• No results found

Beoordeling Natuurbeschermingswet

In document Natura 2000 Beheerplan 5. Duinen Ameland (pagina 188-199)

4.4 Toetsing en beoordeling van de huidige activiteiten

4.4.6 Beoordeling Natuurbeschermingswet

Uit de analyse van de huidige activiteiten komt naar voren dat deze activiteiten in een groot aantal gevallen geen probleem vormen voor de

instandhoudingsdoelstellingen. Voor een aantal activiteiten, die met name aan het strand gebonden zijn,. zijn er wel (mogelijke) knelpunten geconstateerd, maar deze zijn met een aantal mitigerende maatregelen op te lossen. Voor al deze activiteiten geldt wel de voorwaarde dat zij in vorm, locatie, omvang en tijd niet in betekenende mate wijzigen ten opzichte van de getoetste situatie. Als er sprake is van uitbreiding van deze activiteiten, dan dienen deze uitbreidingen alsnog getoetst te worden aan de Natuurbeschermingswet.

Hieronder wordt op basis van de toetsingen de huidige activiteiten in het kader van de Natuurbeschermingswet ingedeeld in de volgende categorieën :

Categorie 1 : Vrijgestelde vergunningplichtige activiteit, zonder specifieke voorwaarden

Op Ameland zijn er geen vergunningplichtige activiteiten, die zonder specifieke voor- waarden vrijgesteld kunnen worden.

Categorie 2 : Vrijgestelde vergunningplichtige activiteiten, met specifieke voorwaarden

Er zijn vergunningplichtige activiteiten, die alleen onder specifieke voorwaarden geen significante effecten op de Natura 2000-doelstellingen hebben. Deze activiteiten zijn met inachtneming van de generieke en specifieke voorwaarden, genoemd in het beheerplan, vrijgesteld van vergunningplicht.

Voor Ameland zijn er in dit beheerplan geen vergunningplichtige activiteiten, die met specifieke voorwaarden vrijgesteld worden.

Vrijgestelde vergunningplichtige activiteiten, onder voorwaarden in de Natura 2000 beheerplannen Noordzeekustzone en Waddenzee (Ministerie vaan Infrastructuur en Milieu / Rijkswaterstaat)

Delen van het eiland liggen binnen de begrenzingen van de deelgebieden Noordzeekustzone en Waddenzee (zie Figuur 1.1) zoals het Noordzeestrand, de Feugelpolle, neerlands reid en de Hon.

Voor de Waddenzee en Noordzeekustzone zijn afzonderlijk ook beheerplannen opgesteld (door Rijkswaterstaat, zie ook literatuurlijst). Ook in die beheerplannen worden de huidige activiteiten binnen die deelgebieden beschreven en beoordeeld op hun effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor die deelgebieden. Er is voor wat betreft de huidige activiteiten deels een overlap tussen de drie beheerplannen. Zo zijn de activiteiten, welke bijvoorbeeld op het strand

plaatsvinden meegenomen in het beheerplan Ameland, maar vallen ook onder het beheerplan Noordzeekustzone. Wanneer er voor de huidige activiteiten op Ameland in dit beheerplan mitigerende maatregelen opgenomen zijn, gelden deze ook voor de beide andere beheerplannen. In de beheerplannen Noordzeekustzone en Waddenzee wordt dan ook verwezen naar de mitigerende maatregelen in het beheerplan Ameland.

Andersom is dit ook het geval. Voor een beperkt aantal activiteiten zijn in de beheerplannen Noordzeekustzone en Waddenzee voorwaarden opgenomen ten behoeve van de vrijstelling van vergunningplicht. Deze vrijstellingen en

voorwaarden zijn ook voor deze activiteiten van toepassing op het eiland Ameland. Dit geldt voor de onderstaande activiteiten:

 Onderhoud Oever- en waterbouwkundige constructies;

 Regulier onderzoek en monitoring (geldt voor de Natura 2000-deelgebieden Waddenzee en Noordzeekustzone)

 Beheer- en inspectievluchten (laagvliegen)

Deze activiteiten vallen in categorie 2 - onder voorwaarden vrijstelling van vergunningplicht. De voorwaarden per activiteit worden vermeld in bijlage 3 van beide beheerplannen. Deze vrijstellingen van vergunningverlening met voorwaarden zijn onverkort ook van toepassing op het beheerplan van Ameland.

Het onderhoud aan Oever- en waterbouwkundige constructies komt in de lijst met

huidige activiteiten (Tabel 4.2, o.a. de nummers 30, 39, 42, 43 en 47) van het beheerplan Ameland voor.

In de beheerplannen Waddenzee en Noordzeekustzone worden aanvullende voorwaarden gegeven in bijlage B3.3.4. (Onderhoud waterbouwkundige

constructies (veer-)havens en andere dergelijke constructies. Deze vrijstelling en voorwaarden zijn dus ook van toepassing op het beheerplan Ameland.

De activiteit Zandsuppleties is als activiteit 57 (zandsuppleties) vermeld in de lijst

met huidige activiteiten (Tabel 4.2). Voor Ameland is in paragraaf 4.2.3 beschreven welke zandsuppleties recent uitgevoerd zijn en welke in de nabije toekomst voorzien zijn.

Zand- of kustsuppleties zijn gericht op het dynamisch handhaven van de

basiskustlijn door het op peil houden van het zandvolume van het kustfundament ter voorkoming van erosie van de kust (de kustlijnzorg). Het gaat daarbij om een bescherming van alle functies; natuur in duingebieden, bewoners van kustplaatsen of bijvoorbeeld drinkwaterputten.

De systematiek van de zandsuppleties is steeds gelijk: structurele erosie tegengaan. Structurele erosie wordt vastgesteld op basis van de ligging en de trend van de actuele kustlijn ten opzichte van de basiskustlijn (zeewaarts of landwaarts ervan). Bij een overschrijding van de basiskustlijn in combinatie met een landwaartse trend wordt besloten tot een suppletie. Een suppletie wordt ontworpen voor de verwachte erosie van een jaar of 4 tot 5. In de meeste gevallen is de situatie na 5 jaar dus weer ongeveer als op het moment van suppleren. Het jaarlijkse totale

suppletievolume vanuit de kustlijnzorg (onderhoud) voor het gehele Nederlandse kustgebied is tot dusver gemiddeld circa 12 miljoen m3 zand (V&W, 2009). Deze 12 miljoen m3 is als maximum genomen bij de toetsing van dit beheerplan. De

zogenaamde ‘zwakke schakels’ zijn niet ingecalculeerd bij dit totale volume. ‘Zwakke schakelprojecten zijn niet meegenomen bij de toetsing voor dit beheerplan, omdat deze – in de zin van dit beheerplan – worden beschouwd als nieuwe, toekomstige projecten. Voor deze projecten, die Nb-wetvergunningplichtig zijn, moeten aparte Nb-wettoetsingen (passende beoordelingen) worden opgesteld.

De meest ingrijpende activiteit bij zandsuppleties vindt plaats op de bodem van de Noordzee, daar waar het zand gewonnen en gestort wordt (vooroeversuppletie). Deze activiteit wordt niet getoetst in het beheerplan van Ameland, omdat dit buiten de reikwijdte van dit beheerplan valt. De vooroeversuppleties worden besproken in de beheerplannen Noordzeekustzone en Waddenzee.

De strandsuppleties worden wel meegenomen in dit beheerplan, gezien hun mogelijk directe invloed op de habitattypen of vogelsoorten op Ameland.

Strandsuppleties kunnen sedimentatieprocessen beïnvloeden en daarmee een effect hebben op de habitattypen zilte pionierbegroeiingen en schorren en zilte graslanden. Het habitattype embryonale duinen ondervindt mogelijk een effect door bedekking

heeft mogelijk ook gevolgen voor de habitattypen witte duinen, grijze duinen en vochtige duinvalleien. Daarnaast kan verstoring van de bontbekplevier, de strandplevier en dwergstern optreden en kunnen hun nesten bedekt worden door strandsuppleties.

