwvg.be/sites/default/files/media/Syntheserapport%20Vrijheidsbep erkende%20maatregelen%20in%20de%20gehandicaptenzorg%20voor%20kinderen%20en%20 minderjarigen.pdf

Deveau, R., & Leitch, S. (2014). The impact of restraint reduction meetings on the use of restrictive physical interventions in English residential services for children and young people. Child: care, health and development, 41, 587–592

Goodley, D. (2001). ‘Learning disabilities’, the social model of disability and impairment: Challenging epistemologies. Disability & Society, 16, 207-231. doi: 10.1080/09687590120035816

Heyvaert, M., Saenen, L., Maes, B., Onghena, P. (2015). Systematic Review of Restraint Interventions for Challenging Behaviour Among Persons with Intellectual Disabilities: Focus on Experiences.

Journal Of Applied Research In Intellectual Disabilities, 28(2), 61–80. doi: 10.1111/jar.12095 LeBel, J., Huckshorn, K., A. & Caldwell, B. (2010). Restraint use in residential programs: Why are best

practices ignored? Child Welfare, 89, 169-187

Oliver, M. (2013). The social model of disability: Thirty years on. Disability & Society, 28, 1024-1026. doi:

10.1080/09687599.2013.818773

Peeters, T., Vanlinthout, E., De Cuyper, K., Opgenhaffen, T., Vanhoof, J., Buyck, I., Nijs, S., van Achterberg, T., Put, J., & Van Audenhove, Ch. (2020). De preventie en toepassing van afzondering en fixatie in de residentiële geestelijke gezondheidszorg. Een multidisciplinaire richtlijn met zicht op de toekomst (Versie 2). Leuven: Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.

https://steunpuntwvg.be/images/swvg-3-rapporten/ef-21-md-richtlijn-afzondering-en-fixatie Peeters, T., De Cuyper, K., Opgenhaffen, T., Buyck, I., Put, J., Van Audenhove, Ch. (2019). De ontwikkeling

van een multidisciplinaire richtlijn voor de preventie en toepassing van afzondering en fixatie in de residentiële geestelijke gezondheidszorg. Leuven: Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. https://steunpuntwvg.be/images/swvg-3-rapporten/ef21-mdr-afzondering-en-fixatie-eindrapport

Sashidharan, S.P., Mezzina, R., Puras, D. (2019). Reducing coercion in mental healthcare. Epidemiology and Psychiatric Sciences, 28, 605–612

Shakespeare, T. (2006). The Social Model of Disability. In L. J. Davis (Ed.), The disability studies reader – Second Edition (pp. 197-204). New York: Routledge

Vanlinthout, E., De Cuyper, K., Vanhoof, J., Peeters, T., Opgenhaffen, T., Nijs, S., van Achterberg, T., Van Audenhove, Ch. (2020). De ontwikkeling van intersectorale aanbevelingen voor de praktische uitvoering van afzondering en fixatie in de context van agressie en escalatie. Leuven: Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.

https://cdn.nimbu.io/s/5s8z9pq/channelentries/r56dtgj/files/2020_07%20Rapport_38_EF38%

20Prakt%20uitvoering%20A%20en%20F_met_bijlage.pdf?a1q92in

Whitley, K. & Rozel, J.S. (2016). Mental Health Care of Detained Youth and Solitary Confinement and Restraint Within Juvenile Detention Facilities. Child Adolesc Psychiatric Clin N Am, 25, 71–80.

doi: 10.1016/j.chc.2015.08.003

Hoofdstuk 1

Ontwikkeling van een intersectorale richtlijn: Methode

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN