• No results found

DE FINANCIËN^DEFTZELFBESTURENDE LANDSCHAPPEN

In document H H H IH IJ^HHHHHHHHHMHHHHHBHiV (pagina 38-44)

ï. Belastingen in arbeid

B. DE FINANCIËN^DEFTZELFBESTURENDE LANDSCHAPPEN

Java. Wijl de prijzen der landbouwproducten zeer laag waren en de groote suiker- en tabaksondernemingen hare bedrijven sterk inkrompen, t e n deele tijde-lijk staakten, k w a m er weinig geld onder de bevolking. I n verband hiermede zagen de Zelfbesturen in de Vorstenlanden zich genoopt eene belangrijke reductie te verleenen op de landrente en, w a t Jogjakarta betreft, op het hoofdgeld. Deze n a a r plaatselijke omstandigheden verschillende reductie bedroeg gemiddeld ± 20 % van hetgeen aan l a n d r e n t e verschuldigd was. I n Soerakarta werd h e t bedrag geheel in mindering gebracht v a n den landrente-aanslag; in Jogjakarta werd voornamelijk h e t hoofdgeld verminderd, terwijl d a a r n a a s t eene reductie werd toegestaan op de l a n d r e n t e van de woonerven. Yoor de bouwvelden bleef in laatstgenoemd land-schap de landrenteheffing ongewijzigd. De reden, dat in Solo eene andere regeling-gevolgd werd dan in Jogjakarta, was, dat in het Soenanaat nog heerendiensten aan wegen worden gevorderd, terwijl in Jogjakarta deze diensten door een hoofd-geld zijn vervangen. Aanvankelijk bedroeg dat hoofdhoofd-geld, dat ook evenzeer van streek tot streek verschilde en bovendien niet voor alle betrokken groepen gelijk was, van drie tot zes gulden per aangeslagene per jaar. Wijl in de Vorstenlanden gestreefd wordt n a a r een belastingpeil, d a t ongeveer gelijk is aan dat in de om-ringende Gouvernementslanden, waar niet alleen geen heerendiensten meer worden geheven doch ook h e t hoofdgeld reeds is afgeschaft, werd h e t hoofdgeld ook .in Jogjakarta in de l a a t s t e jaren eenigermate verlaagd. Onder den druk der tijds-omstandigheden werd een verdere s t a p in deze richting gedaan door het hoofdgeld te verminderen tot de volgende bedragen:

I . Voor h e t S u l t a n a a t J o g j a k a r t a :

a. ter hoofdplaats Jogjakarta van f 3 en f 1,50 op f 2 en f 1, respectievelijk voor erf- en enkel huisbezitters, terwijl v a n de bij de brandweer ingedeelden slechts de erfbezitters hoofdgeldplichtig zijn en wel tot een bedrag van il; b. in de regentschappen Jogjakarta ( b u i t e n de hoofdplaats) en B a n t o e l voor alle woonerf- en bouwgrondbezitters, c.q. -gebruikers, van f 3 op f 2 en van de z.g.

pemoetihanlieden v a n f 0,60 op f 0,40; c. in de regentschappen Koeion Progo en Goenoengkidoel voor alle woonerf- en bouwgrondbezitters, c.q. -gebruikers, van f 2 op f 1,25.

I I . Voor het Pakoe Alamsch gebied:

a. ter hoofdplaats Jogjakarta v a n f 1,50 op f 1 per huisbezitter of -gebruiker:

b. in h e t regentschap Adikerto van f 3 op f 2 per woonerf- of bouwgrondbezitter c.q. -gebruiker.

Deze verlaging, voor het S u l t a n a a t opgenomen in Eijksblad 1932 n°. 19 en voor P a k o e A l a m a n in Eijksblad 1932 n°. 10, is aangekondigd als van tijdelijken aard. H e t ligt in h e t voornemen der Zelfbesturen om, zoo mogelijk, die verlaging t e h a n d h a v e n .

E e n e andere zeer belangrijke bron van inkomsten, nl. de door de landbouw-ondernemers aan de Zelfbesturen verschuldigde p a c h t e n , heeft eveneens aanzien-lijke vermindering ondergaan. I n 1932 moest aan de suikerondernemingen in Jogjakarta eene pachtreductie van + 20 % worden toegestaan, terwijl in Soera-k a r t a voor een overeenSoera-komstig bedrag uitstel van betaling moest worden verleend.

I n sterker m a t e nog d a n de andere Zelfbesturen, ondervindt het Mangkoene-garansch Eijk den invloed van de crisis, doordat de inkomsten van dit gebied voor een zeer belangrijk deel afhangen van de bedrijfsresultaten van eigen onder-nemingen. Dank zij een zuinig beheer der Eijksfinanciën slaagden opvolgende Zelfbestuurders er namelijk in een belangrijk kapitaal vast te leggen in een twee-t a l suikerondernemingen, in eene belangrijke effectwee-ten-portwee-tefeuille, in huizen twee-t e Soerakarta, Wonogiri en Semarang, in een koffie- en vezelonderneming en in nog enkele andere bezittingen. Deze bezittingen zijn samengebracht in h e t z.g. F o n d s van Mangkoenegaransche E i g e n d o m m e n , waarover het beheer gevoerd wordt door eene commissie van beheer onder voorzitterschap van den. Zelfbestuurder. L e d e n

zijn de R e g e n t - P a t i h , de Superintendent der ondernemingen, de Agent van de J a v a s c h e B a n k t e Soerakarta en een Europeescli B e s t u u r s a m b t e n a a r .

H e t volgend overzicht, geput uit h e t jaarverslag van h e t F o n d s over het jaar 1931, moge een denkbeeld geven van de belangrijkheid v a n dit bezit en van de verkregen resultaten, waaruit tevens blijkt, d a t in de l a a t s t e jaren de groote winsten zijn veranderd in belangrijke verliezen.

Staat, aantopnende het kapitaal van het F o n d s van E i g e n d o m m e n v a n het Mangkoenagarasch Rijk van 1918 af.

J A A R .

36 DE FINANCIEELE TOESTAND.

De verliezen van h e t F o n d s konden uiteraard niet uit de gewone landschaps-inkomsten worden bijgepast, zoodat h e t kapitaal van h e t F o n d s belangrijk is ingeteerd. De voornaamste bezittingen, de modern geoutilleerde suikeronder-nemingen Tasikmadoe en Tjolomadoe zijn echter nog geheel onbezwaard bezit.

Ook h e t Soenanaat bezit landbouwondernemingen, welke m beteekems voor het landschap echter t e n achter s t a a n bij die v a n de Mangkoenagaran.

De tabaksonderneming Tegalgondo was n a vele verhesjaren juist vóór de crisis tot bloei gekomen. De overige ondernemingen, waaronder een theelandje, zijn v a n

geringe beteekenis. . D e Jogjasche Zelfbesturen bezitten geen ondernemingen. H e t b u l t a n a a t

be-schikt echter over een reservekapitaal v a n + \\ millioen gulden, gedeeltelijk belegd in effecten, gedeeltelijk berustend in 's L a n d s k a s .

Buitenqewesten. Met betrekking tot de financieele positie v a n de Zelf-besturende L a n d s c h a p p e n in de Buitengewesten vallen geen bijzonderheden t e vermelden. De desbetreffende gegevens in h e t tweede deel v a n dit \ erslag geven van den toestand der landschapsfinanciën een beeld.

Tot goed begrip v a n de financieele verhouding tusschen h e t B a n d en deze Zelfbesturende B a n d s c h a p p e n moge hier v a n de t e n aanzien v a n de z.g. restitutie gevolgde politiek eene nadere uiteenzetting worden gegeven.

De op de Indische begrooting voorkomende p o s t : „Terugbetaling v a n m h e t belang van I n l a n d s c h e Zelfbesturen in de Buitengewesten gedane uitgaven kortweg de „ r e s t i t u t i e p o s t " , bedroeg voor 1932 f 5 009 032 en wel voor de Band-schappen in h e t gewest

Atjeh en Onderhoorigheden f 580 610 Oostkust v a n S u m a t r a 1 0 0 6 106 Biouw en Onderhoorigheden 101 182 Westerafdeeling v a n Borneo 350 375 Zuider- en Oosterafdeeling v a n Borneo ... 303 076 Celebes en Onderhoorigheden 840 282 M a n a d o 555 555 Timor en Onderhoorigheden 734 044 der Molukken 537 802 f 5 009 032

De uitgaven v a n h e t Gouvernement, waarbij Zelfbesturende B a n d s c h a p p e n belang hebben, zijn globaal t e verdeelen i n :

