• No results found

een negental paradigmatische teksten uit het corpus

4.3 Paradigmatische teksten uit de drie categorieën

4.3.9 Categorie menselijke lichaam: tekstgerichte benadering

22 teksten 208

een opmerkelijk voorbeeld van een tekstgerichte benadering in de catego-rie responsa over het lichaam en de ruach ra‘a, is het responsum van Betsel

204 Ibid., ibid.: א”א םאו ,וידי לוטיו םימ ומצעל ןיכיש ןושארה יאדו יכ הארנ הכלהל אליממ ןדידל“ ןשיל ךלישכ תינשה ,הטמהמ דריל ול רוסאש ו”ח הלוח אוהש וא דריל ול א”או םימה וכפשנש וא

שי הז לכב א”א םא ’גהו ,ודגבב ןשיש ש”כו ,םידי םתס ויהי אלש העיגנמ ןרמושל םידיה לע ןיוכי ה

.”…ר”רל םג ליעויו פ”ג השעיו הקנמד ידימ לכב ףשפ 205 Hoewel deze interpretatie plausibel is, is het de vraag of dit de enige

interpre-tatie is.

206 m.a.w. het is niet expliciet duidelijk dat de radbaz bedoelt dat het oppassen voor de handen te maken heeft met een dergelijke intentie vóór het slapen gaan, het-geen dan doorwerkt tijden de slaap zodat de persoon na het ontwaken schone handen heeft m.b.t. het zeggen van een zegen of een gebed. met enige moeite zou de radbaz ook kunnen bedoelen dat de persoon na het ontwaken tot aan het zeggen van de zegen, op zijn handen heeft gepast.

207 Zie o.a. H.L.m. otttenheijm, Disputen omwille van de Hemel: rol en betekenis van

in-tentie in de controverses over sjabbat en reinheid tussen de Huizen van Sjammai en Hillel

(2004).

208 Sjeilat Sjelomo, V. 1 oH, nr. 10; Riwawot Efraïm, V. 1, nr. 11, 13; ibid., V. 3, nr. 10, 14; ibid., V. 4, nr. 4, 5, 9; ibid., V. 5, nr. 5; ibid., V. 6, nr. 5; Tsiets Eliëzer, V. 13, nr. 15; ibid., V. 16, nr. 1; ibid., V. 22, nr. 4, 42; Jabia Omer, V. 4 oH, nr. 2, 4, 7; ibid., V. 5 oH, nr. 1; Minchat Jitschak, V. 4, nr. 114; Sjo’el Wenisjal, V. 5 oH, nr. 105; Betsel

169

Hachogma te noemen als paradigmatische tekst.209 Het responsum gaat over de vraag of men de handen moet wassen na aanraking van de voeten, als de-ze eerder al gewassen zijn. De idee dat aanraking van de voeten de reden tot het wassen van de handen vormt, is reeds in de Sjoelchan Aroech te vinden. In de Sjoelchan Aroech210 wordt een lijst van activiteiten en situaties genoemd die met het lichaam en zijn functies te maken hebben en redenen zijn om de handen te wassen. Bijvoorbeeld na het verlaten van het toilet, na het nagels knippen, na seksueel contact, wie een aderlating heeft ondergaan, en wie zijn voeten aanraakt. Het responsum van de Betsel Hachogma gaat echter niet enkel over het aanraken van de voeten, zoals dat dagelijks gebeurt:

De wet aangaande het wassen van de handen voor wie zijn voeten aanraakt wanneer ze goed gewassen zijn: Wat betreft de vraag van zijn leerling211 over dat wat gezegd wordt (Zewachiem 19b) met betrekking tot het heiligen212 van de handen en voeten [van de priesters], ‘hij legt zijn rechterhand op zijn rechtervoet, en zijn linkerhand op zijn linker-voet en heiligt beide’. en hij 213 vroeg: is het niet zo dat wie zijn voet aanraakt, zijn handen moet wassen? en hoe konden de priesters dan hun voeten aanraken, en toch geheiligd worden? en de welachtbare [

כ”עמ

]214 had hier geen antwoord op. en men moet op grond hiervan bekijken of degene die zijn voet aanraakt die goed gewassen was [zijn handen] moet wassen. en ik zal hem antwoorden – met de hulp van de Hemel, op zijn verzoek.215

De insteek van de vraag is een tekst-gerichte benadering. De vraag verwijst enerzijds immers naar een praktijk van alledag – het aanraken van de voet – maar plaatst dit anderzijds in de priesterlijke traditie rond het wassen van de handen en voeten uit het wasbekken, als begin van de dagelijkse tempel-dienst.216 echter, de details omtrent de tempeldienst worden uit een

rabbijn-209 Betsel Hachogma, V. 2, nr. 29. 210 oH 4:18-19.

211 Blijkbaar de leerling van de vraagsteller die verder niet met naam wordt aan-geduid.

212 De bedoeling is het wassen van handen en voeten, dat aangeduid wordt door de term ‘het heiligen van de handen en voeten’. De term ‘heiligen’ geeft al aan wat het doel van de wassing is.

213 De eerder genoemde leerling.

214 ”ודובכ תלעמ” respectvolle aanduiding voor de vraagsteller.

215 Betsel Hachogma, V. 2, nr. 29: הוק ד”ע הפי תוצוחר ןהשכ וילגרב עגונל םידי תציחר ןיד“ מיה ולגר ג”ע תינמיה ודי חינמ םילגרו םידי שודיק ןינעל )ב ט”י םיחבז( ’ירמאד אהב ודימלת תיש ה ךיאהו הליטנ ךירצ ולגרב עגונה אה ל”נה השקהו ,ןשדקמו תילאמשה ולגר ג”ע תילאמשה ודיו תינ לגרב עגונ םא ,הזמ ןודל שיו ,ז”ע ’ית כ”עמ אצמ אלו שודיקל םהל התלעו םהילגרב ועגנ םינהכה .”ותשקבכ ד”סב ול בישאו ,הליטנ ךירצ ,הפי הצוחר 216 Zie ex. 30:17-19.

170

se tekst gehaald, die de tempeltradities pretendeert te hebben gekend217 en deze wilde bewaren voor latere generatie.

De klassieke rabbijnse teksten zijn evenwel geredigeerd in een perio-de waarin perio-de tempel geen werkelijkheid meer was in het Joperio-dendom. De au-teur vervolgt met een overzicht van enkele responsa die zich met deze ma-terie bezighouden:

Dit is al opgemerkt in de Pekudat Eleazar…die op grond hiervan [van de manier van wassen door de priesters] stelt dat indien iemand zijn voe-ten aanraakt, wanneer die goed zijn gewassen en schoon zijn, zonder enige viezigheid, het niet nodig is om [de handen] te wassen. en daar-om was het bij het heiligen van de handen en voeten, waarbij de voe-ten goed gewassen werden, niet nodig voor hen om daarna [de handen] te wassen. maar, kijk ook in de Mor Oeketzia … die eenvoudigweg stelt dat bij voeten, zelfs indien ze gewassen zijn, er vuil aan kleeft. en vol-gens zijn woorden is het voorgaande antwoord dus niet geldig. echter, ik zag in de Jafé Lalev … die dit ook opmerkte … en die aldaar de volgen-de opmerking uit naam van zijn vavolgen-der – volgen-de Gaon rabbijn Chajim palachi – brengt … en uit [naam van] de Petach Devir … die antwoordde, dat wat er gezegd wordt ‘hij legt zijn rechterhand op zijn rechtervoet’ etc., dat dit niet wil zeggen dat hij zijn voet echt aanraakte. maar, dat de bedoe-ling is dat hij zijn hand zeer dichtbij zijn voet brengt en beide ‘heiligt’ [= wast] in één keer. en de Jafé Lalev bevroeg dit op basis van de uitleg van de Abarbanel op de parasja [Ki] tisa … die schreef dat hij over zijn voe-ten wrijft met zijn handen wanneer hij zich heiligt [=wast]. Zie ook

Le-wushei Mordechai … [waar] de vraagsteller wees op de eerdergenoemde

talmoed Zewachiem, en de weledelgeleerde218 schrijver antwoordde hem gelijk het antwoord van de Petach Devir. Namelijk, dat ‘op zijn voet’ wil zeggen: vlak bij zijn voet, maar dat zijn voeten niet werden aange-raakt met de handen, zie aldaar.219

217 De bijbelpassages in deze laten in het midden hoe de handen en voeten door de priesters werden gewassen, en er is op zich geen bijbelse grond voor de rabbijn-se traditie dat handen en voeten in één keer werden gewasrabbijn-sen – een uitgangs-punt van dit responsum.

218 Gaon. 219 Betsel Hachogma, V. 2, nr. 29: ףיעס ’ד ןמיס ח”וא ע”ושל( רזעלא תדוקפ רפסב הזב ריעה רבכ“ צ”אש העיזו ךולכל לכמ תויקנו הפי תוצוחר ןהשכ וילגרב עגנ םאש הנימ חיכוהו )’ה ןמיס ח”י ןייע םנמא .ש”ע הליטנ כ”חא םיכירצ ה”ל בטיה םהילגר וצחרש םילגרו םידי שודיקב ןכלו הליטנ ןהב הקבד אמהוז םיצוחר םה וליפא םילגרבד היל אטישפד )’ד  ןמיס( ל”ז ץ”בעירגהל העיצקו רומב תוא ’ד ןמיס ח”וא א”טנוק ,ב”ח( בלל הפי רפסב יתיאר םנמא .הפי ל”נה הבושת התלע אל וירבדלו ח”רגה ויבא רמ םשמ וז הרעה איבמ םשו )י”חת וניאש( ’א קלח ורפסל ןייצו הזב כ”ג ריעהש )’ד תינמיה ולגר ג”ע תינמיה ודי חינמ א”שמד ’יתש )א”ע ח”רפ ףד ג”ח( ריבדה חתפ ’סמו ,ל”צז י’גאלפ תבב ןהיתש שדקמו ולגרל ךומס ודי ברקמש הנוכה אלא שממ העיגנ ולגרב עגנש ארמימל ואל ’וכ בתכש )א”מ םיחבזד ב”פ( ב”ערה כ”שממ ןכו ,אשת ’פ לאנברבאה ירבדמ וילע ריעה ל”פיבו תחא

171

over de manier waarop de handen en voeten door de priesters werden ge-wassen bestaan dus op zijn minst drie meningen: één die stelt dat de han-den op de voeten werhan-den gelegd, een tweede waarin de voeten worhan-den schoongewreven met de handen, en een derde waarin de handen vlak bij de voeten worden geplaatst, maar de voet zelf niet wordt aangeraakt. op-nieuw: de werkelijkheid in de tempel wordt vanuit de teksten gereconstru-eerd om vervolgens weer te dienen als richtlijn voor het handelen in een si-tuatie van het huidige, dagelijkse leven, waarin de voet wordt aangeraakt met de hand.

Na het vaststellen van de verschillende visies over het tempelritueel, keert de auteur terug naar het thema van de aanraking van de voet, en waarom dat een reden is om de handen te wassen:

en naar het zich laat aanzien, is de mening van enkele Latere Decisoren [Acharoniem] dat wie zijn voeten aanraakt, [zijn handen] moet wassen vanwege de ruach ra‘a die op zijn voeten rust. en daarom, zelfs als zijn voeten schoon zijn is het wassen toch nodig wanneer men ze aanraakt, zie de Atzei Haja’ar … en zie ook de Jafé Lalev … en dus moet men zeggen dat in de tempel de ruach ra‘a niet van toepassing was [

ךייש אל

]. en al zeker als hij [de priester] zijn voeten heeft geheiligd zoals het hoort, dat de ruach ra‘a is verdwenen. en daarom wanneer de voeten gewassen waren en schoon, was het niet nodig voor degene die ze aanraakt om [de handen] te wassen. en zie de responsa Josef Omets … en de Zerah

