• No results found

Aanbevelingen voor de praktische uitvoering va fixatie en afzondering om de veiligheid te behouden en om ontwikkelings-/ontplooiingskansen te bevorderen bij kinderen en

Literatuurstudie van klinisch georiënteerd wetenschappelijk onderzoek naar de praktische uitvoering van afzondering en fixatie in de brede

3 Formulering van aanbevelingen op basis van de weerhouden literatuur

3.2 Aanbevelingen voor de praktische uitvoering va fixatie en afzondering om de veiligheid te behouden en om ontwikkelings-/ontplooiingskansen te bevorderen bij kinderen en

jongeren met een verstandelijke beperking

Ook voor de formulering van deze aanbevelingen werden de bestaande intersectorale aanbevelingen voor de praktische uitvoering van afzondering en fixatie in het kader van agressie en escalatie in residentiële GGZ-voorzieningen en voorzieningen voor minderjarigen buiten de GGZ (19) als basis gebruikt. Op basis van de focus van dit project en de weerhouden literatuur rond het behouden van de veiligheid en het bevorderen van ontwikkelings- of ontplooiingskansen bij kinderen en jongeren met een

Literatuurstudie van klinisch georiënteerd wetenschappelijk onderzoek

verstandelijke beperking, werden aanbevelingen aangepast of weggelaten, of werden nieuwe aanbe-velingen toegevoegd. Waar de literatuur een bevestiging gaf van de bestaande aanbeaanbe-velingen werden deze niet opnieuw herhaald. Dit proces resulteerde in voorlopige aanbevelingen die niet opgenomen zijn in de intersectorale richtlijn (zie ook deel 5.1 van Hoofdstuk 1). Ze hebben niet het statuut van finale aanbevelingen aangezien ze gebaseerd zijn op eerder beperkte wetenschappelijk evidentie. Voor een verdere bespreking van deze kwestie verwijzen we naar deel 2 van Hoofdstuk 8.

Drie geïncludeerde studies werden niet weerhouden om aanbevelingen op te baseren. In de studie van Kelley, Lerman (17) was de reden van fixatie (i.e. fysieke interventie ter preventie/aanpak van het gooien of repetitief verschuiven van objecten) in strijd met wat toegelaten is volgens het mensenrechtelijk kader, nl. fixeren om materiële schade te voorkomen of beperken (cf. Hoofdstuk 2). De studies van Kahng, Abt (6) en Scheithauer, O'Connor (16) zijn de enige studies die de toepassing van mechanische fixatie beschreven. Beide studies zijn casestudies waarin mechanische fixatie telkens bij slechts één jongere met een verstandelijke beperking werd toegepast. Daarnaast ging de jongere uit de studie van Scheithauer, O'Connor (16) vroegtijdig met ontslag, wat een extra beperking betekende voor de conclusies. Deze beperkingen zorgen voor erg povere evidentie, en beide studies werden dan ook niet weerhouden.

Algemene aanpassingen aan de aanbevelingen omvatten het volgende:

• ‘Zorggebruiker’ werd ‘jongere’,

• ‘Agressie en escalatie’ werd verwijderd en er werd, waar relevant, verduidelijkt dat het gaat om afzondering en fixatie om de veiligheid te behouden en om ontwikkelings- en ontplooiingskansen te bevorderen,

• ‘Hulpverlener’ werd ‘zorgverlener/begeleider’.

Tabel 19 biedt een overzicht van de concrete aanpassingen die werden gedaan aan de aanbevelingen.

Aangezien enkel literatuur rond fysieke interventie kon worden weerhouden, konden enkel daar wijzi-gingen aangebracht worden. (Voorlopige) aanbevelingen voor de praktische uitvoering van afzondering en mechanische fixatie om de veiligheid te behouden en om kansen te bevorderen konden niet geformuleerd worden, aangezien daarover wetenschappelijke literatuur ontbreekt.

