• No results found

366. De financiële crisis heeft aangetoond dat er onvoldoende rekening werd gehouden met de financiële ongeletterdheid

van de retailbelegger en dat de bestaande financiële regulering de gevallen van mis-selling niet voldoende beperkte. Zowel op Europees als op Belgisch niveau werden nieuwe wetgevende initiatieven genomen om de werking van financiële markten en financiële dienstverlening in goede banen te leiden. Daarnaast wordt sterk ingezet op financiële regelgeving die aan de retailbelegger een hoger niveau van bescherming moet bieden.

367. Tot op vandaag zijn de gevolgen van de financiële crisis merkbaar. Door de lage rente gaat ook de retailbelegger op

zoek naar financiële producten die hogere rendementen beloven. Hierdoor duiken derivaten veelvuldig op in de beleggingsportefeuille van de retailbelegger. Deze financiële instrumenten zijn uit hun aard complex en risicovol. In het kader van deze masterproef werd onderzocht hoe de financiële regelgeving anno 2019 de retailbelegger, die voornemens is in dergelijke financiële instrumenten te investeren, kan beschermen. Er werd gekozen het onderzoek te beperken tot de drie klassieke bouwstenen inzake beleggersbescherming zijnde: (i) het informatieparadigma, (ii) de gedragsregels, en (iii) de nieuwe productinterventiemaatregelen.

368. Doorheen de masterproef wordt de steeds groeiende aanwezigheid van de financiële toezichthouder in de dagelijkse

werking van de financiële instellingen en markten besproken. We zien ook dat het aanbod van financiële instrumenten naarmate de bouwstenen zich opstapelen, in hoofde van de retailbelegger steeds meer kan worden beperkt. Op basis van het informatieparadigma kunnen alle financiële instrumenten op de markt worden gebracht, zolang hieromtrent maar voldoende informatie wordt verstrekt. In het kader van de gedragsregels wordt het aanbod van complexe financiële instrumenten in hoofde van de retailbelegger deels beperkt. Derivaten kunnen in geen geval worden aangeboden via het execution only-regime. Daarnaast moeten de gereglementeerde ondernemingen er zich in het kader van het verlenen van beleggingsadvies of vermogensbeheer van onthouden bepaalde financiële producten aan de retailbelegger aan te bieden, indien zij van oordeel zijn dat het financieel product niet geschikt is voor de desbetreffende cliënt. Indien zij complexe financiële producten als derivaten aanbiedt, is de gereglementeerde onderneming ertoe gehouden diepgaandere informatie bij de cliënt in te winnen, dan bij het aanbieden van plain vanilla beleggingsinstrumenten. Tot slot grijpen de productgovernanceregelen en de productinterventiemaatregelen rechtstreeks in op het productaanbod. Hierdoor wordt de retailbelegger de toegang tot bepaalde financiële instrumenten geheel ontnomen. De verantwoordelijke entiteit voor het nemen van een rationele beleggingsbeslissing, varieert dan ook deels per bouwsteen.

369. De financiële regelgeving ter bescherming van de retailbelegger berust van oudsher op het verstrekken van

informatie. Het klassieke informatieparadigma veronderstelt dat de retailbelegger een geïnformeerde beleggingsbeslissing zal maken indien deze over voldoende informatie beschikt. Op heden heeft dit uitgangspunt in het financieel recht zijn hoogtepunt bereikt. Gedragseconomen wezen veelvuldig op problemen inzake informatie-overload en behavioural biases die capaciteit van de retailbelegger beperken om een geïnformeerde beleggingsbeslissing te nemen. De Europese wetgever heeft oog voor de imperfecties van het klassieke informatieparadigma en voorziet in nieuwe korte en gestandaardiseerde informatiedocumenten. De bijdrage van dit ‘vernieuwd’ informatieparadigma aan de bescherming van de retailbelegger mag niet overschat worden. Voor het nemen van de effectieve beleggingsbeslissing is de retailbelegger er nog steeds toe gehouden alle relevante informatie in acht te nemen. De verkorte informatie vormt

PAGINA 102/111 hierbij slechts een hulpmiddel dat zich focust op de essentiële kenmerken. De rol van de financiële toezichthouder blijft in dit kader beperkt tot het controleren van de verstrekte informatiedocumenten. Het is de verantwoordelijkheid van de retailbelegger zelf, om op basis van alle aangereikte informatie, een optimale beleggingsbeslissing te nemen.

