• No results found

Bondgenootschap in wording1

In document 1939-1945 D E E L I I a (pagina 81-88)

Aan het slot van hoofdstuk 9 vermeldden wij dat zowel het Nederlands- Indisch gouvernement als de Nederlandse regering in de zomer van '40 huiverig was om Indië nauw met Engeland te laten samenwerken: gevreesd werd dat de Japanners, als zij er de lucht van kregen, dat zouden beschouwen als een aantasting van de jegens Japan neutrale positie van Indië en geprovoceerd zouden worden tot een poging, zich van Indië meester te maken. Op zichzelf was die samenwerking met Engeland evenwel wenselijk — het dilemma kon slechts op één wijze opgelost worden: ging men er toe over, d.w.z. begon men een gemeenschappelijke verdediging tegen Japan voor te bereiden, dan moest die voorbereiding in het geheim geschieden. Het zou natuurlijk het beste zijn wanneer de v ijf machten die strijdkrachten in het Verre Oosten hadden: de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, de twee Britse dominions Australië en Nieuw- Zeeland, en Nederlands-Indië alle v ijf tijdig tot duidelijke en bindende afspraken zouden komen over wat zij gemeenschappelijk zouden onder­ nemen indien één hunner door Japan werd aangevallen. Dat ideaal was onbereikbaar: in de Verenigde Staten was slechts het Congress bevoegd, oorlog te verklaren, en president Roosevelt, die vooral in '40 maar ook nog in '41 rekening moest houden met een sterke isolationistische stroming, kon geen enkele bindende toezegging doen dat de Verenigde Staten zich naast Engeland, Australië, Nieuw-Zeeland o f Nederland zouden scharen indien een van die vier met Japan in oorlog zou geraken. Doordat evenwel Roosevelts handen gebonden waren, achtte Churchill ook de zijne gebonden: zonder zekerheid van Amerikaanse steun achtte 1 W ij geven in deze paragraaf in hoofdzaak de gegevens weer die al voorkomen in deel 9 van ons werk, nl. in de paragraaf ‘Samenwerking met Britten en Amerikanen’ van hoofdstuk 4.

E E R S T D U I T S L A N D , D A N J A P A N V E R S L A A N

hij een toezegging aan Nederland dat hij Nederlands-Indië onmiddellijk hulp zou verlenen als het door Japan werd aangevallen, onverantwoord.

Wat die steun aan Indië betrof, was ook nog van belang dat in geheime besprekingen die begin '41 in Washington waren gevoerd door de Amerikaanse Joint Chiefs of Stajf en vertegenwoordigers van de Engelse Chiefs of Stajf, was komen vast te staan dat, als de Verenigde Staten en Engeland tegelijk met Duitsland en met Japan in oorlog zouden geraken, eerst getracht zou worden om Duitsland en daarna pas om Japan te verslaan. Dat was een hoogst belangrijke, strategisch juiste beslissing: Duitsland was sterker dan Japan en wie zich in het verloop van de oorlogen had verdiept welke zich in de geschiedenis van de mensheid hadden voorgedaan, wist dat men, geconfronteerd met twee tegenstan­ ders, de beste strategie volgde wanneer men eerst de sterkste van die twee trachtte te verslaan. Dat was met name een van de belangrijkste lessen geweest die de befaamde Duitse militaire denker Carl von Clausewitz uit de oorlogen van het Napoleontisch tijdperk had getrokken. Een uitvloeisel van de met Engeland gemaakte afspraak was dat de Ameri­ kaanse Joint Chiefs of Stajf later in '41 tot de conclusie kwamen dat in geval van een oorlog met Japan wèl Australië tot de gebieden zou behoren welke de Verenigde Staten tot het uiterste zouden trachten te verdedigen, maar niet de Philippijnen en evenmin Nederlands-Indië: die lagen daar te ver weg voor.

