• No results found

een negental paradigmatische teksten uit het corpus

4.3 Paradigmatische teksten uit de drie categorieën

4.3.6 Categorie ruimte: tekst-gerichte benadering (11 teksten) 147

In de tekst-gerichte benadering draait het betoog vooral om het citeren, het interpreteren, en het verbinden van teksten. Uiteraard bevat deze benade-ring een object en subject-component, maar deze is ondergeschikt aan de teksten en het hermeneutische proces. Als paradigmatische tekst in deze categorie kan een langer responsum gelden van de Jabia Omer,148 een au-teur wiens responsa over de status van toilet- en badruimtes door de hier-boven beschreven Jitschak Jeranen werd bevraagd. Hoewel de Jabia Omer אל ,קוחרמל ףכית האוצה לגלגתמד ,יאסרפד יאהל ימד אל הזד ’א ’ושתב יתבתכ רבכ ,האוצה ,ה”ס ג”פ ’יסבש בוקנ לספסד יאהל רתוי ימדו ,העש הזיא ךכ תחנומ האוצהד תואסכ יתב ינהב ןכ אכו ר”ר םושמ הליטנ םעפה דוע כ”חא ןפוא לכב ךרטציש ןויכ וידי םשב לוטיל ריתהל השק כ”או ה .”…ידימ דיספמ אל הזל ךרבל רתומ ’יהיש הכרב ןינעל מ”כמ לבא ,רומ 145 Ibid., ibid.: יתבתכ רבכ ,האוצה תא ףכית ףטושה םימ חוליק םע םיתבב ןייושעה תואסכ יתבו“ הד תואסכ יתב ינהב ןכ אל ,קוחרמל ףכית האוצה לגלגתמד ,יאסרפד יאהל ימד אל הזד ’א ’ושתב ה יל ריתהל השק כ”או ,ה”ס ג”פ ’יסבש בוקנ לספסד יאהל רתוי ימדו ,העש הזיא ךכ תחנומ האוצ ה ןינעל מ”כמ לבא ,רומאכו ר”ר םושמ הליטנ םעפה דוע כ”חא ןפוא לכב ךרטציש ןויכ וידי םשב לוט םיעסונשכ נ”מנהו ,א”א ז”כר ג”מרפה םשב ל”נכו ,ידימ דיספמ אל הזל ךרבל רתומ ’יהיש הכרב קר קוחרמל רוחה ךרד ףכית תלפונ האוצה ןיא רשא ולאכ תואסכ יתב םשב םימעפל שיו ןהאבה לע רמול רתומ ’יהיש ןינעל כ”הפאו ,יאסרפד יאהל ימד אלו םיתבבש ומכ םימ חוליקו ףוטש י”ע יושע .”…רתומ ’יהי השודק רבד

146 Wel dient opgemerkt te worden dat in V. 2 oH, nr. 4 de auteur zelf dit respon-sum van nr. 2 iets anders uitlegt – het gaat nu opeens ook over mensen die een broodmaaltijd willen eten en de rituele wassing van voor de maaltijd moeten uitvoeren.

147 Sjeilat Sjelomo, V. 1 oH, nr. 5; ibid., V. 2 oH, nr 1, 2; Riwawot Efraïm, V. 4, nr. 107;

Je-chave Da’at, V. 3, nr. 1; Jabia Omer V. 3 oH, nr. 1, 2; ibid., V. 4 oH, nr. 5; ibid., V. 7

oH, nr. 27; Minchat Jitschak, V. 4, nr. 36; Chelkat Jakov, V. oH, nr. 4. 148 Jabia Omer, V. 4 oH, nr. 5.

149

meerdere responsa heeft geschreven over deze materie, wordt hier slechts één tekst besproken die zelf al een uitvoerig responsum vormt en een goed beeld vormt van de tekst-gerichte benadering van de Jabia Omer.

Het responsum opent met een door de auteur geparafraseerde vraag van een collega-rabbijn inzake de status van eten en drinken die in een bad-kamer zijn binnengebracht. De tekst van de vraag is echter ook zo te lezen dat de vragensteller oorspronkelijk bedoelde het opslaan van eten in de bad-kamer, en niet enkel het betreden van de badkamer met eten.149 De Jabia

Omer begrijpt de vraag echter met het oog op het betreden van de ruimte

met eten, en niet het opslaan van eten aldaar. ook lijkt de vraag oorspron-kelijk gesteld te zijn over een ruimte met zowel toilet als een bad / douche.

De auteur opent de beantwoording met een verwijzing naar talmoed sjabbat 108b–109a waarin o.a. staat ‘een hand in het vat – laat zij afgehakt worden’, en andere vermaningen over het aanraken van de ogen, mond en de penis. De meeste middeleeuwse talmoedcommentaren plaatsen deze passa-ge in de context van de ruach ra‘a na het opstaan – hoewel zoals in een eer-der hoofdstuk reeds gezegd, daar geen expliciete noodzaak toe is. De Jabia

Omer citeert de traditionele uitleg van rasji dat het verboden is om een vat/

tobbe met bier150 met de handen aan te raken voordat deze gewassen zijn. Hieruit zou dus blijken dat de ruach ra‘a op etenswaren en dranken rust, en dús ook in een toiletruimte of badhuis waar de ruach ra‘a ook aanwe-zig is volgens de Zohar (en andere bronnen die in de Sjoelchan Aroech worden genoemd).151

Deze analogie verwerpt de Jabia Omer omdat de ruach ra‘a in de toilet-/ badruimte zwakker is dan in de ochtend, gezien de aanvaarde manier van handenwassen in beide situaties: in de ochtend 3 × overgieten, na een toi-letbezoek slechts één keer.152 De Jabia Omer vervolgt met het aanvoeren van andere teksten die dit onderscheid tussen beide vormen van ruach ra‘a

on-149 De vraag leest: “הער חור םושמ איטבמאה רדחב ןילכוא תתל רוסיא שי םא”. Wanneer het enkel om het betreden gaat, zou men de formulering verwachten: “רוסיא שי םא איטבמאה רדחל ןילכוא סינכהל”.

150 Dat het om een vat met bier gaat staat niet in de tekst van de talmoed.

151 Bij de lijst van dingen die opgenoemd worden in het verband van het wassen van de handen, wordt ook nog iemand genoemd die uit het badhuis of het toi-let komt. De commentatoren verschillen van mening wat de reden daarvan is, volgens sommigen hygiëne, volgens anderen de ruach ra‘a die in het toilet en ook het badhuis rust (zie eerder genoemde Zohar-citaat) — want beide worden vergeleken m.b.t. de plicht tot het handen wassen.

152 Jabia Omer, V. 4 oH, nr. 5: ’ג וידי ץוחריש דע תדפקמו איה ןירוח תב )טק תבש( ןנירמאדכו“ ןרמ ש”מכו .תחא םעפ אלא י”טנ צ”אש םינורחא המכ תעד אסכה תיבמ אצויה וליאו .םימעפ רצי רשא ךרבמ הנושארה לע ,םימעפ ’ב לוטי ,לוכאל הצורו ויכרצ השועה ,)א”ס הסק ’יס( ע”שב )א”קס ז ’יס( א”גמה ל”זו .ס”כהבמ ותאצב פ”ג י”טנ צ”אש חכומו .ל”כע ,י”טנע ךרבמ הינשה לעו ’ירמא תירחשד ר”ורב אקוד והימו .פ”ג םהילע תורעל ךירצ ס”כהבמ אצויה שדקה לכיה ’סב בותכ .”…פ”ג לע תדפקמו איה ןירוח תב

150

dersteunen, tussen de sterke vorm ’s ochtends en de zwakkere in toilet- en badruimtes: de Elja Rabba, de Mekor Chajim (maharach HaKohen), de Solet

Be-loelah. Dan citeert hij de ChiDA – een belangrijke oriëntaalse rabbijn uit de

18e eeuw, die ook dit verschil brengt, maar een observatie toevoegt die in praktijk het verschil weer teniet doet:

…maar, wij zagen oudere rabbijnen die hun handen 3 × overgoten na het verlaten van het toilet.153

Hoewel de ruach ra‘a inderdaad in het toilet zwakker is dan in de ochtend, heeft dit in praktijk geen gevolg voor de manier waarop het ritueel dient te worden uitgevoerd. ook deze zwakkere vorm ‘vertrekt’ pas van de han-den na 3 × overgieten. De Jabia Omer brengt vervolgens weer drie auteurs die deze zwaardere mening ondersteunen. Deze contradictie in meningen wordt door de auteur ‘opgelost’ door twee latere gezaghebbende oriëntaal-se rabbijnen te brengen154 – Chajim palachi (19e eeuw) en Jakob Chajim so-fer (19e–20e eeuw) – die in hun geschriften de mening steunen dat na een toiletbezoek men slechts 1 × de handen wast:

Het lijkt dus aannemelijk dat het juist is dat de ruach ra‘a in de och-tend zwaarder is dan andere [vormen van] ruach ra‘a. en dat heb ik ook zo gezien in de Tewoe’ot Sjor …155

Het responsum vervolgt met een uiteenzetting van de status van eten en drinken die een toiletruimte zijn binnengebracht, geheel gebaseerd op tek-sten. De Jabia Omer neemt ook de Zohar en interpretaties daarvan in het hala-chische debat mee, evenals de Jitschak Jeranen. Hij opent met het hierboven reeds aangehaalde citaat uit de Zohar, dat er een geest is in de toilet die op de handen van de persoon rust. Vervolgens brengt hij – net als de Jitschak

Jera-nen dat eerder deed – de mening van de Sjalmei Zibboer, die juist op basis van

deze Zohar-passage stelt dat alléén op de vingers van de mens de ruach ra‘a rust, en dús niet op het water ín de toiletruimte. Vandaar dat men in bepaal-de gevallen bepaal-de hanbepaal-den mag wassen met water dat eerst in bepaal-de toiletruimte is geweest. De Jabia Omer verwijst vervolgens naar andere auteurs die deze Zo-har-interpretatie in praktijk als halachische uitspraak bevestigden, en dus

153 Ibid., ibid.: ”…ס”כהבמ םתאיצי רחא פ”ג םהידי וצחרש יאשישק ןנברל ןניזח והימו…“

154 er bestaat een uitgangspunt in de halacha dat stelt dat latere meningen zwaar-der tellen (halacha kebatrai), omdat die voorgaande meningen hebben kunnen zien en een betere afweging kunnen maken omdat ze een vollediger beeld kun-nen vormen, zie hierover o.a. A. Sagi, Open Canon, p. 37–40.

155 Jabia Omer, V. 4 oH, nr. 5: המכש )אס ק"ס ד 'יס( ח"הכבו )בע 'יס( א"ח םייח בל ת"ושב 'עו“ תירחש ר"ורד אוה אטשוקד הארנ פ"כעו .א"פ אלא י"טנ צ"אש הכלהל ח"וקהמכ ל"ס םינורחא

151

stellen dat de ruach ra‘a van het toilet niet op vloeistoffen rust156 die zich in het toilet bevinden.

De Jabia Omer vervolgt door een responsum te brengen van de Lew

Cha-jim (ChaCha-jim palachi), die echter wat betreft eten en drinken die in het toilet

zijn geweest, een zwaardere mening poneert en de lichtere mening van de

Sjalmei Zibboer verwerpt:

…omdat ze [het eten en dranken] in de mond van de mens komen, en ook wat betreft het water die de handen komen reinigen is het juist om zwaarder te oordelen [en water dat in het toilet is geweest niet daar-na te gebruiken om de handen mee te reinigen daar-na een toilet bezoek].157

palachi verwijst hierbij naar een analogie met het aanraken van eten en drinken ’s ochtends voordat de handen zijn gewassen dat al door de tal-moed wordt afgeraden, en eten en drinken die onder een bed zijn geplaatst waarna een persoon op het bed sliep. De door de slaap veroorzaakte on-reinheid ‘overkapt’ het eten en drinken en maakt deze ongeschikt. De Jabia

Omer komt nu echter met een belangrijk inzicht, en verwerpt deze

gelijk-schakeling van verschillende vormen van ruach ra‘a. Immers, de talmoed stelt158 dat een brood dat op een dode lag – de hoogst mogelijke vorm van onreinheid – daarmee niet ongeschikt werd voor consumptie. De auteur vervolgt daarom dat:

… men dus enkel mag zeggen, dát wat de Geleerden zeiden met betrek-king tot de ruach ra‘a, en niet de ene zaak met de ander moeten vergelijken, in dit soort spirituele [

םיינחור םינייניעב

misschien te ver- talen als metafysische] zaken. Laten wij er dus niet aan gaan toevoe-gen.159

In deze materie van de ruach ra‘a moet men terughoudend zijn met het ont-wikkelen van nieuwe regels voor de praktijk, juist omdát het om ongrijp-bare zaken gaat die niet logisch te doorgronden zijn. men heeft slechts de beschikking over wat de Geleerden – vooral die uit de talmoed – expliciet stelden, maar niet meer. over etenswaren en drinken in het toilet werd niet

156 Het is niet duidelijk of dat hun eigen conclusie is of die van de Jabia Omer zelf. misschien heeft water een andere status dan andere vloeistoffen omdat het fun-geert als medium in reinigingsrituelen.

157 העהו ,הזב רובצ ימלשה לע קלוחש )וס ’יס( א”ח םייח בל ת”ושב י’גאלפ ח”רהמל תיוה יזח םרב“ םיאבה םימב ןכו ,םדא לש ויפ ךותל םיאבש ןויכ ,ןיקשמו ןילכוא יבגל םג הזב לקהל ןיאש הל .”…רימחהל יואר רהטל י”טנל

158 bsjabbat 20b.

159 Jabia Omer, V. 4 oH, nr. 5: אלו ,ר”ור םושמ םימכח ורמאש המ אלא רמול ונל ןיא אה“

152

gezegd dat daarop de ruach ra‘a rust, en men ze daarom niet mag consu-meren.

In subpar. 3 van het responsum brengt de Jabia Omer echter een tiental geschriften naar voren die de mening van palachi ondersteunen, en vinden dat men strikt moet zijn met eten en drinken die in het toilet waren binnen-gebracht, of met het gebruiken van water om de handen te overgieten wan-neer deze uit het toilet komen. Bovendien beperkte de Sjalmei Zibboer zijn lichtere mening tot situaties waarin er schaarste van water was, doordat het langere tijd niet geregend had er een gebrek was aan water. maar zeker niet a priori. Vervolgens gaat de Jabia Omer kort in op het opslaan van eten en drinken in een toilet hetgeen volgens één bron zelfs volgens de lichtere mening niet dient te gebeuren (alleen wanneer deze incidenteel in het toilet zijn gekomen mogen ze a posteriori genuttigd worden). De Jabia Omer voegt echter toe dat in een badkamer dat niet per se laakbaar is, omdat in de tal-moed staat dat men in het badhuis water dronk. Hetgeen dus betekent dat vloeistoffen wanneer deze zich in het badhuis bevonden, gedronken werden. subpar. 4 van het responsum gaat ogenschijnlijk om details, maar dient voor de auteur om een belangrijk inzicht te poneren, namelijk dat er een verschil zou bestaan met betrekking tot eten en drinken in het toilet tussen onbedekte en bedekte toestand. De verhandeling analyseert de al eerder ge-noemde passage bij palachi, die strenger oordeelt over het consumeren van eten en drinken die in het toilet werden gebracht, en het gebruik van wa-ter uit de toilet voor een reinigingsritueel daarbuiten. De tekst draait om het toenmalige gebruik om een bakje water mee naar het toilet te nemen en daarbinnen te gebruiken om zich te reinigen tijdens het ontlasten. Het resterende water werd daarna weer naar buiten gebracht, waarna de vraag rees of dat water daarbuiten gebruikt kan worden om de handen te reinigen na een toiletbezoek, of mogelijk voor een maaltijd. palachi merkt daarbij op dat men geen aardewerken bakje mee naar binnen moet meenemen, maar een metalen bak met een deksel. Blijkbaar, concludeert de Jabia Omer, helpt het deksel om het water tegen de ruach ra‘a te beschermen.

Het responsum vervolgt met het verwijzen naar een ander voorbeeld waarbij bedekking helpt tegen de ruach ra‘a. Namelijk, de in teksten te vin-den praktijk om met handschoenen te slapen zodat men meteen na het ont-waken – wanneer de ruach ra‘a dus sterker is dan in het toilet – al tora kan leren, zonder dat men de handen met water moet wassen (tijdverlies). In een tussen haken geplaatst tekstgedeelte, gaat de Jabia Omer nog in op de kwes-tie van de onreinheid die op de handen rust na een toiletbezoek. In hoever-re maakt die onhoever-reinheid eten en drinken ongeschikt, wanneer men deze aanraakt voordat men buiten het toilet de handen heeft gereinigd? De au-teur brengt de al hierboven besproken mening van talmoedcommentator sjlomo Luria, dat men na een toiletbezoek met beide handen water uit een watervat buiten mag scheppen, zodat de handen hiermee gereinigd wor-den. Het resterende water is geschikt om daar later ook nog de handen mee

153

te reinigen, bijvoorbeeld om een broodmaaltijd te kunnen eten. Luria ziet niet hoe de handen het water zouden kunnen verontreinigen, als dat water juist gebruikt kan worden om de handen na een toiletbezoek af te spoelen en weer rein te maken.

De Jabia Omer brengt de mening van Latere Decisoren (Acharoniem), die allen de mening van Luria volgen. De auteur besteedt echter relatief veel aan- dacht aan de afwijkende en strengere mening van palachi, die door hem als een zeer belangrijke autoriteit wordt gezien,160 waarmee hij ook rekening houdt in zijn andere responsa.

In subpar. 5 herneemt de auteur het thema van de bedekte / onbedekte toe-stand van eten en drinken in relatie tot de ruach ra‘a. Hij opent met de tal-moedische bron over het eten van gepelde ei, ui en knoflook die overnacht hebben.161 De talmoed stelt daar dat zelfs als ze in een mand dichtgebonden (verpakt/ingepakt) zijn en verzegeld,162 deze etenswaren nog steeds gevaar-lijk zijn voor consumptie, omdát de ruach ra‘a er nog steeds op rust. Hieruit zou dus blijken dat het bedekken van eten en drinken niets uitmaakt met betrekking tot de invloed van de ruach ra‘a. Dit weerspreekt het eerder aan-gebrachte verschil tussen bedekt/onbedekt met betrekking tot eten en drin-ken die het toilet werden binnengebracht, en waarvoor de auteur eerder de tekst van palachi gebruikte die een verschil maakte tussen een aardewerken bakje, en een metalen bakje mét deksel die het water níet ongeschikt maakt. De Jabia Omer maakt nu een harmonisatie tussen de talmoed en het res-ponsum van palachi – hoewel het twee afzonderlijke genres literatuur zijn, uit twee zeer verschillende periodes – die zijn eerdere stelregel bevestigt:

en dus moet men wel zeggen dat men de aspecten van de ruach ra‘a niet met elkaar moet vergelijken, want de geesten zijn niet gelijk [

תווש תוחורהלכ ןיאש

]. en daarom moet men dus dit [het toilet] niet ver-gelijken met pesachiem 112 over eten en drinken onder het bed, [waar staat] dat ‘zelfs als ze bedekt zijn met een ijzeren voorwerp, dan rust de ruach ra‘a er [toch] op. Zie aldaar. en [dat is] omdat de ruach ra‘a

160 Hij gebruikt de uitdrukking גילפו אנת, een uitdrukking in de talmoed voor be-langrijke rabbijnen die – hoewel ze later leefden – toch als een soort tanna worden gezien, en die een van het tannaïtisch discours afwijkende mening mogen uiten. op een zelfde manier is palachi een enkeling die voor ovadja Jo-sef als het ware opweegt tegen de andere rabbijnen van de laatste eeuwen. Dat palachi zich hierbij beroept op de mystieke leer van de Zohar lijkt ook mee te spelen, omdat Josef de mening van palachi aan de Zohar toeschrijft: “op basis van de mening van de Zohar dat er een ruach ra‘a in de toilet bestaat”. Dat er een ruach ra‘a in het toilet zou bestaan wordt namelijk niet expliciet zo in de talmoed gezegd als reden voor het wassen van de handen.

161 bNiddah 17a.

162 ”ימיתחו ירייצמו אתלסב יחנמד ג”עאו“, door de soncino ed. vertaald als: “Zelfs als ze zijn weggeborgen in een mand, samengebonden zijn en verzegeld.”

154

van de nacht [die de ruach ra‘a veroorzaakt die op het eten onder het bed rust]163 zwaarder is dan die van het toilet.164

De auteur vervolgt met voorbeelden waarin bedekken wél werkt tegen de-monische entiteiten, waarmee de ruach ra‘a vergelijkbaar is. Hij geeft een voorbeeld uit de rabbijnse literatuur ten aanzien van het tijdstip van het wisselen der seizoenen, dat als een gevaarlijk moment met negatieve in-vloed werd gezien, vooral voor water. Het gebruik bestond om iets van ijzer in het water te doen, als afweer. De auteur brengt echter nog een tekst van Isserlies (Darchei Mosjé) die stelt dat als men het water afdekt met een doek, er geen probleem is. Bedekken helpt dus als bescherming tegen negatie-ve invloeden van bepaalde herkomst. Anderen stellen echter dat een doek over het water niet voldoende is, maar dat er ook nog een ‘zegel van ijzer’ overheen gemaakt moet worden, met andere woorden twee bedekkingen.165

Dit opent weer een verhandeling over een talmoedpassage166 die stelt dat alles wat dichtgebonden is en verzegeld, beschermd is tegen de invloed van demonen. Deze formulering suggereert een dubbele bedekking. De Jabia

Omer vraagt zich af of dit ook van toepassing is op de ruach ra‘a – misschien

kunnen demonen niet door een dubbele afdekking heen, maar de ruach ra‘a rust sowieso erop, bedekt of niet. Zoals inderdaad door de eerdere

pas-163 Doordat de persoon slaapt, zoals eerder gezegd.

164 Jabia Omer, V. 4 oH: nr. 5: .תווש תוחורה לכ ןיאש ,וזל וז ר”ור ינינע תומדל ןיאש ל”צו“ ןיא ןכלו ילכב ןיפוחמ ’יפא הטמה תחתש ןיקשמו ןילכוא )ביק( םיחספב ש”מל םג ז”ד תומדל .”…ס”כהב לש ר”ורמ רתוי הרומח הליל לש ר”ורד םושמו .ש”ע .םהילע הרוש ר”ור לזרב 165 ook mogelijk m.i. is dat men letterlijk een magisch symbool van ijzer bedoel-de. Het woord zegel (םתוח) wordt ook wel voor amulet of magische symbolen – en magische engelennamen – gebruikt.

166 bChullin 105b: Abaye zei ook: “Aanvankelijk dacht ik dat de reden dat men niet onder een afvoerpijp mocht gaan zitten, was omdat er [afval]water uitkwam. maar mijn meester zei me: ‘het komt door de demonen die er te vinden zijn’. Be-paalde dragers droegen eens een vat wijn. omdat ze wilden uitrusten zetten ze het onder een afvoerpijp neer, waarna het vat openbarstte. Vervolgens gingen ze naar mar de zoon van r. Ashi. Hij haalde trompetten tevoorschijn en bezwoer de demon [om weg te gaan], die voor hem verscheen. en hij zei tegen hem [=de demon]: ‘Waarom heb je dit gedaan?’ en deze antwoordde: ‘Wat kon ik anders doen, toen ze het op mijn oor neerzetten?’ De ander [=mar, zoon van r. Ashi] wierp tegen: ‘Wat had je daar, op een openbare plaats te zoeken? Jij bent afge-weken, en moet betalen [voor de schade’]. Hij [de demon] antwoordde: ‘Kan de meester mij een termijn geven waarin [de schuld] voldaan moet worden?’ een datum werd afgesproken. toen de afgesproken dag echter aanbrak, bleef hij in gebreke. toen hij eindelijk kwam, vroeg hij [mar b. Ashi] hem: ‘Waarom kwam je niet op de afgesproken tijd?’ Hij antwoordde: ‘Wij mogen niets wegnemen van wat samengebonden en verzegeld, afgewogen of geteld is; maar enkel wan-neer wij iets vinden dat geen eigenaar heeft.”

155

sage over gepelde ei, ui en knoflook wordt gesuggereerd, omdat daar dicht-knopen en verzegelen niet helpt. De Jabia Omer brengt weer een ander voor-beeld uit de rabbijnse literatuur over de consumptie van onbedekt water in de buurt van een overleden persoon. men geloofde dat de Doodsengel zijn zwaard schoonmaakte in water dat zich in de buurt van de zojuist door hem gedode persoon bevond. Daarom dronk met zulk water niet, en gooide men dat weg. maar, als het water afgedekt werd en verzegeld voordat de persoon overleed, dan is er geen gevaar om het water daarna te drinken.

De Jabia Omer brengt echter een andere tekst167 die in een bepaald ge-val afgedekt water toestond welke zich in nabijheid van een dode bevond. Niet omdat het water afgedekt was – dat helpt alleen in zoverre dat de demo-nen er niets tastbaars van kundemo-nen wegnemen, hoewel ze mogelijk wel