Tabel 19 Overzicht van de aanpassing aan de bestaande aanbevelingen en nieuwe aanbevelingen binnen de categorieën ‘veiligheid behouden’ en ‘ontwikkelings- en ontplooiingskansen bevorderen’ bij jongeren met een verstandelijke beperking die werden toegevoegd o.b.v.

de weerhouden literatuur

Eerder geformuleerde aanbeveling Aangepaste / nieuwe aanbeveling

Referenties of Titel: Het team Titel: Indien er meerdere zorgverleners

betrokken zijn

/ Titel: Indien één zorgverlener de fysieke

interventie uitvoert

(7-15)

/ Aanbeveling 7: Geef tijdens een fysieke

interventie uitleg aan de gefixeerde persoon; dit over elke stap van de de jongere beschermt en ondersteunt, en waakt over het vrijhouden van de luchtwegen en ademhaling, en over de vitale functies

collega-zorgverlener om ondersteuning als je niet zelf de voorzorgsmaatregelen of technieken op een goede manier kan uitvoeren of indien de situatie dreigt te escaleren.

Consensus onder onderzoekers

Aanbeveling 7: Hanteer (verbale) de-escalatietechnieken, ook als een persoon al door middel van een fysieke interventie is gefixeerd.

/ Weggelaten

o.w.v. geen acuut en ernstig gevaar

/ Aanbeveling 10: Zorg er telkens voor dat

de fysieke interventie en de wijze waarop deze wordt uitgevoerd in verhouding staan tot het gedrag dat de jongere stelt.

Consensus onder onderzoekers

Literatuurstudie van klinisch georiënteerd wetenschappelijk onderzoek

Aanbeveling 11: Gebruik bij een fysieke interventie het tegen de grond werken van een persoon (liggend fixeren) alleen als laatste keuze

/ Weggelaten

o.w.v. geen acuut en ernstig gevaar

Aanbeveling 12: Indien liggend fixeren niet kan vermeden worden, verkies dan rugligging boven buikligging aangezien buikligging een risico op overlijden inhoudt. Indien buikligging onvermijdelijk is, moet er zo snel mogelijk worden overgegaan naar een andere, veilige positie, ook om verbale en non-verbale communicatie terug mogelijk te maken.

Aanbeveling 14: Indien fixeren bij een persoon die ligt niet kan vermeden worden, verkies dan rugligging boven buikligging aangezien buikligging een risico op overlijden inhoudt. Indien buikligging onvermijdelijk is, moet er zo snel mogelijk worden overgegaan naar een andere, veilige positie, ook om verbale en non-verbale communicatie terug mogelijk te maken. mand-greep’ toegepast worden. Het kind zit hierbij op de schoot van de hulpverlener met de rug tegen de borstkas van de hulpverlener. Het kind heeft de armen gekruist op de borstkas waarbij de hulpverlener de handen vasthoudt. Hierbij dient de hulpverlener op te passen dat het kind zijn/haar hoofd niet naar achter duwt aangezien dit schade bij de hulpverlener kan ontplooiingskansen in de weg staat moet altijd worden gezocht naar factoren die het gedrag versterken of verminderen.

(7, 9)

Aanbeveling 22: Voordat fysieke interventie wordt overwogen, moeten alternatieve interventies worden verkend, zoals positief bekrachtigen van het gewenste gedrag, het ongewenste gedrag met verbale instructies proberen te onderbreken, of het aanpassen van voorwerpen en materialen in de nabije omgeving van de jongere.

(7, 8, 10-13, 15)

Aanbeveling 23: Pas wanneer andere alternatieven zijn overwogen en niet het gewenste effect hebben, kan fysieke interventie worden toegepast bij automutilatie en stereotiep gedrag dat tot schade voor de persoon leidt, of bij zelffixatie die ontplooiingskansen in de weg staat.

(7, 8, 10-13, 15)

Aanbeveling 24: Mogelijke fysieke interventies bij automutilatie, stereo-tiep gedrag dat tot schade voor de beweging van het bewuste lichaams-deel (bijv. de hand) tegen, of begeleidt de zorgverlener het lichaamsdeel naar een andere positie.

(7-15)

Aanbeveling 18: Streef ernaar dat een fysieke interventie - in het kader van agressie en/of escalatie - in de regel niet langer dan 15 minuten duurt.