Suppleties, zowel de vooroever- als de strandsuppleties, zijn in de Natura 2000- beheerplannen Noordzeekustzone en Waddenzee opgenomen als huidige activiteiten en vrijgesteld van Nb-wet vergunningsplicht. De voorwaarden, als zijnde de

mitigerende maatregelen bij deze suppleties worden in de beheerplannen Noordzeekustzone en Waddenzee beschreven. De in deze beheerplannen

opgenomen vrijstelling met voorwaarden (respectievelijk bijlage B3.3.1. en B3.3.2.) zijn onlosmakelijk verbonden met het beheerplan Ameland en dus ook van

toepassing op dit beheerplan.

Onderzoek en monitoringsactiviteiten zijn opgenomen in de lijst met huidige

activiteiten (Tabel 4.2, de nummers 70 t/m 86). In paragraaf 4.4.6 is aangegeven dat activiteit 81 ‘Ringen van zang-, kolonie- en roofvogels’ afzonderlijk vergund blijven.

In de beheerplannen Noordzeekustzone en Waddenzee worden voor onderzoek- en monitoringsactiviteiten aanvullende voorwaarden gegeven in bijlage B3.3.6.

(Voorwaarden monitoring- en onderzoeksactiviteiten (regulier)). Deze vrijstelling en voorwaarden zijn dus ook van toepassing op het beheerplan Ameland.

De beheer- en inspectievluchten van Rijkswaterstaat staan niet als zodanig in de

lijst met huidige activiteiten van Ameland (Tabel 4.2.). Wel worden milieu inspectievluchten vermeld (activiteit 83, Tabel 4.2) Er zijn in het beheerplan Ameland geen mitigerende maatregelen of voorwaarden voor deze beheer- en inspectievluchten opgenomen. In de beheerplannen Waddenzee en

Noordzeekustzone zijn wel voorwaarden opgenomen voor deze activiteiten, die ook kunnen plaatsvinden langs de kust van Ameland. Deze voorwaarden worden vermeld in de bijlage B3.3.8. (Luchtvaart – laagvliegen gelimiteerde doelgroep civiele taken) van de beheerplannen Waddenzee en Noordzeekustzone. Deze vrijstelling en voorwaarden zijn ook van toepassing op het beheerplan Ameland. Categorie 3 : Vergunningplichtige activiteiten, die afzonderlijk vergund blijven

Van de activiteiten of in cumulatie mogelijk een significant negatief effecten hebben, blijven de activiteiten waterwinning (63 en 64), ringen zangvogels etc. (81),

recreatief gebruik vliegveld Ameland (163), wadlopen (172) en gaswinning (261) afzonderlijk vergund.

Voor de waterwinning in Hollumer en Buurder duinen (63 en 64) is in de hydrologische systeemanalyse (J.S.Rus, H. Bakker in opdracht van Vitens/DLG, februari 2012) en de toetsing aan de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen (Royal Haskoning, 2012, rapport 9V8124) gebleken dat de omvang en invloed van de waterwinning na 1991 beperkt is.

Wel is de constatering aan de orde dat de huidige drinkwaterwinning (per locatie 100.000 m3/jr) lager ligt dan de vergunde hoeveelheid. De toetsing voor het beheerplan kan alleen op basis van de actuele winning, die er sinds 1991 is. Een vergroting van de waterwinning zal afzonderlijk getoetst moeten worden ten behoeve van een NB-wetvergunning.

Het ringen van zang-, kolonie- en roofvogels (81) is als activiteit nu

vergunning- plichtig en blijft dit ook. Verstoring van overige soorten moet tot een minimum beperkt worden.

Het huidige gebruik van vliegveld Ameland (163) is alleen recreatief met

uitzondering van gebruik door de SAR, vanwege patiëntenvervoer naar de vaste wal. De negatieve invloed van het huidige gebruik is dusdanig klein dat het gebruik in de huidige vorm kan doorgaan. Eventuele wijzigingen in dit gebruik zoals de aanleg en invoering van de 2e baan zijn altijd vergunningplichtig.