Het initiatief tot het maken van geheime afspraken (wij herinneren er aan dat dat beleid de volledige instemming kreeg van de koningin en van minister-president Gerbrandy) werd in oktober '40 door Engeland genomen dat toen iets sterker was komen te staan doordat het de Battle of Britain, de Luchtslag boven Engeland, had gewonnen en bovendien van de Verenigde Staten de toezegging had gekregen dat het vijftig uit de Eerste Wereldoorlog daterende Amerikaanse torpedobootjagers mocht ovememen: een voor de gehele wereld duidelijk bewijs, aan welke zijde de sympathieën lagen van president Roosevelt en zijn rege­ ring. Midden oktober stelde, zoals eerder al weergegeven, de Britse regering aan de Nederlandse voor, in Londen en Singapore tot uitwis­ seling van militaire gegevens over te gaan. Het voorstel werd aanvaard en van Starkenborgh werd geïnstrueerd, contact op te nemen met de in Singapore geplaatste marine-opperbevelhebber in het Verre Oosten,

Ad-miral Layton. Eind november '40 vonden toen in Singapore de eerste Brits-Australisch-Nederlandse militaire besprekingen plaats (in deze en de latere werd Nieuw-Zeeland door Australië vertegenwoordigd); be­ sloten werd, de respectieve regeringen voor te stellen (die voorstellen werden goedgekeurd), een gemeenschappelijke code voor militaire be­ richten in gebruik te nemen, liaison-officieren uit te wisselen (die zouden steeds in burger gekleed zijn) en in geval van oorlog met Japan de Engelse resp. de Nederlands-Indische luchtmacht het recht te geven, gebruik te maken van vliegvelden op Sumatra resp. Malakka en Brits-Borneo. Na­ dien zond admiraal Helfrich als zijn liaison-officier kapitein-ter-zee L. G. L. van der Kun naar Singapore en kapitein-luitenant-ter-zee G. B. Salm naar Melbourne — voor Manila op de Philippijnen vond hij een andere oplossing: kapitein-luitenant-ter-zee H. D. Lindner ging er de civiele functie van handelsbeschermingsofficier vervullen. Eenzelfde op­ lossing vonden de Amerikanen: zij voegden aan de staf van hun consu- laat-generaal te Batavia een marine-officier toe die steeds in burger gekleed was. Van belang was ook nog dat midden december door de regering werd goedgekeurd dat kopieën van de geheime zee- en verde- digingskaarten van Indië zowel bij de consul-generaal te Manila als bij de gezant te Washington werden gedeponeerd (men zou ze, zodra nodig, aan de Amerikaanse staven kunnen overhandigen) en dat midden januari '41 de chef-staf van de Amerikaanse Asiatic Fleet, welke met 2 kruisers, 13 torpedobootjagers en 29 onderzeeboten in de Baai van Manila lag, overleg kwam plegen met admiraal Helfrich; de Amerikaan ontving bij die gelegenheid alle gegevens over de Koninklijke Marine die hij wenste, maar kon, wat Amerika’s toekomstig beleid betrof, slechts de uitdrukke­ lijk als ‘persoonlijk’ aangeduide mededeling doen dat de Verenigde Staten, als de Britten o f de Nederlanders aangevallen zouden worden, een welwillende neutraliteit zouden betrachten.

Eind januari '41 vonden, ditmaal in Batavia en Bandoeng, nieuwe stafbesprekingen met de Britten plaats; hier bereikte men overeenstem­ ming om aan de respectieve regeringen voor te stellen dat ingeval van oorlog de Britten de Zuidchinese Zee en Straat Malakka als hun opera- tieterrein zouden beschouwen, de Australiërs de Timor- en Arafoera-zee (zie kaart XII op de pag.’s 738-739), de Nederlanders de Javazee en de overige Nederlands-Indische wateren, en dat Nederlands-Indië, als de aanval zich op Brits gebied richtte, zijn vloot en 27 bommenwerpers aan de Britten ter beschikking zou stellen en de Britten, als de aanval zich op Nederlands-Indisch gebied richtte, 24 verkenningsvliegtuigen en 24 bommenwerpers aan de Nederlanders — de Britse toezegging aan de

G E H E I M E B E S P R E K I N G E N

Nederlanders hield dus veel minder in dan de Nederlandse aan de Britten.

De volgende besprekingen, die eind februari weer in Singapore plaats­ vonden, waren van speciale betekenis omdat nu voor het eerst Ameri­ kaanse waarnemers aanwezig waren. Hier werd besloten', de respectieve regeringen voor te stellen dat de Australiërs troepen en bommenwerpers gereed zouden houden om in geval van oorlog de verdediging van de Nederlandse helft van Timor te versterken, en dat bij een Japanse aanval Nederlandse onderzeeboten zouden gaan opereren in de (eerst aan de Britse Navy toegewezen) Zuidchinese Zee.

Eind april volgde de vierde gemeenschappelijke conferentie, opnieuw in Singapore, nu met de Amerikanen als volledige deelnemers. Hier werd geconcludeerd2 dat men, zolang de Britten geen zware eenheden naar Singapore gezonden hadden, defensief zou dienen op te treden; voor­ gesteld werd o.m. dat Hongkong beschouwd zou worden als een voor­ uitgeschoven basis (en dus verdedigd zou worden), dat de verdediging van de Philippijnen zou worden versterkt, dat in geval van oorlog de Amerikaanse Pacific Fleet de Japanse verbindingen met de Nanjo (‘het gebied van de Zuidelijke Oceaan’) zou trachten te verbreken en dat de Amerikaanse Asiatic Fleet eventueel op Singapore zou terugvallen — Sin­ gapore werd beschouwd als hèt grote steunpunt bij oorlog met de Japanners in de Nanjo.

Aanvaarding van deze voorstellen zou betekenen dat ook de Ameri­ kanen in die oorlog alles op alles zouden zetten om Singapore te behou­ den — dat was een doelstelling welke in strijd was met de afspraak die de Joint Chiefs of Staff met hun Britse collega’s hadden gemaakt. De voorstellen van de conferentie van eind april werden dan ook door de Joint Chiefs of Staff verworpen, bij welke gelegenheid de chef van de Amerikaanse legerstaf, General George C. Marshall, opmerkte:’ ‘ Collapse in the Atlantic would be fatal, collapse in the Far East would be serious but not fatal. ’ 3

Midden mei stelde Eden, de Britse minister van buitenlandse zaken, aan het War Cabinet voor dat Engeland zich, wat de verdediging van Nederlands-Indië betrof, publiekelijk naast Nederland zou scharen. De regering van Nieuw-Zeeland keurde dat denkbeeld goed, maar die van

1 Tekst van de overeenkomst: DBPN , C, dl. II, p. 3 12 e.v. 2 Tekst van de conclusie: a.v., p. 469 e.v. 3 Geciteerd in (United States, Dep. of the Army, Historical Division)

United States Army in World War II, The War Department, M. S. Watson: Chief of Staff: Prewar Plans and Preparations (1950), p. 397.

Australië niet, en tot Edens grote ergernis weigerde ook Churchill zeer beslist alle medewerking. Een maand later deelde de Nederlandse rege­ ring aan de Britse mee dat zij bereid was, de in februari en april in Singapore gemaakte afspraken goed te keuren1 — het kostte Eden, die voortdurend door van Kleffens en de Nederlandse gezant te Londen, mr. E. F. M. J. baron Michiels van Verduynen, bewerkt was, veel moeite om van het War Cabinet verlof te krijgen, jegens Michiels de volgende verklaring2 af te leggen:

‘ We have already assumed the duty of safeguarding and restoring the possessions and

rights o f the Netherlands Government to the best o f our ability during the war and after peace. It follows therefore that an attack upon the Netherlands East Indies would lead us to do the utmost in our power. We must, however, remain sole judge o f what actions or military measures are practicable and likely to achieve our common purpose. Should the United States be disposed to take supporting action many things would become possible which we cannot undertake now.’

De regering verkreeg deze, op zichzelf onbevredigende, toezegging op i augustus '41 — vier dagen na de dag waarop het Indische gouverne­ ment, zich aansluitend bij embargobesluiten van president Roosevelt welke als reactie op de Japanse bezetting van heel Frans-Indo-China genomen waren3 (meer daarover in het volgende hoofdstuk), aan nage­ noeg alle handels- en financiële transacties met Japan een einde had gemaakt. Dat was een daad vol risico’s geweest en men moet wel aannemen dat vooral Churchill, door wie stoutmoedigheid steeds ge­ waardeerd werd, nadien niet gelukkig was bij het denkbeeld dat aan Nederland de gevraagde garanties onthouden waren.

