• No results found

Activiteiten met een beperkt negatief effect

In document Natura 2000 Beheerplan 5. Duinen Ameland (pagina 173-178)

4.4 Toetsing en beoordeling van de huidige activiteiten

4.4.4 Activiteiten met een beperkt negatief effect

Er is een grote groep huidige activiteiten, waarbij geen sprake is van een significant effect, maar die wel een beperkt negatief effect kunnen hebben op de natuurdoel- stellingen. Dit geldt met name voor de activiteiten op en in de nabijheid van het strand.

Beperkt negatief effect wil zeggen dat de activiteit op zich zelf een beperkt effect heeft en de Natura 2000-doelstellingen niet in gevaar brengt. Maar bij deze beperkte effecten is er mogelijk wel sprake van een cumulatie met andere

activiteiten, die ook op zichzelf een beperkt negatief effect hebben. Een voorbeeld hiervoor is een wandelaar op het strand, die mogelijk een broedende strandplevier verstoort. Deze verstoring is vaak maar van korte duur, maar wanneer er even later weer een wandelaar of ruiter te paard langs komt, treedt er cumulatief vaker een verstoring plaats, welke wel gevolgen kan hebben op het broedresultaat en dus op de instandhoudingsdoelstelling van die soort.

Voor alle activiteiten, welke in de globale toets beoordeeld zijn als een activiteit met een beperkt negatief effect, is een cumulatietoets uitgevoerd. Dit geeft een overzicht van de hoeveelheid activiteiten, die allemaal afzonderlijk een beperkt negatief, maar gezamenlijk een (mogelijk) significant effect hebben. Hierdoor kan beter afgewogen worden of er mitigerende maatregelen gewenst zijn.

Uit de cumulatietoets komt naar voor dat voor de habitattypen embryonale en witte duinen, de habitatsoorten grijze en gewone zeehonden verscheidene mitigerende maatregelen gewenst zijn. In de volgende paragrafen worden deze beschreven Mitigerende maatregelen ten behoeve van embryonale en witte duinen In de globale toets en daaropvolgend de cumulatietoets kwam naar voren dat alleen voor de habitattypen embryonale en witte duinen sprake is van een cumulatief effect, waardoor er mitigerende maatregelen noodzakelijk zijn. Dit is van toepassing op activiteiten, waarbij met voertuigen op het strand in de duinen gereden worden (de activiteiten 7, 8, 9, 133, 139, 172, 235, 237, 238, 239. 241, 245, 246, 252 en

254).

Voertuigen op het strand in de duinen (7, 8, 9, 133, 139, 172, 235, 237, 238, 239. 241, 245, 246, 252 en 254)

Bij 15 activiteiten is er sprake van rijden met voertuigen op het strand. Het strandrijden is nu mogelijk tussen de laagwaterlijn en de duinvoet. Alleen tussen strandpaal 5 en 7 is er sprake van een rijroute tussen het Groene strand en de duinvoet.

Het strandrijden kan een effect op embryonale duinen hebben. Het dynamische proces van opstuiven en doorgroeien wordt dan verstoord door het rijden van de voertuigen. Met name voor de embryonale duinen, welke voorkomen op de stranden in de deelgebieden Noordzeekustzone en Waddenzee zijn kwetsbaar voor deze activiteiten. Als mitigerende maatregel wordt daarom voorgesteld om een paar gebieden te vrijwaren van voertuigen, zodat daar de ontwikkelingen van embryonale

Ter bescherming van de embryonale en witte duinen worden mitigerende maatregelen voorgesteld voor 2 locaties, te weten op het Groene strand tussen strandpaal 5 en 7 en op de Hon ten oosten van strandpaal 23.

Voor het Groene strand geldt nu al een afsluiting van het gebied voor voertuigen. Dit gebeurt ten behoeve van de broedende vogels, maar ook voor gevoelige vegetaties. Deze afsluiting is ook ten gunste van embryonale duinen, die daar ontstaan. Er is voor de voertuigen een rijroute beschikbaar onder tussen de zeereep en het afgesloten Groene strand. Deze rijroute ligt tussen strandpaal 5 en 7 onder aan de duinvoet van de zeereep.

Ten aanzien va de Hon wordt voorgesteld om het rijden met voertuigen alleen toe te staan onder de hoogwaterlijn, langs de zee, over het Noordzeestrand. Tot nu toe mag er daar tot aan de duinvoet gereden worden en dat zijn de kwetsbare gebieden, waar embryonale en witte duinen voorkomen. Door het rijden met voertuigen te beperken tot onder de hoogwaterlijn op het Noordzeestrand worden deze gebieden beter ontzien. Door deze mitigerende maatregel wordt het grootste deel van de Hon gevrijwaard van verstoring van embryonale duinontwikkeling, maar deze maatregel is ook gunstig voor strandbroeders aldaar en voor overtijende vogels op de zuidzijde van de Hon .

Conclusie: Met de voorgestelde mitigerende maatregelen ten aanzien van het

Groene strand (paal 5 – 7) en de Hon (ten oosten van paal 23) kunnen de

activiteiten met voertuigen op het strand doorgezet worden, zoals beschreven in de lijst bestaand gebruik.

Mitigerende maatregelen ten behoeve van de grijze en gewone zeehond Bij de habitatsoorten is er alleen sprake van mitigerende maatregelen voor de zeehonden. Een aantal activiteiten zijn of kunnen verstorend zijn voor de zeehonden, welke op het eiland uitrusten. Dit zijn de activiteiten 115, 116, 124, 139, 173, 175, 177, 235, 239, 241, 245, 246 en 254 uit de lijst bestaand gebruik. Het betreft hier diverse activiteiten, die met name plaatsvinden op het strand.

Strandactiviteiten 115, 116, 124, 139, 173, 175, 177, 235, 239, 241, 245, 246 en 254

Deze activiteiten zijn op zichzelf beoordeeld als met een mogelijk beperkt negatief effect. Maar gezamenlijk of cumulatief kan er sprake zijn van een grotere verstoring. Daarom zijn er mitigerende maatregelen voor de zeehonden voorgesteld

De mitigerende maatregelen zijn gericht op het eilanddeel ten oosten van strandpaal 23. De toegankelijkheid wordt geregeld via de gemeentelijke APV of via It Fryske Gea met vergunningen of algemene ontheffingen. Rijroutes zijn daarbij zoveel mogelijk onder de hoogwaterlijn van het Noordzeestrand, zoals aangegeven is in de vorige paragraaf.

Verder dienen de strandritten met trekkers door te rijden tot een met de

terreinbeheerder vooraf afgesproken locatie. Gezien de dynamiek op de Hon varieert de locatie waarschijnlijk jaarlijks. Op deze locatie kunnen de bezoekers uitzwermen, alleen aan de noordzijde van de strandpaal. Het uitzwermen van de bezoekers wordt toegestaan tot maximaal 100 meter van de trekker en wagen.

Wandelen blijft mogelijk op de Hon met uitzondering van broedgebieden van vogels en hoogwatervluchtplaatsen. Verder dienen de honden hier aan de lijn gehouden te worden.

Deze mitigerende maatregelen hebben als doel om zoveel mogelijk de rust te bewaren voor strandbroeders, overtijende vogels en de zeehonden.

Mitigerende maatregelen ten behoeve van de vogelsoorten

Bij een groot aantal activiteiten op het strand is er sprake van een mogelijk beperkt negatief effect op strandbroeders zoals dwergsterns, strand- en bontbekplevieren.

De vogelsoorten bontbekplevier, strandplevier en de dwergstern zijn strandbroeders en er zijn een groot aantal activiteiten op het strand, waarbij sprake kan zijn van verstoring van de broedvogels. Door de activiteiten vinden er voor kortere of langere duur verstoring plaats van broedgevallen of het voeren van de jonge vogels door de ouders.

Over het algemeen is de verstoring per activiteit beperkt negatief. Maar wanneer deze kleine verstoring cumuleren is sprake van een grotere verstoring. In de cumulatietoets van met de Noordzeekustzone komt naar voren dat er mitigerende maatregelen voor deze vogels nodig zijn. De strandplevier en de dwergstern hebben een uitbreidingsdoelstelling en met name de strandplevier gaat in aantal achteruit. Daarom is het gewenst om mitigerende maatregelen te nemen voor deze soorten. Ook voor de overtijende vogels op hoogwatervluchtplaatsen kan er door cumulatie sprake van significante verstoring. Ook daarvoor zijn mitigerende maatregelen opgesteld.

Bontbek- en strandplevier

Als mitigerende maatregel voor beide soorten wordt voorgesteld om de verspreide broedgevallen van plevieren op het strand langs de Noordzee te beschermen door hun broedgebieden af te zetten. Het gaat hierbij vaak om stroken van het strand langs de duinvoet, vaak met embryonale duintjes erin. Deze broedgebieden dienen extra beschermd en afgezet te worden (met borden). De locaties van deze

broedgevallen zullen jaarlijks variëren, dus daarom kan er jaarlijks in de Beheerplancommissie bepaald worden welke gebieden afgezet gaan worden. Omdat er voor met name de strandplevier in de Noordzeekustzone een uitbreidings- doelstelling geldt voor zowel de omvang van de populatie als voor de kwaliteit van het leefgebied, moeten er verdergaande maatregelen genomen worden dan alleen het beschermen van bestaande broedgevallen. Ook geschikte leefgebieden zullen bij voorbaat gevrijwaard worden van verstoring om op deze manier een uitbreiding van de populatie mogelijk te maken.

De mate van geschiktheid van leefgebieden is echter moeilijk vast te stellen of aan te duiden. De broedgevallen in de afgelopen jaren vonden verspreid over het eiland plaats en ieder jaar weer op een andere plek. Ook verschillen de broedplaatsen op eilanden onderling sterk. Het broedbiotoop van de plevieren kent een grote

dynamiek, waardoor de omstandigheden telkens weer wijzigen. Daarom is het lastig om op Ameland preventief voor meerdere jaren de juiste gebieden af te sluiten voor mogelijke broedgevallen van de bontbekplevier en de strandplevier.

Een mogelijke insteek tot preventieve afsluiting kan daarbij zijn om de

broedterritoria van het voorgaande jaar eind februari al af te sluiten. Gedurende het voorjaar zal door gerichte monitoring duidelijk worden of er daadwerkelijk sprake is van een broedgeval. Als dit het geval is, kan de afsluiting van het gebied gedurende de rest van het broedseizoen gehandhaafd blijven. Als er geen sprake is van een broedgeval, kan het gebied al eerder, bijvoorbeeld in mei, weer opengesteld worden.

Dwergstern

Ten aanzien van de dwergstern geldt het zelfde als bij de plevieren. Ook hier is sprake van een uitbreidingsdoelstelling, zowel voor de omvang van de populatie als voor de kwaliteit van het leefgebied. Er moeten dan ook verdergaande maatregelen genomen worden dan alleen het beschermen van bestaande broedgevallen. Als mitigerende maatregel wordt voorgesteld om broedkolonies van de dwergstern en eventuele andere vogelsoorten op het strand te beschermen. De bescherming van de broedkolonies zal met name plaats vinden tussen strandpaal 5 en 7, het Groene strand, en ten oosten van strandpaal 23, op de Hon. Beide gebieden dienen dan zodanig afgesloten te worden, dat de broedkolonies voldoende beschermd

tijdens het broedseizoen en kan qua locatie jaarlijks variëren. Dit laatste is afhankelijk van de locatie, waar de dwergstern of andere vogelsoorten in broedkolonies gaan broeden.

Ten aanzien van de voertuigen op het strand is er op het Groene strand een

bestaande rijroute onder langs de duinvoet. Hierdoor worden de overtijende vogels, maar ook de broedvogels op het Groene strand ontzien.

Voor de Hon worden aanvullende mitigerende maatregelen voorgesteld. De zuidzijde van de Hon wordt afgesloten voor voertuigen, zodat de hoogwatervluchtplaatsen daar beter beschermd zijn tegen verstoring. Deze maatregel is overigens ook gunstig voor de strandbroeders en zeehonden aldaar.

Verder wordt er in paragraaf 4.4.3 voorgesteld om de voertuigen alleen onder de hoogwaterlijn te laten rijden aan de noordzijde van de Hon. Ook voor de

trekkerritten naar de oostpunt zijn voorstellen gedaan om de verstoring zo klein mogelijk te houden.

Voor de honden wordt als mitigerende maatregel voorgesteld om daar alleen aangelijnde honden te mogen uitlaten. Loslopende honden zijn een grote verstorende factor voor broedvogels en overtijende vogels. Daarom moeten de honden als mitigerende maatregel ten oosten van strandpaal 23 aangelijnd zijn.

Trek- of overtijende vogels

Ook de overtijende of rustende vogels op hoogwatervluchtplaatsen kunnen verstoord worden door de activiteiten op de stranden. De belangrijkste

hoogwatervluchtplaatsen op het Noordzeestrand zijn op het Groene strand en op de Hon. het Groene strand is nu al gevrijwaard van voertuigen, waardoor deze

hoogwatervluchtplaats al voldoende beschermd is voor de overtijende vogels. Voor de Hon, ten oosten van strandpaal 23, wordt de toegankelijkheid van dit gebied geregeld als mitigerende maatregel.

In paragraaf 4.4.3 zijn al een aantal mitigerende maatregelen genoemd ten aanzien van het Groene strand en de Hon. Ten aanzien va de voertuigen op het strand is er op het Groene strand een bestaande rijroute onder langs de duinvoet. Hierdoor worden de overtijende vogels, maar ook de broedvogels op het Groene strand ontzien.

Voor de Hon worden aanvullende mitigerende maatregelen voorgesteld. De zuidzijde van de Hon wordt afgesloten voor voertuigen, zodat de hoogwatervluchtplaatsen daar beter beschermd zijn tegen verstoring. Deze maatregel is overigens ook gunstig voor de strandbroeders en zeehonden aldaar.

Verder wordt er in paragraaf 4.4.4 voorgesteld om de voertuigen alleen onder de hoogwaterlijn te laten rijden aan de noordzijde van de Hon. Ook voor de

trekkerritten naar de oostpunt zijn voorstellen gedaan om de verstoring zo klein mogelijk te houden.

Voor de honden wordt als mitigerende maatregel voorgesteld om daar alleen aangelijnde honden te mogen uitlaten. Loslopende honden zijn een grote verstorende factor voor broedvogels en overtijende vogels. Daarom moeten de honden als mitigerende maatregel ten oosten van strandpaal 23 aangelijnd zijn.

Activiteit 164 Vliegeren

Ten aanzien van de activiteit vliegeren is de aanvullende mitigerende maatregel voorgesteld om op de Hon (ten oosten van strandpaal 23) en op het Groene strand (tussen strandpaal 5 en 7) het vliegeren niet toe staan. De verstoring van broedende vogels is hier ongewenst, vooral als er al broedgebieden van strandbroeders of koloniebroeders afgezet zijn ter bescherming van deze broedvogels. Vliegeren in de omgeving van deze afgezette gebieden kan dan alsnog verstorend zijn. Ook kunnen door het vliegeren overtijende vogels op het Groene strand en de Hon verstoord worden. De overtijende vogels gebruiken deze gebieden als hoogwatervluchtplaats om daar uit te rusten en te wachten tot laag tij om dan weer voedsel te zoeken op

de droogvallende zand- en slikplaten. Om de verstoring door het vliegeren van (broed)vogels tegen te gaan, wordt voorgesteld om op het Groene strand (tussen strandpaal 5 en 7) en op de Hon (ten oosten van strandpaal 23) het vliegeren niet toe te staan.

Overige vogels van duinen en kwelders

Daarnaast zijn er voor een aantal activiteiten nog afzonderlijke mitigerende maatregelen opgesteld. Deze maatregelen zijn specifiek gekoppeld aan één of meerdere activiteiten. De mitigerende maatregelen zijn met name bedoeld om verstoring van broedvogels in de duinen tegen te gaan.

Activiteit 7, 8 en 9 Faunabeheer (faunabeheer t.a.v. ree, exoten en inclusief het plaatsen van vangkooien of vallen).

Met de voorwaarde dat voor het plaatsen van vangkooien en vallen eerst overleg plaatsvindt met de terreinbeherende instantie over de geschikte locaties en over de Hon alleen onder hoogwaterlijn op het Noordzeestrand gereden, kunnen deze activiteiten, zoals beschreven in de lijst bestaand gebruik, voortgezet worden.

Activiteit 12 Maaien, riet in de winter

Met de voorwaarde dat na overleg met de terreinbeherende instantie delen van het riet niet gemaaid worden, kan deze activiteit, zoals beschreven in de lijst bestaand gebruik voortgezet worden.

Activiteit 49 Opruimen zwerfvuil inclusief klein onderhoud

Door de activiteit buiten het broedseizoen uit te voeren, als zijnde een mitigerende maatregel, kan deze activiteit, zoals beschreven in de lijst bestaand gebruik, voortgezet worden.

Activiteiten onderzoek en monitoring (81, 82 en 86)

Met de mitigerende maatregelen dat, voorafgaand aan de activiteiten 81, 82 en 86, er eerst overleg met de terreinbeherende instanties over de locaties en periodes plaats moet vinden, kunnen deze activiteiten voortgezet worden.

Recreatieve activiteiten in Neerlands Reid (nr. 108, 140, 169, 173 en 181)

Conform het verzoek van de Vennoot om geen beperkende maatregelen voor de recreatieve activiteiten in hun terrein in te voeren is als voorwaarde gesteld dat de Vennoot de broedvogelstand jaarlijks moet monitoren om zodoende aan te tonen dat het huidig gebruik geen negatief effect heeft op de aanwezige broedvogels. Met deze voorwaarde als mitigerende maatregel kunnen de activiteiten 108, 140, 169, 173, en 181 in het gebied Neerlân’s reid voortgezet worden zoals beschreven in de lijst bestaand gebruik.

Activiteit 128 Mountainbiken

Met de voorwaarde dat er routes uitgezet worden voor de gebruikers van de mountainbikes en die routes afzonderlijk getoetst worden aan de Nb-wet, kan deze activiteit voortgezet worden.

Activiteit 172 Aanlandplekken voor wadlopers

Er is geen sprake van nieuwe mitigerende maatregelen, maar de bestaande

afspraken betreffende de aanlandpunten op de kwelder in het broedseizoen moeten beter gehandhaafd worden. Met de toepassing van deze bestaande afspraken kan het wadlopen voortgezet worden.

Activiteit 208 Ruitertocht Nes Buren en ruitertocht Hollum – Ballum (avondvierdaagse)

Onder de voorwaarde dat de route van de tochten in overleg met de

terreinbeherende instantie wordt vastgesteld, kan deze activiteit, zoals beschreven in de lijst bestaand gebruik, voortgezet worden.

Activiteiten 226, 227, 228 en 230 Excursies

Onder de voorwaarde dat de excursies qua route vooraf in overleg met de

terreinbeherende instanties doorgesproken worden, kunnen deze activiteiten, zoals beschreven in de lijst bestaand gebruik voortgezet worden.

4.4.5 Overzicht uitkomsten toetsing huidige activiteiten en bijbehorende

In document Natura 2000 Beheerplan 5. Duinen Ameland (pagina 173-178)