• No results found

Beleidslijn grote rivieren

In document TOELICHTING behorend bij: (pagina 40-52)

2.4. Bovenge- Bovenge-meentelijke

2.4.2. Beleidslijn grote rivieren

Naar aanleiding van de bedreigende hoogwatersituaties van 1993 en 1995, heeft de Rijksoverheid in 1997 de beleidslijn Ruimte voor de Rivier uitgebracht. Inmiddels is deze nota vervangen door de "Beleidslijn grote rivieren". Deze leidslijn heeft als doelstelling "meer ruimte voor de rivier, de duurzame be-scherming van mens en dier tegen overstroming bij hoogwater en het beperken van materiële schade".

Binnen het toepassingsgebied van de Beleidslijn grote rivieren is een differen-tiatie gemaakt in "bergend" regime en "stroomvoerend" regime. Het "stroomvoe-rend" regime, waarvan voor dit gedeelte van de Neder-Rijn sprake is, biedt slechts de mogelijkheid om toestemming te geven aan riviergebonden activitei-ten. Niet-riviergebonden activiteiten zijn alleen mogelijk als er sprake is van het hergebruiken van bestaande gebouwen of als er met rivierverruimingsmaatre-gelen "per saldo" meer ruimte voor de rivier wordt geboden.

In de beleidslijn is bepaald dat nieuwe ingrepen, waaronder begrepen uitbrei-ding van bestaande activiteiten, in het winterbed van de rivier worden getoetst op hun effecten op de afvoercapaciteit van het winterbed. Tevens zal worden bekeken of nieuwe ingrepen geen belemmering kunnen vormen voor een toe-komstige vergroting van de afvoercapaciteit.

Voor nieuwe ingrepen in het winterbed wordt hiertoe een onderscheid gemaakt in een tweetal categorieën:

"Ja-mits"

Deze categorie betreft de navolgende riviergebonden activiteiten: waterstaat-kundige werken, voorzieningen voor het scheepvaartverkeer, overslagbedrijven die gebonden zijn aan vervoer per schip, scheepswerven, baksteenfabrieken die gebonden zijn aan kleiwinning in de uiterwaarden en natuurontwikkeling. Deze ingrepen zijn toegestaan, mits:

• de negatieve effecten op de afvoercapaciteit van het winterbed en de moge-lijkheid tot vergroting hiervan zo gering mogelijk zijn;

• waterstandverhogende effecten worden gecompenseerd; • een beschermingsniveau van 1:1250 wordt gewaarborgd. "Nee-tenzij"

Deze categorie betreft overige activiteiten. Deze ingrepen zijn slechts toege-staan:

• indien sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang;

• de activiteit redelijkerwijs niet buiten het winterbed kan worden gerealiseerd; • de activiteit geen belemmering vormt om in de toekomst de afvoercapaciteit

van het winterbed te vergroten.

Bovendien moet ook in deze gevallen worden voldaan aan de voorwaarden die worden gesteld voor activiteiten in de categorie "ja-mits".

Gezien het belang van deze beleidslijn voor de in dit bestemmingsplan opge-nomen uiterwaarden, is de beleidslijn volledig als bijlage bij dit bestemmings-plan opgenomen.

2.4.3. Natuurbeschermingswet

In 1998 is de Natuurbeschermingswet aangepast op de Europese normen. Er is in dat kader een groot aantal gebieden aangewezen als Vogel- en Habita-trichtlijngebied. Deze zijn samengevat in de Natura 2000-gebieden.

Het gebied 66, "Uiterwaarden Neder-Rijn" en gebied 68, “Uiterwaarden Waal” zijn gebieden die voor de gemeente Buren van belang zijn.

Nagenoeg het gehele gebied van de Rijnuiterwaarden vanaf Rijswijk in ooste-lijke richting en de Waaluiterwaarden ten zuiden van de gemeente Buren zijn aangewezen als "Vogelrichtlijngebied". Een klein gedeelte aan de overzijde van de rivier bij Eck en Wiel is tevens beschermd als "Habitatrichtlijngebied".

