• No results found

De deugdentheorie als uitgangspunt voor het handelen

In document Vertrouwen werkt (pagina 87-91)

Een cultuur van vertrouwen

4.3 De deugdentheorie als uitgangspunt voor het handelen

Wat zijn de uitgangspunten waardoor leiders zich laten leiden, bewust of onbewust? Op basis van welke waarden formuleren zij hun missie, visie en doelen en geven zij hun han-delen vorm? In de inleiding van dit onderzoek heb ik mij afgevraagd op welke wijze de discussie over waarden samenhangt met vertrouwen. Inmiddels is duidelijk dat het voor het creëren van vertrouwen in organisaties gaat om waarden die richting kunnen geven, richting aan het formuleren van een visie, missie en doelen en richting aan het scheppen van het juiste organisatieklimaat zodat mensen in organisaties zich kunnen ontwikke-len. Waarden die dieper gaan dan de organisatiewaarden van Cameron en Quinn. Waar-den die een alternatief kunnen bieWaar-den aan de eenzijdige aandacht voor het rationaliteits-denken dat is gaan overheersen in ons economisch rationaliteits-denken. In het eerste hoofdstuk van dit betoog heb ik Deirdre McCloskey geciteerd, die ervoor pleit hernieuwde aandacht te geven aan de klassieke deugden en zij ziet het handelen vanuit de deugden als een middel om vertrouwen te creëren. In The Bourgeois Virtues, Ethics for an age of commerce (2006) vraagt zij zich af: ‘How are the virtues relevant, if they are, to a bourgeois life?’ Zij schrijft:

‘Participation in capitalist markets and bourgeois virtues has civilized the world en zij is het eens met Matt Ridley, die in The Origins of Virtue (1996) schrijft:

‘glimpses… a better way,… a society built upon voluntary exchange of goods, informa-tion, fortune and power between free individuals in small enough communities for trust to be built.’ (2006:47-48).

McCloskey laat zien dat de deugden ons sinds de klassieke oudheid op het spoor hebben gezet van de vooruitgang die wij hebben doorgemaakt. Ik ben van mening dat door

aan-dacht te geven aan deze deugden het model van Cameron en Quinn verrijkt kan worden.

Het model van Cameron en Quinn, evenals het hiervoor geciteerde model van Mayer et al. gaat namelijk uit van een instrumentele aanpak met betrekking tot relaties: je opvat-tingen komen voort uit je professionele overtuigingen. Je gedraagt je volgens de in jouw beroepsgroep geldende regels en dat mag je ook van anderen verwachten. En daar blijft het bij. Terwijl ik op zoek ben naar een manier om te reflecteren op de vraag hoe je het juiste kunt doen in een relationele context, zodat betrokkenen een gevoel van veiligheid, erkenning, steun en ruimte ervaren. En vakmanschap zich kan ontwikkelen. Het gaat erom dat op de juiste wijze de juiste doelen worden nagestreefd. En er dus vertrouwen ontstaat. En dat is moeilijk, zoals we in de geschetste voorbeelden hebben gezien. Aan-dacht voor de deugden kan ons helpen richtlijnen te ontwikkelen om te reflecteren op onze waarden. McCloskey beschrijft de ‘civic and bourgeois virtues’ als volgt:

Hoop ‘Hope – optimism, imagination and (with courage) entrepreneurship’

Geloof ‘Faith – identity, integrity, loyalty, and (with Courage and Justice) honesty’

Liefde ‘Love – connection, friendship, affection, appreciation’

Rechtvaardigheid ‘Justice – social balance and honesty (with Courage and Faith)’

Moed ‘Courage – autonomy, daring, endurance, steadfastness’

Matigheid ‘Temperance – individual balance and restraint, chastity, sobriety humility’

Verstandigheid ‘Prudence – know-how, foresight, self interest, contextual rationality’