370. In de praktijk benaderen de retailbeleggers de financiële markten via gereglementeerde ondernemingen. Gelet op

de grote invloed van de gereglementeerde ondernemingen op de uiteindelijke beleggingsbeslissing van de retailbelegger, worden zij aan een reeks gedragsregels onderworpen die de kwaliteit van de door hen verleende diensten moeten garanderen. Op basis van het loyauteitsbeginsel moeten de gereglementeerde ondernemingen zich ten allen tijde op eerlijke, billijke en professionele wijze inzetten voor de belangen van haar cliënten. Dit houdt onder meer in dat zij belangenconflicten moeten vermijden. Daarnaast rust op de gereglementeerde onderneming ook een zogenaamde ‘inform your customer’ verplichting, die ingevolge de MIFID II-richtlijn verder is uitgebreid en verstrengd. Indien de gereglementeerde onderneming gepaste informatie heeft verstrekt, is het de verantwoordelijkheid van de retailbelegger om op basis van de aangereikte informatie een rationele beleggingsbeslissing te nemen. Deze informatieverplichtingen zijn autonoom en gelden naast informatieverplichtingen uit andere financiële regelgeving. Tot slot rust op de gereglementeerde ondernemingen ook een ‘know your customer’ verplichting. Voorafgaand aan hun dienstverlening, moeten deze ondernemingen voor elke cliënt een cliëntenprofiel opmaken. De informatie die hiervoor moet worden ingewonnen verschilt naargelang de aard van de aangeboden beleggingsdienst.

371. Derivatieve instrumenten kunnen vanwege hun complexe aard niet onder het execution only-regime verhandeld

worden. Dit betekent dat de gereglementeerde onderneming die dergelijke financiële instrumenten aanbieden, altijd een zekere toetsing van de passendheid of geschiktheid voor de desbetreffende cliënt zullen moeten uitvoeren. Indien de gereglementeerde onderneming vermogensbeheer of beleggingsadvies verstrekt, zal zij zich moeten informeren omtrent de financiële situatie, de beleggingsdoelstellingen en kennis en ervaring van de desbetreffende cliënt op beleggingsgebied. Deze informatie moet de gereglementeerde onderneming toelaten om een voor de cliënt geschikte aanbeveling te doen of het voor de cliënt geschikt vermogensbeheer te verstrekken. Indien de gereglementeerde onderneming echter van oordeel is dat het desbetreffende instrument niet geschikt is, rust op haar een onthoudingsplicht. De verantwoordelijkheid om een geschikte beleggingsbeslissing te maken, rust hier op de gereglementeerde onderneming.

372. Indien een gereglementeerde onderneming andere beleggingsdiensten dan vermogensbeheer of beleggingsadvies

verstrekt, is zij ertoe gehouden een passendheidstest te verrichten. Hiervoor moet zij de cliënt bevragen omtrent diens kennis en ervaring op beleggingsgebied met betrekking tot het specifiek aangeboden of gevraagde beleggingsinstrument. Indien de financiële instelling op grond van de verkregen informatie tot de bevinding komt dat het desbetreffende beleggingsinstrument niet passend is voor de cliënt, is zij enkel gehouden de cliënt te waarschuwen. De uiteindelijke beleggingsbeslissing ligt hier bij de retailbelegger zelf, die er dan ook de verantwoordelijkheid voor draagt.

373. De FSMA is als bevoegde toezichthouder verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de gedragsregels door

de gereglementeerde ondernemingen. In dit kader wordt voornamelijk de techniek van ‘mystery-shopping’ aangewend. Indien de FSMA vaststelt dat de gereglementeerde onderneming de van toepassing zijnde gedragsregels niet naleeft, kan zij deze aan administratieve sancties onderwerpen. De retailbelegger kan louter indirect bescherming putten uit de

PAGINA opgelegde gedragsregels. Voor het bekomen van een schadevergoeding, zal deze zich alsnog moeten beroepen op het gemeen verbintenissenrecht.

