• No results found

Chroniqueurs van de straat of rap-criminelen? Onderzoek naar de representatie van Nederlandse rappers in drie Nederlandse dagbladen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Chroniqueurs van de straat of rap-criminelen? Onderzoek naar de representatie van Nederlandse rappers in drie Nederlandse dagbladen"

Copied!
221
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Chroniqueurs van de straat

of rap-criminelen?

Onderzoek naar de representatie van Nederlandse rappers in drie Nederlandse dagbladen

Masterscriptie Journalistiek en Media

Scriptiebegeleider: dr. Pauline van Romondt Vis Tweede lezer: dr. Mirjam Prenger

Universiteit van Amsterdam 22 mei 2019

Auteur: Muus Visser Studentnummer: 10221530

(2)

Veel dank ben ik verschuldigd aan mijn scriptiebegeleider Pauline van Romondt Vis voor haar hulp, maar meer nog voor haar interesse die verder reikte dan dit onderzoek.

Ook veel dank aan mijn scriptiekameraden Rick, Kim, Floor, Mark en Anne Myrthe (in willekeurige volgorde). Zonder hen was deze scriptie eerder klaar geweest, maar had ik het niet zo gezellig gehad.

Inhoudsopgave

1. Inleiding 5

(3)

2.1 Representatie 8

2.2 Framing 10

2.3 Symbolische tenietdoening en stereotypering 12

2.4 Subculturen en morele paniek 14

2.5 Context 16 3. Methodologie 19 3.1 Corpus 19 3.2 Operationalisatie 20 3.3 Frameanalyse 21 3.4 Beperkingen 23 4. Resultaten 24

4.1 Moral panic frame 27

4.1.1 Vrouwonvriendelijke rappers op festival 27 4.1.2 Begrip is op voor “Boef en co.” 30

4.1.3 Rappers en criminelen 31 4.2 Criminaliteitsframe 34 4.3 Vrouwonvriendelijkheidsframe 39 4.3.1 Zondebokken 42 4.4 Succesframe 43 4.5 Straat-succesframe 46 5. Conclusie 51 5.1 Vervolgonderzoek en limitaties 54 6. Bibliografie 55 7. Bijlage 60

Journalistiek verslag

(4)

Amsterdam, 22 mei 2019 - Nederlandse rappers worden in Nederlandse kranten hoofdzakelijk gerepresenteerd in vijf frames. Dat zijn het moral panic frame, het succesframe, het straat-succesframe, het criminaliteitsframe en het vrouwonvriendelijkheidsframe. Daarnaast worden rappers weggezet als zondebok.

Dat blijkt uit onderzoek van Masterstudent Muus Visser (26). Visser deed onderzoek naar de representatie van Nederlandse rappers in drie kranten: het Parool, de Volkskrant en de Telegraaf. In totaal werden 136 artikelen uit 2017 en 2018 geanalyseerd.

Door te kijken naar zogeheten framing devices, zoals woordgebruik en voorbeelden, identificeerde Visser de frames. Visser keek ook naar reasoning devices: grotere verbanden en veronderstellingen die de lezer sturen in zijn interpretatie.

De Telegraaf publiceert voornamelijk artikelen met het criminaliteits- en

vrouwonvriendelijkheidsframe. Slechts twee Telegraaf-artikelen bevatten het succesframe. Het Parool publiceert zowel veel artikelen met het criminaliteitsframe, als met het succesframe. Dit laatste frame manifesteert zich bijna uitsluitend in interviews.

De Volkskrant schrijft relatief de meeste verhalen met het straat-succesframe: artikelen over artiesten die het straatleven weten te ontvluchten dankzij hun raptalent. Visser: “Dat zijn in zekere zin allemaal korte coming-of-age verhalen over jonge mannen die het lukt succesvol te worden met hun muziek. Natuurlijk is dit ook het verhaal dat de rappers zelf graag vertellen.”

De onderzoeker zegt niet verrast te zijn door de uitkomsten van de analyse. “Hoewel het me tegenvalt dat de Telegraaf zó weinig positiefs schrijft over rappers.” Visser pleit voor meer creatieve

invalshoeken wanneer het aankomt op interviews. “Er zat weinig verrassing in de interviews, er werd weinig spannends gevraagd. Ik vind dat cultuurjournalisten best wat gewaagdere keuzes mogen maken wat betreft inhoud en vorm.”

Onder rappers bestaat al langer onvrede over hun mediarepresentatie. Zo verwijt rapper Frenna in Metro van 22 november 2018 ‘de media’ dat ze er te vaak op uit zijn om urbanartiesten negatief af te schilderen; een sentiment dat breder leeft in de Nederlandse hiphop.

(5)

“Rappers komen vaak negatief in het nieuws, maar als je secuur naar hun teksten kijkt, kun je zien dat ze spelen met taal” (NOS, 2017). Vivien Waszink deed onderzoek naar Nederlandse hiphopteksten – bovenstaand citaat komt uit een artikel van nos.nl over hiphop, gepubliceerd in april 2017. Rappers

zijn blijkbaar alleen interessant als ze iets fout doen, kopte de website van BNNVara begin 2018. De

auteur hekelt onder meer het feit dat dagbladen Boef pas interessant vonden toen de rapper drie vrouwen voor ‘kech’ uitmaakte.

Ook onder rappers zelf heerst er onvrede over de manier waarop er over hen bericht wordt. In een interview met Metro, gepubliceerd op 22 november 2018, laat de Haagse rapper Frenna weten niet vaak meer aan interviews mee te werken (Oitmann, 2018). Hij verwijt media dat ze er te vaak op uit zijn om urbanartiesten negatief af te schilderen. Dat sentiment leeft breder. Chivv, de helft van rapduo SBMG, vraagt zich naar aanleiding van een Parool-artikel af waarom media nooit berichten over de goede dingen die rappers doen. “Jullie zoeken altijd één of andere reden om ons in een kwaad daglicht te zetten”, zegt de rapper op 30 april 2018 in een (inmiddels verwijderde) Instagramvideo. Presentator Rotjoch (Angelo Diop) van het populaire platform 101Barz zegt in de online talkshow Convo van 16 januari 2018 dat hiphop Hilversum en traditionele media niet meer nodig heeft. “Rotjoch zit bij geen een media meer. Ik zit bij media… Onze cultuur, we hebben onze eigen media.” Presentator Yuki vult aan: “Ik vind het jammer dat media onze hiphopcultuur steeds zo negatief belichten.”

Zelf werkte ik ooit een tijdje op de redactie van website Ballinnn’, een website waarop vooral over hiphop geschreven werd. Een zekere dag pikten we op de redactie op dat een aantal leden van rapgroep Broederliefde zou hebben gevochten op een vliegveld in Spanje. Het leek mij

nieuwswaardig, maar de hoofdredacteur vond het niet nodig er iets over te schrijven. Een artikel over het voorval stond wat hem betreft gelijk aan nestbevuiling. Bovendien werd er al genoeg negatiefs over hiphop geschreven. Het artikel kwam er niet.

Dat rappers voornamelijk negatief in het nieuws zouden komen, is een aanname die verder nooit onderzocht is. Er lijkt voetstoots vanuit gegaan te worden dát het zo is. Om eens onderzoek te doen naar hoe Nederlandse rappers daadwerkelijk gerepresenteerd worden in dagbladen, stel ik in dit onderzoek de volgende hoofdvraag:

- Hoe worden Nederlandse rappers sinds 2017 gerepresenteerd in de Nederlandse dagbladmedia?

Van drie kranten zal de berichtgeving over rappers onderzocht worden: van het Parool, de Volkskrant en van de Telegraaf. Er is gekozen voor deze dagbladen omdat zij over rappers schrijven, maar ook omdat ze een redelijk goede dwarsdoorsnede zijn van het dagbladenlandschap. De Telegraaf en de Volkskrant zijn beide ochtendkranten, maar verschillen qua stijl, toon en thema’s (Bakker & Scholten, 2007). Het Parool is een regionale middagkrant, maar met nationale ambitie en uitstraling. Aangezien de berichten van drie verschillende kranten worden geanalyseerd, is het mogelijk te zien of zij wezenlijk verschillend berichten over rappers of juist frames van elkaar overnemen en zodoende een bepaald frame versterken (Van Gorp, 2006: 248).

(6)

Representatie door media is van belang omdat media in onze mediated samenleving deels bepalen wat als belangrijk beschouwd dient te worden: media bepalen welke verhalen de moeite van het produceren en verspreiden waard zijn (Brooks & Hébert, 2006: 297). Worden groepen niet (goed) gerepresenteerd, ontstaat de kans op symbolische tenietdoening: media dragen dan bij aan het idee dat deze groepen geen deel uitmaken van de samenleving (Tuchman et al., 1978: 8).

De representatie van rappers zal onderzocht worden aan de hand van een frameanalyse. Nieuwsframes zijn “interpretatie-pakketjes” die betekenis geven aan een bepaald onderwerp of bepaalde gebeurtenis. Frames geven (of: construeren) betekenis door bepaalde elementen in een verhaal zodanig te benadrukken dat een zekere interpretatie meer nadruk krijgt dan mogelijke andere interpretaties (Gamson & Modigliani, 1998: 3). In het volgende hoofdstuk worden framing en representatie meer uitgebreid besproken.