Voor de Natura 2000-gebieden zijn kernopgaven opgesteld, die vooral betrek-king hebben op habitattypen en soorten die sterk onder druk staan en/of waar-voor Nederland van groot of zeer groot belang is.

Voor de uiterwaarden van de Neder-Rijn zijn de kernopgaven gesteld:

• Herstel van vochtige graslanden (glanshaver- en vossenstaarthooilanden en blauwgraslanden),

• Behoud van voldoende slaapplaatsen- en fourageerterrein voor ganzen, kleine zwanen, wilde zwanen en smienten;

• Behoud en uitbreiding areaal van plas-dras situaties en ondiep water voor eenden, kwartelkoning, porseleinhoen, en steltlopers;

• Kwaliteitsverbetering en uitbreiding van stroomdalgraslanden, glanshaver- en vossestaarthooilanden;

• Ontwikkeling droge hardhoutooibossen: groter oppervlakte en kwaliteitsver-betering.

Voor de uiterwaarden van de Waal zijn de kernopgaven gesteld:

• Behoud en uitbreiding van slikkige rivieroevers en grindbanken met pio-niersvegetaties;

• Vochtige alluviale bossen (zachthoutooibossen en essen-iepenbossen) uitbreiden mede ten behoeve van bever;

• Behoud van voldoende slaapplaatsen- en fourageerterrein voor ganzen, kleine zwanen, wilde zwanen en smienten;

eenden, kwartelkoning, porseleinhoen, en steltlopers;

• Kwaliteitsverbetering en uitbreiding van stroomdalgraslanden, glanshaver- en vossestaarthooilanden;

Negatieve invloeden op deze gebieden die de natuurwaarden bedreigen moe-ten worden voorkomen of als dit niet kan dan moemoe-ten mitigerende maatregelen worden genomen. Dit geldt niet alleen voor ontwikkelingen en activiteiten in de aangewezen gebieden zelf, maar ook voor die in de omgeving daarvan. Afhan-kelijk van het type en de omvang van de nieuwe ontwikkeling moet worden bezien of maatregelen nodig zijn.

De Waaluiterwaarden liggen niet binnen het grondgebied van de gemeente Buren, maar omdat ontwikkelingen binnen de gemeente Buren eventueel in-vloed kunnen hebben op dit gebied, zijn ze wel van belang voor de gemeente. Negatieve invloeden in algemene zin kunnen zijn: geluid, licht, verstoring en verrommeling.

Het bestemmingsplan voor het buitengebied van Buren is een conserverend plan waarin in directe zin geen ontwikkelingen toegestaan zijn die van negatieve invloed op de natuurwaarden zouden kunnen zijn. De in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden zouden wel van invloed kunnen zijn. Daarom is in de regeling van de wijzigingsbevoegdheden als een van de voorwaarden opgeno-men dat het bepaalde in de Natuurbeschermingswet in acht moet worden ge-nomen. Vanuit dit standpunt gezien wordt een inventarisatie van de natuur-waarden in het kader van dit bestemmingsplan op dit moment niet noodzakelijk geacht.

Figuur 3: Natura 2000-gebied Neder-Rijn 2.4.4. Streekplan Gelderland 2005

De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005-2015 is om de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommode-ren en te bevordeaccommode-ren dat publieke (rijk, provincie, gemeenten, waterschappen) en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig

ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid ver-sterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken. Voor de weergave van het beleid kent het Streekplan twee richtinggevende kaarten. Dit zijn de Beleidskaart ruimtelijke structuur en de Beleidskaart ruimte-lijke ontwikkeling. Op deze kaarten zijn diverse zaken aangegeven die in het kader van het beleid relevant zijn voor de doorvertaling naar de bestemmings-plannen. De tekst van het Streekplan is evenwel doorslaggevend.

Het Streekplan kent naast een algemeen generiek beleid een regiospecifiek beleid. Dit is afgestemd op de Veluwe, het Rivierengebied en de Achterhoek/-Liemers.

Figuur 4: Streekplan Gelderland: uitsnede Beleidskaart Ruimtelijke structuur

Archeologie

Ruimtelijke plannen en projecten die archeologische gegevenheden in de bo-dem kunnen aantasten moeten zo veel mogelijk rekening houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Het door Nederland geratificeerde Verdrag van Malta bepaalt dat in beginsel de waarden in de bodem worden be-waard en dat bij ruimtelijke planvorming waarmee het archeologisch bodemar-chief is gemoeid, de initiatiefnemer in een vroeg stadium een archeologisch (voor)onderzoek moet hebben uitgevoerd. Naar aanleiding van “Malta” wordt momenteel een wijziging van de Monumentenwet voorbereid, die naar ver-wachting in 2006 doorgevoerd wordt. Dan wordt ook door de provincie van ge-meenten gevraagd om hun bestemmingsplannen “Malta-proof” te maken. Voor het opsporen van te beschermen archeologische kwaliteiten, zijn twee kaarten beschikbaar: de Archeologische Monumentenkaart (AMK) Gelderland en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW).

Duidelijkheid over noodzaak, omvang en soort archeologisch onderzoek bij pro-vinciale vergunningverlening zullen wij (red.: de provincie) geven door uiterlijk in december 2006 een afwegingskader vast te stellen.

Landelijk gebied

landelijk gebied, onderverdeeld naar functie en waarde. Deze typen zijn: • Groen Blauw Raamwerk (natuur, landschap, water)

• Rood Raamwerk (wonen, werken, vervoer) • Multifunctioneel gebied

Groen Blauw Raamwerk

Doel van het Groen Blauw Raamwerk is: "Behoud en ontwikkeling van het groenblauwe raamwerk". Daarbij zijn van provinciaal belang:

• bescherming van ecologische kerngebieden en waardevolle open gebieden; • de realisering van ecologische verbindingszones, die de ecologische

kern-gebieden verbinden;

• afbakening en bescherming van regionale waterbergingsgebieden; • maatregelen in het kader van Ruimte voor de Rivier.

Dit raamwerk is onderverdeeld in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), Waar-devol open gebied, Open water en (samenvattend) waterberging.

Natuur binnen de EHS

Binnen dit raamwerk wordt de EHS onderscheiden in een drietal verschillende typen, te weten:

• EHS-Natuur, waarin alle bestaande natuur is opgenomen, aangevuld met nog te realiseren natuurontwikkelingsgebieden.

• EHS-verweving, waarin de landgoederen vallen die onder de Natuurschoon-wet vallen, (met uitzondering van de bestaande natuur, die onder het eerste type valt), landbouwgebieden met natuurwaarden en landbouwgebieden met een hoge dichtheid aan natuur- en boselementen. In dit type EHS is de natuurfunctie de belangrijkste. Het onderscheid zich van de EHS-natuur doordat natuur is gecombineerd met grondgebonden land- en tuinbouw, ex-tensieve recreatie en nieuwe landgoederen.

• EHS-verbindingszone, waarin beoogd wordt verbindingen te leggen tussen EHS-natuur en EHS-verweving. Het zijn smalle zones met de kenmerken van de EHS-verweving. Veelal zijn beken en watergangen de drager van de verbindingszone.

Natuur buiten de EHS

Buiten de EHS komen verspreid natuurwaarden voor. De provincie vraagt de gemeenten om hiervoor op passende wijze regelingen in hun bestemmings-plannen op te (blijven) nemen (zie o.a. voor natte natuur de functiekaart van het Waterhuishoudingsplan). Gelderland neemt een bijzondere verantwoordelijk-heid voor een aantal weidevogel- en ganzengebieden buiten de EHS. Hierop is toegespitst beleid van toepassing: de Weidevogel- en ganzengebieden buiten de EHS die van provinciaal belang worden geacht, worden beschermd tegen doorsnijding, aantasting van rust en openheid, verlaging van het waterpeil en verstoring. Deze gebieden zijn in het streekplan aangeduid op de Bescher-mingskaart.

Landschap

Het landschap binnen het Groen Blauw Raamwerk wordt op de beleidskaart al-leen onderverdeeld in "Waardevol landschap" en "Open water".

