5. Methode
5.3 Casestudie interviews
In § 4.2 is al aangegeven dat interviews een essentiële bron van bewijs zijn voor een casestudie-onderzoek
(Yin, 2002). In deze paragraaf zal de methode en –structuur van de afgenomen interviews verduidelijkt
worden (§ 5.3.1), net als de interviewprocedure (§ 5.3.2) en hoe de van UTAUT afgeleide interviewvragen
tot stand zijn gekomen (§ 5.3.3).
5.3.1 Methode en –structuur
Voor de methode van interviewen is gekozen voor gestructureerde oog-in-oog interviews met grotendeels
open vragen.
Voor open vragen, met doorvraagmogelijkheid, is gekozen om respondenten zo voldoende de mogelijkheid
te geven uitgebreid in te gaan op de gestelde vraag. De doorvraagmogelijkheid dient om eventuele missende
informatie - in de optiek van de onderzoeker - alsnog te bemachtigen.
Voor een oog-in-oog interview is gekozen, omdat het in een telefonisch interview, in vergelijking met de
oog-in-oog situatie, lastiger is om sociale wenselijkheid door middel van doorvragen te bestrijden (Emans,
1990). En het streven van de onderzoeker is altijd gericht op antwoorden waarin niets van sociale
wenselijkheid doorklinkt. Het heeft ook gevolgen voor de item-nonrespons
20. Als gevolg van de enigszins
beperkte mogelijkheden van doorvragen, valt dit soms bij telefonische interviews wat ongunstiger uit dan bij
oog-in-oog interviews (Frey & Leeuw,1989. In Emans, 1990). Tevens geldt dat oog-in-oog interviews,
wanneer er open vragen gesteld worden, iets uitgebreidere antwoorden blijken op te leveren (Frey &
Leeuw,1989. In Emans, 1990). Aangezien open vragen in dit onderzoek erg belangrijk zijn, is dit relevant.
20
Interviewereffecten
21hebben minder invloed bij telefonische interviews ten opzichte van oog-in-oog
interviews. Ook de mogelijkheid van directe ondersteuning is volgens Emans (1990) een voordeel van
telefonische interviews. Dit is echter ondervangen in het onderzoek doordat een informant
22– met goede
kennis van de transportbranche en van mobiele data-oplossingen voor de transportbranche – op de
achtergrond aanwezig was tijdens de interviews. Deze informant hield zich op vlakte, tenzij vragen naar zijn
inziens verduidelijking of verdieping nodig hadden. Voor het goede begrip: het interview was geheel in
handen van de onderzoeker en deze informant bepaalde geenszins de volgorde van de vragen.
Een verder voordeel van oog-in-oog interviews ten opzichte van telefonische interviews is de non-verbale
communicatie, die besloten ligt in gebaren, houdingen, gelaatsuitdrukkingen en manier van kijken van de
gespreksdeelnemers (Emans, 1990). Ook het gebruik van visuele hulpmiddelen bij de vragen is bij het
gebruik van de telefoon in principe onmogelijk. In dit onderzoek wordt onder meer een schema voorgelegd
aan de respondenten, waardoor ook dit aspect relevant is.
N.B. Emans (1990) stelt wel dat de kwaliteit van de antwoorden uit telefonische interviews en uit oog-in-oog
interviews elkaar niet veel ontloopt. Belangrijk bij de keuze voor één van de twee mogelijkheden van
interviewen is de afweging van voor- en nadelen door de onderzoeker. Voor dit onderzoek is gekozen voor
oog-in-oog interviews na afweging van bovenstaande argumenten.
5.3.2 Procedure
Voor elk interview bereidde de interviewer zich voor met informatie, verkregen via de website van het te
interviewen bedrijf (indien beschikbaar) en met informatie van de contactpersoon. Elk interview duurde +/-
vijf kwartier en werd opgenomen op band. Tijdens het interview werden de antwoorden van de respondent
kort genoteerd in de daarvoor bestemde ruimte onder de desbetreffende vraag op het interviewschema. Extra
informatie in de vorm van folders e.d. werd voor zover mogelijk eveneens opgevraagd.
In deel 1 van het interview werd voornamelijk gebruikt gemaakt van de fuikprocedure, op de demografische
variabelen en een enkele classificatievraag na. Bij de fuikprocedure wordt door het stellen van een open
vraag algemene informatie van de geïnterviewde verkregen. Via doorvragen wordt meer gedetailleerde
informatie verkregen. Er wordt door de interviewer net zolang doorgevraagd totdat de precieze gegevens zijn
verkregen (Risman, 1995).
Het gaat in dit eerste deel van het onderzoek om het verkrijgen van een zo uitgebreid mogelijk beeld van de
invloeden en verwachtingen die van invloed zijn op de beslissingen van beslissers in transportbedrijven om
een MDO wel of niet te adopteren. En eveneens gaat het om het verkrijgen van een zo uitgebreid mogelijk
beeld van de impact van het daadwerkelijke gebruik van een MDO door transporteurs. Het is dus een
21
Daaronder verstaat men alle mogelijke vormen van invloed die de interviewer heeft op de inhoud van antwoorden die de
geïnterviewde geeft (Emans, 1990).
22