De frames worden bepaald aan de hand van een inductieve frameanalyse. Dat wil zeggen dat er niet gewerkt wordt met van tevoren bepaalde frames, maar dat de frames “ontstaan” aan de hand van de data, in dit geval dus de krantenartikelen. Dat de frames niet zomaar ontstaan, maar bedacht dienen te worden door de onderzoeker, is een beperking waarvan ik mij bewust ben (Van Gorp, 2006: 251). Toch leent deze methode zich het best voor dit onderzoek. Er is nauwelijks eerder onderzoek gedaan naar de representatie van rappers, bovendien zijn bestaande frames (bijvoorbeeld het conflictframe) lastig toe te passen op berichtgeving over rappers. Hoofdstuk 3 gaat verder in op de gebruikte methode en de beperkingen. De artikelen zijn simultaan verzameld, geanalyseerd en gecodeerd zodat de frames in verschillende teksten beter herkend konden worden.

Het is interessant onderzoek te doen naar de representatie van rappers omdat hiphop momenteel het populairste genre van Nederland is. Hiphop domineert ook in 2018 de Spotify-lijst kopte nos.nl begin december 2018. Acht van de tien meest gestreamde artiesten waren Nederlandse rappers, in 2017 waren zes van de tien meest gestreamde artiesten rapper. Daar komt bij dat het genre (vooral) populair is onder jongeren, die opkijken tegen de artiesten.

Bovendien is er nog niet eerder onderzoek gedaan naar mediarepresentatie van Nederlandse rappers en is het wetenschappelijk relevant om te bekijken hoe ‘oude’ media, in dit geval kranten, berichten over een jong en populair muziekgenre. Dit maakt het eveneens mogelijk de kranten en hun frames met elkaar te vergelijken en te onderzoeken of de dagbladen verschillend omgaan met een jong en populair fenomeen als hiphop. Vandaar dat er gekozen is voor printmedia en niet voor online media. Online media hebben de reputatie wat vooruitstrevender te zijn, de Correspondent heeft bijvoorbeeld een dossier hiphop en zal daardoor mogelijk eerder geneigd zijn positief te schrijven over hiphop. Deze aanname zou in een andere studie onderzocht kunnen worden.

Tot slot richt framingonderzoek zich in veel gevallen op hard nieuws. Het is mijns inziens nodig de blik te verruimen en ook te kijken naar wat er gebeurt in de rest van de krant, naar

(7)

Uit dit onderzoek blijkt dat er vijf veelvoorkomende frames zijn om te berichten over rappers: het moral panic frame, het succesframe, het succesframe, het criminaliteitsframe en het straat-succesframe. Het zondebokframe is een ‘kleiner’ frame dat zich minder vaak en meer zijdelings manifesteert in artikelen over Nederlandse rappers. In hoofdstuk 4 wordt uiteengezet hoe de frames zich precies manifesteren in de artikelen. Tot slot worden er in hoofdstuk 5 conclusies getrokken en worden er suggesties gedaan voor vervolgonderzoek.

(8)

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd wat representatie inhoudt en waarom representatie in media(studies) belangrijk is. Vervolgens komt het concept framing aan bod. Frames benadrukken bepaalde specifieke waarden, feiten en andere kenmerken, waardoor deze waarden en feiten van grotere relevantie voor het onderwerp lijken (Nelson et al., 1997). In dit hoofdstuk zal verder uitgelegd worden wat

nieuwsframing inhoudt, hoe framing werkt en waarom het concept belangrijk is voor dit onderzoek. Naast de concepten representatie en framing worden ook stereotypering en het gerelateerde

symbolic annihilation uitgelegd. In deze paragraaf is ook een aantal alinea’s opgenomen over de

stereotype representaties van zwarte mensen, omdat dit mogelijk van belang kan zijn in de latere frameanalyse. Daarop volgt ten slotte een paragraaf over subculturen en hoe de opkomst van subculturen, hiphop specifiek, kan leiden tot morele paniek.

2.1 Representatie

Representaties zijn beelden, beschrijvingen, verklaringen en frames die ons helpen begrijpen wat de wereld is, en waarom en hoe de wereld werkt zoals deze werkt (Hall, 1997: 5). In brede zin kan nagenoeg alles een representatie zijn: een gebouw of kledingstuk dat staat voor iets groters of een kunstwerk met een zekere betekenis (Orgad, 2012: 17). Het verschil tussen deze vormen van representatie en mediarepresentatie zit in het feit dat media er zijn om te representeren. “Their main function is to produce meaning, to capture in some way ‘reality’ in signs” (ibid). In deze paragraaf volgt meer over het concept representatie en op welke manier representatie invloed heeft op de werkelijkheid. Daarnaast wordt de link met dit onderzoek gelegd.

Volgens Orgad (2012: 18-23) zijn er twee benaderingen ten opzichte van representatie: de

reflectionist en de constructivist approach. Hall (1997: 25) gaat uit van drie benaderingen: hij voegt de intentional approach toe. De reflectionistische benadering gaat ervanuit dat media door middel van

taal kunnen functioneren als spiegel die een bepaalde gebeurtenis kan reflecteren. Deze benadering veronderstelt dat de werkelijkheid vatbaar is in of door representatie; dat het doel van representatie bestaat uit het adequaat reflecteren van de bestaande ‘werkelijkheid’ (ibid: 18).

De intentional approach veronderstelt dat het de spreker of auteur is die zijn unieke betekenis geeft aan de tekst. Woorden betekenen precies wat de auteur ermee bedoelde (Hall, 1997: 25). Hall stelt dat deze veronderstelling niet opgaat, omdat taal en representatie altijd gaan om communicatie. Er bestaat niet zoals als een volkomen private language; de ontvanger dicht ook betekenis toe aan de woorden van de auteur of spreker (ibid).

De constructivische benadering tot slot gaat niet uit van de mogelijkheid de realiteit te weerspiegelen en veronderstelt dat iedere representatie onvermijdelijk een construct is, een selectieve weerspiegeling van bepaalde elementen die betekenis geven, andere interpretaties negeren en daarmee de werkelijkheid construeren (ibid: 20). Hall (1997:3) stelt dat we dingen (things) betekenis geven door hoe we ze representeren: door de woorden die we gebruiken om ze aan te duiden, de verhalen die

(9)

we erover vertellen, de beeltenissen die we van die dingen maken, de emoties die we ermee associëren, de indeling en conceptualisering van de dingen en de waarde die wij ze toekennen.

In dit onderzoek wordt uitgegaan van de contructivistische benadering. Nieuwsberichten en – artikelen zijn altijd een construct; verhalen die niet een weerspiegeling zijn van de werkelijkheid, maar een afspiegeling gemaakt door de journalist. Daarbij worden bepaalde gebeurtenissen benadrukt en andere elementen genegeerd. Het nieuws is niet out there – nieuws wordt gemaakt (geconstrueerd) door de journalist. Die stopt betekenis in de representatie door gebeurtenissen te framen, zodat de representatie begrijpelijk en betekenisvol wordt voor het publiek. “Meaning does not inhere in things, in the world. It is constructed, produced” (Hall, 1997: 24). Bovendien wordt een tekst ook

geïnterpreteerd door het publiek: de auteur heeft in die zin niet het laatste woord over zijn tekst, zoals in de intentional approach wordt verondersteld.

Het is daarnaast een kritisch onderzoek; het gaat over machtsverhoudingen, wie het recht heeft gehoord te worden wanneer het gaat over rap en keuzes van dagbladen negatief of positief te berichten over rappers. In de paragraaf over subculturen wordt dit verder geduid.

Representatie door media is belangrijk omdat in onze mediated samenleving media goeddeels bepalen wat als belangrijk beschouwd wordt (Brooks & Hébert, 2006: 297). Media bepalen welke verhalen en gebeurtenissen de moeite van het produceren en verspreiden waard zijn. Veel van wat het publiek weet en waar het om geeft, wordt dan ook bepaald door de beelden, symbolen en tekens die door media worden verspreid. “Media, in short, are central to what ultimately come to represent our social realities” (ibid).

Ook volgens Orgad (2012) hebben mediarepresentaties dergelijke grote invloed. Zij stelt dat de productie van symbolen, beelden en verhalen door media bepaalde “scripts” construeren waardoor het publiek zich de wereld op een bepaalde manier gaat inbeelden. Tuchman, Daniels en Benét (1978: 7) gaan nog verder en stelt dat de representatie van vrouwen als huisvrouwen op televisie hun horizon beperkt, waardoor zij mogelijk minder snel geneigd de arbeidsmarkt te betreden. Daarbij moet aangetekend worden dat nieuwsmedia zich van andere media (film, televisie, muziek) onderscheiden, daar nieuwsmedia zich baseren op de werkelijkheid en die zo nauwkeurig mogelijk proberen te representeren (Orgad, 2012: 17).

Nu volgt een paragraaf over framing waarin wordt uitgelegd wat framing inhoudt en waarom journalisten framen (met andere woorden: gebeurtenissen/nieuws op een bepaalde manier

presenteren).

(10)

Het concept framing stamt oorspronkelijk uit de cognitieve psychologie en de antropologie. In die disciplines wordt het al gebruikt sinds de jaren ‘30, respectievelijk de jaren ’70 (Van Gorp, 2006: 246). Andere (sub)disciplines namen het concept over, waardoor de betekenis van het concept is verschoven; een eenduidige definiëring en conceptualisering ontbreekt. Framing is zodanig mogelijk een “passe-partout term” geworden, waardoor elk onderzoek over mediarepresentatie een

framingonderzoek genoemd wordt (ibid: 246-247). Daar komt bij dat framen en framing een populair concept is, zowel binnen als buiten de academica. Die toegenomen populariteit gaat hand in hand met het inconsequente gebruik van het concept (De Vreese, 2005: 51; Entman, 1993: 52). In deze

paragraaf wordt uiteengezet wat er in dit onderzoek precies bedoeld wordt met framing, in het volgende hoofdstuk wordt uitgelegd hoe het framingonderzoek is uitgevoerd.

