• No results found

H H H IH IJ^HHHHHHHHHMHHHHHBHiV

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "H H H IH IJ^HHHHHHHHHMHHHHHBHiV"

Copied!
436
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

H H H I H IJ^HHHHHHHHHMHHHHHBHiV

BIBLIOTHEEK KITLV

0154 3592

(3)
(4)
(5)

I N D I S C H V E R S L A G 1 9 3 3

I. TEKST VAN HET VERSLAG VAN BESTUUR EN STAAT VAN

N E D E R L A N D S C H - I N D I Ë OVER HET JAAR 1932

(

$

VOOR

/ ^

GEDRUKT TER ALGEMEENE L A N D S D R U K K E R I J — 1933/1934 — 'S-GRAVENHAGE

(6)
(7)

HOOFDSTUK I.

DE STAATKUNDIGE TOESTAND.

A . B E T R E K K I N G E N MET HET B U I T E N L A N D .

1. Nederlandsch-Indië en de Volkenbond.

a. Organisatie van de statengerneenschap. O m t r e n t de werkzaamheden van de ontwapeningsconferentie zij aangeteekend dat onder presidium van Dr. E . Moresco een koloniaal sub-comité werd ingesteld ter bestudeering van de toepassing der beginselen van het plan-Hoover op de overzee gelegerde troepen. Bij het uiteengaan van het bureau der conferentie en van de algemeene commissie op 14 December 1932 was nog geen overeenstemming bereikt nopens de wijze waarop deze troepen zouden k u n n e n worden beperkt. De gedachtenwisseling liep in hoofdzaak over de berekening van een bewapeningscoëfficient per duizend inwoners in de koloniën, doch het t h a n s in Nederlandsch-Indië geldend cijfer is in vergelijking m e t dat in andere overzeesche gebieden zoo laag, dat de beraadslagingen voor dat gewest weinig of geen practische beteekenis hadden.

H e t Nederlandsche s t a n d p u n t inzake de berekening van het onontbeerlijk, voor de handhaving van orde en rust benoodigd, deel der koloniale weermacht werd uiteengezet in een nota van Kolonel J . J . G. Baron van Voorst tot Voorst.

Deze gaf in overweging de volgende elementen van berekening aan t e n e m e n : het cijfer der bevolking, de uitgestrektheid van het gebied, de verkeersmiddelen, de afstand tusschen het overzeesch gebied en het moederland en vooral de graad van pacificatie der inheemsche bevolking. I n deze nota is verder nadruk gelegd op Jiet feit, dat die graad van pacificatie zeer hoog is, waardoor het mogelijk is het aantal soldaten in Nederlandsch-Indië zeer laag te houden ondanks de uitge- strektheid van het gebied, de dichtheid der bevolking en den grooten afstand tot het moederland.

I n zijne eerste gewone zitting van hot zittingsjaar 1932/'33 adviseerde de Volksraad tot aanneming van het wetsontwerp, houdende goedkeuring van het verdrag van 26 September 1931 tot ontwikkeling van de middelen tot het voor- komen van oorlog (onderwerp 4 ) .

b. Economische, financieels en verkeersaangelegenheden. Spoedig n a d a t Nederland het verdrag betreffende economische statistieken had bekrachtigd, werd het voornemen der Nederlandsche Kegeering om ook, doch onder reserves (zie Indisch Verslag 1932, blz. 5 ) , voor Nederlandsch-Indië toe t e treden ter kennis van den Volkenbond gebracht. Op 22 October 1932 werd dit door den Secretaris- Generaal aan de Bondsleden medegedeeld. Vaxi dezen d a t u m af begon een termijn van 6 m a a n d e n t e loopen, waarbinnen de aan het verdrag reeds deelnemende staten bezwaren tegen de Indische reserves konden inbrengen.

I n zijne eerste gewone zitting van het zittingsjaar 1932/ '33 bracht de Volksraad advies uit over het wetsontwerp houdende goedkeuring van het verdrag van 24 September 1931 t o t regeling van de walvischjacht (onderwerp 55). H e t verdrag beoogt alleen de bescherming van den baleinwalvisch, zoodat het voor Nederlandsch- Indië, waar slechts potvisschen voorkomen, slechts in zooverre van belang is, dat aansluiting bij het verdrag misbruik van de Nederlandsche vlag tot ontduiking van de bepalingen ervan belet.

I n dezelfde zitting behandelde de Volksraad ook het ontwerp van een algemeenen maatregel van bestuur houdende voorzieningen voor Nederlandsch-Indië ter uit- voering van het verdrag van 26 September 1927 nopens ten uitvoerlegging van in het buitenland gewezen scheidsrechterlijke uitspraken (onderwerp 53). H e t verdrag en de uitvoeringsregeling t r a d e n voor Nederlandsch-Indië in werking op 28 April 1933 ( I . S. nos. 131, 132 en 133).

De Indische Begeering verstrekte gegevens t e n behoeve van de door het Economisch Volkenbondscomité ondernomen studie nopens het vraagstuk der omkooperij en oneerlijke handelspraktijken.

(8)

4 DE STAATKUNDIGE TOESTAND.

De heer Mitchell B . Carroll, oud-juridisch adviseur bij het d e p a r t e m e n t van financiën te Washington, die in opdracht van het Fiscaal Comité van den Volken- bond een onderzoek instelde naar een van de vormen van dubbele belasting, nl.

de cumulatie van belasting op ondernemingen, welke haar bedrijf uitoefenen in verschillende landen, bezocht daartoe in 1932 ook Nederlandsch-Indië.

De wetsontwerpen tot goedkeuring van de verdragen van 30 M a a r t 1931 tot het brengen van eenheid in de verkeersteekenen en nopens het heffen van belasting van vreemde motorrijtuigen (zie Indisch Verslag 1932, blz. 7) werden krachtens art. 71 der Indische Staatsregeling aan den Volksraad om advies aangeboden (zitting 1932/'33, onderwerp 4 4 ) . Deze adviseerde op 2 September tot aanneming.

c. Bestrijding van het misbruik van opium en andere verdoovende middelen.

I n de eerste gewone zitting van het zittingsjaar 1932/ '33 bracht de Volksraad advies uit over h e t wetsontwerp t o t voorbehoud der bevoegdheid tot bekrachtiging van de op 27 November 1931 te Bangkok gesloten overeenkomst nopens het gebruik van bereid opium en over het ontwerp van een algemeenen maatregel van bestuur tot uitvoering v.z.v. noodig van die overeenkomst. Tevens behandelde dit College een ontwerp-ordonnantie, waarbij de bepalingen van genoemden a . m . v . b . in de Indische opiumwetgeving werden opgenomen (onderwerpen 64 en 65). W e t , algemeens maatregel van bestuur en ordonnantie zijn sedert tot stand gekomen en de overeenkomst werd n a m e n s Nederland bekrachtigd op 22 Mei 1933.

De Bangkok-overeenkomst k w a m voorts ter sprake in de Eaadgevende Opium- commissie en in de 5de Commissie der X l I I e Assemblee. Vertegenwoordigers van niet bij het vraagstuk betrokken landen becritiseerden de t e Bangkok bereikte resultaten, waarbij de bekende grieven tegen de in Oost-Az,ië gevoerde opium- politiek weder naar voren werden gebracht. H e t Nederlandsche s t a n d p u n t werd in de Opiumcommissie door den heer W . G. van W e t t u m en in cle Assemblee- commissie door Dr. E . Moresco verdedigd.

De herhaaldelijk tot de Indische Begeering gerichte verzoeken om opheldering van verschillen tusschen de door H a a r ingediende uitvoerstatistieken van ver- doovende middelen (coca-bladeren) en de stetistieken van de landen van invoer, welke verschillen grootendeels een gevolg waren van het feit, dat uitvoer en invoer niet in het zelfde kwartaal plaats vonden, gaven genoemde Begeering aanleiding het denkbeeld te opperen om op de driemaandelijksche invoerstatistieken te ver- melden hoeveel van de ingevoerde stoffen in een voorafgaand kwartaal uit het land van herkomst is verzonden. Hierdoor zou veelal het vragen van nadere inlichtingen achterwege k u n n e n blijven. H e t denkbeeld werd door de Nederlandsche Begeering ter kennis gebracht van het P e r m a n e n t Centraal Opiumcomité.

Door de 16de Arbeidsconferentie werd een resolutie aangenomen waarin werd gevraagd te onderzoeken wat bekend is aangaande den omvang van het gebruik van rookopium onder de arbeiders en den invloed daarvan op de aanwervings- en dienstvoorwaarden, op h u n bruikbaarheid en gezondheidstoestand, zoomede op ziekte en sterfte onder hen.

d. Gezondheidszorg. I n M a a r t 1932 bezocht prof. Ciuca, secretaris der malaria-commissie van den Volkenbond, Nederlandsch-Indië teneinde zich op de hoogte te stellen van de malariabestrijding daar t e lande.

e. Bestrijding van den handel in vrouwen en kinderen. H e t op 10 December 1932 aan den Volkenbondsraad aangeboden rapport van de enquête-commissie van den Volkenbond inzake den internationalen handel in vrouwen en kinderen in het Oosten is voor Nederlandsch-Indië gunstig. Zoowel ten aanzien van den handel daarheen als t e n aanzien van dien in omgekeerde richting verklaart de commissie, dat zij zijn teruggebracht tot bijna te verwaarloozen afmetingen. De Overheids- maatregelen en h u n toepassing, alsmede de werkzaamheid van particuliere instellingen vonden groote waardeering. H e t rapport bevat m e t betrekking t o t Nederlandsch-Indië den wenk te voorkomen, dat de Biouw-Archipel een tusschen- station wordt voor den vrouwenhandel van China naar Singapore; een overeen- komst tusschen de Straits-autoriteiten en de Nederlandsch-Indische zou daartoe n u t t i g zijn.

(9)

f. Slavernij. De commissie die den tegenwoordigen stand van zaken m e t betrekking tot de slavernij had na te gaan (Indisch Verslag 1932, blz. 10) bracht aan de X l I I e Assemblee verslag uit. Nederlandsch-Indië wordt hierin alleen genoemd in verband m e t het pandelingschap, w a a r o m t r e n t wordt vermeld dat het aldaar is verdwenen. Voorts wordt in een passage betreffende het gevaar van menschenhandel bij gelegenheid van de bedevaart naar Mekka gewezen op de Nederlandsch-Indische bedevaartregeling, die dit gevaar voorkomt.

De Volkenbondsvergadering besloot tot de door de deskundigen voorgestelde instelling van eene Baadgevende Slavernij-commissie.

g. Arbeidsorganisatie. De 16de Arbeidsconferentie, w a a r a a n Dr. B . Moresco als technisch r a a d s m a n van de Nederlandsche Eegeeringsafgevaardigden deelnam, had geen onderwerpen op haar agenda die van speciale beteekenis voor Neder- landsch-Indië zijn. Zij behandelde, onder meer in eerste lezing de opheffing der niet-kostelooze plaatsingsbureaux. Bij de voorbereiding van dit onderwerp waren de koloniale en mandaatgebieden buiten beschouwing gelaten, o m d a t het vraag- stuk daar bijzondere k a n t e n vertoont, die het wenschelijk m a a k t e n het te behandelen in verband m e t de arbeidsvoorwaarden der inheemschen.

Van de door de conferentie aangenomen resoluties dient t e worden genoemd:

de resolutie betreffende contracten m e t poenale sanctie, welk vraagstuk op de agenda van een der eerstvolgende conferenties zou moeten worden geplaatst; in de overweging der resolutie wordt melding g e m a a k t van de beperking in Nederlandsch- Indië van de z.g. poenale sanctie. Voorts verdient de a a n d a c h t een resolutie, waarin den E a a d van Beheer wordt verzocht om, wanneer vraagstukken aan de orde zijn van belang voor besturen, werkgevers of arbeiders v a n niet rechtstreeks in de conferentie vertegenwoordigde gebieden zooals koloniale en mandaatgebieden, of wel van werkgevers en arbeiders van landen waar het heerschende ras een ander is dan dat waartoe de meerderheid der arbeiders behoort, v.z.v. de financieele toestand het toelaat, de mogelijkheid te overwegen om een voorbereidende confe- rentie van raadgevend karakter bijeen te roepen, waarin de drie belanghebbende groepen vertegenwoordigd zijn. Tenslotte werd op deze conferentie aangenomen de hierboven onder c vermelde opium-resolutie.

Van 27 October tot 2 November 1932 hield de commissie van deskundigen inzake inheemschen arbeid, waarin de heer D . P . W . van E e e s zitting heeft, een bijeenkomst ter behandeling van liet vraagstuk der arbeidscontracten op längeren termijn; in het bijzonder werd besproken de aanwerving van arbeiders en de sluiting der contracten.

I n I . S. 1932 n°. 76 werden opgenomen een aantal arbeidsverdragen, welke reeds sedert lang voor Indië van toepassing waren, doch waarvan bekendmaking in h e t Staatsblad achterwege was gebleven.

I n I. S. 1932 n°. 218 is aanteekening gehouden van het Koninklijk besluit houdende bekendmaking van het verdrag van Washington betreffende de werkloos- heid, welk verdrag voor Nederland is in werking getreden. De verplichtingen ten aanzien van Nederlandsch-Indië bepalen zich tot die, welke uit art. 421 van Deel X I I I van het Vredesverdrag van Versailles voortvloeien.

2. Economische en Verkeersbetrekkingen.

a. Handelsverdragen. De Volksraad bracht in 1932 advies uit over de wets- ontwerpen tot goedkeuring van h e t op 26 Mei 1930 te 's-Gravenbage gesloten handelsverdrag tusschen Nederland en Zwitserland, van h e t op 25 Augustus 1931 t e Angora gesloten handels- en scheepvaartverdrag tusschen Nederland en Turkije en van het op 31 October 1931 te Kopenhagen gesloten handels- en scheepvaart- verdrag tusschen Nederland en D e n e m a r k e n (zitting 1931/'32, onderwerpen 98 en 123, zitting 1932/'33, onderwerp 6 ) .

De nadere verlenging van de voorloopige regeling van de handelsbetrekkingen m e t Portugal werd opgenomen in I. S. 1932 n°. 501, h e t handelsverdrag m e t Bolivia in n°. 503 (zie ook Indisch Verslag 1932, blz. 11).

(10)

6 DE STAATKUNDIGE TOESTAND.

b. I n het voorjaar van 1932 organiseerde het Internationaal Landbouw Instituut te B o m e een bijeenkomst van vertegenwoordigers van tropische en sub-tropische landen, tot bespreking van de economische belangen van landbouw en veeteelt in die landen. Dr. J . J . L . van Kijn vertegenwoordigde Nederlandsch-Indië.

c. Handel met verschillende landen. E e n algemeen kenmerk van den invloed der crisis op den Indischen handel m e t verschillende landen is dat de invoer uit Aziatische landen hierdoor is gestimuleerd, de uitvoer naar die landen echter benadeeld. De toeneming van den invoer uit J a p a n werd .in 1932 in het bijzonder bevorderd door de depreciatie van de yen en de vermindering van het Chineesche afzetgebied. De J a p a n s e h e activiteit deed zich voorts voelen op scheepvaartgebied.

De Ottawa-conferentie van Augustus 1932 bracht voor het Britsche Lijk de preferentieele behandeling. De Indische uitvoer naar Australië leed daardoor echter bijna geen nadeel. H e t reeds vóór Ottawa ingestelde Britsche preferentieele recht op thee had ernstige gevolgen voor den Indischen thee-export naar Britsche gebieden.

d. Beperking van invoerbelemmeringen. I n I . S. 1932 n°. 395 is afgekondigd een ordonnantie, waarbij de invoer van uitheemsche koffie in zendingen beneden een zekere gewichtsgrens, welke haar stempelen tot monsterzendingen, van het algemeen invoerverbod wordt uitgezonderd; I . S. 1932 n°. 523 bevat een ordon- .nantie, waarbij de invoer van uit Zuid-Amerika afkomstige hevea-zaden onder

bepaalde voorwaarden is opengesteld.

e. Scheepvaart. I n zijne buitengewone zitting 1932 adviseerde de Volksraad tot aanneming van het wetsontwerp houdende goedkeuring van de toepassing op Nederlandsch-Indië en Curaçao van het op 5 J u l i 1930 t e L o n d e n gesloten Uit- wateringsverdrag (onderwerp 142). H e t verdrag trad o. m . voor Nederland op

1 J a n u a r i 1933 in werking; voor Nederlandsch-Indië eerst op 27 April van dat jaar ( I . S. 1933 n°. 198).

De nieuwe in hefc buitenland aangenomen voorschriften op het gebied van uitwatering m a a k t e n voorts wijziging van de op dit stuk geldende Indische wet- geving noodzakelijk; zie I. S. 1932 nos. 120 tot en m e t 124. De nieuwe wetgeving trad 1 J u l i 1932 in werking.

De op 15 December 1931 te Berlijn tusschen Nederland en L e t l a n d gesloten overeenkomst inzake de wederzijdsche erkenning van meetbrieven van zeeschepen werd opgenomen in I . S. 1932 n". 470. Ook de in Danzig afgegeven meetbrieven worden in Nederlandsch-Indië erkend, ofschoon geen afzonderlijke overeenkomst is gesloten nopens de door de Vrije Stad afgegeven meetbrieven.

Van de opzegging m e t ingang van 1 J a n u a r i 1933 door Noorwegen van de op 7 M a a r t 1911 m e t dat land gesloten, overeenkomst betreffende het verleenen van onderstand aan schipbreukelingen en door Zweden van de op 2 Mei 1913 gesloten gelijknamige overeenkomst m e t Zweden werd aanteekening gehouden in I . S. 1932 n». 110 en I. S. 1933 n°. 36.

f. Luchtvaart. I n zijne tweede gewone zitting van h e t ' z i t t i n g s j a a r 1931/'32 (onderwerp 86) bracht de Volksraad advies uit over het ontwerp van een algemeenen maatregel van b e s t u u r tot vaststelling van algemeene bepalingen voor de burgerlijke l u c h t v a a r t in Nederlandsch-Indië; hierin zijn opgenomen de hoofdbepalingen voor eene wettelijke regeling van de burgerlijke luchtvaart daar te lande, zoowel binnenlandsche als buitenlandsche, voortvloeiende uit het lucht- vaartverdrag van Parijs ( I . S. 1928 n°. 536).

g. Radioverkeer. Over de „ k o l o n i a l e " s t e m m e n (zie Indisch Verslag 1932, blz. 13) werd voor de conferentie te Madrid eene incidenteele beslissing genomen, waarbij Nederlandsch-Indië een afzonderlijke stem behield. H e t vraagstuk zelf werd wederom verwezen naar diplomatieke behandeling, welke onder leiding van de Vereenigde S t a t e n van Amerika zal plaats vinden. De te Madrid gesloten conventie bevat dan ook geen stemartikel.

(11)

3. Juridische betrekkingen.

a. Arbitrage en verzoeningsverdragen. H e t op 11 M a a r t 1931 te 's-Gravenhage tusschen Nederland en Zuidslavië gesloten verdrag tot beslechting van geschillen door rechtspraak, arbitrage en verzoening werd opgenomen in I . S. 1932 n°. 326.

b. Behandeling van gewonden en gevangenen. De desbetreffende Geneefscho verdragen van 1929 werden opgenomen in I . S. 1932 n°. 641.

c. Buitenlandsche consulaire dienst. De Britsche consulaire vertegenwoor- digers bleven ook n a het onafhankelijk worden van I r a q belast m e t de bescherming van Iraqsche onderdanen en belangen.

d. Voeren van rechtsgedingen. De Volksraad bracht advies uit over het wetsontwerp tot goedkeuring' van het op 31 Mei 1932 t e L o n d e n tusschen Neder- land en Engeland gesloten verdrag houdende bepalingen t o t het vergemakkelijken van het voeren van rechtsgedingen in burgerlijke en handelszaken (zitting 1932/ '33, onderwerp 6 2 ) . Indien h e t verdrag t e zijner tijd zoowel op de Straits S e t t l e m e n t s als op Nederlandsch-Indië van toepassing wordt verklaard, zullen de reeds in 1929 door den Consul-Generaal der Nederlanden te Singapore gesignaleerde moeilijk- heden bij opdrachten tot getuigenverhoor onder eede in burgerlijke zaken overeen- komstig art. 173 van het Rechtsvorderingsreglement worden ondervangen.