374. Het is duidelijk dat voor het organiseren van een effectieve beleggersbescherming zowel het ‘vernieuwde’

informatieparadigma als de aangescherpte gedragsregels niet volstaan. Er is nood aan een nieuw en sterker reglementair kader dat transacties in financiële producten aan hogere standaarden onderwerpt, en zo een hoger niveau van beleggersbescherming garandeert. In MiFID II wordt een uitgebreid productgovernanceregime ingevoerd. Dit regime moet garanderen dat financiële producten op een zodanige manier worden ontwikkeld en gedistribueerd, dat zij in overeenstemming zijn met de noden van hun vooraf geïdentificeerde doelgroep. Indien het gaat om complexe financiële producten, zoals derivaten, zal de geïdentificeerde doelgroep nauwkeuriger worden afgebakend dan bij plain vanilla instrumenten. De productgovernancebepalingen kunnen aanleiding geven tot een verschraling van het productaanbod. Het is mogelijk dat een bepaalde groep cliënten de toegang tot een bepaald financieel product wordt ontzegd, ondanks dat het product in werkelijkheid misschien wel degelijk voor hen geschikt is. Het zou echter naïef zijn om te denken dat schadelijke financiële producten hierdoor van de markt zouden verdwijnen.

375. De MiFIR- en PRIIPs-Verordening voorzien daarom in een soort van ultiem vangnet door zowel aan de nationale

bevoegde autoriteiten als aan de Europese toezichthouders de bevoegdheid te verlenen om het op de markt brengen, verspreiden en verkopen van bepaalde financiële instrumenten, gestructureerde deposito’s of verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten te gaan verbieden of te beperken. Men kent de financiële toezichthouders met andere woorden de bevoegdheid toe om op intrusieve wijze tussen te komen in het productaanbod, indien een reeks cumulatieve voorwaarden is vervuld. In de nasleep van de financiële crisis hebben een aantal lidstaten zelf anticipatieve productinterventiemaatregelen toegepast. De vraag is dan ook of deze anticipatieve nationale maatregelen vandaag in hun huidige vorm gehandhaafd kunnen blijven. Voor het vrijwillig moratorium op bijzonder ingewikkelde gestructureerd producten is het antwoord bevestigend. Dit reglement valt vanwege haar vrijwillig karakter niet onder het toepassingsgebied van de Europese verordeningen. In het kader van de overige twee bindende productinterventiemaatregelen van de FSMA ,lijkt het antwoord eerder ontkennend. Het feit dat de commercialisering van bepaalde types financiële instrumenten aan een gehele categorie beleggers wordt ontzegd lijkt de evenredigheidsvoorwaarde niet te doorstaan.

376. We zien een duidelijke evolutie in de visie van de Europese wetgever met betrekking tot beleggersbescherming. In

de eerste plaats wordt bijzondere aandacht besteed aan de mate van complexiteit van een financieel product, wat slechts een beperkte breuk inhoudt met het klassieke informatieparadigma. Het informatieparadigma stelt dat de belegger over voldoende informatie moet beschikken om de belegging in al zijn aspecten te kunnen begrijpen. Een hoog niveau van complexiteit brengt met zich mee dat de financiële instrumenten weinig transparant zijn, wat het voor de retailbelegger moeilijk maakt om de risico’s die eraan verbonden zijn adequaat in te schatten. Onder de MiFIR- en de PRIIPs-Verordening en de daarmee gepaard gaande gedelegeerde verordeningen wordt productinterventie ook deels losgekoppeld van het informatieparadigma. Bij de beoordeling van een significante reden tot bezorgdheid over beleggersbescherming of een bedreiging van de financiële markten, moet de bevoegde autoriteit naast de complexiteit ook rekening houden met de intrinsieke risicograad van de financiële instrumenten.