Vanwege het veelvuldige gebruik van het concept bestaan er verschillende definities van wat nieuwsframing inhoudt en wat frames precies zijn. Wat de meeste definities echter gemeen hebben, is dat ze veronderstellen dat frames gebruikt worden als hulpmiddel om betekenis te verlenen aan de werkelijkheid (Van Gorp, 2006; Nelson et al., 1997; De Vreese, 2005). Volgens Reese (2001: 11) zijn frames “organizing principles that are socially shared and persistent over time, that work symbolically to meaningfully structure the social world”. Modigliani en Gamson (1989: 3) omschrijven frames als “interpretatie-pakketjes” die betekenis geven aan een bepaald onderwerp of bepaalde gebeurtenis. Centraal staat het frame zelf, een “central organizing idea (...) for making sense of relevant ideas, suggesting what is at stake” (ibid). In dit onderzoek wordt uitgegaan van deze definitie van framing, omdat deze definitie veronderstelt dat frames betekenis verlenen en daarmee bepalen wat er op het spel staat. Dit sluit aan bij de hierboven beschreven constructivistische benadering die ervanuit gaat dat iedere representatie een construct is, een selectieve weerspiegeling van bepaalde elementen. Deze definitie van framing sluit tevens aan bij het idee van Brooks en Hébert (2006: 297) dat media een belangrijke rol spelen in onze samenleving.

Een frame manifesteert zich in de tekst via onder meer woordkeuze, beeldkeuze, metaforen en stereotype beschrijvingen. Volgens Van Gorp (2006: 249) kan een nieuwsbericht volledig frameloos zijn wanneer het bericht slechts bestaat uit nieuwsfeiten. Gezien het bovenstaande (ieder bericht is een construct waarin zaken worden versimpeld of aangedikt) is dit een nogal boude bewering. Ieder bericht heeft een zeker frame, een narratief, nodig om van betekenis te zijn.

Ook Entman (1993: 52-53) stelt dat frames hulpmiddelen zijn om betekenis te geven. Frames hebben volgens Entman vier functies: ze worden gebruikt om situaties te definiëren; om situaties en verantwoordelijken aan te duiden; om oplossingen aan te dragen, en om eventueel een moreel oordeel te vellen. Frames vervullen in een tekst één of meerdere van deze functies. Om betekenis te geven (of: construeren) worden bepaalde elementen in een verhaal zodanig benadrukt dat een zekere interpretatie meer nadruk krijgt dan andere mogelijke interpretaties. Frames vestigen de aandacht op bepaalde aspecten van een issue, hetgeen mogelijk een bepaalde reactie bij het publiek oproept (ibid: 52-55).

(11)

Frames benadrukken niet alleen bepaalde aspecten van een issue, ze beïnvloeden met die nadruk tevens de publieke opinie. Dagelijks wenden miljoenen mensen zich tot nieuwsmedia voor hun informatievoorziening, de door media gebruikte frames zijn het venster op de wereld van die

miljoenen mensen. Op die manier vormen frames de publieke opinie (De Vreese, 2005: 51). Volgens Entman duidt het concept framing dan ook de kracht van een tekst: “Analysis of frames illuminates the precise way in which influence over a human consciousness is exerted by the transfer of information from one location to that consciousness” (Entman, 1993: 51-52). Gezien deze kracht reiken

“framesponsors” - bijvoorbeeld politici - journalisten een bepaald frame aan waar de framesponsor zelf baat bij heeft; op deze manier tracht de framesponsor de publieke opinie te beïnvloeden. Van Gorp (2006: 249) noemt dit framen via de media in plaats van framen door media.

Entman (1991: 6) onderschrijft het idee dat frames de publieke opinie beïnvloeden: “choices (...) are central to the way the news frame helps establish the literally ‘common sense’ (i.e.

widespread) interpretation of events.”

Meerdere auteurs zien de interpretatie van het publiek als onderdeel van het framingproces. Entman (1993: 53) onderscheidt vier “locaties” in het proces: de communicator, tekst, ontvanger en cultuur. Het framingproces wordt al in gang gezet door de communicator, oftewel de journalist. Op het moment dat een journalist bepaalt dat hij een gebeurtenis nieuwswaardig acht en wil verslaan, vindt er al een selectiemoment plaats (Tuchman, 1978 in Van Gorp, 2006: 248). En zelfs als de journalist persoonlijk getuige is van een bepaald voorval, betreft het slecht één perceptie van de werkelijkheid. De journalist kan niet alles overzien, de chaos niet bijbenen, dus is selectie en constructie

onvermijdelijk (Van Gorp, 2006: 248).

Daar komt bij dat de journalist niet geheel onbevooroordeeld kijkt naar de gebeurtenissen die hij verslaat; hij wordt beïnvloed door eerdere gebeurtenissen en door de manier waarop hij daar zelf (of anderen) over heeft (of hebben) geschreven in het verleden. Eerdere beelden, beschrijvingen en frames vormen zijn blik en zijn verhouding tot het onderwerp. Entman (1993: 53) noemt dit

simpelweg de cultuur: de voorraad aan veelgebruikte frames (“stock of commonly invoked frames”). Ook het publiek wordt beïnvloed door deze frames.

Dat het publiek makkelijk gestuurd wordt door het gebruik van bepaalde formuleringen, bleek onder andere uit een onderzoek van Kahneman en Tversky (1981). Zij stelden deelnemers voor een hypothetische keuze ten aanzien van een fatale ‘Aziatische ziekte’ die 600 mensen heeft getroffen. De deelnemers konden kiezen tussen twee behandelingen die twee keer verschillend worden

geformuleerd: in positieve bewoordingen (zoveel mensen worden gered) en negatieve (zoveel mensen sterven).

Dezelfde behandeling werd in positieve bewoordingen veel vaker (72 procent) gekozen dan dezelfde behandeling negatief geframed (22 procent) (ibid: 453). Ook in dit onderzoek zijn dit soort nuanceverschillen relevant. Kleine aanpassingen in de manier van communiceren, zorgen voor een

(12)

ander frame en dus andere meta-communicatieve boodschap. In het volgende hoofdstuk over methodologie wordt uitgelegd hoe frames in dit onderzoek geïdentificeerd worden.

De tekst is in Entmans framingproces de drager van de frames; de cultuur is de hierboven beschreven voorraad veelgebruikte frames. De Vreese (2005: 52) maakt de verdeling tussen building en setting. Frame-building betreft de totstandkoming van het frame in de tekst, frame-setting gaat over de ontvangst van het publiek en de eventuele persoonlijke of maatschappelijke gevolgen van framing. Dit onderzoek is gericht op het frame-building proces en op hoe frames zich manifesteren in berichtgeving.

De volgende paragraaf zet uiteen waarom het schadelijk kan zijn bepaalde groepen altijd op dezelfde manier te representeren. Daarop volgen nog twee paragrafen over subculturen en over representaties van zwarte mannen in het algemeen (veel Nederlandse rappers zijn zwart en man) en rappers specifiek (oftewel: de stock of commonly invoked frames). Deze representaties zijn niet per

definitie bruikbaar voor dit onderzoek, maar bieden wel houvast en context in de frameanalyse en

kunnen helpen bij het codeerproces. Daarna volgt een korte context-paragraaf over hiphop.

2.3 Symbolische tenietdoening en stereotypering

Representatie in media is belangrijk omdat media aan het publiek meegeven welke groepen of sociale eigenschappen worden gewaardeerd en geaccepteerd (Tuchman, Daniels & Benét, 1978: 8). Doen media dit niet of wordt een groep slechts in een specifieke (negatieve) rol of context afgebeeld, dragen media bij aan het idee dat deze groep geen deel uitmaakt van de samenleving (ibid). Gerbner en Gross noemden dit in 1976 symbolic annihilation, oftewel symbolische tenietdoening: “Representation in the fictional world signifies social existence; absence means symbolic annihilation” (Gerbner & Gross, 1976: 182). Hoewel Gerbner en Gross verwijzen naar televisieprogramma’s (fictie), betoogt Tuchman dat dit ook geldt voor nieuwsmedia: indien zij geen correcte representatie geven van de samenleving dragen ze bij aan de symbolische tenietdoening van bepaalde groepen.

Volgens Bink en Serkei (2009: 6) zouden media dan ook een actieve rol moeten spelen in het “zichtbaar maken van de onzichtbaren”. Zij stellen dat groepen die niet of als stereotype worden gerepresenteerd “onzichtbaar blijven”: zij worden niet gezien of in ieder geval niet gezien zoals ze echt zijn. Dat heeft volgens deze auteurs gevolgen voor het zelfgevoel, het gevoel onderdeel te zijn van een samenleving en daarmee voor de sociale cohesie (ibid: 5).

Daar komt bij dat onevenredige representatie eveneens kan zorgen voor versterking van stereotypes van bepaalde groepen (Harp, Harlow & Loke, 2013: 270-271). Harp, Harlow en Loke (2013) en Tuchman, Daniels en Benét (1978) geven de representatie van vrouwen als voorbeeld: vrouwen worden in media-uitlatingen vaak geportretteerd als afhankelijk en niet in staat hun leven te leiden zonder male guidance. Tuchman, Daniels en Benét (ibid: 7) stellen zelfs dat massamedia representaties van vrouwen als huisvrouwen vrouwen belemmeren toe te treden tot de arbeidsmarkt,

(13)

omdat deze representaties hun horizon beperken, een voorbeeld van een materieel gevolg van representatie.

Ook van zwarte mannen bestaan stereotypen. Hall stelt dat stereotypen mensen reduceren tot wijdverspreide, uitvergrote en gesimplificeerde kenmerken en karaktertrekken (Hall, 1997: 257). Nogmaals: het is geen gegeven dat de stereotypen die hieronder besproken worden hoe dan ook relevant zijn voor dit onderzoek. Maar ze maken deel uit van de cultuur, de voorraad veelgebruikte frames, en bieden daarom mogelijk een handvat voor de frameanalyse. Veel Nederlandse rappers zijn, zoals eerder vermeld, per slot van rekening zwart en man.

Er waren volgens Hall (ibid: 239) in de geschiedenis drie grote perioden waarin ‘het westen’ in contact kwam met zwarte mensen die zorgden voor een lawine aan populaire representaties met als doel het markeren van raciale verschillen. De eerste ontmoeting was die vroeg in de zestiende eeuw toen (slaven)handelaren kennismaakten met Afrikaanse koningen, de tweede was in de koloniale tijd, de derde periode was die van na WO II toen er grote migratiestromen vanuit Afrika richting Europa en Amerika op gang kwamen (ibid). De drie perioden creëerden verschillende beelden en representaties, maar alle representaties draaiden om één ding: het duidelijk maken van raciale verschillen tussen zwart en wit. Westerse ideeën over ‘ras’ zijn dan ook diep gevormd door deze perioden (ibid).

Hall beschrijft hoe door representaties de verschillen tussen zwart en wit als natuurlijk werden gepresenteerd. Hij noemt dit naturalization (ibid: 245). De verschillen tussen zwart en wit zaten niet in cultuur, maar in de natuur. Deze verschillen waren daarom permanent en stonden vast: “naturalization is therefore a representational strategy designed to fix ‘difference’, and thus secure it forever” (ibid, nadruk in oorspronkelijke citaat).

In de koloniale tijd werden deze verschillen voornamelijk uitgebeeld op verpakkingen van en advertenties voor levensmiddelen, Hall spreekt van commodity racism (ibid: 240). In de slaventijd worden stereotype representaties van zwarten pas populair wanneer de abolitionisten het einde van de slavernij bepleiten. Er worden “binaire tegenstellingen” tussen wit en zwart geconstrueerd. Zwarten zijn primitief, handelen uit instinct, zijn wild (savage)1: karaktertrekken gelinkt aan de Natuur. Witten

daarentegen zijn geciviliseerd, beschaafd, geloven in en handelen uit rede: alles gerelateerd aan Cultuur. Waar witten de Natuur overwonnen door Cultuur, waren Natuur en Cultuur bij zwarten identiek en daarom inwisselbaar (ibid: 242-243). Het is ook in deze periode dat zwarten worden gereduceerd tot deze karaktertrekken. “For blacks, ‘primitivism’ (Culture) and ‘blackness’ (Nature) became interchangeable. This was their ‘true nature’ and they could not escape it” (ibid: 245).

Het is een typisch en veelzeggend voorbeeld van stereotypering: mensen die ‘van nature’ niet meer zijn dan bepaalde karaktertrekken. Voor zwarten waren die karaktertrekken primitivisme, luiheid, ontrouw, ongeremde seksualiteit en kinderlijkheid. Ondanks dat deze stereotypen altijd betwist zijn, hebben ze een grote rol gespeeld in de representatie van zwarte mensen. Dat ze materiële 1 Rapper 21Savage speelt met dit stereotypen in zijn artiestennaam. In de volgende paragraaf meer over dergelijke verwijzingen.

(14)

gevolgen hebben gehad, is een understatement. En zijn nog steeds niet helemaal verdwenen, dat zou optimistisch zijn volgens Hall (ibid: 249-251). In hoeverre deze stereotypen een rol zullen spelen in dit onderzoek is de vraag, maar het is goed op de hoogte te zijn van deze representatie-geschiedenis.

2.4 Subculturen en morele paniek

Volgens Dick Hebdige (1979: 2-3) is de betekenis van het woord ‘subcultuur’ altijd in het geding, maar in zijn visie draait subcultuur om tekens die uiteindelijk overgaan in een stijl. Die tekens hebben betekenis (ze representeren iets!), de stijl “signals a Refusal” (ibid: 3). Subculturen bevechten de ‘natuurlijke orde’ oftewel de culturele hegemonie door middel van het toe-eigenen van bepaalde tekens (signs) die voor de subcultuur een zekere map of meaning hebben (ibid: 16-18). Het aanmeten van de juiste, authentieke tekens levert binnen de subcultuur subcultural capital op; het zorgt binnen de groep voor hiërarchie tussen de authentieke ‘leden’ en de navolgers. Thornton (1995: 27) stelt dat het gaat om het op de hoogte zijn, het gebruiken van bijvoorbeeld de juiste slang – maar niet te veel, want “niets is meer schadelijk voor dit kapitaal dan iemand die te hard probeert” (ibid).

Subculturen kunnen op gezette tijden als bedreiging voor de publieke orde gezien worden (ibid: 2), dan wordt er wel gesproken van morele paniek (moral panic). Dit begrip werd onder meer beschreven door Stanley Cohen (1973) verwijzend naar onder andere skinheads en rockers. Cohen beschrijft een proces waarin media (en vaak politieke elites) een bepaalde groep als een bedreiging voor de samenleving als geheel presenteren. Deze groep wordt vervolgens gemarginaliseerd en weggezet als gevaarlijk: een proces dat wel othering2 genoemd wordt (Cohen, 1973). Zoals Hall

(1997: 226) schrijft met betrekking tot otherness: “It engages feelings, attitudes and emotions and it mobilizes fears and anxieties in the viewer, at deeper levels than we can explain in a simple, common-sense way.” Bovendien zorgt het creëren van verschil, othering dus, ook voor een hiërarchische classificatie: de ene groep komt boven de andere te staan (ibid: 236-237).

Dat rappers en hun representatie in de media ook kunnen leiden tot morele paniek, schrijft Rose (1994: 149): “In these times, when media-crafted frenzies are the bread and butter of television news and tabloid journalism, street crime has become the coal that fires the crisis boiler.” De

beschreven Amerikaanse media laten volgens Rose alleen de gewelddadige criminaliteit zien van een kleine groep zwarte daders om het publiek angst aan te jagen en duidelijk te maken: de daders zijn anders dan wij, ze behoren niet tot onze gemeenschap (ibid: 150).

Rose noemt het de villification en demonization van jonge, zwarte mannen. Het Amerikaanse publiek wordt overspoeld met beelden van zwarte mannen die zich enkel lijken bezig te houden met druggerelateerde criminaliteit en zwaar geweld (ibid: 153). “Representations of young black inner-city males and ‘their ways’ that ignore matters of black cultural literacy (especially hiphop) or devote 2 Sommige fictieschrijvers maken van dit concept letterlijk gebruik in hun verhalen. Zo noemt George R.R. Martin de ijszombies in zijn boekenreeks A Song of Ice and Fire ‘the Others’. Horrorfilm The Others won in 2001 meerdere prijzen.

(15)

insufficient attention to larger structural forces and historical contextualization pave the way for readings of rap as the black monster’s music” (ibid).

Daar komt bij dat het criminele verleden en de veroordelingen van zwarte artiesten vrijwel altijd aangehaald worden in nieuwsartikelen (Chideya, 1995: 150). Witte muzikanten daarentegen hebben niet met deze op volgens Chideya etniciteit gebaseerde verwijzingen te maken; hun verleden wordt niet aangehaald in de kranten en worden niet op de voorpagina gezet (ibid). Chideya neemt Anthony Kiedis van de Red Hot Chilli Peppers en Axl Rose van Guns and Roses als voorbeeld; in berichtgeving over deze witte artiesten wordt nooit melding gemaakt van hun veroordelingen, terwijl dit bij zwarte artiesten bijna standaard het geval is (ibid). Een duidelijk criminaliteitsframe dat blijkbaar onderdeel geworden is van de cultuur: de voorraad veelvoorkomende frames.

Hill (1999) beziet de villification van hiphop in het licht van het einde van de Koude Oorlog. Er is geen echte vijand meer, waardoor rapmuziek en zwarte jeugdcultuur worden weggezet als anders (!) en zondebok voor sociale misstanden. “The vilification of black youth in mainstream media’s initial effort to comprehend rap music tells us much about how anxieties at the nexus of race, class and generation difference continue to animate the story world of American social relations” (ibid: 104).

Rose onderkent dat er rap gemaakt wordt die zij, naast vele anderen, verontrustend en bedroevend noemt. Toch wordt er vaak verwezen naar juist deze muziek wanneer er over rap gesproken wordt, omdat dit makkelijk te identificeren ‘schurken’ creëert (Rose, 1994: 154-155) en omdat dit frame simpelweg veel voorkomt: het maakt in zekere zin onderdeel uit van de cultuur. Daarmee wordt voorbijgegaan aan het feit dat er volgens Rose veel rappers zijn die hun storytelling

abilities gebruiken om de luisteraar mee te nemen in hun dagelijkse realiteit. Bovendien hebben vernacular cultures altijd de grenzen van het aanvaardbare in taal opgezocht en taboes verkend. In rap

is dit niet anders (ibid: 154-156).

Het maakt dit onderzoek deels een kritisch onderzoek: het gaat over machtsverhoudingen, wie er gehoord wat en wie precies wat mag zeggen. Of, zoals Rose (1991: 276) stelt, “the politics of rap music involves the contestation over public space, expressive meaning, interpretation, and cultural capital.” Het gaat kortom niet alleen over wat er gezegd wordt, maar ook waar het gezegd kan worden, hoe daarop wordt gereageerd en of iemand de middelen heeft om publieke ruimte op te eisen.