I Alqemeene bestuurskosten voor geheel Nederlandsch-Indië (Begeering en Hooge Colleges Beger en Vloot, D e p a r t e m e n t e n v a n Algemeen B e s t u u r , H o o i d e n v a n gewestelijk b e s t u u r en h u n n e kantoren, e n z . ) ; I I . Uitgaven m h e t reokt-streeks belang der B a n d s e h a p p e n . ... ,. ;j j r, u Yoor de onder I bedoelde uitgaven vindt geen directe restitutie door de Zelt-besturende B a n d s c h a p p e n aan h e t B a n d p l a a t s . N a d a t in 1911 terzake de noodige berekeningen waren gemaakt, bleek n.1. d a t voor geheel ÎNederlandsch-Indie, dus zoowel voor h e t rechtstreeks bestuurd gebied als voor de Zelfbesturende L a n d -schappen, die hierboven onder I bedoelde uitgaven ongeveer opwogen tegen de n e t t o inkomsten, die h e t B a n d toevielen in. den vorm v a n in- en uitvoerrechten en accijnzen, opium- en zoutmonopolie, zoomede uit vergunningen en concession van mim- en landbouwkundigen aard en t o t winning v a n zeeproducten.

B e n e soortgelijke berekening t e m a k e n uitsluitend voor de Zelfbesturende B a n d s c h a p p e n bleek praktisch niet mogelijk t e zijn, doch m e n meende geen groote fout t e begaan, indien h e t resultaat v a n bovenbedoelde berekening voor geheel Nederlandsch-Indië ook als geldend werd aangenomen voor h e t gebied der Zelf-besturende B a n d s c h a p p e n in engeren zin.

Zoo werd dus op grond van de berekening-1911 aangenomen, dat het aandeel, d a t ook de Zelfbesturende L a n d s c h a p p e n in de Buitengewesten n a a r billijkheid behooren bij te dragen in de „ A l g e m e e n e b e s t u u r s k o s t e n " v a n N e d e r l a n d s c h - I n d i e , opwoog tegen de middelen die het L a n d uit die landschappen t r e k t wegens in- en uitvoerrechten en accijnzen, monopolie's, enz. en werden die landschappen op grond daarvan ontslagen van eiken restitutieplicht aan het L a n d uithoofde van die „Algemeene b e s t u u r s k o s t e n " .

Verder is principieel door de Begeering' besloten, d a t ook uitgaven verband houdende m e t „ o p l e i d i n g " van personeel, dat later geheel of gedeeltelijk t e n behoeve van de Zelfbesturende L a n d s c h a p p e n werkzaam zal worden gesteld, niet door de Zelfbesturen behoeven t e worden gerestitueerd. Uitgaven voor bepaalde inspecteerende a m b t e n a r e n worden, als vallende onder de algemeene bestuurs-u it gaven, evenmin gerestitbestuurs-ueerd.

De onder I I genoemde uitgaven, dat zijn de uitgaven in het rechtstreeksch belang der Zelfbesturende L a n d s c h a p p e n gedaan, worden geheel of gedeeltelijk gerestitueerd. Die uitgaven zijn t e onderscheiden in twee groepen: A. uitgaven, welke h e t Gouvernement doet voor voorzieningen en maatregelen, waarvan de uitvoering tot d e t a a k van het Zelfbestuur behoort, doch welke niettemin door het L a n d verzorgd worden, o m d a t het Zelfbestuur nog niet in s t a a t is om die t a a k n a a r behooren te vervullen; B . uitgaven, verbonden aan maatregelen van het Gouvernement, die, hoewel op zelfbesturend gebied alleen of m e d e betrekking-hebbende, genomen worden, o m d a t het Gouvernement die maatregelen als eeu meer algemeen belang beschouwt en aan zich trekt, dus als een deel van de Gouvernementszorg a a n m e r k t . Voor zoover deze maatregelen strekken in het rechtstreeksch belang van zelfbesturend gebied, behoort in beginsel een deel der d a a r a a n verbonden uitgaven te worden gerestitueerd, in evenredigheid m e t de verhouding van het L a n d s - en landschapsbelang dat aan die maatregelen ver-bonden is.

H e t karakter van de restitutie is dat van een schuld der L a n d s c h a p p e n aan het L a n d , weshalve de betaling daarvan den voorrang heeft boven andere uit-gaven. Op de begrootingen van uitgaven der L a n d s c h a p p e n k o m t de restitutie-post dan ook als artikel 1 voor.

Tot 1923 werd, indien de financieele toestand van een L a n d s c h a p restitutie-betaling niet of niet volledig toeliet, genoegen genomen m e t niet of slechts ge-deeltelijke vervulling van den restitutie-plicht.

Sedert dat jaar moet de vastgestelde restitutie echter volledig worden voldaan.

I n d i e n daardoor een tekort o n t s t a a t op den gewonen dienst der begrooting van het L a n d s c h a p , past het L a n d dit tekort bij door middel van eene Landsbijdrage, welke t e n laste v a n de I V d e afdeeling der Indische begrooting wordt gebracht.

