• No results found

De literaire of de vaktechnische competenties

3. Resultaten van het onderzoek

3.2. Het competentiewoordenboek en het competentieprofiel

3.2.1. De literaire of de vaktechnische competenties

a) Het eerste niveau

De literaire of vaktechnische competenties bevatten vijf vaardigheden op het eerste niveau. Alle subgroepen respondenten zijn het erover eens dat deze vijf schrijfvaardigheden onontbeerlijk zijn voor een professionele romanschrijver.

- Een eigen, herkenbare schrijfstijl hanteren. Een eigen stijl en een eigen stem bezitten, zijn kwaliteiten die unaniem als essentieel beschouwd worden voor een romanschrijver. Het is deze competentie die een auteur onderscheidt van andere auteurs. Ook bij de debutant moet de aanzet van een eigen stijl al op te merken zijn. Deze competentie hangt volgens de respondenten samen met de authenticiteit en de identiteit van de schrijver.

98 - De juiste stijltechnieken aanwenden om de gewenste effecten bij de lezer te veroorzaken. Uit de interviews blijkt dat het bewust hanteren van stijltechnieken de basis van het schrijversmetier is. Vakbekwaamheid is hiermee onlosmakelijk verbonden.

- Creatief en origineel zijn. Sommige respondenten menen dat deze vaardigheid “inherent” is aan het schrijverschap; daarom vinden zij dat ‘Creatief en origineel zijn’ niet in de competentielijst hoeft voor te komen. Net omdat deze vaardigheid of dit talent zo verbonden is met het schrijven, krijgt het echter net wél een plaats in het profiel. ‘Innovatief zijn’ wordt door velen daarentegen niet belangrijk geacht omdat een ‘goede’ romanschrijver ook op een klassieke manier verhalen kan vertellen.

- Inlevingsvermogen en empathie bezitten in de personages. Hoewel tijdens de interviews een verhaal werd verteld over een schrijfster van kinderboeken die naar eigen zeggen “jonge kinderen haat”, wordt deze competentie algemeen als noodzakelijk beschouwd. Zonder inzicht in de personages kan een schrijver immers geen geloofwaardig verhaal neerzetten. - De karaktertekening van de personages gedetailleerd kunnen uitwerken. Deze competentie behelst het zorgvuldig uittekenen van de persoonlijkheid en de kenmerken van de personages. Ook deze vaardigheid is onontbeerlijk wil men de lezer meezuigen in het verhaal en de personages en het verhaal geloofwaardig weergeven.

- Over leeservaring beschikken. Lezen wordt door veel respondenten aangestipt als de belangrijkste methode om te leren schrijven.

b) Het tweede niveau

Over de volgende drie competenties zijn de respondenten het minder eens. Uit de interviews wordt duidelijk dat deze vaardigheden niet noodzakelijk zijn, maar dat ze als positief worden ervaren in de ontwikkeling van het schrijfproces. De volgende vaardigheden behoren daarom tot het tweede niveau.

- Durven experimenteren met stijlen en genres stimuleert de schrijver voornamelijk in de schrijfontwikkeling. Experimenteren brengt de beginnende auteur dichter bij de eigen schrijfstijl en bij een genre dat hem/haar ligt. Ook de mature auteur moet blijven experimenteren wil hij/zij niet steeds dezelfde boeken schrijven. Bovendien merken sommige respondenten op dat elk nieuw boek eigenlijk een nieuw experiment is voor de schrijver. - Precies en correct taalgebruik hanteren. Deze competenties lijkt veel respondenten een logische vaardigheid voor een auteur; het boek is immers de plaats bij uitstek waar over taalgebruik kan worden nagedacht. ‘Precies en correct’ moet hier evenwel niet geïnterpreteerd worden als het correct gebruiken van de standaardbetekenis van de woorden en

