• No results found

4b.18 Het menselijk bestaan

In document De banaliteit van het goede (pagina 81-83)

Het proces tegen Eichmann en Arendts conclusies moeten gezien worden in het licht van haar belangrijkste politiekfilosofische werk, The Human Condition.

In de inleiding van dit boek schrijft ze dat ‘…gedachteloosheid een van de opval- lendste kenmerken van onze tijd is’ (Arendt, 1994:16). In het vorige deel liet ik zien dat dit de voornaamste reden was waarom ze zowel het proces als Eichmann banaal vond.

Arendt onderzoekt in haar boek de condities van het menselijk bestaan. Ze beschrijft de theorie die bekendstaat als de handelingstheorie. In de volgende paragraaf zal ik deze theorie toelichten. Eerst ga ik in op het politieke leven zoals Arendt dat be- schrijft.

Arendt was zeer geïnspireerd door het leven in de stadstaat, of polis bij de oude Grie- ken. In deze stadstaat was er ruimte voor burgers om te discussiëren en mee te den- ken over de inrichting van de polis. Wat Arendt bijzonder aansprak, was het verschil dat de Grieken maakten tussen het politieke leven en het domein van het gezin. In dit laatste was zelfbehoud van belang. De financiële zaken die van belang waren voor het in stand houden van het gezin en het gezinsleven, werden bij de oude Grieken niet gemengd met zaken in het leven van de polis. De huishouding of oikia, waarvan het woord economie is afgeleid, hoorde niet tot het domein van de polis omdat er bij de vorming en inrichting van de polis geen drang tot zelfbehoud mocht zijn. Er moest ruimte zijn om na te denken over het ‘goede leven’. Arendt schrijft: ‘Het “goede leven”, zoals Aristoteles het leven van de burger noemde, was daarom niet slechts beter, vrijer of edeler dan het gewone dagelijkse bestaan, maar van een ge- heel andere orde. Het was “goed” omdat het, verlost van de zorg om het naakte be- staan, bevrijd van arbeid en werk, en verheven boven de alle levende wezens ingeboren drang tot zelfbehoud, niet langer aan het biologische levensproces was gebonden’ (ibid.:44).

Arendt beweert niet dat het huishoudelijke leven minder waard is. Ze constateert in navolging van Griekse filosofen als Plato en Aristoteles dat het huishouden er is

voor de dagelijkse behoeften. ‘Zonder een bevredigende vervulling van die taak is noch het leven noch het “goede leven” mogelijk maar de politiek is er nooit ter wille van het leven’ (ibid.:45), zo verduidelijkt ze. Dit betekent dat het politieke leven niet gezien moet worden als het bevredigen van dagelijkse behoeften, noch gebruikt kan worden voor zelfbehoud. Volgens Arendt is een politieke discussie niet een discussie waarin het vooral over (economische) kosten en baten gaat, maar een discussie waarin wordt gereflecteerd en nagedacht over een bepaald onderwerp.

Het woord politiek wordt in onze tijd anders uitgelegd. Voor een goed begrip van Arendts denken is het van belang om te beseffen dat voor Arendt het politieke leven net zo belangrijk is voor het menselijke bestaan als de dagelijkse behoeften. In onze samenleving wordt politiek meer gezien als een keuze in de zin van ‘de po- litiek in gaan’. Iemand kan er voor kiezen lid te worden van een partij en de ‘poli- tiek’ in te gaan. Voor de Grieken en ook voor Arendt geldt dat het politieke leven deel uitmaakt van het menselijk bestaan. Het is iets waar een mens zich niet aan kan onttrekken. De verwarring rond het begrip politiek heeft volgens Arendt te maken met de vervagende grenzen in de moderne wereld tussen het huishouden en het politieke leven. Dit noemt Arendt de vermaatschappelijking van de samenleving. Alles draait uiteindelijk om zelfbehoud en om in stand houden, net zoals bij het biologi- sche leven. Dit is zeker van belang voor het gezin, maar in het politieke leven moet het volgens Arendt niet om de instandhouding van zaken gaan. Er wordt dan vol- gens haar niet meer nagedacht of iets wel nodig is. En dat is volgens haar alleen voorbehouden aan het domein van het huishouden. Ze vindt dat er in de maat- schappij wordt geëist dat iedereen deel uitmaakt van een ‘reusachtig groot gezin’ (ibid.:47-48).

De vermaatschappelijking zorgt ervoor dat het politieke leven opzij wordt gezet. Er is geen ruimte meer om na te denken en te reflecteren op betekenisvolle zaken die voor iedereen van belang zijn.

In de Griekse polis kreeg de gemeenschap vorm doordat de leden ervan samen spraken en handelden. Dit is volgens Arendt kenmerkend aan het politieke leven. Het handelen ziet Arendt als iets dat ‘…uitsluitend aan de mens [is] voorbehou- den…’ (ibid.:34). Het gaat om de mogelijkheid dat mensen samenleven en de mo- gelijkheid waarin dat met elkaar wordt ingericht.

Door de vermaatschappelijking van de moderne maatschappij is er volgens Arendt oppervlakkigheid ontstaan. ‘Een leven, geheel en al geleefd in de openbaarheid, in de aanwezigheid van anderen, wordt, zouden wij kunnen zeggen, ondiep, blijft aan de vlakte’ (ibid.:77). Ze bedoelt dat het niet meer mogelijk is om daar bovenuit te stijgen. Niet in de zin van ergens in uitblinken of ergens boven staan, zoals misschien als kenmerk genoemd kan worden van onze hedendaagse politiek, maar in de zin van elkaar ontmoeten rondom allerlei zaken die mensen bezighouden en daarover met elkaar in gesprek gaan. In de context van de onderlinge relatie en het gesprek wordt de gemeenschap opgebouwd. In de maatschappij doet die relatie er niet meer toe, maar gaat het vooral om de financiën. Deze zijn het maatschappelijk leven gaan sturen en beheersen. Dit doelrationele handelen betekent volgens Arendt dat alles en iedereen op de vlakte blijft en dat er apathie en onverschilligheid optreden. Er blijft maar één perspectief over, terwijl het handelen van mensen juist een diversiteit aan perspectieven laat zien.

Het politieke leven wordt hierdoor niet meer beschouwd als iets waar iedereen aan kan deelnemen. Tegenwoordig lopen mensen weg of keren zich af van de politiek. Die wordt niet meer gezien als iets waar mensen deel van uitmaken. Er bestaat geen actieve participatie meer aan de gemeenschap. Zij wordt van bovenaf beheerst en bestuurd.

In document De banaliteit van het goede (pagina 81-83)