Aanbeveling 25: Streef bij fysieke interventie(s) in de vorm van ‘response blocking’ of ‘response redirection’ in de regel eerder naar een aantal seconden dan een aantal minuten. de persoon dat de fysieke interventie(s) is/zijn besproken met en goedgekeurd door de jongere zelf en/of zijn vertegen-woordiger, evenals de situaties waarin de fysieke interventie(s) worden die de fysieke interventie ondergaat voortdurend, en evalueer hierbij ook voortdurend het effect van de tijdens een fysieke interventie altijd het niveau van agitatie, agressie en gewelddadig gedrag

Aanbeveling 27: Observeer en evalueer altijd het onmiddellijk effect van de fysieke interventie(s) die de jongere ondergaat.

Aangepast o.w.v. geen acuut en ernstig gevaar

Literatuurstudie van klinisch georiënteerd wetenschappelijk onderzoek

Aanbeveling 22: Registreer na afloop van de fysieke interventie (in de regel na maximaal 15 minuten) zowel observaties als evaluaties van de fysieke interventie.

/ Weggelaten

o.w.v. geen evidentie

Aanbeveling 23: Streef er bij verlengde fysieke interventie naar (meer dan 15 minuten) om elke 15 minuten observaties en evaluaties te registreren.

Indien de registraties niet elke 15 minuten konden plaatsvinden, worden de redenen hiervoor telkens gemotiveerd. minstens jaarlijks evaluaties op en bespreek het effect en de noodzaak van de fysieke interventie(s) binnen het multidisciplinaire team.

Evidentie uit de kwalitatieve studie (zie Hoofdstuk 6)

In bijlage 8 van dit rapport zijn alle voorlopige aanbevelingen te vinden over de praktische uitvoering van fysieke interventie bij potentieel gevaar en om ontwikkelings-/ontplooiingskansen te bevorderen bij de doelgroep van kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking.

4 Referenties

1. Blikshavn T, Halvorsen I, Rø Ø. Physical restraint during inpatient treatment of adolescent anorexia nervosa: frequency, clinical correlates, and associations with outcome at five-year follow-up. J Eat Disord. 2020;8:20.

2. Clausen L, Jones A. A systematic review of the frequency, duration, type and effect of involuntary treatment for people with anorexia nervosa, and an analysis of patient characteristics. J Eat Disord. 2014;2(1):29.

3. Elzakkers IF, Danner UN, Hoek HW, Schmidt U, van Elburg AA. Compulsory treatment in anorexia nervosa: a review. Int J Eat Disord. 2014;47(8):845-52.

4. Fuller SJ, Philpot U. The development of consensus-based guidelines for dietetic practice in nasogastric tube feeding under restraint for patients with anorexia nervosa using a modified Delphi process. J Hum Nutr Diet. 2020;33(3):287-94.

5. Kodua M, Mackenzie JM, Smyth N. Nursing assistants' experiences of administering manual restraint for compulsory nasogastric feeding of young persons with anorexia nervosa.

International journal of mental health nursing. 2020;29(6):1181-91.

6. Kahng S, Abt KA, Wilder DA. Treatment of self-injury correlated with mechanical restraints.

Behavioral Interventions. 2001;16(2):105-10.

7. Kerth DM, Progar PR, Morales S. The Effects of Non-Contingent Self-Restraint on Self-Injury.

Journal of Applied Research in Intellectual Disabilities. 2009;22(2):187-93.

8. McKerchar TL, Kahng S, Casioppo E, Wilson D. Functional analysis of self-injury maintained by automatic reinforcement: exposing masked social functions. Behavioral Interventions.

2001;16(1):59-63.

9. Rapp JT, Miltenberger RG. Self‐restraint and self‐injury: a demonstration of separate functions and response classes. Behavioral Interventions: Theory & Practice in Residential & Community‐

Based Clinical Programs. 2000;15(1):37-51.

10. Weeden M, Mahoney A, Poling A. Self-injurious behavior and functional analysis: where are the descriptions of participant protections? Research in developmental disabilities. 2010;31(2):299-303.

11. Cannella-Malone HI, O'Reilly MF, Sigafoos J, Chan JM. Combined curricular intervention with brief hands down to decrease hand mouthing and the use of arm splints for a young boy with profound disabilities. Education and Training in Developmental Disabilities. 2008:360-6.

12. Chung Y-C, Cannella-Malone HI. The effects of presession manipulations on automatically maintained challenging behavior and task responding. Behavior Modification. 2010;34(6):479-502.

13. S. Roane CCP, Gina M. Sgro, Valerie M. Volkert, Cynthia M. Anderson, Henry. Analysis of aberrant behaviour associated with Rett syndrome. Disability and Rehabilitation. 2001;23(3-4):139-48.

14. Tarbox J, Wallace MD, Tarbox RS. Successful generalized parent training and failed schedule thinning of response blocking for automatically maintained object mouthing. Behavioral Interventions: Theory & Practice in Residential & Community‐Based Clinical Programs.

2002;17(3):169-78.

15. Roscoe EM, Iwata BA, Zhou L. Assessment and treatment of chronic hand mouthing. J Appl Behav Anal. 2013;46(1):181-98.

16. Scheithauer M, O'Connor J, Toby LM. Assessment of self-restraint using a functional analysis of self-injury. J Appl Behav Anal. 2015;48(4):907-11.

17. Kelley ME, Lerman DC, Van Camp CM. The effects of competing reinforcement schedules on the acquisition of functional communication. J Appl Behav Anal. 2002;35(1):59-63.

18. Braun MT, Adams NB, O'Grady CE, Miller DL, Bystrynski J. An exploration of youth physically restrained in mental health residential treatment centers. Children and Youth Services Review.

2020;110:104826.

*19. Vanlinthout, E., De Cuyper, K., Vanhoof, J., Peeters, T., Opgenhaffen, T., Nijs, S., van Achterberg, T., Van Audenhove, Ch. (2020b). Intersectorale aanbevelingen voor de praktische uitvoering van afzondering en fixatie in residentiële GGZ-voorzieningen en voorzieningen voor minderjarigen buiten de GGZ. Voor toepassing in de context van agressie en escalatie. Leuven: Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. https://steunpuntwvg.be/images/swvg-3-rapporten/2020-07-ef38-aanbevelingen-prakt-uitvoering-a-en-f.pdf

* Geen resultaat van de zoekopdracht. Werd geïncludeerd ter verduidelijking.

Hoofdstuk 6

Intersectorale kwalitatieve studie met alle stakeholdersgroepen uit de brede residentiële jeugdhulp

Om zicht te krijgen op de visies van Vlaamse experten op goede praktijken van preventie en toepassing van afzondering en fixatie – en hun consensus daarover - is een intersectorale kwalitatieve studie uitgevoerd met alle stakeholdersgroepen van de betrokken sub-sectoren. De kwalitatieve studie bestaat uit volgende onderdelen:

• Online interviews met beleidsmedewerkers en zorgverleners/begeleiders van zes residentiële voorzieningen die geselecteerd zijn omwille van hun best practices met betrekking tot de preventie en toepassing van afzondering en fixatie. Het betreft interviews met drie residentiële multifunctionele centra (MFC’s) en drie residentiële jeugdhulp-organisaties,

• Interviews met drie jongvolwassenen met ervaring binnen een residentiële MFC en een online focusgroep met vijf jongvolwassenen met ervaring in de residentiële (forensische) jeugdhulp en/of kinder- en jeugd-GGZ,

• Online interviews met vijf ouders met ervaring binnen een residentiële MFC en een online schriftelijke bevraging van vijf ouders met ervaring in de residentiële (forensische) jeugdhulp en/of kinder- en jeugd-GGZ,

• Twee online expertpanels met professionals, jongeren/gebruikers- en familieorganisaties en onderzoekers over de eerste versie van de intersectorale richtlijn (= Expertpanel 1). In deze expertpanels zijn in totaal 35 experten bevraagd,

• Eén online expertpanel met de richtlijnwerkgroep over de afstemming van de 3de versie van richtlijn op de waarden en de voorkeuren van de sub-sectoren met betrekking tot goede kwaliteit van zorg/begeleiding en over de haalbaarheid van deze richtlijn (= Expertpanel 2). Tien leden van de richtlijnwerkgroep namen deel aan het expertpanel.

Voor elk van deze onderdelen van de kwalitatieve studie beschrijven we in dit hoofdstuk de methode en de resultaten.

1 Interviews met beleids- en praktijkmedewerkers werkzaam in voorzieningen met goede

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN