• No results found

Hoofdstuk 2 De West-Afrikaanse en de Centraal Mediterrane migratieroutes in kaart gebracht

2.3 De Centraal-Mediterrane route

2.3.2 Beknopte migratiehistorie van Libië

Zoals al aangegeven in de vorige paragraaf ontstonden er in de jaren negentig, naar aanleiding van structurele veranderingen binnen een bredere politieke en economische context nieuwe Mediterrane migratietrends. Het blijkt dat de gebeurtenissen in deze vierde fase een verklaring geven voor het feit dat veel Sub-Sahara migranten vandaag de dag nog steeds via Libië naar Europa trekken.

Toen Libië na de dekolonisatie van de Italiaanse koloniale machten, die sinds 1911 de controle hadden, in 1951 onafhankelijk werd, bezat het land een kleine en zeer arme bevolking. Dit veranderde echter sterk door de ontdekking van koolwaterstoffen en vanaf de jaren zestig domineerde de petroleumindustrie de gehele economie.111 Zeer grootschalige economische ontwikkelingsprojecten volgden en vroegen om een toenemende

vraag naar laaggeschoolde arbeid. De enorme vraag naar arbeiders kon niet op lokaal en nationaal niveau vervuld worden, waardoor buitenlandse arbeiders werden aangetrokken. De afwezigheid van voldoende

110 Hein de Haas, ‘Mediterranean migration futures’, p. 61.

Libische arbeiders werd in eerste instantie opgevangen door Arabische landen zoals Egypte en Tunesië.112

Gedurende de jaren 1960 tot 1973 had de Sahel regio 113· te maken met periodes van enorme droogte. Dit

leidde tot enorme hongersnood en landelijke crisis. Door de droogte en armoede ontstond er een versnelde toename van het aantal Sub-Sahara Afrikanen dat naar de Maghreblanden, en voornamelijk naar Libië, vertrokken. Hoewel de migratie eerst langzaam op gang kwam en voornamelijk bestond uit de jonge mannelijke bevolking veranderde dit in de jaren negentig toen de Libische leider Al-Qadhafi een nieuwe politieke richting insloeg en toenadering zocht met verschillende Afrikaanse staten. Dit beleid ontstond als reactie op zijn mislukte poging om een Pan-Arabische unie te vormen met de omliggende Arabische buurlanden. Tevens moest deze toenadering naar de Afrikaanse staten ervoor zorgen dat de effecten van de embargo’s van de Verenigde Naties (VN), de Verenigde Staten en de EU ingeperkt werden. Deze sancties waren ingevoerd als reactie op het bombardement op een vliegtuig van de Amerikaanse

luchtvaartmaatschappij PAN AM boven Lockerbie (Schotland) in 1988. Er waren sterke aanwijzingen voor de betrokkenheid van Libië omdat vermoed werd dat Al- Qadhafi opdracht had gegeven tot de aanslag op het PanAm-toestel, als vergelding voor een Amerikaanse aanslag in de Libische hoofdstad Tripoli. Doordat Libië aanvankelijk weigerden om de verdachten uit te leveren werd door de Veiligheidsraad van de VN tot een wapen- en luchtvaartembargo besloten. Tevens werden de Libische tegoeden bij buitenlandse banken bevroren.Door deze politieke ontwikkelingen werd er door Al-Qadhafi besloten dat Libië zich zou heroriënteren op de zuidelijke buurlanden in de Sub-Sahara regio. Dit pro-Afrikaanse beleid nam verschillende vormen aan. Daarom werden er een aantal bilaterale en multilaterale

samenwerkingsovereenkomsten tussen Libië en verschillende Afrikaanse staten gesloten. Daarbij besloot Libië een interne en externe campagne te starten (onder andere door advertenties te plaatsen in Afrikaanse kranten) waarbij Libië zichzelf als onderdeel van de Sub-Sahara regio bestempelden en waarbij Afrikanen werden aangemoedigd om in Libië te komen werken.114 Doordat hij openlijk uitkwam voor het feit dat het

aantrekken van Afrikaanse migranten naar Libië in vele opzichten voordelig was, werden veel jonge gemotiveerde Afrikanen aangespoord om te migreren. In de Libische Sahara ontstond een herleving van de economie als gevolg van de komst van 1,5 miljoen arbeiders en migranten die aangetrokken werden door het zogenaamde ‘open-door’ beleid van Al-Qadhafi, die op deze manier de economische groei van zijn land en zijn positie op het wereldtoneel wilde uitbreiden. De voordelige arbeidsmogelijkheden in combinatie met het feit dat door het harder wordende Europese migratiebeleid het verkrijgen van een Europese visa veel

complexer werd, zorgden ervoor dat Afrikaanse migranten kozen om niet naar Europa te reizen maar in Libië te verblijven. 115

