• No results found

4a.11 Kant als voorbeeld

In document De banaliteit van het goede (pagina 71-74)

Tijdens het politieverhoor vertelde Eichmann ‘…dat hij zijn leven lang aan de ethi- sche eisen van Kant had gehoorzaamd en had gehandeld volgens de Kantiaanse plichtsopvatting’ (ibid.:239). Een van de rechters vroeg om nadere uitleg. Tot ver- bazing van Arendt en andere aanwezigen begon Eichmann het categorisch impera- tief van Kant uit te leggen: ‘Daarmee bedoel ik, dat het principe van mijn willen en streven zo moet zijn dat het te allen tijde verheven kan worden tot het principe van een algemene wetgeving’ (ibid.). Hij gaf toe dat hij niet meer naar dit principe had gehandeld toen hij zich bezighield met de uitroeiing.

Arendt trok de conclusie dat door het systeem in Duitsland, door de dictator Hitler, het principe van algemene wetgeving was vervangen door de wil van Hitler. Het leek er volgens haar op dat ‘…trouw aan wet en gezag niet alleen maar betekent dat men zich aan de wetten houdt, maar tevens dat men dient te handelen alsof men die wetten zelf gemaakt heeft’ (ibid.:240).

Dit werd bevestigd door het feit dat tegen het einde van de oorlog, toen de geal- lieerde troepen steeds grotere delen van Duitsland bezetten, Himmler beval de Joden goed te behandelen. Maar Eichmann ging door met de deportaties.

Arendt vroeg zich af wat dat betekende. Het leed geen twijfel dat Eichmann er alles aan had gedaan om de uitroeiing van het Joodse volk zo ver mogelijk door te voeren. Ze vroeg zich af of hij dat deed als een fanatiek Jodenhater. Of was het eerder, zoals Eichmann zelf beweerde, dat hij alleen maar bevelen opvolgde.

Arendt onderzocht hoe Eichmann, en de Duitse nazi-generaals die eerder in Neu- renberg terecht waren gesteld, aankeken tegen gehoorzaamheid aan bevelen en wetten. Zij kwam tot de conclusie dat er in Duitsland veel moeite was gedaan de be- velen om te zetten in wetten. Deze wetten werden gemaakt door juristen. Hierdoor ontstond een ‘schijn van legaliteit’ (ibid.:257) van de bevelen. Arendt concludeerde dat het gebod ‘Gij zult niet doden’ was vervangen door een ander gebod, namelijk ‘Gij zult doden’ (ibid.:260).

Het legaliseren van het doden had tot gevolg gehad dat het kwaad niet meer werd herkend. Het doden werd normaal. Mensen herkenden volgens Arendt het kwaad aan de verleiding, maar door die verleiding weg te stoppen in een wet, werd ze niet meer herkend. De kennis van goed en kwaad verdween.

4a.12 Transport

Het bureau van Eichmann was verantwoordelijk voor het transport van de Joden. SS-leider Himmler gaf bevelen over de behandeling van de gedeporteerden, maar zei ook hoeveel er in leven mochten blijven en welke mensen direct naar de gaska- mers moesten. Dit was allemaal in de Neurenbergprocessen aan de orde gekomen. Volgens Arendt negeerde het OM dit proces en vergrootte het daardoor Eichmanns verantwoordelijkheid.

Wel fungeerde het bureau van Eichmann als een logistiek centrum van het vervoer van de Joden.

land ‘goed’ zou gaan, die als voorbeeld zou kunnen dienen voor de andere Europese landen. Dit bleek niet zo te werken. In andere landen was er namelijk veel meer verzet tegen de Jodenvervolging.

Frankrijk was een van de eerste landen waar de deportaties in de zomer van 1942 op gang kwamen. Zonder al te veel problemen en zelfs met hulp van de Franse Vichy-regering werden de Joodse statenloze burgers, dus degenen die uit Duitsland waren gevlucht, als eersten met treinen naar het oosten van Duitsland vervoerd. Toen de Franse Joodse burgers aan de beurt kwamen, volgde er echter protest. Met succes, zo concludeerde Arendt. De Duitsers hielden niet van weerstand.

Ook in de andere landen werden de statenlozen als eersten gedeporteerd. In Ne- derland dachten de Nederlandse Joden daarmee aan hun lot te ontkomen en werd er door de Joodse raad medewerking verleend aan deze deportaties, zo beschreef Arendt. Maar dat weerhield de nazi’s er niet van om ook de Nederlandse Joodse burgers op te pakken. Daar waren veel protesten tegen, zoals de Februaristaking. Helaas was er in Nederland met de NSB een sterke macht aanwezig die hulp bood bij de deportaties en bij het opsporen van vluchtelingen. Hierdoor is het aantal Ne- derlandse Joden dat werd vermoord erg hoog in vergelijking met andere landen. In andere landen bestond zo’n partij niet. In Denemarken durfden de burgers in te gaan tegen de bevelen van de Duitsers. Ook in Zweden, Italië en Bulgarije werden bevelen genegeerd of gesaboteerd.

In Oost-Europa verschilde de medewerking aan de deportaties van Joden per land. In Bulgarije werd dankzij de steun van de bevolking niet één Jood gedeporteerd. In Griekenland heerste er grote onverschilligheid over het lot van de Joden en zijn velen weggevoerd. In Roemenië was de medewerking aan de vervolging zo groot en zo gruwelijk, dat de SS ingreep.

In het begin van 1944 ging Eichmann naar Hongarije om daar de deportaties te coör- dineren. Tot die tijd had Nazi-Duitsland dit land met rust gelaten. De Hongaarse be- velhebber verleende eerst medewerking, maar stopte daarmee onder internationale druk: de Amerikaanse president Roosevelt dreigde met een bombardement. Eich- mann ging toch door met de deportaties. Toen het niet lukte om mensen per trein te vervoeren naar de concentratiekampen, organiseerde de nazi’s voettochten onder leiding van de zogeheten Pijlkruisers, een fascistische Hongaarse beweging. Hier- door zijn vele Joden omgekomen.

4a.13 Bewijzen

Het OM stelde ook aanklachten op tegen Eichmann die betrekking hadden op de uitroeiing van de Joden in Polen. In Polen hadden zich de meeste vernietigings- kampen bevonden. Tijdens het proces kwamen veel getuigen aan het woord. Arendt vond dat onnodig. Eichmann had immers weinig verantwoordelijkheid gedragen voor wat daar was gebeurd. De rechters zeiden dat zij bewijzen verzamelden om mee te kunnen nemen in het vonnis. Een ander argument van de rechters was dat Eichmann constant loog over zaken. De rechters wilden duidelijkheid over de wer- kelijke rol die Eichmann had gespeeld.

Arendt erkende dit probleem. Eichmann was een enorme opschepper en hij maakte zijn rol in de uitroeiing alleen maar groter.

Tijdens het Neurenbergproces hadden de nazi-generaals en Eichmanns superieuren bovendien alle schuld bij hem neergelegd. Maar eigenlijk, zei Arendt, was Eichmann ‘een subalterne functionaris met uitvoerende bevoegdheden’ geweest (ibid.:338). Het belangrijkste bewijsmateriaal tegen Eichmann, zo constateerde Arendt, kwam van hemzelf. In de lange kruisverhoren sprak hij graag. Hij zei: ‘Ik ben eigenlijk blij dat het kruisverhoor zo lang geduurd heeft’ (ibid.:355). Blijkbaar had Eichmann behoefte om te praten. Een enkele keer in het proces dreigde hij te zwijgen, maar hij hield dat nooit lang vol.

Arendt vond de zaak ‘kunstig geconstrueerd’ (ibid.:350). Het OM had veel moeite gedaan getuigen te vinden die Eichmann hadden gezien. Die getuigen, voornamelijk in Israël wonende overlevenden, leverden echter alleen zeer indirect bewijs. Tege- lijkertijd vond Arendt dat deze mensen, die verschrikkelijke verhalen vertelden over wat ze mee hadden gemaakt, niet aan een kruisverhoor konden worden onderwor- pen.

De getuigenverklaringen namen maanden in beslag. Weinige getuigen waren vol- gens haar in staat om hun verhaal op een duidelijke manier naar voren te brengen. Er was een man die in tien minuten vertelde over zijn deportatie en dat van zijn fa- milie. Arendt was aangedaan door deze getuigenis en vond dat iedereen de gele- genheid zou moeten krijgen om zijn of haar verhaal te doen. Paradoxaal genoeg schreef ze eveneens: ‘Maar in de eindeloze zittingen die volgden gaf men die ge- dachte wel prijs’ (ibid.:364).

Arendt merkte op dat de aanklager regelmatig aan de getuigen vroeg waarom ze niet in opstand waren gekomen. Een andere vraag die terugkwam was of niemand de Joden had geholpen.

Arendt schreef: ‘Daden als deze worden nooit voorgoed vergeten, daarvoor zijn er doodgewoon te veel mensen op de wereld. Een zal er altijd overblijven om het ver- haal te vertellen. Daarom kan er ook nooit iets “in praktisch opzicht nutteloos” zijn, tenminste niet op den duur’ (ibid.:368).15

Zij hoopte dat er meer getuigenissen zouden worden afgelegd, vooral in Duitsland, om te laten zien dat sommigen onder het juk van terreur buigen, maar sommigen ook niet.16

15Hiermee verwees Arendt naar een Duitse arts die schreef in zijn memoires dat het gewoon in praktisch

opzicht nutteloos zou zijn geweest om iets tegen de deportaties en het moorden te doen.

16Van belang in dit opzicht is het boek Remnants of Auschwitz. The Witness and the Archive (2002) van de

Italiaanse filosoof Giorgio Agamben. Hierin schrijft hij over de zogenaamde Muzelman in de Duitse con- centratiekampen. Dit was een gevangene die volgens overlevenden het leven had opgegeven. Hij liep met gebogen hoofd, negeerde iedereen en sprak niet meer. De Muzelman werd door andere gevangen genegeerd, alsof zijn toestand besmettelijk was. Volgens Agamben was de Muzelman de perfecte getuige. Hierin zit een paradox want de toestand waarin de Muzelman zich bevond maakte het niet mogelijk om te getuigen. De reden dat Agamben de Muzelman als perfecte getuige opvoert, is dat de Muzelman ge- tuigt van een toestand die niet menselijk is maar daarom juist laat zien dat de mens niet te verwoesten is. Er blijft altijd iets over en dit overblijfsel is getuigenis.

In document De banaliteit van het goede (pagina 71-74)