Voor waardevolle open gebieden geldt de grootschalige openheid als belang-rijke kernkwaliteit. Derhalve geldt dat ruimtelijke ingrepen die de openheid aan-tasten, zoals nieuwe bouwlocaties, niet zijn toegestaan. Ook kleine aantallen en

kleinschalige vormen kunnen de waardevolle openheid aantasten. Voor overige ruimtelijke ingrepen in de waardevolle open gebieden geldt een ‘nee, tenzij’-be-nadering.

Rood Raamwerk

Het Rood Raamwerk betreft met name het bebouwd gebied en de infrastruc-tuur. Daaraan zijn toegevoegd de concentratiegebieden voor intensieve teelten in verband met de stedelijke uitstraling van dergelijke bedrijvigheid.

Voor dit bestemmingsplan is dit onderdeel minder relevant, zij het dat hieruit duidelijk naar voren komt dat ontwikkeling van de landbouwtak "intensieve teel-ten" binnen de gemeente Buren is uitgesloten.

Extensieve recreatie

Door de gemeente Buren loopt een lange afstandswandelroute en een lange afstandsfietsroute. Deze routes vormen een zeer belangrijk onderdeel van de toeristisch recreatieve belevingswaarde van Gelderland. Deze routes zijn dan ook op de beschermingskaart aangegeven.

Multifunctioneel gebied

Het multifunctioneel gebied beslaat het grootste deel van de provincie. Dit gebied omvat:

• bebouwd gebied (de steden, dorpen, buurtschappen buiten de provinciaal ruimtelijke hoofdstructuur);

• extensivering (zones) intensieve veehouderij • waardevol landschap en

• multifunctioneel platteland.

In het provinciaal planologisch beleid wordt op het multifunctionele platteland geen expliciete provinciale sturing gericht, voor zover ze niet samenvallen met waardevol landschap. Voor Buren zijn de laatste twee gebieden van belang.

Waardevol landschap

Waardevolle landschappen zijn gebieden met (inter)nationaal en provinciaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten van visuele, aardkundige en/of cul-tuurhistorische aard, en in relatie daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. De “ensemble”-waarden van deze gebieden is groot, dat wil zeggen dat de samenhang tussen de verschillende landschapsaspecten groot is. Grondgebonden landbouw speelt een belangrijke rol bij het instandhouden van de landschapskwaliteiten. De waardevolle open gebieden maken onderdeel uit van en liggen in de waardevolle landschappen en zijn vanwege hun grootscha-lige openheid onderdeel van het groenblauwe raamwerk en als zodanig weer-gegeven op de Beleidskaart.

Voor de waardevolle landschappen als geheel geldt binnen de algemene voor-waarde dat de kernkwaliteiten worden versterkt, en bij inachtneming van het beleid voor functieverandering in het buitengebied een "ja mits"-benadering voor het toevoegen van nieuwe bouwlocaties en andere ruimtelijke ingrepen. De waardevolle landschappen stemmen in hoge mate overeen met de gebieden die in de Nota Ruimte in Gelderland globaal zijn begrensd als Nationale Land-schappen. Voor de gemeente Buren is dat het Nationaal Landschap nr. 13, Ri-vierenland. De bijbehorende provinciale waardevolle landschappen bedekken voor een heel groot gedeelte de gemeente Buren (zie figuur 4).

Het betreft hier de volgende vier gebieden: Lienden (11)

• Fraai zicht op de Utrechtse Heuvelrug

• Karakteristieke kleinschalige oeverwal met rijke afwisseling van boomgaar-den, grasland, buurtschappen, dorpen, verspreide bebouwing, beeldbepa-lende boerderijen en kleigaten; in contrast met het naastliggende open komgebied.

• Aanwezigheid van de oude loop van de Rijn langs ingepolderde uiterwaard De Mars en waardevol oud meandersysteem met groot aantal geulen • Vrij uitzicht vanaf de dijk over het binnendijkse landschap

Ommerensche Veld en Rijswijksche Veld (12):

• Fraaie karakteristieke grootschalige openheid in contrast met de omgeving • Opvallende afwezigheid van bebouwing en opgaand groen

• Onregelmatige blok- en strokenverkaveling met slootpatronen en oude we-teringen

• Weidebouw

• Rust, ruimte, donkerte Buren – Kerk-Avezaath (13):

• Karakteristieke, kleinschalige oeverwal met rijke afwisseling van boomgaar-den, gras- en bouwlanboomgaar-den, buurtschappen, dorpen, verspreide bebouwing, buitenplaatsen, kasteelterreinen en beeldbepalende boerderijen

• Sterk meanderende Linge met smalle uiterwaarden

• Leesbare ontstaansgeschiedenis, zoals plaatselijk zeer onregelmatige blok-verkaveling, bijzondere gebogen percelen (kromakkers bij Zoelen en Eri-chem), karakteristieke oude bouwlanden en oude bewonersplaatsen (Eri-chem, Buren, Zoelen)

• Het Nieuwland is een kleine markante open kom2 Uiterwaarden Neder-Rijn (28):

• Smal en verstild, laagdynamisch karakter

• Weidse vergezichten over de rivier en vaak fraai zicht op de stuwwallen

2

De beleidskaart ruimtelijke structuur en de compositiekaart Regio Rivierenland wijken af van de tekst van het streekplan. Het Nieuwland is niet op de plankaart weergegeven

Landschap algemeen

Buiten de waardevolle landschappen is er veel ruimte voor vernieuwing van het landschap met zorgvuldige inbedding van lokale en regionale kwaliteiten op het vlak van beleving, aardkunde en cultureel erfgoed. Mede op basis van de ruim-telijke structuurkenmerken en regionale identiteiten die in de Regionale Struc-tuurvisies zijn verwoord zijn als toelichtende kaarten en als inspiratiebron bij dit streekplan regionale compositiekaarten gevoegd. Deze kunnen worden gehan-teerd voor de bepaling van ontwikkelingsrichting van deze landschappen. Voor één categorie landschapseenheden verwacht de provincie van de ge-meenten bijzondere verantwoordelijkheid. Dat is de selectie van (regionaal) karakteristieke essen, kommen, broek- en veenweidegebieden.

Multifunctioneel platteland

Vitaliteit van de multifunctionele gebieden wordt bevorderd door planologische beleidsvrijheid voor samenwerkende gemeenten gericht op:

• Grondgebonden landbouw: de landbouw is en blijft een belangrijke econo-mische drager voor een vitaal platteland.

• Vitale steden en dorpen: elke regio heeft buiten een stedelijk netwerk of een regionaal centrum vele verspreid liggende steden, dorpen en buurtschap-pen die tezamen het voorzieningenniveau bepalen. In en bij deze bebouwde gebieden moet de regionale behoefte aan ‘dorps’ wonen geaccommodeerd kunnen worden, waarbij wordt gestimuleerd dat met dit ruimtelijk program-ma tegelijk wordt geïnvesteerd in de ontwikkeling van de groene en recrea-tieve omgevingskwaliteit.

• Nieuwe economische dragers: het betreft hier het bieden van werkgelegen-heid buiten de landbouw. Deze nieuwe economische dragers kunnen vooral geaccommodeerd worden in en bij bestaande kernen en in vrijgekomen agrarische bebouwing.

Vitaliteit van de multifunctionele gebieden wordt bevorderd door planologische beleidsvrijheid voor samenwerkende gemeenten gericht op:

• Grondgebonden landbouw: de landbouw is en blijft een belangrijke econo-mische drager voor een vitaal platteland.

• Vitale steden en dorpen: elke regio heeft buiten een stedelijk netwerk of een regionaal centrum vele verspreid liggende steden, dorpen en buurtschap-pen die tezamen het voorzieningenniveau bepalen. In en bij deze bebouwde gebieden moet de regionale behoefte aan ‘dorps’ wonen geaccommodeerd kunnen worden, waarbij wordt gestimuleerd dat met dit ruimtelijk program-ma tegelijk wordt geïnvesteerd in de ontwikkeling van de groene en recrea-tieve omgevingskwaliteit.

• Nieuwe economische dragers: het betreft hier het bieden van werkgelegen-heid buiten de landbouw. Deze nieuwe economische dragers kunnen vooral geaccommodeerd worden in en bij bestaande kernen en in

• vrijgekomen agrarische bebouwing.