- e . Uitlevering. I n I. S. 1932 n°. 363 werd aanteekening gehouden van het Koninklijk besluit bepalende de bekendmaking van de tusschen den Britsehen Gezant en den Minister van Buitenlandsche Zaken gewisselde n o t a ' s van 28 J a n u a r i en 5 April 1932, betreffende de toepasselijkheid van het Nederlandsch-Britsche uitleveringsverdrag van 1898 op Transjordanië.

In 1932 werd één Chinees door de Nederlandsch-Indische Regeering uitgeleverd aan de Regeering van de Straits S e t t l e m e n t s . Door laatstgenoemde Regeering werd in 1932 één Chinees aan de Nederlandsch-Indische autoriteiten uitgeleverd op grond van een daartoe in 1930 gedaan verzoek. Voorts werden in 1932 tot de Straits-autoriteiten zes verzoeken om uitlevering gericht (nl. betreffende één Duitscher en vijf I n l a n d e r s ) , ingevolge w a a r v a n één Duitscher in dat jaar en één Inlander medio J a n u a r i 1933 werden uitgeleverd. I n één dier gevallen werd de betrokkene, na eerst te zijn aangehouden door den politie-rechter, nog voordat de officieele uitleveringsaanvraag was ontvangen, weder op borgtocht vrijgelaten, wijl hij identiteit m e t den verdachte ontkende. Toen zich in het begin van 1933 weer een dergelijk voorval voordeed, ondernam de Consul-Generaal der Nederlanden t e Singapore stappen om ontijdige invrijheidstelling van naar het Maleische schier- eiland uitgeweken, van misdrijf verdachte Nederlandsche onderdanen voor het vervolg te voorkomen.

Aan het Britsche B e s t u u r in H o n g Kong werd uitlevering gevraagd van een Duitscher en aan de Siameesche autoriteiten van twee Tsjechoslowaken; in beide gevallen vond de uitlevering nog in 1932 plaats. E e n tot de Siameesche autori- teiten gericht verzoek om uitlevering van een I n l a n d e r kon niet worden ingewilligd, wijl de betrokkene weer was uitgeweken, naar m e n meende naar de Straits Settle- m e n t s , in verband w a a r m e e tot de autoriteiten aldaar een uitleveringsaanvraag werd gericht. Tusschen Nederland en Siam bestaat weliswaar geen uitleverings- verdrag en dus ook geen wederzijdsche verplichting tot uitlevering, doch wijl art. 162 van de Indische Staatsregeling uitlevering ook buiten verdrag mogelijk m a a k t , stelt de Indische Regeering Zich op h e t ' s t a n d p u n t , dat tegen uitlevering geen bezwaar bestaat, m i t s het beginsel van reciprociteit wordt in acht genomen en het geval valt onder de bepalingen van het uitleveringsbesluit in I. S. 1883 n". 188.

f. Toelating en uitzetting. Met ingang van 1 November 1932 behoefden de voor toelating in Nederlandsch-Indië vereischte paspoorten van onderdanen van het Duitsche Rijk en van burgers der Vereenigde Staten van Amerika niet meer t e zijn voorzien van een Nederlandsch visum ( I . S. 1932 n°. 403).

(12)

8 DE STAATKUNDIGE TOESTAND.

Ingevolge de Ord. van 16 Nov. 1932 ( I . S. n°. 563) werd in de Ord. van 29 Nov. 1917 ( I . S. n°. 694) een nieuw artikel 3 ingevoegd, krachtens hetwelk door het Hoofd van plaatselijk bestuur op den voet van art. 4 van het Toelatings- besluit toelatingskaarten gezegeld m e t f 1,50 k u n n e n worden uitgereikt aan contractarbeiders, indien t e h u n n e n aanzien door de betrokken ondernemers onherroepelijk is afstand gedaan van het h u n ingevolge art. 37 der koelie-ordon- nantie 1931 toekomende klachtrecht bij het niet-nakomen door den arbeider van zijn contract.

H e t aantal personen, dat in 1932 in Nederlandsch-Indië werden toegelaten, bedroeg: Nederlanders 1942, andere E u r o p e a n e n 543, J a p a n n e r s 683, Chineezen 5980, Arabieren 290 en andere Vreemde Oosterlingen 819. Toelating werd ge- weigerd aan 170 personen (6, Nederlanders, 4 andere E u r o p e a n e n , 5 J a p a n n e r s . 132 Chineezen, 6 Arabieren en 17 andere Vreemde Oosterlingen). Intrekking van de toelatingskaart zoomede uitzetting vond plaats in 16 gevallen (10 wegens gevaar voor de openbare rust en orde, 1 wegens opgave van een valsche hoedanig- heid en 5 wegens veroordeeling tot een misdrijf na de t o e l a t i n g ) . H e t betrof hier 15 Chineezen en 1 Britsch-Indiër.

g. Buitenlands che werkkrachten en Indische werklieden in het buitenland.

Ter bescherming van de belangen der werkzoekenden in Nederlandsch-Indië is sedert het begin van 1932 een strengere gedragslijn aangenomen bij de uitreiking van een voorloopig toelatingsbewijs aan personen die bij het binnenkomen in Indië weliswaar niet k u n n e n aantoonen, dat zij reeds door eene betrekking bij een sol- venten werkgever van een behoorlijk middel van bestaan zijn verzekerd, m a a r voor wie toch het vinden van werk niet uitgesloten wordt geacht.

E i n d e 1932 begaf de I n s p e c t e u r van den Arbeid voor de Buitengewesten M. B . Viehoff zich naar het eiland Béunion ten einde zich op de hoogte t e stellen van de arbeidsregelingen en de arbeidsvoorwaarden. Na ontvangst van het door den heer Viehoff uitgebracht rapport besloot de Indische Begeering ook in dit geval niet af t e wijken van de bekende gedragslijn om geen vrijstelling van het wervingsverbod voor het buitenland ( I . S. 1887 n°. 8) te verleenen n a a r streken, waarheen nog geen geregelde emigratie van J a v a a n s c h e arbeiders heeft plaats gehad.

Nieuwe vergunningen t o t het werven van contractarbeiders op J a v a op den voet van artikel 5 der regeling in I . S. 1887 n°. 8 werden in 1932 niet verleend;

in d a t jaar keerden 2292 werklieden uit het buitenland terug.

Voor verdere bijzonderheden nopens de arbeidsvoorwaarden, enz. van in het buitenland werkende J a v a a n s c h e werklieden worde verwezen naar hoofd- stuk V, I , § 1.

ï. Overige aangelegenheden.

a. Bedevaart. H e t aantal Mekkagangers liep in 1932 wederom terug en bedroeg voor het seizoen 1932—1933 ± 2220.

b. Gezondheid. Door de Indische Begeering werd de wenschelijkheid be- toogd Nederlandsch-Indië te doen toetreden tot de schikking nopens afschaffing van de consulaire visa op de gezondheidspassen (zie Indisch Verslag 1932, blz. 16).

Tevens werd van Indische zijde de vraag opgeworpen of niet aan bepaalde daar- voor in aanmerking komende scheepvaartmaatschappijen voor bepaalde lijn- diensten, vrijstelling zou k u n n e n worden verleend van de verplichting om de gezondheidspassen zelve t e voeren voor alle buitenlandsche havens in de laatste 21 dagen aangeloopen, zooals voorgeschreven, in artikel 7, lid 1 der Quarantaine- ordonnantie ( I . S. 1911 n°. 277). Voor wat Nederlandsch-Indië betreft werd het Hoofd van den Dienst der Volksgezondheid op 30 J u l i 1932 gemachtigd bedoelde vrijstelling te verleenen.

c. Geldinzamelingen. K r a c h t e n s Ord. van 30 Aug. 1932 ( I . S. n°. 469), betreffende de bestrijding van ongewenschte inzamelingen van geld of goed en

(13)

van ongeoorloofde praktijken bij zoodanige inzamelingen in het algemeen, kunnen openbare inzamelingen van geld of goed door den Procureur-Generaal bij het Hooggerechtshof worden verboden, o. m . indien die inzamelingen de betrekkingen van de Nederlandsche Begeering m e t vreemde mogendheden ongunstig k u n n e n beïnvloeden.

d. Ceremonieel bij bezoeken van oorlogsschepen. Begin 1932 stemde de Indische Begeering in m e t het voorstel der Nederlandsche Begeering om bij de m e t verscheidene Begeeringen getroffen regelingen betreffende de vereenvoudiging in het ceremonieel bij bezoeken van wederzij dsche oorlogsschepen — in welke regelingen echter niet van de koloniën wordt gerept — stilzwijgend het s t a n d p u n t in te n e m e n , dat deze regelingen ook voor de Nederlandsch-Indische havens gelden.

e. Botanie. Op uitnoodiging van Z . M . den Koning van E g y p t e bracht de oud-Directeur van 's L a n d s P l a n t e n t u i n , Prof. Dr. W . M. Docters van Leeuwen, op doorreis n a a r E u r o p a een bezoek aan E g y p t e ten einde de Egyptische Begeering van advies te dienen o m t r e n t verschillende vraagstukken van botanischen aard.

(14)

10 DE STAATKUNDIGE TOESTAND.

B. DE I N W E N D I G E POLITIEKE T O E S T A N D .

1. Inleiding.

I n sociaal-politiek opzicht vertoonde het jaar 1932 in het algemeen eenzelfde beeld, als in het gelijknamig hoofdstuk van het vorig Verslag is geschetst, zij het ook dat de verhoudingen zich scherper zijn gaan afteekenen tegen den achtergrond der ongunstige tijdsomstandigheden.

De wereldcrisis oefende zwaren druk uit op het economisch leven der bevolking.

De publieke belangstelling heeft zich dan. ook voornamelijk bezig gehouden met den economischen toestand en m e t de maatregelen, welke getroffen of voorbereid werden om aan de gevolgen der crisis het hoofd te bieden.

Ook de Inlandsche politieke vereenigingen p l a a t s t e n malaise en bezuiniging in het middelpunt harer belangstelling. I n welhaast alle openbare vergaderingen

kwam dit onderwerp in eenigerlei vorm ter sprake. Verlichting van lasten, zoowel van indirecten ais van directen aard, werd veelal aangeprezen als het middel om aan de nooden en behoeften der bevolking tegemoet te komen.