Jit-schak op de misjna … en de responsa maharasham … en zie ook in Not-zer Chessed. (thans heb ik ook een lange verhandeling gezien inzake de

vraag of er ruach ra‘a in de tempel was, in Bené Zion …).220

De auteur verwijst naar enkele Latere Decisoren met de mening dat de aan-wezigheid van de ruach ra‘a niets te maken heeft met de aanaan-wezigheid van tastbaar vuil of zweet. Vandaar dat de ruach ra‘a ook op gewassen voeten rust. er lijkt dus eerder een metafysische onreinheid of onzuiverheid aan de voeten te kleven, die niet af te wassen is met water. In de tempel echter – de heiligste plek op aarde – rustte geen ruach ra‘a. Vandaar dat indien de voe-ten gewassen waren door de priester, deze gewoon aangeraakt konden wor-כ”ג ריעהש )ז” ע ןמיס ע”האח( ישובל ת”וש ןייעו .ש”ע שדקמ אוהש העשב וידיב וילגר ףשפשמש אלו ךומסב לע ל”ר ולגר ג”עד ,ל”נה ד”התפ ’יתכ ול בישהרבחמה ןואגהו ל”נה םיחבז ’מגמ לאושה .”ש”ע וידיב וילגר עגנ 220 Ibid., ibid.: הרושה הער חור םושמ הליטנ ךירצ וילגרב עגונד םינורחא תצק תעד הארנה יפכו“ )ז”ס תוא ’ד ןמיס( רעיה יצע ’ס ןייע ןהב עגנשכ הליטנ ךירצ תויקנ וילגר וליפא ןכלו םילגרה לע קלתסנש ןידכ וילגר שדיקשכ טרפבו ,ר”ור ךייש אלד שדקמבד ל”י ןכ לעו ,ל”נה בלל הפיב םג ןייעו ץמוא ףסוי ת”וש ןייעו .ןהב עגונהל הליטנ ךירצהל ןיא תויקנו תוצוחר וילגר ויהשכ ןכלו ,ר”ורה ונממ םג ’ייעו .)ב”מ ז”פ( דימת ’סמל ’יחב ,תוינשמ לע קחצי ערז ’סבו )ז”ל ןמיס( ל”ז א”דיח ןואגהל תעכ[ .)ה”מ ה”פ תובא( דסח רצנ רפסב ןייעו .)’ח ’יס ד”ויחל תוחתפמב ,ב”ח( ם”שרהמ ת”ושב .”ןויצ ינב ’סב שדקמב ר”ור ךייש םא ןינעב םירבד תוכירא יתיאר

172

den. De auteur besluit het responsum met een uiteenzetting over hoe, op ba-sis van bovenstaande verhandeling, gehandeld moet worden:

maar, voor ons – ook wanneer men de voeten aanraakt die gewassen zijn, moet hij [zijn handen] wassen vanwege de ruach ra‘a die op de voe-ten rust. en dat is een nog een extra reden op het besluit van de Mor

Oe-ketzia, welke ik eerder vermeldde.’ 221

De beslissing om na aanraking van gewassen voeten met de hand, de han-den te overgieten is gebaseerd op twee overwegingen:

1. Voeten zijn niet echt schoon te krijgen, altijd blijft er wat

viezig-heid aan kleven (Mor Oeketzia).

2. op de voeten rust altijd de ruach ra‘a, en deze ruach ra‘a heeft niets met fysieke viezigheid te maken.

of dit in de praktijk zo is, is niet relevant; dit kan ook niet verder bevestigd of weerlegd worden. Beide standpunten worden door teksten aan de auteur bemiddeld. Kenmerkend is dat de auteur niet zo heel erg geïnteresseerd is waaróm de ruach ra‘a op de voeten rust, wat het mechanisme daarachter is, en of daar werkelijk niets aan te doen is door het subject. De auteur houdt zich afzijdig van ontologische speculaties over de ruach ra‘a en staat daar-mee verre van een objectgerichte benadering. Het zijn louter teksten die de beslissing bepalen, ook als de feitelijke gang van zaken, bijvoorbeeld in de tempel, niet echt meer werd gekend.