Land- en tuinbouw

De provincie beschouwt voedselproductie en bloemen/plantenteelt als de pri-maire functie van agrarische bedrijven. Gecombineerd met productie zijn er tal van mogelijkheden zoals niet-agrarische productie, landschapsbeheer en zorg-verlening. Ligging in het groenblauwe raamwerk of multifunctioneel gebied geeft daarbij verschillende ontwikkelings- en transformatiemogelijkheden. De pre-cieze invulling van die voorwaarden is mede afhankelijk van de specifieke ge-biedskwaliteiten. Land- en tuinbouwbouwbedrijven hebben de mogelijkheid om in een deel van hun bedrijfsgebouwen niet-agrarische nevenactiviteiten te ont-plooien Het kan vanuit bedrijfsmatig oogpunt gewenst zijn om bij een agrarisch bedrijf een tweede bedrijfswoning te realiseren. Dit wordt beoordeeld aan de hand van drie criteria: de aard, omvang en continuïteit van het bedrijf. De 2e bedrijfswoning moet nodig zijn voor controle en toezicht buiten normale werk-uren en op niet te voorziene tijdstippen.

De provincie hanteert het principe van concentratie voor alle intensieve vormen van land- en tuinbouw, zoals de intensieve veehouderij en glastuinbouw. Uitgangspunten en afbakening

Uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid is dat de bedrijfsontwikkeling in de land-bouw wordt gefaciliteerd onder voorwaarden van economische en ecologische duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.

Grondgebonden landbouw

De grondgebonden landbouw speelt een belangrijke rol als beheerder van het landelijk gebied. De sector staat onder grote druk en de algemene tendens is dat er veel bedrijven stoppen en een relatief gering aantal overblijft. Zij krijgen ruimte om hun agrarische activiteiten uit te breiden. Bij de groei wordt op grond van wet- en regelgeving in het kader van milieu en dierenwelzijn winst geboekt. De groei word door het ruimtelijk beleid gefaciliteerd. Nieuwvestiging (oprichting van een nieuw bouwperceel) van volwaardige grondgebonden melkveebedrij-ven en akkerbouwbedrijmelkveebedrij-ven is toegestaan, behalve in het groenblauwe raam-werk en in de weidevogel- en ganzengebieden van provinciaal belang. Neveninkomsten uit andere bron dan voedselproductie kunnen voor een deel van de grondgebonden landbouwbedrijven belangrijk zijn voor vergroting van hun economische levensvatbaarheid. Bijkomend maatschappelijk voordeel is dat de, met de melkveehouderij en andere grondgebonden takken

samenhan-gende, landschappen kunnen worden onderhouden. De provincie wil daarom ook niet-agrarische activiteiten ruimte bieden.

Glastuinbouw

De glastuinbouw is een sector met een hoge dynamiek en een relatief grote economische betekenis per oppervlakte-eenheid. Concentratie van glastuin-bouw blijft gewenst omdat kassen een zeer grote landschappelijke en ruimte-lijke impact hebben, in de concentratiegebieden gezamenruimte-lijke milieu-investerin-gen gedaan kunnen worden en de centrumfunctie in de glastuinbouw ook eco-nomisch belangrijk is. Ook om deze redenen, zijn geïsoleerd gelegen bedrijven niet gewenst. Wel kunnen buiten de concentratiegebieden

kleinere clusters van bedrijven voorkomen. Teeltondersteunende voorzieningen

Teeltondersteunende voorzieningen (TOV) zijn voorzieningen die toegepast worden om de teelt van groente, fruit, bomen of potplanten te bevorderen en te beschermen. Onder TOV worden onder andere verstaan tunnel- en boogkas-sen,containerteelt, schaduwhallen, hagelnetten, stellingen en regenkappen. Verwacht wordt dat het gebruik van TOV in de toekomst, gelet op het econo-misch belang en de dynamiek van de sector zal toenemen.

Dit geldt met name voor het gebruik van hoge, al dan niet langdurig toegepaste, TOV. De aanvaardbaarheid van TOV in een gebied is mede afhankelijk van de aard en de verschijningsvorm in relatie tot de benoemde kwaliteit van het

In document TOELICHTING behorend bij: (pagina 40-52)