Door sommige vereenigingen op non-coöperatieven grondslag werd daarnevens de neiging betoond om de ontevredenheid over den economischen druk t e n bate van hare politieke doeleinden te doen strekken. Inzonderheid door de Partai Indonesia ( P . I . ) en de Pendidikan Nasional Indonesia ( P . N . I . ) — beide organi- saties te beschouwen als voortzetting van de in April 1931 opgeheven P a r t a i Nasional Indonesia (de oude P . N . I . ) — werden het „ i m p e r i a l i s m e " en liet

„ k a p i t a l i s m e " verantwoordelijk gesteld voor de op de bevolking drukkende gevolgen der crisis. Daarbij Werd niet nagelaten ontevredenheid te wekken of te verscherpen en tot uitdrukking te brengen in leuzen nopens verwerving van politieke onafhankelijkheid.

De opvallende uitbreiding, zoowel op J a v a als in de Buitengewesten, van de organisatorische en propagandistische activiteit der meest radicale groepen gaf blijk, eenerzijds van de ontvankelijkheid der bevolking voor extreme denk- beelden, anderzijds van het voornemen van eenige leiders om de volksmassa voor h u n n e révolutionnaire doeleinden t e winnen. Door het oprichten van vak- en boerenbonden hebben de^e organisaties hare basis verruimd en dichter bij de breede lagen der bevolking gebracht.

Beide vorengenoemde vereenigingen. verklaarden haar doel, n.1. de oprichting van een onafhankelijke Indonesische Republiek, te willen bereiken door middel van eene georganiseerde massa-actie, waaronder worde v e r s t a a n : het opwekken van een rusteloos verzet der volksmassa tegen de omstandigheden waarin zij verkeert, welke actie zou worden gesteund door eene tot liet uiterste te ver- scherpen belangentegenstelling, welke elke samenwerking' m e t de Overheid buitensluit. Door middel van uitvoerige strijdprogramma's, waarin alle denkbare maatregelen op sociaal, economisch en politiek gebied zijn samengevat, werd ei- naar gestreefd de belangstelling der bevolking op te wekken en levendig t e houden.

I n het algemeen werd bij dat streven uitgegaan van het beginsel, dat de volksbeweging in al hare geledingen zooveel mogelijk op radicaal-politiekeu grondslag behoort te worden geplaatst en inzonderheid in eene georganiseerde massabeweging het middel moet worden gezien ter verkrijging van de onafhanke- lijkheid van land en volk.

De grootere populariteit, welke het radicalisme als gevolg van de malaise genoot, kon door den invloed van de meer gematigde elementen onder de leiders der volksbeweging op den duur bezwaarlijk worden getemperd. E e n e algemeene verschuiving n a a r links werd dan ook allengs merkbaar. H e t coöperatief beginsel als zoodanig kon onder deze omstandigheden in steeds mindere m a t e als bind- middel werkzaam zijn. Zooals reeds in het vorig Verslag werd opgemerkt, wordt het in wezen principieel en fundamenteel onderscheid tusschen coöperatie en non- coöperatie in de betrokken kringen slechts gevoeld en aangemerkt als een oppor- tunistisch verschil in m e t h o d e .

De pogingen om tot eene fusie te geraken van de bij de federatie van I n h e e m s c h e nationalistische vereenigingen, de Persatoean P e r h i m p o e n a n Politiek

(15)

Kebangsaan Indonesia ( P . P . P . K . I . ) aangesloten organisaties op coöperatieven grondslag h a d d e n weinig succes. De toetreding van de non-coöperatieve en extremistische P a r t a i Indonesia ( P . I . ) tot de federatie, n a d a t deze t e n gerieve van de P.I.-leiding hare s t a t u t e n had gewijzigd, wees op den toenemenden invloed der radicale stroomingen ten koste van dien der gematigden, die in de Persatoean Bangsa Indonesia ( P . B . I . ) een leidster in de beweging tot opbouwend nationalisme hadden gevonden.

Met het oog op den aard der extremistische propaganda en op den daarvan in verband m e t de malaise te duchten verderfelijken invloed, moest in het belang èn van de inheemsche volksbeweging èn van de breede massa der bevolking het toe- zicht op de politieke activiteit worden verscherpt. Aan eenige sprekers in openbare vergaderingen moest het woord worden ontnomen en werd in bepaalde gevallen tot ontbinding der vergadering en tot strafvervolging van delinquenten overgegaan.

2. Partijgroepeeringen onder de Europeesche bevolking.

De Nederi&ndsch-Indische Vrijzinnige Bond m a a k t e een aanvang m e t de voor- bereiding en herziening van de beginselverklaring en het werkprogramma, teneinde een en ander op meer actueelo basis te stellen. De samenstelling van het hoofd- bestuur onderging m 1932 geen wijziging.

De Christelijk Staatkundige Partij hield in 1932 een partijdag te Semarang, wa-arop o. m . werden behandeld de onderwerpen „ V e r i n d i s c h i n g " en „Grond- rechten aan niet-inheernschen". Teneinde den band tusschen het hoofdbestuur en de leden te versterken, werd een eigen orgaan uitgegeven, „ M e d e d e e l i n g e n "

genaamd, hetwelk als regel eenmaal per m a a n d verscheen. H e t dagelijksch bestuur der partij bestond op het eind van 1932 uit Mr. C. C. van Helsdingen, voorzitter, D. Breukelaar, secretaris, en 7 leden.

De Indische Katholieke Partij m a a k t e eene periode van interne moeilijkbeden door, welke er toe leidden, dat bijna alle leden van het hoofdbestuur achtereen- volgens voor h u n n e functies bedanken. In Augustus 1932 werd op een daartoe bijeengeroepen partijdag een nieuw dagelijksch bestuur gekozen, waardoor het hoofdbestuur bestond uit de heeren F . G. K n a a p e n , voorzitter, Ir. E . van Vianen, ondervoorzitter, Mr. W . L . A. M. van den K a m p , 1ste secretaris, en 9 leden!

De Pohtiek-Economische Bond bleef zijne werkzaamheid in dezelfde richting als in 1931 voortzetten. Wisselingen in het hoofdbestuur vonden niet plaats.

O m t r e n t de Indische Sociaal Democratische Partij vallen evenmin bijzonder- heden te vermelden. H e t hoofdbestuur bestond in 1932 uit de heeren H . J . de Dreu, voorzitter, P . F . Dahler, secretaris, en 5 leden.

Ook het Indo-Europeesch Verbond bleef in dezelfde richting als tevoren door- werken. Steunverleening, werkverschaffing en het oprichten en onderhouden van onderwijsinrichtingen hadden ook dit jaar de volle a a n d a c h t van deze vereeniging.

H e t hoofdbestuur bestond uit de heeren P . H . de Hoog, voorzitter, Th. 'van.

Ardenne, vice-voorzitter, en 9 leden, waarvan er in den loop van h e t ' j a a r 4 af- traden.

De Vereeniging voor vrouwenrechten zette eveneens h a a r werkzaamheid voort, o. a. door h e t organiseeren van lezingen, die zich in de belangstelling van leden en niet-leden m o c h t e n verheugen. H e t hoofdbestuur bestond uit Mevrouw S. van Overveldt—Biekart, voorzitster, Mevrouw J . A. Verhaart—Bodderij, 1ste secre- taresse, en 5 leden.

De Vaderlandschc Club hield in 1932 twee algemeene vergaderingen, n.1. in J u n i t e Jogjakarta en in December te Bandoeng. Door de laatste algemeene ver- gadering werd een urgentie-programma vastgesteld. Zoowel in Oost-Java als in

\ \ ' e s t - J a v a werden federatie's gesticht, bestaande uit die leden der Vaderlandsche Club, welke zitting hebben in de verschillende locale raden. H e t hoofdbestuur bestond eind 1932 uit de heeren Mr. E . A. A. Bruin, voorzitter, Mr. P . M. C. J . H a m e r , ondervoorzitter, en 9 leden. I n het begin van 1932 werd in Nederland een vertegenwoordigend comité, onder voorzitterschap van den heer M, B . van der J a g t , opgericht.

(16)

12

DE STAATKUNDIGE TOESTAND.

De Vereeniging tot bevordering van de maatschappelijke en staatkundige ont- wikkeling van N ederlandsch-Indië (Stuw-groep) bleef voortgaan in haar orgaan

,,De S t u w " aan de inzichten harer leden, vooral m e t betrekking tot vraagstukkeu van practische s t a a t k u n d e , uiting t e geven.

3. De Inlandsche beweging.

Algemeen beeld. De I n l a n d s c h e politieke beweging heeft zich in 1932 — ver- moedelijk vooral als gevolg van de propaganda van de P a r t a i Indonesia ( P . I . ) eb Pendidikan Nasional Indonesia ( P . N . I . ) — in hare uitingen meer naar extremis- tische zijde georiënteerd. Ook in de jeugd- en de vrouwenbeweging viel eene toe- n e m e n d e belangstelling voor radicaal-nationalistische denkbeelden waar te n e m e n .

De politiek-godsdienstige vereenigingen Partij Sarekat I s l a m Indonesia ( P . S . I . I . ) en Persatoean Moeslim Indonesia of P e r m i ( P . M . I . ) ontwikkelden zich eveneens, inzonderheid in het gewest S u m a t r a ' s W e s t k u s t , in zeer extremistische richting.

I n de politieke propaganda kon in toenemende m a t e de neiging worden opgemerkt om de vrijheid van meeningsuiting t e misbruiken ter verscherping van bestaande maatschappelijke tegenstellingen.

I n verband m e t de door velen gevoelde behoefte aan eene eenheidsbeweging op nationalistische basis, werd aandacht gewijd aan de mogelijkheid van samen- werking tusschen de verschillende partijen en groepen. De onderlinge tegen- stellingen bleken echter een grooteren invloed op de geesten uit te oefenen dan het gemeenschappelijk nationalistisch ideaal, hetwelk tot eene fusie van de mheemsche politieke organisaties zou k u n n e n leiden.