Voor de mogelijke aanleg en het gebruik van deze tweede baan is een toetsing in opdracht van de gemeente Ameland (W. Molenaar, juli 2011) uitgevoerd of de aanleg en het gebruik strijdig is met de natuurwetgeving. Ten aanzien van het gebruik van de 2e baan wordt een vergroting van de verstoring van broedvogels in

de duinen verwacht. Daarnaast wordt ook een verstoring verwacht van vogels op de hoogwatervluchtplaatsen op het Noordzeestrand. Dit laatste wordt met name in april verwacht, gezien het hogere aantal vluchten in deze maand. In de andere maanden in het trek- en overwinteringsseizoen wordt er weinig gevlogen vanaf het vliegveld. Als mitigerende maatregel wordt in deze toetsing voorgesteld dat de 2e baan niet

gebruikt mag worden in de periode van 15 maart tot 15 juli om verstoring van met name broedvogels te minimaliseren. Voor de aanleg van de 2e baan is een Nb-

wetvergunning nodig, waarin deze mitigerende maatregel mogelijk als een voorwaarde opgenomen wordt.

Voor de gaswinning (261) geldt dat er nu een afzonderlijke NB-wetvergunning van toepassing is, waarbij een zelfstandig beoordelingstraject heeft plaatsgevonden. De gevolgen van de gaswinning worden nauwlettend gevolgd door monitoring en rekenmodellen. Het is daarom ondoenlijk en onwenselijk om via een globale toets nog aanvullende oordelen of eventueel mitigerende maatregelen vast te stellen. Dit valt buiten de reikwijdte van de globale toetsing en het beheerplan en deze activiteit blijft dan ook vergunningplichtig.

Categorie 4 : Niet-vergunningplichtige activiteiten, misschien wel mitigatie vereist

Deze categorie wordt gevuld met het 'bestaande gebruik'. Het gaat om activiteiten die voor 31 maart 2010, dat is de inwerkingtreding van de Crisis- en Herstelwet, of later tot en met de ter visie legging van het beheerplan in het Natura 2000-gebied plaatsvonden.

In dit beheerplan is geanalyseerd of het bestaande gebruik zonder probleem

doorgang kan vinden, òf dat er aanleiding is om randvoorwaarden te stellen. In het eerste geval is het vergunningvrij. In het tweede geval kunnen de activiteiten eveneens zonder vergunning worden voortgezet, wanneer het binnen de aangegeven randvoorwaarden plaatsvindt. Wanneer vervolgens blijkt dat de uitvoering van een activiteit niet binnen de voorwaarden wordt uitgevoerd, kan het bevoegd gezag gebruik maken van de aanschrijvingsbevoegdheid die de wet geeft. Op grond daarvan kan het bevoegd gezag degene die 'bestaand gebruik' uitoefent verplichten om passende maatregelen te treffen om negatieve effecten tegen te gaan.

Op basis van de toetsingmethodiek, zoals beschreven in paragraaf 4.3 en het achtergronddocument “Toetsing huidige activiteiten Ameland”, is voor de niet- vergunningplichtige activiteiten (categorie 4) bepaald of er knelpunten zijn tussen de activiteiten en de Natura 2000-doelen. Door de uitkomsten van de globale en de cumulatietoets is het mogelijk de van oudsher niet-vergunningplichtige activiteiten in te delen in de 3 categorieën:

C4.1. Geen negatief of zelfs positieve effecten op het bereiken van de

instandhoudingsdoelstellingen.

activiteiten zijn terug te vinden in Tabel 4.2 en hebben alleen een groene kleur gekregen in deze tabel. Deze activiteiten waren al vergunningsvrij en blijven dat ook.

C4.2. Negatieve of beperkte negatieve effecten op het bereiken van de

instandhoudings-doelstellingen.

De activiteiten, welke in Tabel 4.2. aangeduid zijn met een oranje kleur, hebben op zichzelf een significant of beperkt negatief effect op habitattypen of vogels. Bij een beperkt negatief effect is het effect per activiteit afzonderlijk beperkt, maar

gezamenlijk kan er toch sprake zijn van een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen. Dit is vooral mogelijk, wanneer het betreffende habitattype of de doelsoort een uitbreidingdoelstelling heeft en/of kwetsbaar is door een afname in oppervlakte of in aantal.

Dit vraagt om extra aandacht, vooral wanneer er meer activiteiten zijn, die op dezelfde habitattypen of doelsoorten een soortgelijk beperkt negatief effect hebben. Deze cumulatieve toetsing vindt dan plaats in de cumulatietoets.