‘Love’ ziet zij als deugd in de uitgebreide betekenis van eros/agape/philia of amor/caritas/

amicitia, McCloskey is dol op Grieks en Latijn, zij is zelfs als volwassene Latijn gaan leren. Liefde dus ook in de zin van naastenliefde, vriendschap en verbinding. ‘Faith’ en

‘Hope’ zijn de ‘verbal virtues’, waarbij zij opmerkt dat het bij alle deugden gaat om ge-voelens (‘matters of a prepared feeling’), zoals Hutcheson, Hume en Smith in de 18e eeuw ook reeds spraken van ‘moral sentiments’. Is ‘Faith’ gebaseerd op het verleden, als de

‘rootedness of humans’, ‘Hope’ is toekomst gericht en – hier citeert zij Thomas van Aquino – ‘the movement of a spirit aiming at great things.’ Door hun religieuze connotatie zijn de deugden geloof, hoop en liefde uit de mode geraakt of zelfs als overbodig gekenmerkt, maar de transcendente deugden ‘Faith’ en ‘Hope’ kunnen ook tot uiting komen in andere vormen dan God. En daarom bepleit zij, hier door mij kort door de bocht weergegeven, voor een herwaardering en het serieus nemen van deze deugden.

‘Prudence’ of ‘Practical wisdom’ is de uitvoerende functie onder de deugden. Iemand met gebrek aan ‘prudence’ is een ongeleid projectiel. Bij ‘prudence’ gaat het zowel om zorg voor jezelf als om zorg voor anderen. ‘Courage and temperance are emotion-controlling and will-disciplining, …’, (2006:305). ‘Temperance-justice-prudence’ zijn de deugden die als middel dienen ‘necessary for the artful making of any community whatever.’ En ‘Tem-perance is the management of the self, justice the management of society.’

McCloskey brengt nuanceringen aan met betrekking tot de gewenste inzet van de deugden en zij refereert aan Philippa Foot (1978) als zij het heeft over het onder controle houden van passies, het in balans houden van deugden en de neiging tot het kwaad:

‘The point is that to last like bronze the virtues must be alloyed with each other. A per-sonality governed wholly by temperance is bad, as is one governed wholly by courage, or wholly by justice. It is the ‘wholly’ that is the problem. Imagine how dangerous it would be to be in a platoon filled with Medal of Honor types or how tiresome to be in a nunnery filled with Mother Teresa types.’ (2006:250).

‘Philippa Foot calls vice a ‘natural defect’ in a living thing, as a tiger would be defec-tive without teeth … For example, people who habitually free ride on the efforts of others

‘are just as defective as those who have defective hearing, sight, or powers of locomotion.

But perfection is as rare in ethics as in body.’ (2006:286).

Zij is het eens met Arjo Klamer die haar voorhoudt dat mensen afhankelijk van de situ-atie over een bepaalde deugd dienen te beschikken:

‘We are all composed of different characters, and have use at different times for different stories of good behavior, putting them in conversation, as Klamer says.’ (2006:346).

Je hebt de deugden nodig om bewust met waarden om te kunnen gaan en er vervolgens naar te kunnen handelen. McCloskey heeft het over de ‘P & S and the capitalist life’, waarbij P staat voor Prudence en Profane en S voor Solidarity and Sacred. Zij refereert aan onderzoek van Irene van Staveren (1999) die drie sectoren onderscheidt:

‘The government whose virtue is justice; the market, whose virtue is prudence and free-dom; and the home, whose virtue is love. The greek words are polis, agora and oikos.’

(2006:430-431).

Van Staveren en McCloskey zijn het er over eens, schrijft McCloskey dat waarden als af-fectie, vertrouwen, respect en verantwoordelijkheid noodzakelijk zijn wil een economie kunnen draaien en dat een maatschappij zonder polis en oikos, waar geen aandacht is voor recht en zorg, geen optie ‘nightmarish’ is.