99 zinsconstructies. Een schrijver bezit immers het privilege om te spelen met taal. Daarentegen wordt er van een auteur wel verwacht dat hij/zij de spelling correct toepast en altijd zoekt naar het meest passende woord of de meest aangewezen zinsconstructie in de context van de tekst. Een schrijver mag met andere woorden niet slordig omgaan met taal. Hoewel uitgevers en redacteurs correctoren in dienst hebben om taalfouten uit een manuscript te halen, zouden ze wellicht niet willen samenwerken met iemand die hen een manuscript vol taalfouten aanbiedt. - Een interessant verhaal kunnen vertellen. De interviews maken duidelijk dat schrijf- en leesliefhebbers in twee kampen te verdelen zijn. Enerzijds zij die houden van een uitgekiende, eigen schrijfstijl en die stijl belangrijker achten dan het verhaal dat in een roman wordt verteld. Anderzijds zijn er diegene die een roman net lezen voor het verhaal dat erin verteld wordt, en die menen dat een interessant verhaal kunnen vertellen toch nog altijd één van de basiscompetenties van een romanschrijver is. In dit competentieprofiel wordt schrijfstijl niet belangrijker geacht dan het verhaal, maar beseffende dat een interessant verhaal ook op een saaie manier verteld kan worden doordat er bijvoorbeeld een zwakke schrijfstijl toegepast wordt, werd beslist om deze competentie op het tweede niveau te plaatsen. Hierbij moet opgemerkt worden dat ook research onder deze competentie begrepen wordt: het nieuwsgierig zijn, het op onderzoek gaan, het actief zoeken naar boeiende verhalen.

c) Het derde niveau

Tot slot volgen er nog twee vaardigheden op het derde niveau. Deze twee competenties worden door de meerderheid van de geïnterviewden als minder belangrijk beschouwd. Daarentegen worden ze door uitgevers en redacteurs, en door de docenten van SchrijversAcademie wél van belang geacht. De twee vaardigheiden zouden door deze groep respondenten dan ook eerder op het tweede niveau geplaatst worden.

- Inzicht hebben in het productieproces van een literair product. Wat gebeurt er met het manuscript nadat het goedgekeurd is door de uitgever tot het bij de drukker terecht komt? Auteurs zijn vragende partij om dit proces te worden uitgelegd, maar ze gaan ervan uit dat dit de taak is van de uitgeverij. Uitgevers zeggen dan weer “dat het handig zou zijn” als auteurs deze kennis zouden bezitten.

- Kennis van het publiek bezitten. Ook deze competentie schippert tussen het tweede en het derde niveau. Kennis van het publiek an sich lijkt minder belangrijk dan een bepaald doelpubliek voor ogen hebben tijdens het schrijven van een roman. Het lijkt de respondenten nuttiger om bewust te zijn van de lezers dan om effectief te weten wat hen bezig houdt.

100 Uitgevers en redacteurs vinden deze competentie consequent belangrijker dan de schrijvers zelf.

3.2.2. De gedragscompetenties

a) Het eerste niveau

Tot het eerste niveau behoren acht gedragscompetenties die door het merendeel van de respondenten als belangrijk worden beschouwd. De meeste schrijvers vinden deze vooral interessant om in positieve zin op te vallen bij een uitgever, terwijl de uitgevers aangaven dat ze deze competenties toch vooral verwachten van mature auteurs. Indien debutanten blijk geven van deze vaardigheden is dat uiteraard wel “mooi meegenomen”.

- Blijk geven van ondernemend kunstenaarschap: de schrijver moet een visie hebben van zijn werk; wat wil hij bereiken en hoe kan hij dat bereiken? Welke kansen kan de auteur grijpen om zijn doelen te verwezenlijken? Uitgevers en redacteurs vinden het belangrijk dat een auteur mee helpt nadenken over kansen voor zijn/haar werk. Voor schrijvers is het dan weer aan te raden om hiervoor niet volledig te steunen op de uitgever, maar om ook afhankelijk na te denken over de mogelijkheden voor zijn/haar roman.

- Professionaliteit vertonen. Zowel schrijver als uitgever verwachten van elkaar dat ze op een professionele manier omgaan met afspraken. Tot professionaliteit zouden ook gerekend kunnen worden: mondigheid, assertiviteit en de eigen rechten kennen.

- Resultaatsgerichtheid vertonen. Zonder deze vaardigheid kan een schrijver zijn/haar romans niet vervolmaken. Resultaatsgerichtheid houdt in dat de functiehouder zijn/haar doelen wil concretiseren. Hoewel er een enkele keer opgemerkt wordt dat resultaatsgerichtheid de creativiteit zou kunnen fnuiken, wordt deze competentie toch algemeen als belangrijk aangestipt.