PAGINA 104/111

377. Het is echter van fundamenteel belang dat de intrusieve rol van de toezichthouder er niet toe leidt dat de

retailbeleggers zich beschermd achten tegen risicovolle financiële producten. Productinterventie heeft namelijk niet tot doel ‘eenvoudige’ risicovolle producten uit de markt te weren. Productinterventie mag er namelijk niet toe leiden dat de retailbelegger geen verantwoordelijkheid meer draagt voor het nemen van een beleggingsbeslissing.

PAGINA

BIBLIOGRAFIE

RECHTSPRAAK

- HvJ 4 december 1986, nr. C- 205/84, ECLI:EU:C:1986:463, Commissie/Duitsland. - Kh. Brussel 26 april 2013, Bank Fin. R. 2013, 224-23.

WETGEVING

Europese wetgeving

- Voorstel (Comm.) voor een een verordening van het Europees Parlement en de Raad over essentiële- informatiedocumenten voor beleggingsproducten, 3 juli 2012,COM(2012)352.

- Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van richtlijn 2000/12/EG van het Europees parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad, Pb. L 30 april 2004, afl. 145, 1-44.

- Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EC en Richtlijn 2011/61/EU, Pb. L. 12 juni 2014, afl. 173, 349-496.

- Richtlijn 2003/71/EG van het Europees parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG, Pb. L. 31 december 2003, afl. 345, 64-89.

- Verordening (EG) 809/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de in het prospectus te verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie door middel van verwijzing, de publicatie van het prospectus en de verspreiding van reclame betreft, Pb. L. 30 april 2003, afl. 149, 1-130.

- Richtlijn 2010/73/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van Richtlijn 2003/71/EG betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en Richtlijn 2004/109/E, betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, Pb. L. 11 december 2010, afl. 327, 1-12.

- Verordening (EU) 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten en tot intrekking van Richtlijn 2003/71/EG, Pb. L 30 juni 2017, afl. 168, 12-82.

- Richtlijn 2014/91/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 tot wijziging van Richtlijn 2009/65/EG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve beleggingen in effecten (icbe’s) wat bewaartaken, beloningsbeleid en sancties betreft, PB L 28 augustus 2014, nr. 257, p. 186-213.

PAGINA 106/111 - Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve

beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010, Pb. L. 1 juli 2011, afl. 174, 1-73.

- Verordening (EU) nr. 583/2010 van de Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft essentiële beleggersinformatie en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan als de essentiële beleggersinformatie of het prospectus op een andere duurzame drager dan papier of via een website wordt verstrekt, PB. L 10 juli 2010, nr. 176, 1- 15.

- Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 over essentiële- informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PRIIP’s), Pb. L 9 december 2014, nr. 352, 1-23.

- Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/653 van de Commissie van 8 maart 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (priip's) door de vaststelling van technische reguleringsnormen voor de presentatie, de inhoud, de evaluatie en de herziening van essentiële- informatiedocumenten en de voorwaarden voor het voldoen aan het vereiste om dergelijke documenten te verstrekken, Pb. L. 12 april 2017, afl. 100, 1-52.

- Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1866 van de Commissie van 3 juli 2019 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/653 om de overgangsregeling voor PRIIP-producenten die rechten van deelneming in fondsen van artikel 32 van Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad als onderliggende beleggingsoptie aanbieden op de verlengde vrijstellingstermijn, op grond van dat artikel af te stemmen, Pb. L. 8 september 2019., afl. 289, 4-5.

- Richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten, Pb. L. 11 juli 1993, nr. 141, 27-46.

- Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 houdende aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn, Pb. L. 31 maart 2017, afl. 87, 1-83.

- Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2017/593 van de Commissie van 7 april 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het vrijwaren van financiële instrumenten en geldmiddelen die aan cliënten toebehoren, productgovernanceverplichtingen en de regels die van toepassing zijn op het betalen of het ontvangen van provisies, commissies en geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen, Pb. L. 31 december 2017, afl. 87, 500-517.

- Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/2358 van de Commissie van 21 september 2017 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot vereisten inzake producttoezicht en - governance voor verzekeringsondernemingen en verzekeringsdistributeurs, Pb. L. 20 december 2017, afl. 341, 1- 7.

- Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012, Pb. L. 12 juli 2014, afl. 173, 84-148. - Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en e Raad van 24 november 2010 tot oprichting

van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie, Pb. L. 15 december 2010, afl. 331, 84-119.

PAGINA - Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting

van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie, Pb. L. 15 december 2010,afl. 331, 12-47. - Besluit (EU) 2018/795 van de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten van 22 mei 2018 om het op de markt brengen, verspreiden of verkopen van binaire opties aan niet-professionele cliënten in de Europese Unie tijdelijk te verbieden overeenkomstig artikel 40 van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad, Pb. L. 1 juni 2018, afl. 136, 31-49.

- Besluit (EU) 2018/796 voor de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten van 22 mei 2018 om tijdelijke beperkingen op te leggen aan contracts for differences (CFD’s) in de Unie overeenkomstig artikel 40 van de Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad, Pb. L. 1 juni 2018, afl. 136, 50-80.

Belgische wetgeving

- Wetsontwerp op de aanbieding van beleggingsinstrumenten aan het publiek en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, Parl. St. Kamer, 2017-18, nr. 54- 3150/001.

- Wet 2 juli 2010 tot wijziging van de wet 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en de we van 22 februari tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, en houdende diverse bepalingen, BS 28 september 2018.

- Wet 26 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, BS 21 juni 2006.

- Wet 11 juli 2018 op de aanbieding van beleggingsinstrumenten aan het publiek en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, BS 20 juli 2018.

- Wet 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor beleggingen in schuldvorderingen, BS 19 oktober 2012. - Wet 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve beleggingen en hun beheerders, BS

17 juli 2014.

- Wet 21 november 2017 over de infrastructuren voor de markten voor financiële instrumenten en houdende omzetting van Richtlijn 2014/65/EU, BS 7 december 2017.

- Wet 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, BS 18 november 2016. - Wet 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, BS 7 mei

2014.

- Wet van 30 juli 2013 tot versterking van de bescherming van de afnemers van financiële producten en diensten alsook van de bevoegdheden van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten en houdende diverse bepalingen, BS 30 augustus 2013.

- Koninklijk Besluit van 3 maart 2011 betreffende de evolutie van de toezichtarchitectuur voor de financiële sector,

BS 9 maart 2011.

- Koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG, BS 30 november 2012.

- Koninklijk Besluit van 25 februari 2017 met betrekking tot bepaalde openbare alternatieve instellingen voor collectieve beleggingen en hun beheervennootschappen, en houdende diverse bepalingen, BS 17 maart 2017. - Verslag aan de Koning betreffende het Koninklijk Besluit van 25 december 2017 tot verduidelijking van de

verplichting tot voorafgaande verstrekking van het essentiële-informatiedocument aan de Autoriteit voor financiële diensten en markten en houdende diverse bepalingen, BS 29 december 2017.

PAGINA 108/111 - Koninklijk Besluit 19 december 2017 tot bepaling van nadere regels tot omzetting van de richtlijn betreffende

markten voor financiële instrumenten, BS 27 december 2017.

- Koninklijk Besluit 21 april 2014 tot goedkeuring van het reglement van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten betreffende het commercialiseringsverbod van bepaalde financiële producten aan niet-professionele cliënten, BS 20 mei 2014.

- Koninklijk Besluit 21 juli 2016 tot goedkeuring van het reglement van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten tot omkadering van de commercialisering van bepaalde financiële derivaten bij consumenten, BS 8 augustus 2016.

RECHTSLEER

Boeken

- BUSCH, D., en GRUNDMANN-VAN DE KROL, C.M., Handboek beleggingsondernemingen, Deventer, Kluwer, 2009, 1116 p.

- BUSCH, D., MiFID II/MiFIR: nieuwe regels voor beleggingsondernemingen en financiële markten: preadvies voor

In document Beleggersbescherming bij derivaten (pagina 101-111)