Na ruim veertig jaar heerschappij onder leiding van Al-Qadhafi kwam er in 2011 een einde zijn

112 Ibidem, p. 18.

113 De volgende landen maken deel uit van de Sahel: Senegal, Gambia, Mali, Burkina Faso, Niger, Nigeria, Tsjaad, Soedan, Ethiopië, Eritrea, Djibouti, Somaliland en Somalië. Ook de noordelijke delen van Ivoorkust, Ghana, Togo en Benin kunnen tot de Sahel regio gerekend worden.

114 Sara Hamood, ‘African Transit Migration through Libya and Europe’, p. 18. 115 Sara Hamood, ‘African Transit Migration through Libya and Europe’, p. 19.

dictatuur. De protesten tijdens de opstand in Libië begonnen in februari 2011 en waren mede geïnspireerd door de protesten die gaande waren in de Arabische wereld gedurende de zogenaamde Arabische Lente. De demonstranten eisten het vertrek van Al-Qadhafi en het instellen van democratische verkiezingen. Met hulp van de luchtbombardementen de NAVO, veroverden de Nationale Overgangsraad Al-Qadhafi ‘s

hoofdkwartier en in augustus werd hij door hen gedood. De Nationale Overgangsraad, die eerder al vrije verkiezingen had aangekondigd, verklaarde Libië op 23 oktober bevrijd en vestigde de Libische Republiek. De Nationale Overgangsraad slaagde er echter niet in om politieke stabiliteit, goed functionerende nationale instituties en economisch herstel te creëren. Tijdens deze periode ontstonden er veel politieke conflicten tussen de belangrijkste politieke groeperingen en verschillende gewapende groepen. Deze chaotische situatie na de val van het Al-Qadhafi regime heeft echter voor een machtsvacuüm gezorgd waar verschillende

religieuze groeperingen gebruik van maken, waardoor er meer dan zestig onafhankelijke milities zijn ontstaan. De onrustige situatie heeft ervoor gezorgd dat milities weigeren om hun wapens in te leveren, terroristen regelmatig aanslagen plegen en het centrale gezag nauwelijks zeggenschap heeft. 116

Ook de terreurbeweging Islamitische Staat (IS) kon, door het machtsvacuüm dat ontstaan was,

makkelijk vaste voet aan de grond krijgen in Libië. De terreur beweging maakte een snelle groei door, doordat veel lokale extremistische-islamitische organisaties zich bij deze groepering aansloten.117 Sinds mei 2014 is

Libië verwikkeld in de zogenaamde Tweede Libische burgeroorlog tussen enerzijds islamitische milities die gesteund worden door de Islamitische Staat en anderzijds het Libische leger dat gesteund wordt door het gekozen parlement en de internationaal erkende overheid.

Hoewel het door gebrek aan bruikbare data lastig is om de effecten van de opstand in Libië en de Tweede Libische oorlog in te schatten lijkt het erop dat de twee burgeroorlogen weinig invloed hebben gehad op het totale algemene migratiecijfer. Hoewel uit onderzoek van de International Organisation of Migration (IOM) blijkt dat tussen februari en november 2011 ruim 800.000 migranten Libië verlieten is dat totaal aantal migranten na deze conflicten niet gedaald. De conflictsituaties hadden namelijk ook grote voordelen waardoor een groot aantal migranten juist aangemoedigd werd om zich in Libië te vestigen.118 Zo zagen migranten die

naar Europa wilde reizen de nasleep van de revolutie als een geschikt moment omdat er een administratieve leegte was waar gebruik van gemaakt kon worden. Libië verkeert ook vandaag de dag nog in een zeer verslechterende politieke crisis en er is sprake van een voortdurende verslechterende veiligheidssituatie. Het aanhouden van gevechten in Libië heeft geleid tot meer ontheemden in de regio rond de hoofdstad Tripoli die ook gevolgen hebben voor de vluchtelingen, asielzoekers en (arbeids) migranten die in Libië verblijven.