• No results found

113de financiering van het agrarisch natuurbeheer 50 procent cofinanciering door het Rijk of

In document Kansrijk landbouw- en voedselbeleid (pagina 115-117)

gewasbeschermingsmiddelen naar oppervlaktewater te verminderen Verplichte emissiebeperkende maatregelen zijn effectieve maatregelen om de ecolo-

113de financiering van het agrarisch natuurbeheer 50 procent cofinanciering door het Rijk of

provincies nodig.

Mag het?

De voorgestelde maatregelen passen binnen de voorstellen voor het herziene GLB (2021- 2027) en kunnen dus pas ingaan als het nieuwe GLB is vastgesteld. Dat is zoals het er nu naar uitziet pas in 2023 het geval. Vergoedingen in de tweede pijler mogen niet hoger zijn dan de kosten die boeren moeten maken om een maatregel uit te voeren. Dit om te voor- komen dat binnen Europa een ongelijk speelveld ontstaat.

Meer lezen?

Het PBL-rapport Publieke belangen en de herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) in Nederland (Bouma & Oosterhuis 2019) gaat uitgebreid in op de mogelijkheden om via ver- goedingen het agrarisch natuurbeheer te versterken.

4.3.4 Vernatting van veenweidegebieden

Actief vernatten van veenweidegebieden stopt op termijn de bodemdaling en daar- mee de broeikasgasemissies uit afbraak van veen. Door vernatting is de huidige land- bouw niet meer mogelijk, de maatregel is daarom vooral perspectiefvol in gebieden waar de kosten voor het waterbeheer nu al zo hoog zijn dat de kosten niet meer opwe- gen tegen de opbrengsten van de landbouw. Dit zijn ook gebieden waar provincies op grond van het proportionaliteitsbeginsel mogen ingrijpen in de waterhuishouding.

Het bevorderen van vernatting is een alternatief voor de oplossingsrichting van onderwa- terdrainage om bodemdaling tegen te gaan (paragraaf 4.4.4). Deze beleidsvariant wordt ook wel aangeduid met een omslag van ‘peil volgt functie’ naar ‘functie volgt peil’. Ver- natting kan passief gebeuren door het slootpeil te fixeren en op een vast niveau te hand- haven. Doordat de bodemdaling nog een tijd doorgaat, wordt de grond vanzelf natter. Op termijn zal de bodemdaling stoppen, maar dit kan zeker bij diep ontwaterde gronden lang duren. Het alternatief is om het slootpeil direct te verhogen, dit heet actieve vernatting. Als de grond te nat wordt, is intensieve landbouw niet meer mogelijk. Extensivering van de melkveehouderij, begrazing met andere veesoorten, transitie naar andere vormen van landbouw of het omzetten naar natuurgebieden is dan nodig. Belangrijk is derhalve de structurele functieverandering die vernatting met zich meebrengt (Driessen et al. 2010). Het bevorderen van vernatting vergt daarom keuzes over financieringsinstrumenten die Rijk en regio willen inzetten, zoals compensatieregelingen, aankoopfondsen en beheer- gelden. Vanwege de hoge kosten van vernatting, lijkt de maatregel vooral perspectiefvol in gebieden waar de kosten voor het waterbeheer nu al zo hoog zijn dat een economisch rendabele landbouw niet mogelijk is, de zogenoemde knikpuntgebieden (Bos et al. 2017)24.

Kansrijk landbouw- en voedselbeleid 114

Geurts et al. (2019) pleiten er echter voor om de maatregel breder in te zetten, bijvoorbeeld om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen.

Werkt het?

Via deze maatregel is op termijn bodemdaling te stoppen en daarmee de broeikasgasemis- sies uit de afbraak van veen. Vernatting kan daardoor een bijdrage leveren aan het halen van de doelen van het Klimaatakkoord. Voorwaarde is dat de bodem jaarrond zuurstofarm blijft, wat vereist dat de grondwaterstand structureel hoger dan 10 cm beneden maaiveld blijft (Bos et al. 2017). Extensivering en een andere ruimtelijke ordening levert een bij- drage aan de vermindering van de stikstofemissie en -depositie (Oenema et al. 2019). Dit doordat de emissie van het broeikasgas methaan onder die condities toeneemt (Oenema et al. 2019). Op de langere termijn leidt vernatting tot meer moerasnatuur, faciliteren van waterrecreatie, meer waterberging en het verbeteren van de waterkwaliteit (PBL 2016). Er ontstaat een landschap dat anders is dat het huidige veenweidelandschap. Dat kan proble- men opleveren voor weidevogels, die deels beschermd zijn volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, maar biedt wel weer kansen voor andere water- en trekvogels.

Vernatting heeft voor de huidige intensieve melkveehouderij ingrijpende economische effecten. Passieve of actieve vernatting leidt tot afname van de grasopbrengst en daling van inkomsten. Zonder verlaging van de productiekosten en hogere prijs voor producten verzwakt de bedrijfseconomische situatie van melkveebedrijven. Afhankelijk van de geko- zen variant, kan derving oplopen tot 235 euro per hectare (Bos et al. 2017). Daar staat wel tegenover dat de kosten voor peilbeheer door waterschappen navenant afnemen (Bos et al. 2017).

Transitie in landgebruik is het meest ingrijpend en leidt tot afwaardering van grond en van investeringen. Alternatieven voor de huidige landbouw is begrazing met vee dat beter tegen natte omstandigheden kan en natte landbouw (paludicultuur). Paludicultuur is een nieuwe vorm van landbouw die geschikt is om toe te passen in gebieden met hoge grond- waterstanden (Fritz et al. 2014). Gewassen die verbouwd kunnen worden zijn bijvoorbeeld lisdodde, veenmos, kroosvaren, riet, wilgen en wilde rijst. Veenmos is onder andere geschikt als substraat voor groente- of bollenteelt, lisdodde en riet zijn veelgebruikte grondstoffen voor bouwmaterialen. Omvorming naar verbrede verdienmodellen met recreatie kan lokaal kansrijk zijn, maar gaat ten koste van de landbouw en voedselpro- ductie. De verdienmodellen van extensieve bedrijfsvoering of natte teelten zijn onzeker en de marktvraag is momenteel beperkt (Ruijgrok & Van Tuinen 2019; PBL 2016; Bouma & Ooster huis 2019).

Past het?

De nadere invulling en uitwerking van een vernattingsstrategie vergt maatwerk en zal per gebied verschillen. De maatregel lijkt vooral perspectiefvol in de bovengenoemde knik- puntgebieden. De belangrijkste knelpunten in deze strategie liggen in de mate waarin vernatting tot structurele aanpassingen van de landbouwpraktijk of de functie van gebie- den zal leiden. Driessen et al. (2010) schatten in dat dit tot aanzienlijke maatschappelijke

4 Analyse van beleidsmaatregelen

115

In document Kansrijk landbouw- en voedselbeleid (pagina 115-117)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN