• No results found

een negental paradigmatische teksten uit het corpus

4.3 Paradigmatische teksten uit de drie categorieën

4.3.1 Categorie eten & drinken: object-gerichte benadering (20 teksten) 54

In dit responsum van de Tesjoewot Wehanhagot (V. 2, nr. 3) dat exemplarisch is voor de twintig teksten in deze categorie, geeft de auteur antwoord op een vraag over een seculiere hulp die in huis werkt bij streng orthodoxe Jo-den. De vraag speelt in de Israëlische sociale setting waarin seculiere en orthodoxe Joden in één samenleving wonen, maar in de loop der tijd wel grotendeels gesegregeerd raakten. een seculiere hulp in huis werpt

pro-52 J. roth, The Halakhic Process: A Systemic Analysis (1986), p. 205–230. 53 Ibid., p. 231–304.

54 Tesjoewot Wehanhagot, V. 1, nr. 1, 8, 9, 10; ibid., V. 2, nr. 1, 3; ibid., V. 3, nr. 256; V. 4, nr. 186; Jitschak Jeranen, V. 1, nr. 6; ibid., V. 1 (JD), nr. 3, 4; Misjne Halachot, V. 12, nr. 21; ibid., V. 16, nr. 16; Divré Jatsiv, JD nr. 31, 33; Divré Chagamiem, oH, nr. 65;

Har Tzvi, JD, nr. 261; ibid., oH, V. 1, nr. 50; Afarkesta deAniya, V. 2 JD; nr. 144, 145; Jaskiel Avdi, V. 7 oH, nr. 44, subvr. 4; ibid., V. 8 JD, nr. 14, subpar. 4.

122

blemen op die een toevallige ontmoeting in de openbare ruimte doorgaans niet doet:

Vraag: een seculiere hulp heeft etenswaren aangeraakt; of het passend is om dit uit vrees [

שושחל

] te verbieden, omdat ze in de ochtend niet drie keer haar handen heeft gewassen?

Zie wat er gezegd is in V. 1, nr. 1 [van de Tesjoewot Wehanhagot], waar werd gezegd dat de Gaon en tzaddiek rabbi mordechai progremanski Zts’L 55 hier zeer voorzichtig mee was [

דאמ דיפקה

]. maar de meesten van het Huis van Israël hebben niet de gewoonte om hier mee op te passen, hoewel de seculieren [

םיישפח

] etenswaren aanraken en niet drie keer in een voorwerp [hun handen] wassen om de onreine Geest te ver-wijderen. men moet dus wel zeggen dat men hiermee a posteriori [=

achteraf] niet voorzichtig hoeft te zijn, zoals de Misjna Beroera uitlegt…56

De auteur benadrukt aan de ene kant het belang om als zeer vroom indi-vidu streng te handelen inzake de ruach ra‘a. tegelijkertijd ziet hij dat de gemiddelde orthodoxe gelovige (‘Huis van Israël’) dit in praktijk niet doet. om deze praxis te rechtvaardigen, moet het dus wel zo zijn dat men a pos-teriori handelt op basis van de lichtere uitspraak van de Misjna Beroera. Zo is de sociale werkelijkheid geen op zichzelf staande realiteit, maar het gevolg van een legitieme halachische mening, hoewel de auteur wel vraagtekens bij deze lichtere mening heeft:

en hoewel wij daar vraagtekens bij zetten, kan men misschien nog een motief tot lichter oordelen toevoegen: dat ten aanzien van sjabbat-schenders in het openbaar die als afgodendienaars worden beschouwd, dit ook zo is met betrekking tot de ruach ra‘a. en de wet ten aanzien van hen is als van een heiden [ = niet-Jood] die slaapt en waarbij geen ruach ra‘a te vinden is. Want de ruach ra‘a rust slechts op een heilige plaats dat wil zeggen: een heilige ziel. en sjabbatschenders, hoewel ze wel [echte] onreinheid van de dood genereren [na hun overlijden], is de ruach ra‘a van hen niet zo krachtig en rust niet in hen zoals in een Is-raëliet om [de etenswaren of dranken] te verontreinigen […].57

55 Let ook op de rol van de orale traditie rond contemporaine rabbijnen in dit ul-tra-orthodoxe responsum. 56 Tesjoewot Wehanhagot, V. 2, nr. 3: שושחל יואר םא ןילכואב העגנ הישפח תרזוע :הלאש“ יבר קידצו ןואגהש ונאבהש )א ןמיס( א״חב ונירבדב ןייע רקובב פ״ג םידי תלטונ אלש ןויכ רוסאלו םיישפחש ףא ,דיפקהל וגהנ אל לארשי תיב בור לבא ,ש״ע ז״ע דאמ דיפקה ל״צז יקסנמרגורפ יכדרמ ראובמכו ןנידפק אל דבעידבש ל״צו ,האמוטה חור ריבעהל פ״ג ילכב ןילטונ אלו ןילכואב ןיעגונ .”)ד״י ק״ס 'ד ןמיס( ב״מב 57 ם"וכעכ םהש איסהרפב תבש יללחמבש ריתהל ףינסל ףרצל לכונ ילוא ,המש הזב ונקפקפש ףאו“ ,ר”ור ולצא ןיאו ןשיש ם"וכעב ומכ םנידו םיאמטנ אל םינשישכו םהב הרוש אל הער חור ןינעל םג תאמוטב ןיאמטמש ףא תבש יללחמו ,השודק המשנ ונייהו השודק םוקמב אלא ר”רה הרוש וניאש

123

De auteur komt tot de vergaande conclusie aangaande seculiere Joden – door hem zelf een novum genoemd, dat verdere studie noodzaakt: seculiere Jo-den zijn mogelijk als niet-JoJo-den die geen ruach ra‘a zouJo-den genereren, wel-licht omdat ze een heilige zielscomponent zouden missen – een argument dat past bij een object-gerichte benadering. tegelijkertijd erkent de auteur dat dit een probleem oplevert: nergens is gebleken dat een ‘ketter’ of niet wetsgetrouwe Jood geen onreinheid genereert na diens dood. Vandaar dat de auteur een nuancering aanbrengt: hoewel seculiere Joden na hun dood wél onreinheid genereren, genereren ze na het ontwaken slechts een lich-te vorm van ruach ra‘a die verder geen gevolgen heeft bij aanraking van etenswaren en dranken.

De auteur vervolgt het responsum met een verhaal over een ontmoeting die hij zelf meemaakte, tussen de tzaddiek rabbijn Amram Blau58 en de Ga-on van Brisk59 over een instituut waar de kinderen niet goed leerden. Blau vond het niet de moeite waard om het instituut te handhaven, maar de Ga-on van Brisk wilde weten of alle kinderen hun handen ’s ochtends wassen volgens de voorschriften. Blau antwoordde dat dit het geval is, waarop de Gaon van Brisk stelt dat het alleen hierom al de moeite waard is om het in-stituut in stand te houden. De boodschap is duidelijk: handenwassen ’s och-tends is een zeer belangrijk onderdeel van het religieuze leven thuis, en ze-ker in een educatief institutioneel kader. De auteur vervolgt door nogmaals het belang van het navolgen van de voorschriften te benadrukken, vanwe-ge de movanwe-gelijke nadelivanwe-ge vanwe-gevolvanwe-gen:

en zie de uitleg van de Amudei Kesef…die [de mening] aanhaalt … dat zelfs wanneer men het voorwerp waarmee men de handen wast na de maaltijd [

םינורחא םימ

] of in de ochtend, gebruikt voor eten en drinken dat dit [aan het lichaam] allerlei verzwakkingen [

תושלוח

] veroorzaakt. en al helemaal wanneer men iets eet mét ruach ra‘a, dat aanzet tot zondigen, slechte gedachtes en ziektes, Godbewaar. 60

De auteur komt nu bij de conclusie van het responsum:

en a priori lijkt het mij zeker juist dat wanneer men een seculiere hulp [thuis] heeft die etenswaren kan aanraken, dat men haar verplicht vóór dat zij begint met werken, om haar handen 3 × te overgieten, conform het voorschrift. A posteriori is mijn mening echter dat men niet streng .”אבוט ע"צו שודיח ז”ד והימו ,אמטל לארשיב ומכ םהב הרוש אלו םילא אל הער חורה ,תמ

58 Leider van de Neturei Karta.

59 Bedoeld wordt de rabbijn Jitschak Zev soloveitchik (1886-1959), de GrI”Z, leer-meester van de auteur.

60 ל”צז קסראוועשפמ השמ יבר ק”הגהמ איבמש םימשה ןמ ת”וש לע ”ףסכ ידומע“ שוריפב ןייעו“ הברה איבמ ןיקשמו ןילכואל וב שמתשמ םא תירחש תליטנ לש וא םינורחא םימד ילכב וליפאש

124

hoeft te oordelen en het voedsel te verbieden; zelfs niet voor een ‘hoe-der van de tora’.61 Dit vanwege de conclusie van de Misjna Beroera, dat het voedsel niet verboden is en men het 3 × moet afspoelen, in wisse-lend [

םיפלוחמ

] water.62

A priori moet men bij het begin van de arbeidsrelatie afspreken dat de hulp haar handen ’s ochtends wast volgens voorschrift (3 ×, en met een voorwerp waaruit het water wordt gegoten), voordat ze begint te werken. A posteriori is het eten niet verboden maar moet men dit 3 × afspoelen, en wel als volgt: ‘D.w.z. in wisselend water … en van de waterkraan is het sowieso wisselend [omdat het stroomt].’ 63 tot slot adviseert de auteur in het algemeen om alle etenswaren die seculieren hebben aangeraakt, af te spoelen:

en daarom is het een mooie en passende gewoonte, om alle etenswa-ren die door seculiere Joden werden aangeraakt zonder dat ze de han-den hebben gewassen – om deze goed af te spoelen, en dat helpt tegen deze vrees [= het nuttigen van etenswaren die aangeraakt werden door ongewassen handen].64

In dit slot probeert de auteur de striktere handelswijze van de door hem geëerde vrome rabbijn mordechai progremanski alsnog te rechtvaardigen – het ging in zijn geval om brood dat niet afgespoeld kan worden. Bij der-gelijke etenswaren of dranken is er zeker reden om strenger te oordelen wanneer men een vrome (Tzaddiek) is — conform de object-gerichte benade-ring die meestal tot strengere standpunten neigt.65