• No results found

Commandovoering in multinationaal verband

EFFECT- EFFECT-GERICHTE

2. De commandant en leiderschap

2.6 Commandovoering in multinationaal verband

De Nederlandse krijgsmacht moet altijd voorbereid zijn op het opereren in multinationaal verband met bekende en soms minder bekende partners. Nederlandse militairen kunnen als commandant optreden van multinationale eenheden, of als commandant van nationale eenheden binnen een groter multinationaal verband. Ook kunnen Nederlandse militairen werkzaam zijn binnen multinationale staven op diverse niveaus. Hoewel multinationaal optreden voordelen kent, levert het ook problemen op die de militaire effectiviteit negatief kunnen beïnvloeden als ze niet worden opgelost.

Commandovoering in een multinationale omgeving kost vaak meer tijd dan in een puur nationale omgeving. Ongewenste effecten op de tijdigheid of kwaliteit van besluiten, en de uitvoering daarvan, kunnen verminderd worden door het gebruik van gezamenlijke doctrine en procedures, realistische training en veelvuldige consultatie. Multinationale commandovoering vereist een positieve internationale instelling.

2.6.1 Nationale beperkingen en voorbehouden (caveats)

De aard en omvang van een bijdrage die landen leveren aan de troepenmacht wordt bepaald door nationale belangen van de deelnemers in het multinationale verband. Landen leggen het gezag over hun troepen nooit volledig in handen van de multinationale commandant.

Ze zullen een bepaalde mate van zeggenschap over de (operationele) inzet zelf behouden.

De mate van zeggenschap is vastgelegd in standaard bevelsrelaties. Daarenboven kunnen landen nog specifieke beperkingen en voorbehouden formuleren voor de inzet van hun troepen. Dit zijn de zogenaamde caveats. De hoeveelheid en aard van de caveats bepalen in hoge mate de operationele effectiviteit. Commandanten van multinationale verbanden dienen zo goed mogelijk op de hoogte te zijn van de beperkingen op de inzet van de aan hen toebedeelde troepen.

Eventuele beperkingen in het optreden zijn in het bijzonder van belang bij de toepassing van geweld en de mate van force protection. Landen hebben verschillen van inzicht, beleid en prioriteit ten aanzien van de bescherming van de eigen troepen. Binnen een multinational

53

54

verband moeten de verschillende opvattingen over force protection in overeenstemming worden gebracht in een gezamenlijke benadering om te voorkomen dat tegenstanders in staat zijn de verschillen uit te buiten.

2.6.2 Vertrouwen

Onderling vertrouwen is essentieel voor commandovoering. Commandanten en staffuncti-onarissen spelen hierbij een belangrijke (voorbeeld)rol. Onderling vertrouwen is gebaseerd op een aantal uitgangspunten. Deze garanderen geen succes. Het niet nastreven kan echter leiden tot een gebrek aan eenheid van opvatting.

› Goede verstandhouding. Commandanten dienen te streven naar goede onderlinge verstandhoudingen. De kwaliteit van de persoonlijke relaties tussen militaire leiders beïnvloedt alle aspecten van multinationale samenwerking.

› Respect. Wederzijds respect voor de professionele kwaliteit, en respect voor elkaars cultuur, religie en normen en waarden van alle deelnemers in de coalitie versterken de onderlinge relaties.

› Kennis over de partners. In multinationale operaties is het net zo belangrijk om kennis te hebben over de (inzet)mogelijkheden van de partners in de coalitie, als over de mogelijkheden van de opponenten. Het betaalt zich uit als commandanten tijd investeren in het begrijpen van elkaars doctrine, capaciteiten, ambities en bedoelingen.

› Geduld. Het kost tijd om effectieve samenwerking te bereiken. Voor het overbruggen van verschillen van mening en inzicht om een gerichte en eenduidige aanpak in de operatie te bewerkstelligen, is geduld nodig.

Het is de verantwoordelijkheid van de operationele commandant om de verschillende elementen van een multinationale eenheid samen te smeden. Dit vereist geduld, tact en gevoel voor politiek. Er is geen ruimte voor vooringenomenheid of vooropgezette menin-gen, ook al hebben landen vaak verschillende drijfveren om aan een operatie deel te nemen. Begrip van relatieve sterktes en zwaktes (contingent capabilities) en nationale politieke motieven en perspectieven is essentieel, evenals een gevoel voor de effecten van deelname aan eerdere operaties op de nationale beeldvorming. Deze factoren bepalen vaak sterk de strekking van de nationale caveats. Het is de taak van de commandant om zijn eenheden gebalanceerd in te zetten, rekening houdend met hun verschillende kwaliteiten en nationale beperkingen. Zo zal de mate waarin mission command kan worden toegepast, ook

55 per land verschillen. Ook moet de commandant rekening houden met het evenwichtig

spreiden van de lasten en risico’s. Disproportionele risico’s of bovenmatige lof kunnen afbreuk doen aan de cohesie binnen een multinationale eenheid.

De basis voor samenwerking wordt al voorafgaande aan de operatie gelegd via contacten, liaisons en uitwisselingsofficieren. Voorts dient de operationeel commandant alles in het werk te stellen om de specifiek militaire problemen zo veel mogelijk op individuele basis te bespreken met regeringsfunctionarissen en hoge officieren van de troepenleverende landen die in de Joint Operations Area (JOA) actief zullen zijn.

2.6.3 Cultuur

De joint multinationale commandant zal in de praktijk een groot deel van zijn loopbaan doorgebracht hebben in zijn ‘eigen’ land en krijgsmacht(deel). Het is onvermijdelijk dat hij gevormd is door de cultuur van het eigen onderdeel. Ook de leiderschapsstijl zal zijn gevormd op basis van de specifieke vereisten van het eigen onderdeel en ook zal hij een betere kennis hebben van de capaciteiten en karakteristieken van het onderdeel waarin hij jaren gewerkt heeft. Opleiding en training worden weliswaar steeds meer joint, maar de nadruk lag eerst en vooral op het kunnen functioneren in de eigen organisatie. En dat is logisch omdat men alleen op basis van het eigen professionalisme effectief kan opereren binnen een joint omgeving; daar gaat het immers om de synergie door het samenbrengen van de beste capaciteiten.

In situaties van stress kan de neiging ontstaan terug te keren naar herkenbare patronen en structuren (‘comfort zone’) die niet bekend zijn bij anderen en die onbegrip of verwarring kunnen veroorzaken. Commandanten moeten zich hiervan bewust zijn, evenals hun staf en ondercommandanten voor wie overigens dezelfde reflexen gelden, en dienen zich

dienovereenkomstig aan te passen.

2.7 De contingentscommandant

26