• No results found

Behoud overige, aan het gebied eigen functies

In document TOELICHTING behorend bij: (pagina 84-87)

3.3. Visie De hiervoor beschreven kenmerken staan dan ook centraal binnen de uit- uit-gangspunten van de visie voor het buitengebied van de gemeente Buren

3.3.5. Behoud overige, aan het gebied eigen functies

In het buitengebied liggen ook veel bestaande burgerwoningen, niet-agrarische bedrijven en bijzondere functies, waaronder nutsvoorzieningen. Deze moeten

worden beschouwd als een historisch gegroeide situatie. Gezien de bestaande belangen, moeten hier beperkte uitbreidingsmogelijkheden worden geboden. Nieuwvestiging en grootschalige uitbreiding van niet-agrarische bebouwing in het buitengebied is, gezien het streven naar het behoud van het landelijke, agrarische karakter en van het waardevolle rivierenlandschap, echter niet ge-wenst. Noodzakelijke nieuwvestiging van nieuwe bijzondere functies moet, van geval tot geval, nader worden afgewogen tegen de belangen van de bestaande functies, waarden en aspecten die in het gebied een rol spelen.

3.3.6. Bedrijvigheid

Naast agrarische bedrijven, komen in het buitengebied ook diverse soorten niet-agrarische bedrijven voor.

Er zijn vier typen bedrijvigheden te onderscheiden.

1. Agrarisch verwante bedrijven, zoals loonwerkbedrijven en het KI-station. 2. Aan het buitengebied gebonden bedrijven, zoals hoveniersbedrijven,

ken-nels en maneges.

3. Bestaande niet-agrarische bedrijven, zoals garagebedrijven en transport-bedrijven.

4. Niet-agrarische bedrijven die gebruik maken van vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing.

De laatste categorie is de meest voorkomende aard van bedrijvigheid. Veel van deze bedrijven zijn kleinschalig. Sommigen zijn echter uitgegroeid tot meer grootschalige bedrijven met forse bebouwing.

Nieuwvestiging van niet-agrarische bedrijven zonder gebruikmaking van be-staande gebouwen en grootschalige uitbreidingen van bebe-staande niet-agrari-sche bedrijven zijn, gezien het streven naar het behoud van het landelijke ka-rakter van het gebied niet gewenst. Voor alle bestaande niet-agrarische bedrij-ven dienen echter wel beperkte uitbreidingsmogelijkheden te worden geboden. In principe moet per bedrijf één bedrijfswoning kunnen worden opgericht. 3.3.7. Hergebruik agrarische bebouwing t.b.v. plattelandsvernieuwing In het kader van het streven naar plattelandsvernieuwing worden bepaalde kleinschalige en weinig milieuhinder veroorzakende vormen van niet-agrarische bedrijvigheid gezien als een verbreding van het economische draagvlak en de leefbaarheid van het buitengebied. Hergebruik van bestaande bedrijfsgebouwen of vervangende nieuwbouw ten behoeve van de vestiging van dergelijke bedrij-ven moet dan ook tot de mogelijkheden behoren.

Als nevenactiviteit voor agrarische bedrijven en als hergebruik van vrijkomende bedrijfsgebouwen worden onder meer kleinschalige en weinig milieuhinder ver-oorzakende activiteiten mogelijk gemaakt. Gestreefd wordt naar een maximale bedrijfscategorie 2, met een uitzondering voor de vestiging van landbouwme-chanisatiebedrijven en loonwerkbedrijven, aangezien die sterk zijn gebonden aan een ligging in het buitengebied.

Dit hergebruik moet wel passen binnen het landelijke, agrarische karakter van het gebied, waarbij onderscheid gemaakt moet worden tussen het waardevolle rivierenlandschap, de komgebieden en de oeverwalgebieden. In het laatste gebied is het meest mogelijk. Vooral de mogelijkheden waarbij een vergroting van het economische draagvlak en van de leefbaarheid van het gebied samen-gaan met het herstel en de ontwikkeling van kenmerkende landschappelijke waarden, natuurwaarden en cultuurhistorische waarden zijn in dit gebied kans-rijk.