De op den grondslag van coöperatie staande vereenigingen, n.1. Boedi Oetomo, Pasoendan, Sarikat S u m a t r a (afdeeling B a t a v i a ) en Kaoem B e t a w i , hadden geen principieele bezwaren tegen eene fusie, doch de Persatoean Bangsa Indonesia wilde alleen dan daartoe besluiten, indien zij haar dualistisch karakter (zie vorig

" Verslag, blz. 42) mocht behouden. Op het in Mei 1932 gehouden congres van Boedi Oetomo werd het besluit bekend gemaakt, dat de verdere werkzaamheden ter voorbereiding van de fusie waren opgedragen aan eene uit drie personen bestaande commissie.

E e n door Ir. Soekarno ingediend ontwerp voor eene reorganisatie van de Persatoean P e r h i m p o e n a n Politiek Kebangsaan Indonesia ( P . P . P . K . I . ) , hetwelk beoogde deze federatie van gematigde nationalistisch-politieke vereenigingen meer geëigend t e m a k e n om t e functionneeren als overkapping ook van de extremistische partijen, is op eene in November 1932 gehouden conferentie, na wijziging op eenige ondergeschikte p u n t e n , aangenomen.

Veel belangstelling werd door de leiders van verschillende politieke organisaties betoond voor het verkrijgen van contact m e t de massa der bevolking, o. a. door het oprichten van arbeiders- en boerenbonden, de laatste vooral in Midden- en Oost-Java.

E e n e belangrijke gebeurtenis op sociaal-politiek gebied, welke ongeveer alle partijen, ongeacht hare richtlijnen en beginselen, voor korten tijd vereenigde, vormde in 1932 de actie tegen de Toezicht-ordonnantie op het particulier onderwijs

( I . S. 1932 n°. 494), de zoogenaamde Wilde Scholen-ordonnantie, welke beoogde tegemoet t e komen aan de nopens het gehalte van dit onderwijs van I n h e e m s c h e zijde geuite klachten. N i e t t e m i n werd de bedoeling van de in de ordonnantie ver- v a t t e regeling verkeerd uitgelegd en vooral in verband m e t het daarin opgenomen preventief toezicht als eene ernstige bedreiging voor de vrijheid van het particulier onderwijs gevoeld. Dit misverstand leidde tot groeiende o n t s t e m m i n g , welke nog werd vergroot door het feit, dat de ordonnantie tot stand kwam in een tijd, gedurende welken op het van Overheidswege verstrekt onderwijs sterk moest worden bezuinigd.

Onder deze omstandigheden zou van eene onmiddellijke toepassing' van de regeling voor het daarbij betrokken onderwijs meer nadeel dan baat te verwachten zijn geweest, weshalve do Indische Begeering besloot om, in overeenstemming m e t een door den heer Wiranatakoesoema e s . in den Volksraad ingediend initiatief-

(17)

voorstel en in afwachting van eene nadere regeling, de Wilde Scholen-ordonnantie buiten werking te stellen ( I . S. 1933 n°. 66).

Tenslotte verdient vermelding eene van Chineescti-Arabische zijde uitgegane actie, welke leidde tot de oprichting van eene p e r m a n e n t e vereeniging van Aziaten onder den n a a m Perserikatan Perkoempoelan-Perkoempöelan Bangsa Azia ( P . P . P . B . A . ) m e t als doelstelling: versterking van den vriendschapsband tusschen alle Aziaten in Nederlandsch-Indië ter behartiging van h u n n e sociale beiangen. Van I n h e e m s c h e zijde werd tot dusver t e n opzichte van dit streven slechts geringe belangstelling betoond, terwijl de Chineesche pers tegenover de vorming van een dergelijk breed opgevat eenheidsfront zeer sceptisch stond.

Islami etis ch e actie. De Partij Sarekat Islam Indonesia ( P . S . I . I . ) hield eind December 1931 een congres, waarop o. a. werd besloten, dat de leden, die grond bezitten, in het belang van de inheemsche weefnijverheid, 1/3 gedeelte daarvan m e t katoen zouden moeten beplanten. Tevens werd het besluit genomen stappen te doen, opdat alle Eegeeringssubsidies aan godsdienstige instellingen zouden worden ingetrokken.

I n M a a r t 1932 werden, vooral in Oost-Java, tal van propaganda-vergaderingen belegd, waar de malaise, hare vermeende oorzaken (kapitalisme en imperialisme) en hare gevolgen (werkloosheid), verder de door de Regeering eventueel te ver- leenen grondrechten aan Indo-Europeanen" do huwelijksordonnantie, en de be- zwaren der bevolking tegen belastingen, heeren- en desadiensten werden besproken.

Volgens de leiders der P . S . L I . zou de malaise bestreden k u n n e n worden door het uitsluitend gebruik van voortbrengselen van eigen nijver!) eid en door oprichting van coöperatieve organisaties van landbouwers.

Op 11 en 18 December 1932 hield de P . S . L I . openbare vergaderingen ter bespreking van een door het partijbestuur opgesteld crisisprogram en van de gevolgen der z.g. Wilde Scholen-ordonnantie.

H e t crisisprogram was slechts eene samenvatting van de reeds herhaaldelijk in openbare P . S . L I . - v e r g a d e r i n g e n te berde gebrachte bezwaren tegen de heffing en de inning der landrente, tegen h e t hoofdgeld, de directe en indirecte belas- tingen, de verschillende dorpslasten en vooral tegen de heeren- en margadiensten, de adatbelastingen en de huwelijkslasten op S u m a t r a en Celebes. De in het program vervatte conclusies wezen het kapitalisme en het imperialisme als de oorzaken aan van de crisis. De grondslag voor een gezonden economischen toe- stand, vrij van vreemde invloeden, zou naar het oordeel der leiders gelegd k u n n e n worden door oprichting van boerenbonden, terwijl tevens de buitenlandsche goederen, die noodzakelijk zijn o m d a t het productie-systeem van het volk nog onvoldoende is ontwikkeld, ingeruild zouden k u n n e n worden tegen landbouw- en n ij verheidsproducten der bevolking. W a t de centrale Eegeering en de zelfstandige rechtsgemeenschappen betreft, deze behoorden, n a a r de meening der P . S . I . I . - leiding, over t e gaan t o t verlaging van alle belastingen; toe te laten, dat de belastingen in n a t u r a worden b e t a a l d ; er voor t e waken, dat de bevolking niet wordt gedwongen den heerendienst-afkoop t e b e t a l e n ; op ruime schaal voor de bevolking de gelegenheid open te stellen om woeste gronden t e ontginnen; zoo- mede de concessies van erfpachters, die h u n canon niet betalen, in te trekken teneinde de vrijkomende gronden ter beschikking t e stellen van de bevolking.

I n Djember werd tijdig eene actie van eenige P . S . L I . - l e d e n ontdekt, welke tegen het bestaand gezag was gericht. D e schuldigen zijn tot vrijheidsstraffen veroordeeld.

De agitatie tegen de miltpunctie, welke in Priangan gaande was en gedeeltelijk onder leiding stond van de P . S . L I . , deels als gevolg van de beslissing der ver- eeniging Nahdatoe'1 Oelama, als zou de punctie uit Mohammedaansch-rechtelijk oogpunt verboden zijn, werd in Tasikmalaja onderdrukt, zoowel door het oordeel- kundig optreden van den E e g e n t , hierin gesteund door eenige godsdienstleeraren, als door het opleggen van straffen wegens clandestien begraven.

I n Garoet, waar de P . S . L I . een belangrijk c e n t r u m had, verminderde de invloed der vereeniging. Eenige voormannen verlieten de partij en ondernamen

(18)

14 DE STAATKUNDIGE TOESTAND.

eene tegenactie. Zij beschuldigden de leiders, niets tot stand t e hebben gebracht, het volk te hebben misleid, de Islam-plichten t e hebben verwaarloosd en de binnengekomen gelden op afkeurenswaardige wijze t e hebben aangewend.

I n de zelfbesturende landschappen der Buitengewesten is de Sarekat Islam- beweging vrijwel verloopen.

I n Minangkabau werd eene verhoogde actie der vereeniging waargenomen.

I n P a d a n g p a n d j a n g werd een z.g. provinciaal congres gehouden, waarop besloten werd t o t stichting van een fonds voor de slachtoffers der actie en tot vorming van een kader van leiders. Tevens werd de wenschelijkheid uitgesproken, alle moskee- aangelegenheden t e doen behartigen door personen, die daartoe door de Moslimsche wet worden aangewezen; zoomede onthouding der Overheid van inmenging in huwelijkszaken. De redevoeringen op dit congres ademden een geest van agressief godsdienstig nationalisme en gaven blijk van Pan-Islamietische en révolutionnaire neigingen.

De onder den invloed der P . S . L I . verheerende vereeniging Pergerakan al Islam Indonesia hield in April 1932 te Malang haar derde congres. De gehouden redevoeringen m a a k t e n weinig indruk op het publiek. De aanrakingen m e t het buitenland bleken uit een verzoek van Maghribijnsche zijde, gesteund door Nederlandseh-Indische studenten te Cairo, om den 16den Mei tot een herdenkings- dag voor den I s l a m te m a k e n in verband m e t een door den Sultan van Marokko uitgevaardigd decreet ter regeling van het adatrecht der Berbers, waarin eene bedreiging van den I s l a m werd gezien. Daar de tijd ter voorbereiding van deze algemeene actie t e kort werd geacht, werd deze uitgesteld tot 30 Mei, op welken d a t u m hier en daar openbare vergaderingen werden gehouden.

De te Madjalengka gevestigde Moslimsche schoolvereeniging P er s j ar ikat an Oelama, die haar arbeidsveld heeft in de residentie Cheribon en in de af deeling Tegal, hield in 1932 m e d e een congres. De vereeniging telde 1400 leden, verdeeld over 31 afdeelingen. Ook op deze vereeniging oefent de P . S . L I , eenigen invloed uit. H a a r onderwijsstelsel is gebaseerd op „ s e l f - h e l p " , in den zin van het nationaal T a m a n Siswo-onderwijs, echter op Islamietischen. grondslag. De vereeniging bezit eene vrouwenafdeeling, Fatimijjah genaamd, welke de sociale positie der Mos- limsche vrouw beoogt t e verbeteren.