De eventuele samenwerking op luchtmacht- en marinegebied werd in de zomer en herfst van 41 verder voorbereid. Midden juni begaven admiraal Helfrich en generaal Berenschot zich in civiel naar Singapore voor besprekingen o.m. met Admiral Layton. Nadien werden twee N e­ derlandse onderzeeboten ter oefening naar Singapore gezonden, Britse, Nederlandse en Amerikaanse vliegtuigen gingen gecoördineerde verken­ ningsvluchten uitvoeren, geheime gegevens over de vliegvelden werden uitgewisseld, er werden in Singapore plannen uitgewerkt, wat men 1 Daartoe was op 10 juni unaniem door het kabinet besloten na voorlichting o.m. van admiraal Furstner die in antwoord op een hem gestelde vraag gezegd had, ‘dat inderdaad met de val van Singapore alles verloren zou zijn.’ (Ministerraad: Notulen 10 juni 1941). 2 Tekst in D BPN , C, dl. III, p. 2Ö2. 3 In het noorden van Indo-China had Japan al strijdkrachten sinds september 40.

D E S A M E N W E R K I N G V E R D E R V O O R B E R E I D

precies met de marine- en luchtstrijdkrachten zou doen indien Japan een bepaald gebied zou aanvallen1, en Australische officieren verschenen ter inspectie op Timor alsook op Ambon (inmiddels was besloten dat in geval van oorlog de Australiërs ook naar dat laatste eiland versterkingen zouden sturen2) — het Nederlandse kabinet keurde op verzoek van het Britse op 1 1 november goed dat Australische troepen eventueel al vóór het uitbreken van de vijandelijkheden op Timor en Ambon zouden mogen landen; ‘het gevraagde’, constateerde Gerbrandy tijdens het ka­ binetsberaad, ‘prejudicieert de deelneming van troepen van het Britse Empire aan de strijd, waaromtrent tot dusver geen zekerheid bestond’ 3 — geen zekerheid voor het geval Japan uitsluitend Nederlands-Indië zou aanvallen.

Wat te doen als Japan Indië in eerste instantie ongemoeid zou laten en de handen alleen zou uitstrekken naar o f Britse o f Amerikaanse gebieden?

Het Nederlandse kabinet had op 15 augustus vastgesteld dat, aldus de kabinetsnotulen, ‘de Nederlandse regering niet werkeloos zal blijven, indien de maatregelen van Japan, voorzover deze het zuidwesten van de Pacific zullen betreffen, aan Engeland en de Verenigde Staten tot tegen­ maatregelen zullen aanleiding geven’ — men mag hieruit afleiden, dat, indien door een verder oprukken van Japan in de Nanjo een oorlogstoe­ stand zou ontstaan tussen Japan enerzijds en het Britse Rijk en de Verenigde Staten anderzijds, Nederland Japan de oorlog zou verklaren. Dit belangrijke principiële besluit werd nog diezelfde dag in een code- telegram aan van Starkenborgh meegedeeld; hij seinde terug dat het zijn instemming had, maar een maand o f twee later ging hij zich stoten aan de beperking die er in vervat was: stel dat Japan niet in de Nanjo maar elders in de Pacific tot aggressie zou overgaan, wat dan? Was het denkbaar

‘ In die, zoals zij officieel heetten, Plansfor the employment of naval and airforces, including

army air forces of the associated powers in the Eastern theatre in the event of war with Japan

(men sprak van ‘de Plenaps') werden vier gevallen onderscheiden: a de richting van de Japanse aanval is niet duidelijk, b Japan valt Malakka aan, c Japan valt de Philip- pijnen aan, d Japan valt Nederlands-Indië aan. De laatste versie van deze plannen kwam op 12 november '41 gereed en die versie werd zowel door de Britse als door de Amerikaanse stafchefs goedgekeurd. 2 Onder Australische druk werd goedge­ vonden dat op Ambon een Combined Headquarters zou worden gevormd en dat op Timor de Australiërs het commando zouden hebben — dit waren regelingen welke van Starkenborgh, beducht voor Australische expansie-neigingen en voor gezichts­ verlies van het gouvernement, met enige bezorgdheid vervulden. 3 Ministerraad: Notulen, 11 nov. 1941.

dat, indien de Verenigde Staten en het Britse Rijk door gebeurtenissen waar ook, met Japan in oorlog zouden raken, Nederland neutraal o f non-belligerent zou blijven ? De gouverneur-generaal achtte dat onzin­ nig. Immers, in die oorlog met Japan zou ook over het lot van Neder- lands-Indië beslist worden; een consequente politiek vergde dus, dat de beperking uit het regeringsstandpunt verdween. Dat stelde hij in een telegram d.d. 25 oktober' aan het kabinet voor. Het voorstel werd op 28 oktober door het kabinet goedgekeurd en een week later, 4 november, kon Gerbrandy aan zijn ambtgenoten meedelen dat ook de koningin er accoord mee ging. Daarmee stond vast dat bij het uitbreken van vijan­ delijkheden in de Pacific de Nederlandse regering onmiddellijk de oorlog zou verklaren aan Japan.