Overigens moet ook hier de kanttekening gemaakt worden dat rappers spelen met deze

villification. Zo zijn er meerdere artiesten die muziek maken onder een artiestennaam die villifaction

op de hak neemt. Amerikaanse voorbeelden zijn Young Thug, Pusha T en 21Savage. Young Thug zet zichzelf neer als gangster of misdadiger, 21Savage speelt met het stereotype van de zwarte man als wilde, zoals hierboven beschreven.

In Nederland valt te denken aan Boef. Bovendien profileren rappers zich geregeld als villain in hun teksten en in interviews. Josylvio laat tijdens een interview met Noisey de “duistere kanten van Naarden zien” (Alberding, 2016), Lil’ Kleine rapt over zichzelf als “tuig van de richel”.

(16)

Naar de mediarepresentatie (en eventuele stereotyperingen of symbolische tenietdoening) van Nederlandse rappers is nauwelijks onderzoek gedaan. Wel moet hierbij aangetekend worden dat rappers zelf ook doelbewust gebruik (kunnen) maken van bepaalde stereotyperingen ten behoeve van hun act, persona of street credibiliy (oftewel geloofwaardigheid). Zo gebruikt de Nederlands-Poolse rapper Mr. Polska – echte naam Dominik Wlodzimierz Groot – zijn Poolse roots en Poolse stereotypes (drankgebruik, aardappelen, augurken) om een zeker imago op te bouwen (Dynarowicz, 2018: 467). Deze stereotypes leveren hem authenticiteit en subcultural capital op – Polska blijkt in staat zijn eigen subcultuur te verdedigen door mainstream representaties op de hak te nemen. In een multiculturele samenleving wordt de overdreven stereotypering ludiek en schertsend: Polska overdrijft stereotypen om ze te ondermijnen (ibid).

Een treffender voorbeeld is dat van de Amerikaanse rapper 6ix9ine (Daniel Hernandez) die verdacht wordt van afpersing en een gevangenisstraf van jaren boven het hoofd hangt. In de rechtszaal pleitte hij eind oktober onschuldig. Het bendelid-karakter dat hij op sociale media presenteerde, stond volledig in dienst van zijn muzikale act, aldus Hernandez. In werkelijkheid is hij een “a nice kid from Brooklyn. The scumbag persona is just for shock value” (Coscarelli & Watkins, 2018). Zijn advocaat voegde daaraan toe: “An entertainer who portrays a ‘gangster image’ to promote his music does not make him a member of an enterprise” (ibid). Artiesten “spelen” in zekere zin dus ook met stereotypes om hun imago op te vijzelen of authentieker te doen voorkomen.

2.5 Context I said a hip hop Hippie to the hippie

The hip, hip a hop, and you don't stop, a rock it out Bubba to the bang bang boogie, boobie to the boogie To the rhythm of the boogie the beat

Met die tekst maakte Sugarhill Gang in 1979 het grote publiek bekend met de term hiphop, een term die eerder was gemunt door Afrika Bambaataa, een van de grondleggers van hiphop (Randel, 2003: 391-392). De jaren ervoor was er in de sterk verpauperde Bronx in New York door dj’s als Kool Herc, Grandmaster Flash en Afrika Bambaataa geëxperimenteerd met vinyl platen. De dj’s isoleerden en herhaalden de instrumentele delen (de breaks) van populaire muziek tot er een nieuw ritme ontstond: een nieuw genre was geboren (Katz, 2012: 14-16). Zogeheten MC’s (Masters of Ceremony)

kondigden de dj’s aan en zweepten het publiek op met geïmproviseerde rijmende teksten. Het hierboven geciteerde nummer Rapper’s Delight wordt gezien als de eerste grote hiphop-hit (Graves, 2005).

(17)

De tweede golf hiphop ontstaat in de vroege jaren tachtig met artiesten als LL Cool J en Run DMC. Deze golf mondt uit in wat wel de golden age van de hiphop wordt genoemd vanwege de veelvoud aan stijlen die dan ontstaat. Zo combineren Run DM en de Beastie Boys hiphop met rock, en groepen als De La Soul en A Tribe Called Quest vermengen hiphop met jazz en R&B voor een melodischere vorm van rap. Tegelijkertijd ontstond de rauwe gangsterrap, waarin groepen als N.W.A. en Geto Boys verslag deden van het leven in de verarmde getto’s (Huismans, 2016a).

In de jaren ’90 wint Nederlandse hiphop aan populariteit door artiesten als Osdorp Posse en (later) Extince, die beiden rappen in het Nederlands. Laatstgenoemde scoort in 1995 een hit met

Spraakwater, de eerste Nederlandstalige hiphop-hit. Met dank aan artiesten als Brainpower, Ali B,

Opgezwolle, De Jeugd van Tegenwoordig, The Opposites en Winne groeit het genre vanaf de jaren ’00 uit tot een van de populairste genres van Nederland (Huismans, 2016b). Vandaag de dag behoren hiphop-artiesten als Ronnie Flex, Frenna en Broederliefde tot de grootste popsterren die Nederland rijk is.

Samenvattend

In dit hoofdstuk is het theoretisch kader voor dit onderzoek uiteengezet. Er is uitgelegd wat

representatie inhoudt en wat dit concept belangrijk maakt. Wordt een bepaalde groep niet of slechts in stereotypen gerepresenteerd, kan er sprake zijn van symbolische tenietdoening en ontstaat het idee dat dat deze groep geen deel uitmaakt van de samenleving of enkel in een zekere rol, bijvoorbeeld als bedreiging (Tuchman, Daniels en Benét, 1978: 8).

Het stereotype portretteren van groepen (of subculturen) kan eveneens leiden tot morele paniek (Cohen, 1978). Een subcultuur wordt dan door de media weggezet als gevaar voor de

samenleving als geheel. Dat dit ook met rappers gebeurt, beschrijft Rose (1994: 153) wanneer ze het heeft over de villification van jonge, zwarte mannen.

Daarnaast kwam het concept framing aan bod. Een frame benadrukt bepaalde kenmerken en verleent zo betekenis aan de werkelijkheid. Gamson en Modigliani (1989: 3) omschrijven frames dan ook als ‘interpretatie-pakketjes’ die een centraal idee (het werkelijke frame) ondersteunen. In dit onderzoek worden de frames onderzocht die worden gebruikt wanneer er over rappers geschreven wordt. Wat wordt er benadrukt, wat wordt er weggelaten en wie komen er aan het woord; waarover schrijven kranten wanneer ze over rappers schrijven. Op deze manier ontstaat er een duidelijk beeld van de manieren waarop rappers in de dagbladen gerepresenteerd worden.

In het volgende hoofdstuk komt de methode aan bod. Hierin worden onder meer de concepten geoperationaliseerd. Dat wil zeggen dat hier duidelijk gemaakt wordt welke definitie van een bepaald concept wordt aangehouden in het onderzoek. Daarnaast wordt het corpus besproken en wordt er beargumenteerd waarom er voor dit corpus gekozen is. Tot slot wordt de analysemethode in dit

(18)

hoofdstuk behandeld. Deze methode wordt kritisch tegen het licht gehouden en de beperkingen van de gekozen methode worden aangestipt.

(19)

Deze methode begint met een nadere beschrijving van het corpus, waarom de dagbladen in dit corpus uitgekozen zijn en waarom de artikelen uit de gestelde periode. Vervolgens wordt verder verduidelijkt wát er precies onderzocht wordt: de termen en concepten worden geoperationaliseerd. Hier wordt onder meer duidelijk gemaakt wat er verstaan wordt onder ‘rapper’. Ten slotte komt ook de

analysemethode in deze methodologie aan bod. Er is gekozen voor een inductieve inhoudsanalyse. Er wordt uiteengezet waarom er voor deze methode gekozen is, hoe de analyse uitgevoerd wordt en wat de beperkingen zijn van deze methode.

3.1 Corpus

De inhoudsanalyse wordt uitgevoerd op de artikelen van drie Nederlandse kranten: de Telegraaf, de Volkskrant en het Parool. Er wordt twee jaar aan artikelen geanalyseerd, van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2018.

De Telegraaf is een ochtendkrant en heeft de grootste betaalde oplage van Nederland, hoewel die oplage de afgelopen jaren flink is gedaald. Waar de betaalde oplage in 2000 nog 782 duizend kranten bedroeg, was dat aantal in 2017 gedaald tot nog 353 duizend stuks (SVDJ, 2018a). De redactie van de in 1893 opgerichte krant is gevestigd in Amsterdam, de Telegraaf wordt uitgegeven door Uitgeversmaatschappij De Telegraaf (UMT). Hoofdredacteur is Paul Jansen.

De Telegraaf is populair, onder meer vanwege het grote gehalte amusement en sport. Daarmee onderscheidt het dagblad zich van de zogeheten kwaliteitskranten, waarin informatie de overhand heeft. De krant richt zich op een “dwarsdoorsnede van de Nederlandse samenleving” en maakt gebruik van een conservatieve en populistische stijl. Politiek gezien heeft de krant een tendens naar rechts (Bakker & Scholten, 2007: 6-9).

De Volkskrant wordt in tegenstelling tot de Telegraaf gerekend tot de kwaliteitskranten. Ook de betaalde oplage van de Volkskrant daalde tussen 2010 en 2017: van 320 duizend in 2000 naar 210 duizend in 2017 (SVDJ, 2018a). De krant werd voor het eerst gedrukt in 1919 en wordt tegenwoordig uitgegeven door de Persgroep Nederland. Philipe Remarque is hoofdredacteur van de krant, die gevestigd is in Amsterdam.

De Volkskrant wordt voornamelijk gelezen door mensen uit hogere inkomens- en opleidingscategorieën en bevat normaliter meer (politieke) informatie dan zogeheten ‘populaire kranten’ als de Telegraaf (Bakker & Scholten, 2007: 7). De krant wordt gezien als linksgeoriënteerd, Frits Bolkestein schreef in 2012 een brief waarin hij zich afvroeg of de krant niet te links was

geworden (Bolkestein, 2012). De krant heeft doordeweeks een bijlage, V, met daarin aandacht voor cultuur en human interest.

Dagblad het Parool, tot slot, is een regionale, Amsterdamse middagkrant opgericht in 1940 als

verzetskrant. De betaalde oplage van het Parool daalde fors tussen 2010 en 2017: van ruim 80 duizend naar een kleine 40 duizend stuks (SVDJ, 2018b). Het Parool is logischerwijs gevestigd in Amsterdam,

(20)

wordt uitgegeven door Persgroep Nederland en de hoofdredacteur is Ronald Ockhuysen. Tot halverwege de jaren tachtig werd het Parool gerekend tot de landelijke kranten. Tegenwoordig is dat niet meer het geval; bijna 80 procent van de oplage wordt in Amsterdam en omgeving verspreid (Bakker & Scholten, 2007: 8).

De redactie richt zich dan ook voornamelijk op Amsterdams nieuws, daarnaast is er relatief veel aandacht voor cultuur. In de bijlage, PS, wordt voornamelijk geschreven over horeca (uitgaan) en human interest. Het Parool staat qua toon bekend als links van het midden, hoewel minder

uitgesproken dan de Volkskrant. Tijdens mijn stageperiode bij het Parool (voorjaar 2018) werd een collega-stagiair en vriend door een eindredacteur verteld dat het Parool vooral een ‘gezellige’ krant is.

Er is voor deze drie kranten gekozen vanwege het feit dat ze over rappers berichten, maar ook gezien de verschillen. Zoals beschreven hebben de drie dagbladen een andere stijl en daarmee een ander publiek. Hierdoor verschilt mogelijk de manier waarop zij berichten over rappers. Bovendien vertegenwoordigen deze drie een goede dwarsdoorsnede van het Nederlandse krantenlandschap. De Telegraaf is de grootste, “populaire” krant; de Volkskrant de grootste kwaliteitskrant en het Parool een redelijk grote regionale krant.

De periode is uitgekozen om twee redenen. Ten eerste vanwege het aantal artikelen dat er in die periode (januari 2017 tot en met december 2018) geschreven is over rappers door de kranten. Dat zijn er per krant op het eerste oog een paar honderd. Hoewel deze artikelen waarschijnlijk niet allemaal bruikbaar zullen zijn, is het corpus groot genoeg om er een gedegen kwalitatieve analyse op toe te passen. Bovendien is Nederlandse hiphop in deze jaren nog populairder geworden dan het de jaren ervoor al was. Wereldwijd is hiphop het meest gestreamde genre in 2017 en de tien meest gestreamde artiesten in Nederland zijn voor meer dan de helft rapper: zes in 2017 en acht in 2018 (Spotify, 2018; NOS, 2018). Het is interessant om te zien hoe ‘oude media’ omgaan met een dergelijk jong, groeiend en populair genre.

3.2 Operationalisatie

Dit onderzoek richt zich op de representatie van rappers, daarom moeten de termen rapper en

representatie geoperationaliseerd worden. Dat wil zeggen dat het duidelijk moet zijn op welke manier deze termen gebruikt en begrepen worden in dit onderzoek.

Rappers zijn in dit onderzoek de artiesten zelf die in de artikelen als rapper worden aangeduid. Artikelen over mensen die met hiphop te maken hebben, maar niet zelf rappen, maken dus geen deel uit van het corpus. De termen rap en hiphop, evenals rapper en hiphopartiest, worden in dit onderzoek inwisselbaar gebruikt. Hoewel er verschillen zijn tussen rap en hiphop (zoals eerder beschreven: officieel is rap slechts een onderdeel van wat hiphop is), worden die verschillen vaak genegeerd, waardoor de betekenis nagenoeg hetzelfde is geworden.

(21)

De artikelen worden gehaald uit online database Lexis Nexis middels zoekvraag ‘rapper’. Deze zoekterm volstaat omdat er in ieder artikel dat over rappers gaat, het woord ‘rapper’

hoogstwaarschijnlijk in ieder geval een keer genoemd wordt.

Dit onderzoek gaat specifiek over de representatie van rappers. Representatie, in het

theoretisch kader al aan bod gekomen, houdt hier in op welke manier de rappers neergezet worden en wat die manier benadrukt, dan wel weglaat. Het gaat om een constructivistisch onderzoek, dus wordt er vanuit gegaan dat iedere tekst een construct is, geen directe afspiegeling van de werkelijkheid (Hall, 1997: 24). De representatie wordt onderzocht aan de hand van een inductieve, kwalitatieve

frameanalyse.

3.3 Frameanalyse

Bij een frameanalyse is het de bedoeling tekstuele dimensies (metaforen, woordkeus) en structurele dimensies (verbanden) te relateren aan de “metacommunicatieve boodschap”, ofwel het centrale idee, die het frame uitmaakt (Van Gorp, 2006: 250). Zoals in het theoretisch kader beschreven zijn frames “interpretatie-pakketjes” die betekenis geven aan een bepaald onderwerp of een zekere gebeurtenis. Hierin staat het frame zelf centraal, dat benadrukt wat er op het spel staat en relevant is (Gamson & Modigliani, 1989: 3).

Dit centrale idee wordt gevormd door wat Van Gorp (2006: 249) framing devices noemt: de “indicatoren die aan dezelfde grondgedachte (frame) bijdragen”. Dit frame manifesteert zich in de tekst via een veelvoud aan devices, zoals woordkeuze, beeldkeuze, metaforen en stereotypen. Het frame specificeert wat het centrale denkbeeld is dat de framebundel, de devices samen, tot een geheel maakt (ibid). Van Gorp stelt dat een nieuwsbericht ook volledig ‘frameloos’ kan zijn – dan bestaat het alleen uit nieuwsfeiten (core facts) en niet uit framing devices. Gezien de constructivistische aard van dit onderzoek, wordt dit als onmogelijk gezien. Nieuws is niet out there maar wordt geconstrueerd door de journalist, die keuzes moet maken om tot een verhaal te komen. Bovendien wordt de journalist vrijwel altijd beïnvloed door al bestaande frames (de cultuur), zoals Van Gorp zelf ook schrijft (ibid: 248-249).

Entman (1993: 52-53) stelt dat frames vier functies kunnen hebben. Frames worden gebruikt om situaties te definiëren (ze verlenen betekenis); om situaties en verantwoordelijkheden aan te duiden; om oplossingen aan te dragen; en/of om een moreel oordeel te vellen. Volgens Van Gorp (2006: 249) bestaat een framebundel - naast framing devices - ook uit reasoning devices die verwijzen naar bovenstaande vier functies van framing en die functies (deels) vervullen. Reasoning devices hoeven niet letterlijk in een tekst voor te komen, maar “het frame moet er wel mee in verband te brengen zijn” (ibid). Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat een voorafgaand feit en een gevolg naast elkaar worden geplaatst zonder dat daarbij het oorzakelijke verband wordt aangegeven (ibid: 250).

(22)

In dit onderzoek wordt ook uitgegaan van framing devices en reasoning devices. Deze devices worden gelokaliseerd aan de hand van een inductieve frameanalyse. Inductief wil zeggen dat de categorieën ‘ontstaan’ aan de hand de data (Koetsenruijter & Van Hout 2018: 141). De interpretatie verloopt bottom-up: op grond van specifieke waarnemingen wordt tot algemenere uitspraken gekomen. “Je weet waar je naar moet kijken, maar niet wat je moet zien” (ibid: 18-19). Er is in dit onderzoek gekozen voor een inductieve analyse omdat bestaande frames (zoals het conflictframe) niet (vaak) van toepassing zijn op artikelen over artiesten. Daarnaast wordt getracht nieuwe frames te vinden die gebruikt worden om over rappers te schrijven.

Bij een inductieve analyse probeert de frameanalist met een “open geest” via analyse en interpretatie van data de frames in kaart te brengen die op een bepaald onderwerp betrekking hebben (Van Gorp, 2006: 251). Het rechtstreekse contact van de analist met de te analyseren bronnen, de systematische en duidelijke zoekstrategie en de soepelheid die toegestaan is om diep in de data door te dringen worden beschouwd als voordelen van deze analysemethode. Door een simultaan proces van verzamelen, coderen en analyseren te doorlopen, krijgt de analist grip op het bronmateriaal (ibid: 251-252). Bovendien zal de analist bepaalde frames eerder herkennen in andere teksten als hij deze al is tegengekomen en ziet hij direct of frames worden overgenomen. Het theoretisch kader en de daarin besproken concepten helpen bij het coderen; hierin zijn representaties die tot de cultuur behoren besproken. Omdat de analist op de hoogte is van deze representaties (de voorraad veelgebruikte frames), kan hij deze herkennen in de te analyseren teksten.

In dit onderzoek wordt de bovenstaande methode aangehouden. Door middel van het nauwkeurig lezen (close reading (Koetsenruijter & Van Hout, 2014: 139)) van de teksten uit de onderzoeksperiode en het tegelijkertijd coderen en analyseren, worden de relevante frames geconstrueerd. Een “cyclisch proces” volgens Koetsenruijter en Van Hout (ibid: 43): het proces van coderen en analyseren moet een paar keer herhaald worden om betekenisvolle concepten te genereren. Om tot die concepten te komen worden de artikelen geanalyseerd op vier van de vijf framing devices die Gamson en Modigliani (1989) onderscheiden:

- Metaforen;

- Voorbeelden;

- Uitdrukkingen, zegswijzen en catch-all begrippen;

- Woordkeuze en weergave van het onderwerp (depictions);

Het was aanvankelijk de bedoeling ook de gekozen beelden te analyseren (het vijfde framing device volgens Gamson en Modigliani), maar dit bleek niet haalbaar, onder meer omdat Lexis Nexis geen beeld levert.

Naast framing devices worden de artikelen geanalyseerd op reasoning devices. Deze zijn lastiger aan te wijzen, maar moeten (impliciet of expliciet) een van de vier functies van framen vervullen. Gelet wordt op de structuur van de tekst, oorzaak en gevolgtrekking, wie er

(23)

verantwoordelijk wordt gehouden voor een bepaalde gebeurtenis en of er bepaalde oplossingen worden aangedragen. Na de eerste codeerronde, zullen de codes en categorieën worden opgeschoond. Door de artikelen op deze manier te analyseren op zowel tekst- als structuurniveau, kan er antwoord gegeven worden op de vraag hoe rappers gerepresenteerd worden in Nederlandse dagbladen en hoe deze representatie verschilt tussen de onderzochte kranten.

3.4 Beperkingen

Bovenstaande methode kent enkele beperkingen. Ten eerste “ontstaan” de verschillende frames uiteraard niet zomaar (vandaar de aanhalingstekens). Deze worden bedacht door de onderzoeker, waardoor analytisch vermogen en creativiteit vereist zijn. De onderzoeker moet bovendien veel beslissingen nemen waardoor “subjectieve interpretatie zowat onvermijdelijk is” (Van Gorp, 2006: 254). De repliceerbaarheid komt hiermee mogelijk in het gedrang (ibid). Daarbij moet opgemerkt worden dat er in veel (zo niet elk) geesteswetenschappelijk of sociaalwetenschappelijk onderzoek sprake is van interpretatie. Een andere beperking is dat het analyseren van de artikelen arbeidsintensief is. Hierdoor is de onderzochte periode aan de korte kant (2 jaar) en is het aantal artikelen beperkt (136). Duidelijke verschuivingen in representatie zullen dan ook niet aan het licht komen.

Bovenstaande beperkingen worden deels ondervangen door zo dicht mogelijk bij de “manifeste inhoud” van de tekst te blijven. Volgens Van Gorp (2007: 15) is dit dé manier om tot betrouwbare resultaten te komen en de kans op repliceerbaarheid groter te maken. Daarnaast is het zaak om transparant en systematisch te werk te gaan (Koetsenruijter & Van Hout, 2014: 139). Door duidelijke voorbeelden te geven en interpretatie te onderbouwen met argumenten, kan de lezer zijn eigen oordeel vormen en deze interpretatie goed- of afkeuren.

In het volgende hoofdstuk komen de onderzoeksresultaten aan bod. Hier worden vijf grote frames en een kleiner frame besproken. In het hoofdstuk dat daarop volgt worden conclusies getrokken en aanbevelingen voor vervolgonderzoek gedaan.

(24)

In dit hoofdstuk worden de resultaten van de framinganalyse uiteengezet. Allereerst wordt

weergegeven hoeveel artikelen over Nederlandse rappers de Volkskrant, de Telegraaf en het Parool publiceerden in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2018. Hierna komen de resultaten aan bod. Aan de hand van fragmenten uit de in totaal 136 artikelen worden vijf veelvoorkomende frames (en de bijbehorende framing devices en reasoning devices) uitgebreid besproken. De eerste drie zijn negatief: het moral panic frame, het criminaliteitsframe en het vrouwonvriendelijkheidsframe. Het kleinere zondebokframe wordt kort besproken. Hierop volgen twee positieve frames: het succesframe en het straat-succesframe.

Omdat de frames hier en daar gelijkenissen vertonen, wordt ook benoemd hoe ze zich tot elkaar verhouden en waar de frames precies van elkaar verschillen. Het kan bovendien voorkomen dat meerdere frames voorkomen in een artikel: zo kan criminaliteit zorgen voor moral panic. Het ene frame sluit het andere frame dus niet volledig uit. Daarnaast zaten er artikelen in het corpus die niet binnen een van de frames vallen; in sommige artikelen worden rappers op een andere manier gerepresenteerd dan in de beschreven frames.

Uit welke krant een bepaald tekstfragment afkomstig is, wordt aangeduid met de afkortingen TEL (voor de Telegraaf), VK (Volkskrant) en PAR (Parool). Vervolgens wordt het artikel

aangekondigd met een nummer dat staat voor het moment van publicatie (op volgorde) en een jaartal (17 of 18). Het zesde Telegraaf-artikel uit 2018 wordt aangeduid als: TEL 6-18. De artikelen zijn als bijlage aan het onderzoek toegevoegd.

Met de zoektermen “rappers” en “rappers” zijn in LexisNexis relevante artikelen gezocht, artikelen over Nederlandse rappers. In de analyse zijn al te zijdelingse vermeldingen (“Rapper X trad ook op” of “Rapper Y was daar aanwezig”) niet meegenomen. Ook recensies, aankondigingen en agenda-artikelen zijn buiten beschouwing gelaten in de analyse omdat deze artikelen zich mijns inziens minder lenen voor framing en dus framinganalyse. Het valt niet uit te sluiten dat er een aantal artikelen ontbreekt in LexisNexis. Een check op de websites van de kranten leert echter dat de

hoeveelheid berichtgeving goed overeenkomt met de hoeveelheid op LexisNexis. Daar komt bij dat de kranten in dezelfde perioden publiceren over Nederlandse rappers, wat inhoudt dat grotere

onderwerpen in ieder geval meegenomen zijn in het onderzoek.

De zoektermen leverden de meeste resultaten op voor de Volkskrant: 606 artikelen. De Volkskrant besteedt relatief veel aandacht aan Amerikaanse rappers, meer dan het Parool en de Telegraaf doen. Daarnaast gebruikt de krant het woord ‘rapper’ vaker in de betekenis van ‘sneller’, waardoor het woord meer terug te vinden is op de sportpagina’s. Van de 606 artikelen blijken er uiteindelijk 32 relevante artikelen over: 18 in 2017 en 17 in 2018. De meeste stukken (14) verschijnen in katern V, dat volgens hoofdredacteur Philipe Remarque (2011) een “bevlogen mix van cultuur, media en modern leven” vormt. Daarna belanden de meeste artikelen over Nederlandse rappers op de nieuwspagina’s (Binnenland of Ten Eerste): 11 stuks. Tot slot wordt een aantal artikelen gepubliceerd op de kunst- (1) en opiniepagina’s (4) en eentje in het Volkskrant Magazine.

(25)

Voor het Parool leverde de zoekvraag in totaal 585 artikelen op. Na het filteren van relevante artikelen bleven er 69

artikelen over: 38 uit 2017 en 31 uit 2018. Een aanzienlijk deel van die artikelen (19) komt van de hand van Rajko Disseldorp, een journalist en cabaretier die een boek schreef over Nederlandse rappers en ook in het Parool veel over hen schrijft. De meeste berichten (36) worden gepubliceerd op de nieuwspagina’s, waartoe ook de Amsterdam-pagina’s in het Parool zijn gerekend. Er verschijnen 28 artikelen op de kunst & media pagina’s en vijf in de bijlage PS.

De Telegraaf publiceert in de onderzochte periode 306 artikelen waarin het woord “rapper “ of “rappers” genoemd wordt. 35 van deze artikelen blijken uiteindelijk relevant voor dit onderzoek: 18 in 2017 en 17 in 2018. Wat tijdens het selecteren direct opviel is dat er nauwelijks met rappers wordt gesproken, maar vrijwel alleen over rappers. Het is dan ook niet verwonderlijk dat bijna alle (31) artikelen verschijnen op de nieuwspagina’s van de Telegraaf. Slechts 3 artikelen worden op de cultuurpagina’s gepubliceerd. Eén artikel (waarin ervoor wordt gepleit rappers “aan te pakken”) verschijnt in de Vrouw-bijlage.

V Kunst Nieuws Opinie Magazine 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9

Aantal artikelen Volkskrant

2017 2018 A an ta l a rti ke le n

Kunst & Media Nieuws PS 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20

Aantal artikelen Parool

2017 2018 A an ta l a rti ke le n

(26)

In januari 2018 worden de meeste artikelen over Nederlandse rappers gepubliceerd: 23 stuks. Het merendeel gaat over rapper Boef, die begin januari een aantal vrouwen voor ‘kech’ (straattaal voor hoer) uitscheldt. De andere maanden varieert de hoeveelheid artikelen. In november 2018 worden er geen stukken gepubliceerd over Nederlandse rappers.