De vereeniging Moehammadijah heeft op haar 21ste congres, in het begin van Mei 1932 te Makassar gehouden, opnieuw protest aangeteekencl tegen de naar haar inzien ongeoorloofde bemoeienis van. de Overheid m e t godsdienstige aangelegen- heden, m e t n a m e tegen de desbetreffende bepalingen in de Goeroe-ordonnantie, de regeling van wakf- en boedelkwesties en de huwelijksordonnantie. Tegenover allerlei adatgebruiken, die in strijd werden geacht m e t den I s l a m , n a m zij eene vijandige houding aan. Zij is van oordeel, dat het B e s t u u r zich inzonderheid van elke bemoeienis m e t huwelijkszaken dient t e onthouden, welke opvatting m de Buitengewesten meermalen leidde tot overtreding van de bepalingen der huwelijks- ordonnantie en tot conflicten m e t de I n l a n d s c h e zelfbesturen.

Op J a v a ontwikkelde deze vereeniging zich zeer rustig en verrichtte zij nuttig sociaal werk, terwijl ook h a a r onderwijs door de bevolking werd gewaardeerd.

Ter S u m a t r a ' s Oostkust breidde zij gaandeweg haren invloed uit, waarbij zij van nationalistische zijde aanvallen had te verduren wegens de haar toegeschreven anti-nationale houding.

De door beide uit Britsch-Tndië afkomstige godsdienstige secten van Ahmadijah, n.1. die uit Qadian en die uit Lahore, gevoerde propaganda had weinig succes.

De bevolking stond er óf onverschillig tegenover (zooals op J a v a ) , óf vijandig (zooals in Minangkabau en Atjeh). I n laatstgenoemd gewest zijn de godsdienst- geleerden zelfs eene actie tegen Ahmadijah begonnen. Ahmadijah-Qadian ver- richtte in W e s t - J a v a , ter S u m a t r a ' s W e s t k u s t en in Atjeh eenig zendingswerk;

Ahmadijah-Lahore had in Midden-Java een beperkten aanhang'.

De orthodox-Moslimsche vereeniging van schriftgeleerden Nahdatoe'l-Oelamti hield in 1932 haar jaarlijksch congres te Bandoeng, m e t het doel propaganda te

(19)

m a k e n in W e s t - J a v a . I n de kringen der Arabieren, v.z.v. aangesloten bij de vereeniging van Alawiedisclie Sajjid's „ A r - E a b i t a h al-Alawijjah", bestond voor dit congres groote belangstelling. De leden dezer vereeniging noopten namelijk dat- het geschil over den Sajjid-titel, hetwelk de Arabische gemeenschap in 1932 ver- deeld hield, ter sprake zou worden gebracht. Dit is echter niet geschied. Ook de miltpunctie was wederom een p u n t van bespreking in verband m e t de Eegeerings- beslissing in deze aangelegenheid. Men hield zich aan de reeds eenmaal afgelegde verklaring, dat miltpunctie volgens h e t Moslimsch recht verboden zou zijn.

H e t evenbedoeld geschil over den titel Sajjid wekte onder de Arabieren groote beroering, welke eenige malen t o t bloedvergieten leidde. Aan de eene zijde stond vorengenoemde vereeniging Ar-Eabitah al-Alawijjah, die bij de Eegeering een verzoekschrift indiende ter verkrijging van wettelijke bescherming van dien titel, opdat h e t gebruik ervan door die Arabieren, welke niet behooren tot de Alawieden, afstammelingen van den Profeet langs zijn m e t 'Ali gehuwde dochter F a t i m a h , strafbaar gesteld zou worden. De tegenpartij werd gevormd door de reformistische vereeniging al-Irsjad, die eveneens een rekest indiende aan de Eegeering m e t h e t verzoek zich niet m e t deze zaak in te laten. I n het begin van 1933 besliste de Regeering in laatstbedoelden zin.

De politiek-godsdienstige vereeniging Persatoean Moeslim Indonesia ( P . M . I . ), bij afkorting Permi geheeten, welke oorspronkelijk alleen werkzaam was m Minangkabau, breidde zich ook daarbuiten, n.1. in Tapanoeli, de Oostkust van S u m a t r a en Atjeh, gestadig uit. De organisatie omvat vier afdeelingen, n.1.

onderwijs (waaronder de padvinderij r e s s o r t e e r t ) , economie, Islam-publicatie en -verdediging en financiën. De P e r m i telt ongeveer 10000 leden, waarvan eenige duizenden vrouwen. De zetel van het hoofdbestuur is te P a d a n g gevestigd. Op de in J u l i 1932 gehouden conferentie werd de volgende beginselverklaring a a n v a a r d :

„ D e P . M . I . zal zijn eene radicale, non-coöperatieve, politieke organisatie voor de vrijheid van I n d o n e s i ë " .

Met de op J a v a gevestigde P a r t a i Indonesia s t a a t de P . M . I . in n a u w e relatie.

De Persatoean Tarbijah Islamijah, een vereeniging van orthodoxe godsdienst- leeraren ter S u m a t r a ' s W e s t k u s t , heeft eind 1932 onder invloed van de jongeren haren n a a m gewijzigd in Pendidikan Islam, Indonesia.

Actie buiten den Islam. De federatie van politiek-nationalistische vereeni- gingen Persatoean P e r h i m p o e n a n Politiek Kebangsaan Indonesia ( P . P . P . K . I . ) hield in M a a r t 1932 eene conferentie t e Soerabaja. Na afloop hiervan werd bekend gemaakt, dat op voorstel van do Persatoean B a n g s a Indonesia ( P . B . I . ) en m e t goedvinden van Dr. Soetomo en Mr. L a t u h a r h a r y (resp. voorzitter en secretaris- penningmeester) besloten was om het dagelijksch bestuur der P . P . P . K . I . te ver- plaatsen n a a r B a t a v i a , waar de meeste hoofdbesturen van de bij haar aangesloten vereenigingen gevestigd zijn; voorts dat in verband hiermede de twee even- genoemde heeren van h u n n e functies werden ontheven en vervangen door de beeren Moh. H . T h a m r i n (Kaoem B e t a w i ) en Otto I s k a n d a r d i n a t a ( P a s o e n d a n ) . Op eene in November 1932 gehouden conferentie der federatie werd het ontwerp van Ir. Soekarno tot reorganisatie van de P . P . P . K . I . aangenomen.

E n k e l e der voornaamste p u n t e n van dit ontwerp zijn, dat jaarlijks minstens éénmaal een Congres Indonesia-Eaja zou worden bijeengeroepen, waarop belang- rijke kwesties zullen worden besproken en beslist; dat de P . P . P . K . I . belast zal

*ijn m e t het uitvoeren of doen uitvoeren van de beslissingen van dat congres en m e t de behandeling v a n alle voor de beweging belangrijke vraagstukken.

W a t de samenstelling der federatie betreft, is in het ontwerp bepaald, dat daartoe zullen mogen toetreden politieke vereenigingen van afdoend duidelijke beginselen, welker actie de nationaal-politieke eenheid van land en volk beoogt, zoomede dat de politieke vereenigingen of partijen, die geen lid zijn van de federatie, m a a r wier aanwezigheid noodig geacht wordt, k u n n e n worden uit- genoodigd om afgevaardigden te zenden naar de besloten en openbare ver-

(20)

16 DE STAATKUNDIGE TOESTAND.

gaderingen van het Coneres Indonesia-Kaja, waar zij een adviseerende stem zullen hebben 'en, voor speciaal door de federatie vast te stellen gevallen, ook een

" De in het ontwerp v e r v a t t e richtlijnen zouden als basis dienen voor de nieuwe s t a t u t e n en h e t huishoudelijk reglement, waarvan de samenstelling aan eene uit vier personen bestaande commissie werd opgedragen.

Te Bandoeng werd als gevolg van het door de P . P . P . K . I . genomen besluit een Comité Persatoean Aksi opgericht, om op de daarvoor in aanmerking komende plaatsen gecombineerde vergaderingen t e houden. De Parti] Sarekat I s l a m

Indonesia ( P . S . I . I . ) , die ook was uitgenoodigd, liet hierop eene circulaire ver- schijnen, waarin werd medegedeeld, dat zij, hoewel sympathiseerende m e t deze gecombineerde acties, overeenkomstig de nog steeds van k r a c h t zijnde congres- besluiten van December 1930 en 1931 om zelfstandig op politiek terrein te ageeren, zich van samengaan m e t andere politieke vereenigingen m e e n d e t e moeten ont- houden Keeds tevoren was besloten om op bepaalde plaatsen gecombineerde ver- gaderingen t e houden, aan welk besluit o. a. uitvoering werd gegeven m J u l i 1932, toen te B a t a v i a onder groote belangstelling van de landbouwencle bevolking van buiten werd gesproken over het o n t s t a a n van de particuliere landerijen en de g e - standen aldaar, verder over de persbreidelordonnantie en de ordonnantie op het

inzamelen van gelden. , E e n e andere gecombineerde conferentie, buiten de P . P . P . K . I . , gehouden door

de Pendidikan Nasional Indonesia, de P a r t a i Indonesia, Pasoendan, Boedi Oetomo, Sarekat S u m a t r a en de Persatoean Bangsa Indonesia, h a d m September t e B a t a v i a plaats, waarin eveneens de genoemde ordonnanties werden besproken en tevens de belemmeringen, ondervonden op openbare en besloten vergaderingen.

E r werd een motie „ v a n het volk aan het v o l k " aangenomen tegen de ordonnanties op het inzamelen van gelden, de persbreidelordonnantie, de ondervonden belem- meringen bij vergaderingen, de artikelen 153bis en ter en 161bis van het straf- wetboek en de exorbitante rechten. _

De Persatoean Bangsa Indonesia ( P . B . I . ) richtte op J a v a m 1932 verscheidene nieuwe af deelingen op. . , -,

Op het congres, dat het centraal bestuur op 1 J a n u a r i 1932 hield, werd besloten volkscoöperaties in het leven te roepen, niet-politieke vakvereemgingen te stichten en leiding t e geven aan volksorganisaties, zoomede volksscnolen op nationalen grondslag op t e richten. I n de in Mei 1932 gehouden jaarvergadering werd voorts besloten landbouwersbonden op coöperatieven grondslag (Koekoen Tani P . B . I . ) t e vormen.