Zij sluit haar boek af met de volgende woorden:

‘We have fallen repeatedly, of course, into bourgeois vices. Sin is original. But we live in a commercial society, most of us, and capitalism is not automatically vicious or sinful. Ra-ther the contrary. ‘Bourgeois virtues’ is no contradiction. It is the way we live now, main-ly, at work, on our good days, and the way we should, Mondays to Fridays.’ (2006:508)

Ook al zijn we af en toe het spoor bijster, we hebben het in ons om ons te laten leiden door morele principes. De klassieke deugden die hun waarde in de loop der eeuwen be-wezen hebben en door het werk van McCloskey opnieuw de aandacht krijgen die ze ver-dienen, kunnen ons helpen als reflectie-instrument om ons op het goede pad te houden.

Het gaat er mij om in dit onderzoek patronen te herkennen en aanknopingspunten te vinden die het mogelijk maken een cultuur van vertrouwen te creëren in organisaties. In publieke en in private organisaties. Ik zoek juist de aansluiting bij de wereld van de ‘agora’, de markt en ben op zoek naar een aanpak die de waardensferen van de agora, de polis en de oikos weet te verbinden. Door de deugdentheorie te omarmen in plaats van van tafel te schuiven, zoals geschetst in het voorbeeld uit de Prooi vinden wij een houvast om het belang en de noodzaak van de verschillende waardensferen af te wegen en zodoende de juiste balans te vinden. Laten we ons geloof in en hoop op een betere wereld niet opgeven.

Het is de kunst ruimte te scheppen voor reflectie en de deugden bieden richtlijnen voor ons handelen. Ook de verschillende stappen in het vertrouwensmodel kunnen we langs deze reflectiemeetlat leggen:

Zijn bij het formuleren van een overkoepelende visie en missie voor de organisatie verstandigheid en matigheid betracht? Deze deugden worden in het plaatje gesymbo-liseerd door de overkoepelende cirkel.

verstandigheid Geven van steun,

begrip, aandacht

Verantwoording nemen voor structuren en

processen Formuleren van

waarden, visie en heldere doelen

Onstaan van ruimte,

betrokkenheid Behalen van resultaten geloof en hoop moed

matigheid rechtvaardigheid

liefde

Figuur 4.9 Opbouw van het Trustworks model stap 3

Gelooft de leiding werkelijk in de gestelde doelen en is er oprechte hoop dat het ook gaat lukken om deze doelen te bereiken?

Voelen mensen rechtvaardigheid bij het stroomlijnen van de werkprocessen, zoals ook verwoord door Lynda Gratton?

En ervaren mensen liefde in de vorm van oprechte aandacht van hun leidinggeven-den en collega’s?

De ruimte en betrokkenheid die vervolgens ontstaat, geeft mensen als het goed is de moed om in het diepe te springen en om er voor te zorgen dat stabiliteit vernieuwing niet in de weg komt te staan.

Maar je kan het ook omdraaien: als het mensen aan een gevoel van moed, liefde en rechtvaardigheid ontbreekt, dan klopt er iets niet, het ontbreken van de deugden doet de alarmbellen rinkelen. De deugden zorgen voor een kader en een waarschuwingssysteem om ons handelen te onderzoeken. Het brengt ons een stap verder in het begrijpen van vertrouwensprocessen.

Ben ik nu zelf op de juiste weg? Hoe weet ik of ik de juiste aanpak heb gekozen? Dit zijn ook de vragen die leiders en professionals in organisaties zichzelf stellen. En hoe weten we of onze doelen realistisch zijn en geen valse hoop bieden? En of onze beslissingen als rechtvaardig ervaren worden? Daarvoor moeten we te rade gaan bij ons verstand en bij ons gevoel. Juist ons gevoel kan ons helpen om te begrijpen of we op de goede weg zijn.

Het nader onderzoeken van onze gevoelens vormt de derde stap om te komen tot het raamwerk. Zo kom ik terecht bij het gedachtegoed van de filosoof en kennistheoreticus Arnold Cornelis, zoals hij dat verwoordt in zijn hoofdwerk De Logica van het Gevoel, (9e druk 2000).

In document Vertrouwen werkt (pagina 87-91)