- Kunnen plannen en organiseren. De respondenten zijn er het unaniem over eens dat het schrijfproces gepland moet worden, zeker omdat veel professionele schrijvers nog een andere job uitoefenen. Een professioneel schrijver moet dus structuur kunnen aanbrengen in het schrijfproces, rekening houdend met tijdsbeperkingen.

- Veranderingsgerichtheid en flexibiliteit vertonen. Als een redacteur of uitgever aanpassingen voorstelt aan het manuscript, dan moet een professioneel schrijver openstaan om hierover na te denken en eventueel veranderingen aan te brengen. Hierbij is evenwel een gezond evenwicht nodig tussen flexibiliteit en eigenzinnigheid. Het is immers niet de bedoeling dat

101 het manuscript in die mate begint af te wijken van het oorspronkelijke manuscript dat het niet meer beschouwd kan worden als een eigen tekst.

- De eigen zwaktes en sterktes kennen, zelfinzicht hebben. Eén respondent omschrijft een ‘slechte’ schrijver als “een auteur zonder zelfkennis”. Een schrijver moet de eigen sterktes en zwaktes kennen om te weten wat hij aankan en wat hij het best laat liggen.

- Werken aan zelfontplooiing. Dit houdt in dat de schrijver zelf initiatief neemt om zichzelf verder te ontplooien, zowel op het vlak van schrijfontwikkeling als op het vlak van gedragscompetenties.

- Blijk geven van discipline. Een schrijver moet de discipline kunnen opbrengen om een boek tot de laatste pagina te schrijven en zorgvuldig uit te werken. Daarnaast geven veel respondenten te kennen dat een auteur ook de discipline moet hebben “om aan de schrijftafel te blijven zitten” in plaats van te wachten tot hij/zij een moment van inspiratie heeft.

b) Het tweede niveau

Op het tweede niveau staan er twee competenties die – opnieuw – door de uitgevers en redacteurs belangrijker worden geacht dan door de schrijvers zelf.

- Communicatief zijn en blijk geven van sociale vlotheid. Er bestaat tussen de geïnterviewden onenigheid over de mate waarin een auteur communicatief moet zijn naar het publiek toe en moet blijk geven van sociale vlotheid. Uitgevers en redacteurs beschouwen dit als een meerwaarde maar vinden het niet noodzakelijk voor een schrijver. Sommige auteurs menen daarentegen dat sociale vlotheid en het schrijverschap vaak helemaal niet samengaan.

- Lezersgerichtheid vertonen. Hoewel uitgevers over het algemeen lezersgerichtheid veel belangrijker achten dan de schrijvers zelf, zijn er enkele auteurs die aangeven deze competentie belangrijk te vinden. Alle respondenten maken evenwel duidelijk dat het niet de bedoeling is dat een schrijver zijn roman aanpast op basis van lezersreacties. Communicatie met de lezer achten ze daarentegen wel belangrijk. Met andere woorden: er moet geluisterd worden naar het publiek, maar dat mag geen reden zijn om schrijfstijl, verhaalelementen of ideeën aan te passen. Bovendien gaan er stemmen op dat het niet luisteren naar het publiek ook een kwaliteit kan zijn voor een schrijver.

102

c) Het derde niveau

De laatste twee gedragscompetenties bevinden zich op het derde niveau en worden dus als het minst belangrijk beschouwd.

- Zakelijke kennis vertonen: weten in welke oplage de roman verschijnt en waarom, weten welke promotie er wordt gevoerd en waarom, op de hoogte zijn van de verkoopscijfers enzovoort. Deze competentie is handig voor de auteur omdat deze kennis hem kan beschermen tegen frauduleuze handelingen vanwege de uitgeverij. Voor de uitgever kan het dan weer nuttig zijn om samen met de auteur over dergelijke, zakelijke beslissingen te brainstormen.

- Stressbestendigheid vertonen. Een schrijver heeft er baat bij om stressvolle situaties te kunnen beheersen, bijvoorbeeld bij het naderen van een deadline of bij het optreden voor publiek.