Voor een aantal huidige activiteiten met een beperkt negatief effect (oranje gekleurd in Tabel 4.2) zijn mitigerende maatregelen opgesteld. Deze maatregelen zijn

genummerd en zijn qua nummer terug te vinden per activiteit in de laatste kolom. Deze mitigerende maatregelen zorgen ervoor dat de betreffende activiteiten vergunningvrij blijven en dat de instandhoudingsdoelstellingen gerealiseerd kunnen worden. De volgende mitigerende maatregelen dienen genomen te worden om de realisatie van de Natura 2000-instandhoudingsdoelstellingen in combinatie met de huidige activiteiten mogelijk te maken.

Mitigerende maatregel 1 ; Rijroutes voor voertuigen op het Groene strand en op de Hon

Bij circa 15 activiteiten is er sprake van rijden met voertuigen op het strand. Het strandrijden is nu mogelijk tussen de laagwaterlijn en de duinvoet. Alleen tussen strandpaal 5 en 7 is er sprake van een rijroute tussen het Groene strand en de duinvoet.

Het strandrijden kan een effect op embryonale duinen hebben. Het dynamische proces van opstuiven en doorgroeien wordt dan verstoord door het rijden van de voertuigen. Met name voor de embryonale duinen, welke voorkomen op de stranden in de deelgebieden Noordzeekustzone en Waddenzee zijn kwetsbaar voor deze activiteiten. Als mitigerende maatregel wordt daarom voorgesteld om een paar gebieden te vrijwaren van voertuigen, zodat daar de ontwikkelingen van embryonale duinen en daaropvolgend ook de witte duinen zijn natuurlijke gang te laten gaan. Ter bescherming van de embryonale en witte duinen worden mitigerende

maatregelen voorgesteld voor 2 locaties, te weten op het Groene strand tussen strandpaal 5 en 7 en op de Hon ten oosten van strandpaal 23.

Voor het Groene strand geldt nu al een afsluiting van het gebied voor voertuigen. Dit gebeurt ten behoeve van de broedende vogels, maar ook voor gevoelige vegetaties. Deze afsluiting is ook ten gunste van embryonale duinen, die daar ontstaan. Er is voor de voertuigen een rijroute beschikbaar onder tussen de zeereep en het afgesloten groene strand. Deze rijroute ligt tussen strandpaal 5 en 7 onder aan de duinvoet van de zeereep.

Ten aanzien va de Hon wordt voorgesteld om het rijden met voertuigen alleen toe te staan onder de hoogwaterlijn, langs de zee, over het Noordzeestrand. Tot nu toe mag er daar tot aan de duinvoet gereden worden en dat zijn de kwetsbare gebieden, waar embryonale en witte duinen voorkomen. Door het rijden met voertuigen te beperken tot onder de hoogwaterlijn op het Noordzeestrand worden deze gebieden beter ontzien. Door deze mitigerende maatregel wordt het grootste deel van de Hon gevrijwaard van verstoring van embryonale duinontwikkeling, maar deze maatregel

is ook gunstig voor strandbroeders aldaar en voor overtijende vogels en rustende zeehonden op de zuidzijde van de Hon .

Mitigerende maatregel 2 : (Bij)sturing geven aan de omvang en locatie van activiteiten, waarvoor toestemming wordt verleend door gemeente of terreinbeherende instantie

Voor een zestal activiteiten wordt jaarlijks toestemming afgegeven door de gemeente Ameland of de terreinbeherende instantie. Tijdens de globale toetsing werd door de projectgroepleden gemeld dat bij deze toestemming niet tot weinig geregeld is over de omvang en de locaties. Enige bijsturing van deze activiteiten bij de toestemming is gewenst om de (significante) effecten zo klein mogelijk te houden.

Als mitigerende maatregelen bij deze activiteiten wordt dan ook de voorwaarde gesteld dat bij de toestemming door gemeente en/of terreinbeheerders ook de omvang en de locaties gereguleerd worden.