I n Mei 1932 telde de vereeniging 30 af deelingen. ; , : .

D e Vereeniging Boedi Oetomo hield van 14 tot 16 Mei 1932 t e Solo haar

22ste congres. . . . Aan de totstandkoming van eene fusie van vereenigingen op coöperatieven

grondslag werd krachtige medewerking verleend. Voor toetreding tot het lusie- lichaam zouden alleen in aanmerking komen die vereenigingen, welker leden inheemschen zijn. Als doel werd aanvaard het streven n a a r een vrij en vereemgd Indië De fusie zou in en buiten de bestaande raden werken. De eenheids-

organisatie zou in h e t algemeen coöperatief zijn, doch het zou incidenteel kunnen voorkomen, dat zij t e n aanzien van een bepaald onderwerp een non-cooperatiet s t a n d p u n t inneemt. De n a a m Boedi Oetomo zou eventueel worden prijsgegeven.

Boedi Oetomo besloot zich t e gaan toeleggen op reclasseermgsarbeid. H e t door haar samengesteld urgentieprogram beoogt in hoofdzaak de oprichting van cur- sussen op wetenschappelijk, cultureel en sociaal gebied. Voor onderwijszaken werd eene advies-commissie ingesteld.

I n eene te Solo gehouden December-conferentie _ werd als doel van Boedi Oetomo aanvaard t e streven naar een „vrij I n d o n e s i a " . _

De vereeniging Pasoendan hield in M a a r t 1932 haar jaarlijkseh congres te Deze vereeniging bewoog zich op politiek, sociaal, economisch en cultureel terrein. Zij volgde Boedi Oetomo niet op haren weg naar fusie van de coopéra-

(21)

tieve vereenigingen. Zij telde ruim 3900 leden, verdeeld over 41 afdeelingen, terwijl Pasoendan Isteri (de vereeniging voor vrouwen) 11 afdeelingen bezat m e t bijna 800 leden.

H e t aantal door deze vereeniging onderhouden scholen bedroeg ongeveer 40, waaronder 25 Hollandsch-Inlandsche scholen en schakelscholen.

Van de Partai Ra'jat Indonesia, die voornamelijk op Madoera werkt, ging weinig uit.

De Pakempalan Kawoelo Ngajogjokarto ging in 1932 nog steeds in ledental vooruit. V a n de zijde van deze vereeniging bestaat eveneens groote belangstelling voor swadeshi. Zij telt t h a n s ruim 80 verbruikscoöperaties.

Op initiatief van eenige P.B.1.-leden werd t e Solo de vereeniging Pakoempoelan Kawoelo Soerokarto ( P . K . S . ) opgericht.

Als haar doel werd opgegeven de I n h e c m s c h e bevolking van Soerakarta in al haar lagen en geledingen eendrachtig t e maken, op t e wekken tot wederzijdsch hulpbetoon en te doen samenwerken ter verkrijging van een beter bestaan.

De Pariai Indonesia ( P . I . of P a r t i n d o ) , die haar propaganda ook over de Buitengewesten uitstrekte (Tapanoeli, S u m a t r a ' s Oostkust, P a l e m b a n g , B a n g k a ) , telde 4 d e p a r t e m e n t e n , n.1. voor politieke aangelegenheden, coöperatiewezen,

onderwijs en vakbeweging, m e t in totaal + 15000 leden.

Deze extreem-nationalistische organisatie heeft als beginsel den vrijheidsstrijd aanvaard, gebaseerd op auto-activiteit en non-coöperatie. Zij streeft naar vorming van een onafhankelijk „ I n d o n e s i a " , door middel van eene georganiseerde massa- actie van democratischen en nationalen aard.

Van 14 tot 16 Mei 1932 hield zij t e B a t a v i a haar eerste congres, terwijl op eene in J u l i d.a.v. gehouden conferentie een werkprogram werd vastgesteld. Tot de in dit werkprogram gestelde desiderata behooren : volkomen vrijheid van vereenigen en vergaderen, volkomen vrijheid van drukpers, afschaffing van het passenstelsel, afschaffing van de a r t t . 15Bbis en ter en art. 161bis strafwetboek, afschaffing van de exorbitante rechten, zoomede verbetering van de regeling der preventieve hechtenis en van het onderzoek in strafzaken van I n l a n d e r s . Voorts zou volgens het werkprogram de vereeniging zich toeleggen op de oprichting van boerenbonden, zcomede op massale bestrijding van het analphabétisme.

I n October 1932 telde de vereeniging 24 afdeelingen en ± 7000 leden.

E e n andere eveneens extreem-nationalistische vereeniging is de uit de z.g.

onafhankelijke groepen (Golongan Merdeka) o n t s t a n e Pendidikan Nasional Indo- nesia ( P . N . I . ) , welke gebaseerd is op nationalisme en democratie en zich t e n doel stelt h e t volk bewust t e m a k e n in de vrijheidsbeweging. Zij gaat uit van de gedachte, dat de vrijheid alleen door inspanning van de massa zelf verkregen zou k u n n e n worden. De souvereiniteit zou bij het volk moeten berusten. Op de ruïnes van de inheemsche adatgebruiken wil zij eene maatschappij opbouwen, die het collectivisme (de onderlinge samenwerking en de gelijkgerechtigdheid van allen) tot grondslag heeft en vrij is van eiken kapitalistischen of imperialistischen inslag.

Volgens haar dient de klasse-maatschappij t e verdwijnen, moeten de productie- middelen in h a n d e n komen van den S t a a t en moet het privaat bezit worden afgeschaft. Zij wil Swadeshi niet als politiek wapen gebruiken, o m d a t daarmede geen vrijheid zou k u n n e n worden bereikt; ook het coöperatiewezen acht zij m e t belangrijk. Hoewel de P . N . I . democratisch is, wenscht zij niet internationaal ge- oriënteerd t e zijn: zij s t a a t in de eerste p l a a t s „self h e l p " voor; wordt van buiten hulp aangeboden, dan zal deze worden geaccepteerd.

De P . N . I . hield gedurende 1932 t a l van propagandavergaderingen, waarop o. a.

de volgende onderwerpen aan eene bespreking werden onderworpen: de geschie- denis der Nederlandsche kolonisatie, de politieke beweging in Nederlandsch-Indië, de onafhankelijkheid van „ I n d o n e s i a " , de Pacific-oorlog, de positie der koloniën en de middelen om tot onafhankelijkheid te geraken, de eenheid, het kapitalisme

en imperalisme. « i n H a a r eerste congres werd in J u n i 1932 te Bandoeng gehouden.

D e organisatie o m v a t een 1000-tal leden.

2

(22)

18 DE STAATKÜNDIGE TOESTAND.

E v e n e e n s extremistisch is de Perhimpoenan Peladjar Peladjar Indonesia ( P . P . P . I . ) , de vereeniging van inheemsche s t u d e n t e n t e B a t a v i a .

Op 12 Augustus 1932 hield de P . P . P . I . eene openbare protestvergadering tegen de onthulling van het Va,n H e u t s z - m o n u m e n t . D e besprekingen resulteerden in de aanneming v a n eene motie, waarin alle inheemsche vereenigingen alsmede de I n l a n d s c h e pers werden uitgenoodigd om aan h e t geheele volk t e verkondigen, dat de oprichting van het m o n u m e n t eene aansporing inhoudt om de „Indonesische e e n h e i d " t e versterken ter bereiking van een „vrij I n d o n e s i a " .

I n September hield zij t e B a t a v i a haar derde congres, waar als „ m i n i m u m - w e r k p r o g r a m " werd vastgesteld het inprenten en verkondigen van h a a r grond- beginselen en idealen aan h e t geheele Indonesische volk, het bestudeeren en onderzoeken van de actie v a n h e t imperialisme en van de regelingen der Overheid, het bekend m a k e n van de resultaten van dat onderzoek, het beleggen van ver- gaderingen en het zoeken v a n contact m e t h e t buitenland.

De Inheemsche Vrouwenbeweging. Hierbij moet onderscheid g e m a a k t worden tusschen organisaties op godsdienstigen en die op neutralen grondslag.

De belangrijkste v a n eerstgenoemde organisaties is de vrouwenafdeehng van Moehammadijah, A'isjijjah geheeten.

Onder de neutrale vrouwenvereenigingen dient in de eerste plaats genoemd t e worden de sinds J u n i 1932 onder den n a a m Istri Indonesia tot stand gekomen fusie van een tiental tot de federatie Perikatan Perkoempoelan Isteri Indonesia

( P . P . L I . ) behoorende vrouwenvereenigingen. Deze fusie, waartoe de meer vooruit- strevende vereenigingen zijn toegetreden, is gebaseerd op nationalisme en demo- cratie; haar doel is t e streven naar „ I n d o n e s i a K a j a " (Groot I n d o n e s i ë ) .

Hoewel de federatie, noch de fusie actief aan de politieke beweging deelneemt, wint m de betrokken kringen meer en meer de overtuiging veld, dat de I n h e e m s c h e vrouw, ook al is zij lid van op sociaal gebied werkzame vereenigingen, zich daar- n a a s t op politiek gebied behoort t e bewegen om m e t den m a n s a m e n t e werken voor het verkrijgen van de nationale vrijheid.

Voorts valt melding t e m a k e n van de vereeniging Isten Sedar, dateerend van M a a r t 1930, welke door verbetering van de positie der vrouw in de maatschappij en in het gezin de inheemsche vrouw t r a c h t op te voeden tot eene bewuste, krachtige medestrijdster v a n den m a n voor het bereiken van de vrijheid. Op het medio J u l i 1932 gehouden congres heeft zij als politiek doel a a n v a a r d : gelijkheid on gelijke waardeering van de inheemsche vrouwen en m a n n e n ter bespoediging van de'nationale vrijheid. Zij w e n d t zich in het bijzonder t o t de „ M a r h a e n - y r o u w " , de inheemsche vrouw uit h e t volk. V a n deze vereeniging b e s t a a n afdeehngen t e B a t a v i a , Manggarai, Bandoeng, Tjiandjoer, Cheribon en P a l e m b a n g .

