• No results found

5b.16 De casus ‘dingt’

In document De banaliteit van het goede (pagina 120-123)

In een essay getiteld ‘Het ding’, dat verscheen in de Nederlandstalige bloemlezing

Over denken, bouwen en wonen (1991), omschrijft Heidegger wat hij bedoelt met het

ding. Hij neemt als voorbeeld een kruik. Bij het achterhalen van wat voor een ding de kruik is, is het van belang om te weten wat er in ging of wat er in kan gaan. Wan- neer er ‘niets’ in zit, kan gesteld worden dat er lucht in zat. Deze lucht wordt ver- vangen door wijn wanneer er wijn in de kruik wordt gegoten.

Wanneer er vanuit de natuurwetenschappen naar dit proces wordt gekeken, zou gezegd kunnen worden dat: ‘de ene vulling omgewisseld werd voor de andere’ (ibid.:70). Heidegger schrijft dat dit ‘verblinding’ (ibid.:71) kan veroorzaken. Hij be- doelt hiermee dat de wetenschap het wezen van het ding, in dit geval van de kruik, verbergt of vergeet. Het gaat er voor de wetenschap om dat de kruik gevuld is met vloeistof en niet met wijn, water of iets anders.

Heidegger schrijft dat het nogal verschil maakte of er over water, wijn of vloeistof wordt gepraat. Wanneer er geen aandacht is voor het ‘bevattende’ (ibid.:72) zoals Heidegger dat noemt, is er volgens hem ook geen aandacht voor het wezen van het ding. Hij wil hiermee aantonen dat een ding om meer dan alleen het object gaat. Het gaat, in het geval van de kruik, ook om de leegte. Heidegger vraagt: ‘Hoe bevat de leegte van de kruik?’(ibid.). Hij antwoordt zelf: ‘Ze bevat doordat ze het ingego-

tene opneemt. Ze bevat doordat ze het opgenomene behoudt’ (ibid.).

De leegte, zo schrijft Heidegger, houdt iets op dubbele wijze vast. De kruik neemt haar in zich op en de kruik behoudt haar. De kruik en wat erin gaat horen bij elkaar. Met het voorbeeld van de kruik wil Heidegger laten zien hoe belangrijk het is om aandacht te hebben voor het wezen van het ding. Het ding is volgens hem niet zom- aar een ding. Het ding heeft te maken met betrokkenheid.

De Franse wetenschapsfilosoof Bruno Latour gebruikt deze uiteenzetting van Hei- degger om een oproep te doen aan mensen en staten om terug te keren naar ‘Ding- politiek’, oftewel naar een politiek die betrekking heeft op zaken waar mensen bezorgd om zijn. Om dit idee heen maakte Latour in 2005 in Karlsruhe een ten- toonstelling met als titel Making things public (2005).

De tentoonstelling en het gelijknamige boek laten een hoeveelheid aan onderwerpen zien die op een bepaalde, andere manier getoond worden. Vooral de spanning van

de dingen, of die om de dingen heen ligt, wordt getoond. Deze dingen worden in de tentoonstelling geproblematiseerd, gekarakteriseerd en zelfs geridiculiseerd. Maar het voornaamste is dat dingen getoond worden in hun waarheid en in hun onwaarheid. Het gaat hier om waarheid zoals Heidegger dit verwoordde: hetgeen dat verborgen is.

In hoofdstuk twee verwees ik al naar Latours voorbeeld van de spaceshuttle die in 2003 bij terugkeer naar de aarde was geëxplodeerd. Door de assembly drawing zag de spaceshuttle er op het eerste gezicht minder complex uit. Tegelijkertijd werd door de explosie en de installatie met brokstukken duidelijk hoe complex de spaces- huttle eigenlijk was. De complexiteit van de spaceshuttle lag verborgen en was on-

waargemaakt. Ze was niet te zien aan de spaceshuttle als zodanig.

De casus zoals geëtaleerd in het eerste hoofdstuk, lijkt aan hetzelfde probleem te lij- den als de geëxplodeerde spaceshuttle. Als zodanig in de etalage gelegd, lijkt hij op een banale, weinig complexe en simpele zaak. Hij toont een herkenbare gang van zaken. Een gang van zaken die in veel organisaties speelt, een alledaagse praktijk. Er wordt veel gezegd maar het lijkt niet om betekenissen te gaan. Het lijkt om on- belangrijke zaken te gaan, zoals definities en de lengte van stukken. Het lijkt niet over de inhoud te gaan. Het lijkt alleen over het materiële te gaan.

Wanneer ik de casus weer herlees, of het transcript dat aan de basis lag van deze casus, valt op dat er pogingen worden gedaan om het over de inhoud te hebben. Om het over betekenissen te hebben of er naar te vragen. Er is een geworstel te zien in de casus.

De casus is als het ware aan het ‘dingen’, in de betekenis van Heideggers ‘ding’, na- melijk dat mensen ermee omgaan. Ze zijn erbij betrokken. De aanwezigen zijn met de organisatie bezig, ieder lid op zijn of haar manier. Ze zijn betrokken. Dat is ook de reden dat ze uit alle hoeken van het land zijn afgereisd naar het vergadercen- trum. Of mensen nu veel of weinig spreken, of zelfs helemaal stil zijn, ze zijn allemaal door hun betrokkenheid met de organisatie naar de vergadering gekomen. Ze zijn de organisatie, de ledenraadvergadering, genaderd.

Om nader te onderzoeken hoe die nadering is, hoe mensen betrokken zijn bij de organisatie, hoe de casus ‘dingt’, heb ik ervoor gekozen om de betrokkenen te in- terviewen.

In het volgende hoofdstuk geef ik weer wat de thema’s waren die uit deze interviews kwamen. Ik breng ze ook in verband met de vragen die ik stelde aan het begin van dit hoofdstuk en door dit proefschrift heen.

6

In document De banaliteit van het goede (pagina 120-123)