Mitigerende maatregel 3 : Het opruimen van zwerfvuil op het strand buiten het broedseizoen

Deze activiteiten kunnen verstorend zijn voor de broedgevallen van de strandplevier en de dwergstern. Overigens is het opruimen van zwerfvuil op het strand ook ten dienste van natuur- en milieubelang. In de globale toets is het effect van deze activiteit op beide broedvogels als significant beoordeeld. Als mitigerende maatregel wordt gedacht aan de bescherming van de broedgebieden en ook het tijdstip waarop deze activiteit plaatsvindt. Wanneer dit plaatsvindt buiten het broedseizoen, dan is de verstoring uiteraard minder significant. Als de werkzaamheden uitgevoerd moeten worden in het broedseizoen, moet vooraf geïnventariseerd worden of er broedvogels in de vloedlijn aanwezig zijn.

Verder wordt qua mitigerende maatregel ook aangesloten bij het beter beschermen van de broedgebieden door deze tijdelijk af te zetten op het strand zie mitigerende maatregel nr. 9.

Mitigerende maatregel 4 : Honden aan de lijn op en Groene strand en ten oosten van strandpaal 23 en een betere handhaving van honden aan de lijn in de duinen.

Het uitlaten van honden, met name als ze los lopen, is verstorend voor broedvogels op het strand en in de duinen en voor vogels op hoogwatervluchtplaatsen. Op zichzelf is deze vorm van verstoring significant, waarvoor mitigerende maatregelen wenselijk zijn. Eén van de maatregelen is dat op het Groene Strand en vanaf paal 23, oostwaarts, de honden hier aan de lijn moeten om verstoring van broedgevallen en overtijende vogels te beperken. Samen met de mitigerende maatregelen 1 en 6 draagt maatregel 5 bij aan rust op de Hon en bij het Groene strand.

Ook in de duinen is het uitlaten van honden, met name als ze los lopen, verstorend voor broedvogels. Voor duinen geldt nu al een regel dat de honden in de duinen aan de lijn moeten. Alleen in de bossen en op het strand is het uitlaten van loslopende honden toegestaan.

De regel dat de honden in de duinen aan de lijn horen, is voldoende, maar de naleving van deze regel, dus de handhaving is niet voldoende. Hier zal sterker op gestuurd moeten worden, zodat het uitlaten van loslopende honden in de duinen minder significant is. Dit zal ook als maatregel begroot worden in hoofdstuk 7.

Mitigerende maatregel 5 : Strandritten met trekkers tot afgesproken locatie op de Hon en beperkt uitzwermen van de passagiers

De toegankelijkheid van de Hon wordt geregeld via de gemeentelijke APV of It Fryske Gea met vergunningen of algemene ontheffingen (zie ook maatregel 1). Rijroutes zijn daarbij zoveel mogelijk onder de hoogwaterlijn van het

en hoogwatervluchtplaatsen. Verder dienen de honden (maatregel 5) hier aan de lijn gehouden te worden.

Als aanvullende mitigerende maatregel wordt voorgesteld om de strandritten met trekkers door te laten rijden tot een met de terreinbeheerder vooraf afgesproken locatie. Gezien de dynamiek op de Hon varieert de locatie waarschijnlijk jaarlijks. Op deze locatie kunnen de bezoekers uitzwermen, alleen aan de noordzijde van de strandpaal. Het uitzwermen van de bezoekers wordt toegestaan tot maximaal 100 meter van de trekker en wagen.

Deze mitigerende maatregelen hebben als doel om zoveel mogelijk de rust te bewaren voor strandbroeders, overtijende vogels en de zeehonden.

Mitigerende maatregel 6 : locaties van vangkooien en vallen in overleg met de terreinbeherende instantie

Het plaatsen en gebruiken van vangkooien of vallen kan verstorend zijn voor de broedgevallen van de broedvogels in de duinen. Als mitigerende maatregel is voor het plaatsen van de vangkooien of vallen overleg met de terreinbeherende instantie een voorwaarde. Zodoende kunnen broedgevallen ontzien worden en meer

geschikte locaties voor de vangkooien of vallen gevonden worden.

Mitigerende maatregel 7 : het maaien van riet in overleg met de terreinbeherende

In document Natura 2000 Beheerplan 5. Duinen Ameland (pagina 188-199)