Dit hergebruik is mede onderdeel van het beleid dat voortkomt uit het "Beleids-kader hergebruik vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing in het buitenge-bied", waarop in de volgende paragraaf wordt ingegaan.

3.3.8. Beleidskader hergebruik vrijkomende agrarische bedrijfsbebou-wing in het buitengebied

Er is een "Beleidskader hergebruik vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied" opgesteld door de Regio Rivierenland. Dit beleidskader is inmiddels door de regio en door de betrokken gemeenten vastgesteld en be-hoort daarom mede tot het gemeentelijk beleid met betrekking tot het voorlig-gende bestemmingsplan. Het document is opgenomen in de bijlage van dit plan. Het document dient tevens als uitgangspunt bij de juridische regeling van dit bestemmingsplan en komt met name tot uitdrukking in opgenomen wijzi-gingsbevoegdheden.

3.3.9. Burgerwoningen

In het buitengebied komen vanouds reeds veel burgerwoningen voor. Voor een deel zijn deze geconcentreerd in buurtschappen en woningconcentraties. Als gevolg van diverse bedrijfsbeëindigingen is het aantal burgerwoningen geduren-de geduren-de laatste geduren-decennia nog toegenomen.

Mogelijkheden voor bestaande woningen

De woonfunctie wordt gezien als eigen aan het gebied. De bouw van nieuwe en de grootschalige uitbreiding van bestaande burgerwoningen wordt, gezien het streven naar het behoud van het landelijke karakter, niet wenselijk geacht. Daarom is een absolute maximale maat van 750 m3 voor de woning gewenst. Voor alle bestaande woningen dienen beperkte uitbreidingsmogelijkheden te worden geboden.

In een beperkt aantal gevallen, indien dit noodzakelijk is voor het behoud van monumenten of indien sprake is van een bestaande woning groter dan 1.000 m3, kan woningsplitsing plaatsvinden.

Bij woningen horen ook bijgebouwen. Om verstening te voorkomen dient het aantal en de omvang van de bijgebouwen te worden beperkt. Er wordt een maximale totale oppervlakte van 75 m2 voor de bijgebouwen voorgesteld. Om enige concentratie van de woonbebouwing te krijgen, dienen de bijgebouwen binnen een afstand van 40 meter van de gevel van de woning te worden ge-bouwd. In bijzondere gevallen en onder te stellen voorwaarden kan met een vrijstelling een uitzondering worden gemaakt voor grotere bijgebouwen tot 200 m2 of tot een afstand van 70 m.

Woningbouw in de uiterwaarden is door de nieuwe regelgeving voor deze ge-bieden sterk aan banden gelegd. De uitbreidingsmogelijkheden voor alle be-bouwing is hier beperkt tot maximaal 10% van de bestaande oppervlakte.

Mantelzorg

Binnen de gemeente is beleid ontwikkeld ten behoeve van mantelzorg. Dit be-leid heeft ook planologische consequenties. Ten aanzien van de regeling voor een afhankelijke woonruimte (bij de woning) wordt een regeling opgenomen die ruimte biedt om het geformuleerde beleid mogelijk te maken. In deze regeling wordt onder meer bepaald dat, uitsluitend in geval van mantelzorg, de be-staande inhoud mag worden vergroot met 150 m3, waarbij het absolute

maxi-mum van 750 m2 gehandhaafd blijft.

Bed & breakfast

Binnen de gemeente is ook beleid ontwikkeld ten behoeve van voorzieningen voor bed & breakfast in een woning. Voor zover planologisch relevant betreft dit beleid de volgende aspecten. Bed & breakfast is toegestaan in een woning met de bestemming "Wonen" of een woning op een agrarisch bouwperceel. De voorziening dient in principe binnen de bestaande woning te worden gereali-seerd. De woonfunctie moet gehandhaafd blijven, waarbij maximaal drie slaap-kamers met elk twee slaapplaatsen mogen worden gebruikt. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden. Er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggen-de bedrijven ontstaan. In omliggen-de voorschriften dient hiertoe een aomliggen-dequate regeling te worden opgenomen.

3.4. Overige

In document TOELICHTING behorend bij: (pagina 84-87)