O n t s t a a t een tekort op den buitengewonen dienst van h e t L a n d s c h a p , dan wordt ter dekking van dat tekort eene leening verstrekt, waarvan rente en aflossing-jaarlijks op den gewonen dienst worden gebracht. Sinds 1924 worden deze leeningen niet meer rechtstreeks door het Gouvernement verstrekt, m a a r door één der rijkere Landschapskassen (meestal Koetei) onder garantie van het Gouvernement, voor w a t betreft de geregelde betaling v a n aflossing en rente.

De vaststelling van de door de verschillende landschappen t e restitueeren bedragen had vroeger jaarlijks door de Begeering plaats. L a t e r is deze vast-stelling opgedragen aan den Directeur van Binnenlandsch Bestuur, terwnl sincis 1918 in verband m e t de vele w e r k z a a m h e d e n aan de opmaking van een restitutie-voorstelstaat op de gewestelijke kantoren verbonden, overgegaan werd tot eene driejaarlijksche vaststelling. H e t voor drie jaren vastgestelde bedrag wordt alleen dan tusschentijds gewijzigd, indien het eene belangrijke vermeerdering of ver-mindering v a n het t e restitueeren bedrag betreft.

De uitgaven, waarvoor gerestitueerd wordt, betreffen veelal de volgende onder-werpen :

a. hulpverschafjHng. vrijwel uitsluitend in het belang der Landschappen (assistent-resident ter beschikking, administrateur der Landschapskassen,

bosch-38 DE FINANCIEELE TOESTAND.

wezen, landbouwvoorlichtingsdienst, belastinginners, kosten verbonden aan in-voering van door h e t Zelfbestuur geheven l a n d r e n t e ) ;

b . hulpverschaffing, waarbij ook belangen van het Land of van Landsonder-hoorigen betrokken zijn (personeel gevangeniswezen, gouvernements I n l a n d s c h e 2de klasse-scholen, schoolopzieners, gouvernements Hollandsch-Inlandsche scholen, gouvernements subsidies aan bijzondere scholen, geneeskundige dienst, gouverne-m e n t s subsidies aan ziekeninrichtingen, veeartsenijkundige dienst) ;

c. eigenlijke restituties (Europeesch afdeelings- en onderafdeelingsbestuur, bestuurspolitie, veldpolitie, gewapende politie, geheime politiefondsen, bestuurs-telefoon, radiostations, gewestelijke v a a r t u i g e n ) .

Voor de berekening van h e t te restitueeren bedrag wordt uitgegaan v a n eene personeelsbezetting volgens de vastgestelde formatie. W a n n e e r echter, zooals vooral in den tegenwoordigen tijd nogal eens voorkomt, om bezuinigingsredenen hier en daar de werkelijke bezetting zeer sterk van de organieke bezetting afwijkt, wordt m e t deze verminderde bezetting bij de restitutie-vaststelling rekening gehouden, teneinde de landschappen al dadelijk mede te doen profiteeren' van ingevoerde bezuinigingen.

Voor iederen in eene formatie voorkomenden a m b t e n a a r wordt het salaris per jaar berekend aan de h a n d van de gegevens van de B . B . L . 1925/1931 en wel h e t gemiddelde van h e t aan die betrekking verbonden m a x i m u m en m i n i m u m -salaris. H e t verkregen bedrag wordt m e t 15 °/0 verhoogd in verband m e t kosten van pensioen, verlof, enz. Zoo noodig wordt dit bedrag voorts verhoogd m e t reis-kosten, schrijfbehoeften, ambtstoelage, autotoelage, standplaatstoelage en dienst-belangtoelage. Voor w a t de scholen betreft, worden de kosten van leermiddelen, bibliotheek en afschrijving van h e t schoolgebouw bij h e t totaal der kosten voor onderwijzers en verder personeel opgeteld, terwijl h e t totaal der in h e t vooraf-gegane jaar ontvangen schoolgelden van de totaalkosten wordt afgetrokken.

Ten aanzien van het personeel der politie wordt rekening gehouden m e t marsch-, voeding- en kleedinggeld, terwijl bij de berekening van de restitutie van de uitgaven voor gewestelijke vaartuigen de kosten van onderhoud en van brandstof, alsmede afschrijving van h e t vaartuig en tenslotte voedinggeld voor het personeel in rekening worden gebracht.

Hierboven werd reeds vermeld, dat de restitutieberekening alleen dan tusschen-tijds wordt herzien, indien eene ingrijpende wijziging p l a a t s heeft. Zoo moesten b.v. bij invoering van de 5 °/0 salariskorting op 1 J u l i 1931 en van de 10 °/0 salaris-korting op 1 J a n u a r i 1932, alle restitutiebedragen opnieuw worden vastgesteld.

Ook door de vele ingrijpende bezuinigingen, vooral op onderwijsgebied en de wijzigingen in. ambts-, standplaats- en dienstbelangtoelagen moesten tusschen-tijdsche herzieningen p l a a t s hebben.

N a d a t h e t totaal der kosten van elk der bovengenoemde onderwerpen voor het gebied van elke landschapskas (onderafdeelingskas) is berekend, m o e t alsnog het gedeelte dezer kosten, dat voor restitutie in aanmerking k o m t , worden bepaald.

W a t de onder a en b genoemde onderwerpen betreft, h a n g t de beslissing o m t r e n t geheele of gedeeltelijke restitutie af van de vraag, of de betreffende a m b t e n a a r of dienst uitsluitend of slechts gedeeltelijk in het belang van h e t zelf-b e s t u u r of zijne onderhoorigen werkt. H e zelf-b zelf-b e n h e t L a n d of zijne onderhoorigen ook rechtstreeks belang bij de gedane uitgaven, d a n m o e t eene kostenverdeeling plaats hebben naar verhouding van de belangen die L a n d en landschap bij deze uitgaven hebben. Zoo is de assistent-resident ter beschikking b.v. behalve administrateur der Landschapskassen (geheel landschaps-belang) ook belast m e t werkzaamheden h e m opgedragen door h e t Hoofd van gewestelijk b e s t u u r in verband m e t de bestuursvoering v a n h e t gewest (geheel L a n d s b e l a n g ) . V a n d a a r dan ook d a t veelal de kosten, die de aanstelling van een assistent-resident ter beschikking m e t zich brengt, niet geheel m a a r slechts voor 3/4 door de L a n d s c h a p p e n worden gerestitueerd.

D e onder b en c genoemde onderwerpen worden veelal gerestitueerd naar ver-houding v a n h e t a a n t a l L a n d s - en landschapsonderhoorigen, dat in het betreffende kasgebied woonachtig is.

H e t aandeel in de restitutie van gevangenispersoneel en scholen wordt steeds berekend n a a r verhouding der onderhoorigheid van de in een bepaalde gevangenis aanwezige gevangenen en van de op een zekere school gaande leerlingen.

Indien h e t beginsel, d a t h e t aantal lands- en landschapsonderhoorigen basis is voor de aandeel-berekening, t o t eene onbillijke kostenverdeeling zou leiden, wordt in overleg m e t h e t Hoofd v a n gewestelijk b e s t u u r een andere verdeelings-factor vastgesteld, die meer in overeenstemming is m e t h e t belang, d a t L a n d en L a n d s c h a p bij een bepaalden m a a t r e g e l hebben.

H e t op bovenomschreven wijze verkregen restitutie-bedrag wordt bij besluit vastgesteld door den Directeur van B i n n e n l a n d s c h B e s t u u r en door de Land-schappen gestort op den in den aanhef genoemden post t e n gunste van de I V d e begrootingsafdeeling.

De Begeering heeft namelijk beslist, dat alle ontvangsten en uitgaven de zelf-besturen betreffende, op één begrootings-afdeeling, i.e. de I V d e , m o e t e n voor-komen. E e n e storting van h e t restitutie-bedrag t e n gunste van de begrootings-afdeelingen t e n laste w a a r v a n de betreffende uitgaven zijn gebracht, zou niet alleen de overzichtelijkheid o m t r e n t de financieele bemoeienis van het L a n d m e t de L a n d s c h a p p e n op de Landsbegrooting in den weg staan, m a a r zou m e t zich brengen d a t de Landsbijdrage eveneens gesplitst zou m o e t e n worden over ver-schillende begrootingsafdeelingen, welke splitsing onmogelijk is uit t e voeren.

Tegen dezen maatregel b e s t a a t t e minder bezwaar, wijl de b e s t u u r s a m b t e n a r e n uitsluitend betaald worden t e n laste v a n de I V d e begrootingsafdeeling en zij ook vele werkzaamheden verrichten, die behooren t o t de bemoeienis van andere d e p a r t e m e n t e n (rechtspraak, onderhoud wegen, vendu, e n z . ) .

40 DE FINANCIEELE TOESTAND.

C. DE FINANCIËN DER PROVINCIES, GEMEENTEN, REGENTSCHAPPEN

In document H H H IH IJ^HHHHHHHHHMHHHHHBHiV (pagina 38-44)