De Inheemsche Jeugdbeweging. De vereeniging Indonesia Moeda voerde in Augustus 1932 op 30 verschillende plaatsen eene z.g. moment-actie, welke t e n doel had h e t volk t e toonen, dat de jeugd in de nationale beweging m e t t e n achter wil blijven bij de ouderen. Aan verscheidene sprekers moest door de politie het woord worden ontnomen, o m d a t zij zich op politiek terrein begaven, terwijl de rede- voeringen dikwijls heftig van aard waren. E i n d December 1932 hield de vereeni- ging haar jaarlijksch congres t e Soerabaja, waar h e t besluit werd genomen om de organisatie ook open t e stellen voor de niet-schoolgaande jeugd, m h e t bijzonder

voor kinderen uit h e t volk. _ ' Te Jogjakarta k w a m in 1932 eene nieuwe vereeniging tot stand, boeloe Pemoeda

Indonesia genaamd, welke streeft naar vrijheid, gelijkheid en broederschap en naar verwezenlijking van de nationalistische idealen. Ter zelfdertijd werd t e Soerakarta de grondslag gelegd voor de oprichting van een Kepandoean Ra'jat Indonesia, eene padvindersvereeniging voor de jeugd onder het volk. Beide vereenigingen

Persatoean Moeslim Indonesia ( P . M . I . )

1932 haar congres t e P a d a n g p a n d j a n g . Alle openbare vergaderingen moesten door

(23)

de politie worden gesloten, o m d a t de redevoeringen een staatkundig, derhalve voor eene jeugdvereeniging ontoelaatbaar, karakter droegen.

H e t nieuwe hoofdbestuur van de Pemoeda Moeslimin Indonesia, jeugd-organi- satie der Partij Sarekat I s l a m Indonesia ( P . S . U . ) , is t e Soerabaja gevestigd.

H e t doel dezer jeugdvereeniging is jonge m a n n a n en vrouwen tusschen 15 en 30 jaar volgens den I s l a m op t e voeden.

Ter voering van eene propaganda-actie is onder den n a a m Pemoeda P.S.LI.

samenwerking o n t s t a a n tusschen P e m o e d a Moeslimin Indonesia en S . I . A . P . (de padvindersafdeeling der Partij Sarekat I s l a m I n d o n e s i a ) .

De Inheemsche Padvinderij geeft door h a a r optreden op J a v a uit politiek oog- p u n t geen aanleiding t o t bijzondere opmerkingen.

Ter S u m a t r a ' s W e s t k u s t zijn als voornaamste padvindersvereenigingen aan te merken de 8.I.A.P., m e t ruim 500 leden; El-Hilaal, oorspronkelijk een afdeeling van de Persatoean Moeslim Indonesia, doch n u los daarvan staande, m e t + 2000 leden; Ke-pandoean Indonesia Moeslim, afdeeling van de P e r s a t o e a n Moerid Dinijah-school (de federatie van leerlingen van godsdienstscholen) en Hizboel.

Wathon, een afdeeling van Moehammadijah. I n 't geheel zijn ter S u m a t r a ' s W e s t k u s t r u i m 4000 I n h e e m s c h e padvinders. *

3. De Chineesche beweging.

H e t bezoek van de Volkenbondscommissie aan China trok veler belangstelling.

ZOÔ werden o. a. door de Chineesche Handelsvereenigingen te B a t a v i a , Soerabaja en Semarang, in samenwerking m e t de Kuomintang-afdeelingen en andere ver- eenigingen aldaar, t e l e g r a m m e n aan genoemde commissie gezonden, waarin de hoop werd uitgesproken, dat de leden bij het opstellen van h u n rapport de grootste rechtvaardigheid zouden b e t r a c h t e n .

De 18de September, de eerste herdenking van den dag waarop de J a p a n n e r s Moekden genomen hebben, verliep in Indië zeer rustig. Door een beperkt aantal Chineesche vereenigingen, alsmede door de consulaten te B a t a v i a en Soerabaja werden herdenkingsbijeenkomsten belegd, waarin door t a l van sprekers de toe- hoorders tot eensgezindheid en vaderlandsliefde werden aangespoord.

I n de kringen der in Indië geboren, z.g. peranakan-Chineezen heerschte in het afgeloopen jaar eenige beroering t e n aanzien van de vraag, welke richting deze groep Chineezen moet inslaan, om aan de verschillende hen bedreigende moeilijk- heden het hoofd t e bieden. De meeste Chineesch-Maleische bladen voerden daar- over een heftigen pennestrijd, waardoor de tegenstellingen tusschen de verschillende richtingen duidelijk tot uiting k w a m e n .

De Sin-Po-groep, de z.g. 1ste richting, die van h e t t e B a t a v i a verschijnend Chineesch-Maleisch dagblad Sin-Po, is ultra-nationalistisch. Zij wenscht, dat de Nederlandsch-Indische Regeering voor de peranakan-Chineezen h e t Chineesch onderdaanschap zal erkennen en h e n m e t de E u r o p e a n e n zal gelijkstellen. Voor de verwezenlijking van hare idealen verwacht zij alles van China en niets van samenwerking m e t h e t Nederlandsch-Indisch G o u v e r n e m e n t ; de Chineezen be- hooren h. i. door self-help in socialen arbeid zich tot een hooger niveau t e verheffen m e t inachtneming van de belangen van de toekomstige inheemsche bestuurders van Indië.

D a a r n a a s t heeft zich in September 1932 op initiatief van den heer L i e m Koen H i a n . ex-hoofdredacteur van de t e Soerabaja verschijnende Sin Tit Po, een tweede groep gevormd. Opgericht werd de Partij Tionghwa Indonesia ( P . T . I . ) m e t het doel : steun t e verleenen in het belang van de economische, sociale en politieke ontwikkeling van Nederlandsch-Indië tot een onafhankelijken Staat, waarin aan alle groepen der bevolking gelijke rechten zouden worden verleend. Als deel van het Indonesisch volk zou de gemeenschap van in Indië geboren Chineezen deel- n e m e n aan den politieken strijd in samenwerking m e t andere vereenigingen en partijen, die hetzelfde doel nastreven. De eerste door deze organisatie van Indische Chineezen ondernomen stap was eene actie tot steunverleening aan de beweging tot lijdelijk verzet tegen de uitvoering van de z.g. Wilde Scholen-ordonnantie.

(24)

20 DE STAATKÜNDIGE TOESTAND.

E e n derde groep, de z.g. derde richting, wordt gevormd door de Chung H w a H w e e . Deze in 1928 opgerichte Chineezenbond in Nederlandsch-Indië aanvaardt het Nederlandsch onderdaanschap en n e e m t deel aan den arbeid in de raden, omdat zij daardoor sneller tot h a a r doel, de gelijkstelling m e t de E u r o p e a n e n en verhopging van den invloed der Chineezen in het L a n d s b e s t u u r , m e e n t t e k u n n e n geraken.

D e strijd, die voornamelijk tusschen de Ohung H w a H w e e en de P a r t a i Tionghwa Indonesia gevoerd werd, luwde tegen het einde van November bij gebrek aan onderwerpen ter discussie. V a n beide zijden t r a c h t t e m e n van toen af zijne positie t e versterken door het oprichten van nieuwe afdeelingen op tal van plaatsen in Nederlandsch-Indië, zoodat de propaganda in de bladen grootendeels vervangen werd door persoonlijke propaganda onder de Gbineesche bevolking.

(25)

HOOFDSTUK II.

DE F I N A N C I E E L E T O E S T A N D . A. DE L A N D S F I N A N C I Ë N . 1. Algemeen overzicht.

Van de teleurstellende ontwikkeling v a n de financieele situatie wordt een duidelijk beeld gegeven in h e t onderstaand overzicht v a n de ramingen en de voor- loopige uitkomsten betreffende de begrooting voor 1932 volgens de gegevens, bekend gesteld in den gewijzigden herdruk v a n de Indische financieele nota, behoorende bij de ontwerp-begrooting voor 1934. x)

De voorloopige ramingen en u i t k o m s t e n over 1932 bedragen:

Gewone dienst:

Uitgaven

Nadeelig saldo . . . . Buitengewone dienst :

Uitgaven

Voordeelig saldo . . . Nadeelig „ . . . Geheele dienst:

Ontvangsten Uitgaven

Nadeelig saldo . . . .

Duizendtallen guldens.

Raming.

692 408 760 770 68 362

18 310 49 218

30 908

710 718 809 988 99 270

Uitkomst.

468 100 604 753 136 653

31287 24 254 7 033

499 387 629 007 129 620

Hierbij dient er rekening m e d e te worden gehouden, d a t , n a a r verwacht wordt, van 1932 naar 1933 de volgende bedragen zullen worden gevireerd:

Buitengewone dienst f 86 500 Gewone dienst 1 994 400

Totaal f 2 030 900

Tegenover een geraamd tekort van 68,4 millioen op den gewonen dienst blijkt derhalve als voorloopige uitkomst t e moeten worden gerekend op een tekort v a n 136,7 millioen, niettegenstaande de omstandigheid, dat door de ingevoerde wijziging der Indische Comptabiliteitswet m e t betrekking t o t de boekingswijze der kohier- belastingen eene verbetering van de desbetreffende middelencijfers m e t 10,8 millioen

i) Gedrukte Stukken Tweede Kamer, Zitting 1933—1934, 4, n°. 28.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

De vastgestelde jaarrekening en het jaarverslag zijn binnen de wettelijke termijn ingezonden De jaarrekening sluit met een positief resultaat van € 319.000 dat voor € 325.000

Een andere oorzaak van inktvraat is de aanwezigheid van ijzerionen in de inkt die niet in ijzer(III)tannaat zijn gebonden..

Zowel bij deze bereiding als bij de bereiding met behulp van propaan ontstaat dus behalve waterstof ook koolstofdioxide.. Koolstofdioxide is één van de gassen die bijdragen aan

Met behulp van de afgeleide van H kunnen we onderzoeken bij welke verhouding eiken en beuken de Shannon-index

Bij elk punt P op de grafiek van f kan het midden van lijnstuk AP worden bepaald.. Dat midden noemen we

door een combinatie van een of meer translaties en een spiegeling in de lijn met vergelijking y  x. Zo’n spiegeling van een grafiek van een functie in de

De raad van de gemeente Beuningen een jaar geleden een besluit heeft genomen over nieuwbouw op kórte termijn;. Het huidige college aanvullende voorwaarden heeft gesteld