Was dat besluit, gezien het feit dat Nederland op dat moment nog geen garanties van de Britse o f de Amerikaanse regering bezat, onaan­ vaardbaar riskant o f schiep het een bedenkelijk-onevenwichtige toe­ stand?

Wij menen van niet.

In het perspectief van de feitelijke samenwerking op militair gebied die sinds bijna een jaar tot ontwikkeling was gekomen, mocht men het voor hoogst onwaarschijnlijk houden dat, als het tot een Japanse aanval op Indië kwam, Engeland Nederland in de steek zou laten (Eden had eind augustus tegen Michiels gezegd, dat een dergelijk in de steek laten ‘ would not see me jive minutes longer in office'2) — en zouden de Amerikanen dan werkeloos blijven toezien? Ook dat was hoogst onwaarschijnlijk, althans volgens het kabinet, niet volgens van Starkenborgh. Op 2 decem­ ber wijdde het kabinet aandacht aan de telegrafisch door hem voorge­ legde vraag, ‘o f bij een Brits-Japanse oorlog Nederlands-Indië ook zal meedoen, indien de Verenigde Staten afzijdig blijven. Besloten wordt’, aldus de kabinetsnotulen, ‘bevestigend te antwoorden.’

Aan de onzekerheid inzake Amerika’s houding kwam twee dagen later, 4 december, een einde.

Op de iste had Roosevelt tegen de Britse ambassadeur, Lord Halifax, min o f meer terloops gezegd, 'that', zo rapporteerde Halifax aan Londen, ‘ in the case of a direct attack on ourselves’ (de Britten) 'or the Dutch, we should obviously all be together . . . We could certainly count on their support, though it might take a short time, he' (Roosevelt) 'spoke of a few days, to get things into

1 Tekst: D BPN , C, dl. III, p. 498. 2 Brief, 2 1 aug. 1941, van Michiels aan van Kleffens (a.v., p. 255).

DE B R I T S E R E G E R I N G Z E G T S T E U N T O E

political shape here.’ 1 De Britse regering had behoefte aan bevestiging van deze buitengewoon bemoedigende, maar terloops gedane uitspraak. Op 4 december bezocht Halifax Roosevelt opnieuw en de president zei nu in alle duidelijkheid dat hij, sprekend van 'support', bepaald ook aan ‘ armed support' had gedacht2 — het gevolg was dat Churchill zijn laatste aarzelingen overwon en van Kleffens op 5 december in een brief van het Foreign Office3 zwart op wit te lezen kreeg dat de Britse regering bereid was,

‘ to enter at once into a mutual understanding with the Netherlands Government whereby each party will undertake to cooperate immediately with the other, to the fullest extent of its available resources, in the event o f the other party being forced to take military action to repel an attack upon any of its territories in the Far East.'

Nog op die 5de werd van Starkenborgh ingelicht omtrent de belang­ rijke toezegging welke Engeland had gedaan — hij richtte, gegeven de groeiende spanningen (in Washington leken Amerikaans-Japanse bespre­ kingen op een breuk uit te lopen) onmiddellijk het verzoek tot de Australische regering, de afgesproken versterkingen naar Timor en Am­ bon te sturen; twee dagen later, 7 december, streken drie eenheden Australische lichte bommenwerpers op de beide eilanden neer, één op Timor, twee op Ambon, en diezelfde dag kregen twee bataljons Austra­ lische infanterie opdracht zich naar Timor en Ambon te begeven.

Nog geen vier-en-twintig uur later was het oorlog. ★

Wij willen nu weergeven wat Indië’s defensie op dat moment omvatte.

In document 1939-1945 D E E L I I a (pagina 81-88)