• No results found

2017 2018 A an ta l a rti ke le n

portretteringen. Zo is Bizzey de “koning van de dansvloer” (VK 14-18), geldt rapper Ares “al jaren als een van de belangrijkste rappers van Nederland” (PAR 25-18), een jaar eerder werd hij in het Parool nog beschreven als “grote belofte” (PAR 12-17), en binnen een half jaar wist Jacin Trill van zichzelf een “fenomeen” te maken (PAR 18-18). Dit soort portretteringen hebben allemaal een positieve connotatie en maken de lezer duidelijk dat hij niet zomaar een interview leest, maar een interview met een gevierd artiest. Het legitimeert het interview in zekere zin.

Ook de gebruikte zegswijzen in dergelijke interviews wijzen op succes. Rappers maken furore, het gaat snel met hun carrières en vanwege de successen zijn de Rolexen niet aan te slepen.

Voornamelijk de interviews in het Parool worden geschreven in een vast patroon: de geïnterviewde rapper wordt geïntroduceerd, geportretteerd als succesvol of met een zegswijze wordt duidelijk gemaakt dat het gaat om een talentvolle artiest. Vervolgens wordt de aanleiding van het interview gegeven, in veel gevallen een binnenkort te verschijnen album of een plaat die net verschenen is. Dit gebeurt geregeld in de lead. Daarop volgen een uitgebreidere introductie en het interview.

“Rapper Jonna Fraser maakte met drie ep's in één jaar een stormachtige ontwikkeling door. Nu is er het debuutalbum Jonathan.” (PAR 17-17)

“Hij scoorde hits en vierde succes met anderen, maar een album van Bokoesam was er nog niet. Nu is er dan Solo.” (PAR 20-17)

“De Amsterdamse hiphopgroep Zwart Licht maakte in 2009 furore met Bliksemschicht. Daarna volgden een ep en nog een album.” (PAR 10-18)

Door artikelen op deze manier te openen, wordt het frame bepaald. Doordat het succes dusdanig te benadrukken, wordt het een aanzienlijk deel van de metacommunicatieve boodschap. De lezer leest niet zomaar een interview, maar met rappers die hits scoorden, furore maakten of zich stormachtig ontwikkelden. Dergelijke introducties zetten de toon voor de rest van het artikel en zijn reasoning devices.

Het noemen van een Nederlandse rapper in een rijtje internationale sterren is eveneens een reasoning device. Het gebeurt twee keer met Lil’ Kleine. In de Volkskrant (VK 7-17) wordt hij in een rijtje gezet tussen Prince, Jay-Z, Whitney Houston, Tupac en Notorious B.I.G. als ‘grote artiesten’ die gefotografeerd werden door Dana Lixenberg. In het Parool (PAR 23-17) wordt de rapper in een adem genoemd met Beyoncé, Kendrick Lamar en Kanye West. Door Lil’ Kleine in hetzelfde rijtje te zetten als deze supersterren, straalt (iets van) de grandeur af op de rapper zelf; hij heeft het ook ver

geschopt/is ook buitengewoon succesvol.

De twee uitzonderingen waarin het succesframe zich manifesteert zijn artikelen die de invloed van Nederlandse hiphop op taal onderstrepen of de creativiteit van rappers benadrukken. Vergeet

Mulisch, lees een raptekst van Zo Moeilijk kopt de Volkskrant (VK 6-17) boven een artikel waarin

het Nijmeegse rap-trio Zo Moeilijk een groter vocabulaire heeft dan Harry Mulisch; deze vergelijking (een framing device) staat ook in het artikel. In een interview met het Parool (30-17) stelt Frits Spits dat er “door rap en hiphop over vijftig jaar” een ander Nederlands gesproken zal worden; het succes van de muziek verandert zelfs de taal.

Zoals geschreven manifesteert het succesframe zich vooral in interviews. Vandaar ook dat het frame in de Telegraaf nauwelijks voorkomt. De twee keer dat het wel voorkomt, betreft het in beide gevallen een interview. In de Volkskrant komt het eveneens maar vier keer voor, driemaal in een interview. Toch schrijft de Volkskrant geregeld over het succes van rappers, maar dan in een ander frame: het straat-succesframe dat hieronder aan bod komt.

Een afgeleide van het succesframe, maar met een duidelijk ander narratief, is het straat-succesframe. In dit frame wordt ook het succes van betreffende rappers beschreven, maar wordt er daarnaast (uitvoerig) geschreven over het leven op straat dat de rapper leidde voor hij succesvol werd als artiest. In die zin zijn het telkens een soort korte coming of age verhalen waarin het jonge mannen lukt de straat te ontvluchten met dank aan hun talent. Het succes is in dit frame bovendien onderdeel van het verhaal, waar succes in het succesframe veelal aanleiding is voor het verhaal. De Volkskrant

publiceert vier artikelen waarin dit frame ontwaard kan worden, het Parool drie.

Vijf van de zes artikelen met dit frame betreffen interviews, de rol die de geïnterviewde rappers zelf spelen als framesponsor valt daarom niet te onderschatten. Ook de artikelen in het succesframe waren voornamelijk interviews, toch lijkt daar de rol van de artiest als framesponsor kleiner: iemand die zichzelf neerzet als buitengewoon succesvol, zal snel gezien worden als arrogant. Jezelf profileren als jongen van de straat om authentiek en geloofwaardig over te komen, kan echter interessant zijn. Dit levert subcultural capital op, mits het goed gebeurt. Dan geeft het blijk van het op de hoogte zijn van bepaalde codes en gebruiken op straat. Zie ook Subculteren en morele paniek in het theoretisch kader. Dat deze profilering ook tegen kan werken, blijkt uit het voorbeeld van MocroManiac hieronder en de artikelen met het moral panic frame.

Ondanks de framesponsoring is het uiteindelijk de auteur van het stuk die bepaalt wat er in het artikel komt te staan en hoe dat wordt opgebouwd. Bovendien heeft hij van tevoren een invalshoek en vragen bedacht, waardoor het frame zich mogelijk deels vormt voor het interview plaatsvindt en geschreven wordt.

Net als in het succesframe wordt in dit frame het succes geïllustreerd aan de hand van

streamingcijfers en positieve kwalificaties/portretteringen. Toch staat dit succes niet centraal, zoals bij Parool Telegraaf Volkskrant

0 0.5 1 1.5 2 2.5 3 3.5