De Telegraaf publiceert artikelen over rappers relatief beduidend meer op de nieuwspagina’s dan de twee andere dagbladen. In welk katern van de krant artikelen verschijnen, doet ertoe voor de

interpretatie van de lezer en het gewicht dat de lezer het artikel toekent: een voorpagina-artikel zal met andere ogen gelezen worden dan een kort bericht op de kunstpagina’s op bladzijde 21. Zo wordt ook een bericht op de nieuwspagina’s anders geïnterpreteerd dan een stuk in de cultuurbijlage. Iets dat wordt gepresenteerd wordt als nieuws, wordt beschouwd als objectief en feitelijk. Van een

cultuurartikel zal de lezer meer ruimte voor beschrijving en interpretatie verwachten en accepteren. Nieuws Media & Cultuur Vrouw

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18

Aantal artikelen Telegraaf

2017 2018 A an ta l a rti ke le n Ja n-17 Ja n-18 Fe b-17 Fe b-18 Mar -17 Mar -18 Apr-1 7 Apr-1 8 May -17 May -18 Ju n-17 Ju n-18 Jul-1 7 Jul-1 8 Au g-17 Au g-18 Se p-17 Se p-18 Oct-1 7 Oct-1 8 No v-17 No v-18 Dec-1 7 Dec-1 8 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Aantal artikelen per maand

Parool Volkskrant Telegraaf A an ta l a rti ke le n

(27)

Daarnaast valt op dat de Volkskrant, als kwaliteitskrant, veel aandacht heeft voor hiphop in ‘entertainments-zin’: de krant publiceert relatief veel artikelen over succesvolle rappers en waarom de muziek zo populair is op het moment. De Telegraaf heeft hier, als zogeheten populaire krant met doorgaans hoog gehalte aan amusement, nauwelijks aandacht voor. Dit kan te maken hebben met de conservatieve grondslag van de krant (Bakker & Scholten, 2007: 7-9). Hiphop is een jonge subcultuur waarvan gezegd kan worden dat die de culturele hegemonie, “de natuurlijke orde”, bevecht (Hebdige, 1979: 16-18). Zijnde een conservatieve krant, zou de Telegraaf dit als bedreigend kunnen ervaren en daardoor weinig publiceren over rappers op de cultuurpagina’s.

Wanneer (een deel van) de maatschappij een subcultuur als bedreiging gaat zien, door onder meer de mediarepresentatie van die groep, spreken we van morele paniek (moral panic) (Cohen, 1973). Het eerste frame dat hieronder besproken wordt is het moral panic frame. De resultaten van de analyse worden gesorteerd per frame en dus niet per krant.

(28)

In dit hoofdstuk wordt het moral panic frame

uiteengezet. Er worden drie voorbeelden van moral panic besproken aan de hand van voorbeelden uit de artikelen. Het hoofdstuk begint met een korte herhaling van wat morele paniek inhoudt. Het is goed om hier te vermelden dat er verschillende gradaties zijn in de paniek; rappers kunnen als bedreiging gezien worden van de goede zeden in een stad (het eerste voorbeeld), maar ook als slecht voorbeeld voor jongeren in heel Nederland (het laatste voorbeeld).

Morele paniek is een proces waarin media (en politieke elites) een zekere groep als bedreiging voor de samenleving presenteren. De groep wordt weggezet als gevaarlijk en gemaakt tot de ander, een proces dat othering genoemd wordt (Cohen, 1973). In meerdere artikelen in de Telegraaf en het Parool is er sprake van een moral panic frame, waarin Nederlandse rappers worden neergezet als gevaarlijk voorbeeld voor jonge mensen, vanwege hun teksten of vanwege hun banden met criminelen of hun eigen criminele achtergrond. Het kan zijn dat de journalist zelf de rappers zodanig presenteert, maar ook geciteerde politici of experts kunnen een oordeel uitspreken. De Volkskrant beschrijft alleen een morele paniek in een aantal christelijke gemeenten vanwege optredens van rapper Jebroer, zelf zet de krant hem niet neer als gevaar of als de ander.

4.1.1 Vrouwonvriendelijke rappers op festival

Wanneer de paniek ontstaat naar aanleiding van teksten van rappers, worden er veel voorbeelden gegeven van welke woorden er precies gebruikt worden en wat die woorden betekenen. Het kan dan gaan om misogynie (TEL 3-17 en 4-17) of om het verheerlijken van geweld en criminaliteit (TEL 12-18 en 13-12-18). Begin 2017 publiceert de Telegraaf twee artikelen (TEL 3-17 en 4-17) over rapgroep SMIB die zou optreden bij een Utrechts Bevrijdingsfestival. De onderkop van artikel 3-17 luidt

Utrecht verfoeit obscene teksten op Bevrijdingsfestival. Het is niet zo dat de groep wordt weggezet als

bedreiging, maar bij hun teksten worden ‘vraagtekens gezet’. Raadsleden zouden het optreden willen annuleren vanwege de vrouwonvriendelijke teksten, waarvan de Telegraaf voorbeelden geeft:

Parool Telegraaf Volkskrant 0 1 2 3 4 5 6

Artikelen met moral panic frame

2017 2018 A an ta l a rti ke le n

(29)

“Vrouwen worden voornamelijk bitch genoemd. Het vrouwelijk geslacht placht ook met de term slut, hoes (prostituees, red.), teef en wijf te worden aangeduid.” (TEL 3-17)

“Behalve ‘bitch’ maken vrouwonvriendelijke termen als slut en teef deel uit van het rapvocabulaire van Smib.” (TEL 4-17)

Daarnaast wordt de groep tot de ander gemaakt door het verweer van SMIB te publiceren. Ten eerste heeft de auteur hierin twee grammaticale fouten laten staan. Die had de auteur kunnen corrigeren, maar ze zijn (bewust) laten staan, waardoor er verschil in taalniveau ontstaat. Zoals Hall (1997: 236-237) beschrijft creëert verschil een hiërarchische classificatie: de ene groep (de auteur en de lezer die de Nederlandse taal beter machtig is) komt zo boven de andere groep (rappers die de taal minder machtig zijn) te staan.

“Hun zijn oud en shit, dus hun begrijpen niet dat ’bitch’ inmiddels (…) voor de jeugd ABN is.” (TEL 4-17)

Ten tweede spreekt de Telegraaf in het artikel van een generatiekloof; een verschil waardoor politici de rappers niet meer zouden begrijpen. SMIB benadrukt dit verschil eveneens in hun verweer, waardoor de groep ook zelf verschil creëert.

De politici die aan het woord komen, spreken hun verontwaardiging uit over de teksten. Een ChristenUnie-politicus noemt het optreden “heel bezwaarlijk” en vindt dat er “een lijn getrokken” moet worden. De Telegraaf schrijft dat verschillende raadsleden met het optreden “in hun maag zouden zitten” (TEL 3-17). Er worden meer van dergelijke zegswijzen gebruikt: er worden “grote vraagtekens” gezet bij het optreden en de VVD “fronst de wenkbrauwen” (ibid). Het is tot slot opmerkelijk dat de Telegraaf zijn eigen rol in dit relletje ontkent:

“(…) de term bitch wordt dankzij Amsterdamse hiphopcollectief Smib onderwerp van discussie op een Utrechtse raadsinformatiebijeenkomst.” (TEL 4-17)

Dat deze ophef niet ontstaan zou zijn als de Telegraaf er niet eerst over had gepubliceerd, wordt niet onderkend (zie ook het artikel op Noisey van 20 maart 2017 (Sikkema, 2017)). Overigens wordt Nederlandse rap vaker gelinkt aan vrouwonvriendelijkheid/misogynie. Daarover meer in paragraaf 3.5. De Telegraaf plaatst dit ‘incident’ met SMIB in een langere lijst incidenten met betrekking tot het bevrijdingsfestival, die incidenten hadden bovendien ook een link met rappers. De opsomming wordt daarmee een reasoning device: het plaatst dit incident in context en toont bovendien dat het al het derde incident is met rappers en het Bevrijdingsfestival, als ware het een traditie, alsof rappers een garantie zijn op onrust.

“Het gratis familiefestival werd in 2016 ontsierd door een optreden van rapper Steen (…).Toch kwamen de rappers van Broederliefde, ‘Ambassadeurs van de Vrijheid’, deze maand al in opspraak vanwege antisemitische leuzen.” (TEL 3-17)

(30)

In de follow-up op bovenstaand artikel doet de auteur het in de lead lijken alsof er een

raadsinformatiebijeenkomst gehouden gaat worden over het optreden van SMIB (TEL 4-17). Ook dit is een voorbeeld van een reasoning device, want zodoende krijgt het onderwerp meer gewicht: de gemeenteraad gaat zich er formeel mee bezig houden. Dit versterkt bovendien het moral panic frame: ook politici maken zich zorgen en agenderen de komst van de rapgroep. Dat een dergelijke

bijeenkomst slechts de wens is van D66, en dat de bijeenkomst er waarschijnlijk niet komt, wordt later in de tekst pas duidelijk.

4.1.2 Begrip is op voor “Boef en co.”

Naar aanleiding van filmpjes van Boef (waarin hij vrouwen voor ‘kech’ uitmaakt) op sociale media, publiceert de Telegraaf begin 2018 een ‘analyse’ (TEL 3-18), een nieuwsbericht (TEL 4-18) en een column (TEL 5-18) waarin sprake is van een moral panic frame. In de Telegraaf-artikelen over dit onderwerp worden de vrouwen die Boef een lift gaven tijdens oud en nieuw steevast “de hulpvaardige vrouwen” (TEL 2-18) of “de redsters in nood” (TEL 4-18) genoemd. Hierdoor wordt het nog

kwalijker dat Boef de jonge vrouwen, “die hem nota bene hun hulp aanboden” (TEL 3-18), uitschold. Uit de artikelen blijkt daarnaast dat Boefs excuses ofwel niet geaccepteerd worden ofwel niets waard zijn, omdat hij waarschijnlijk toch wel weer de fout in zal gaan. ‘Sorry’ niet genoeg kopt de Telegraaf (TEL 4-18). In het artikel citeert de krant een politicus en radio-dj’s die besloten hebben Boef te boycotten, ondanks de excuses. Ook een van de “redsters” wordt geparafraseerd in de voorlaatste alinea, zij vindt de excuses wel afdoende:

“Boef heeft inmiddels ook persoonlijk uitgebreid ’sorry’ gezegd tegen de drie vriendinnen die hem en zijn metgezel Nasr de Barber midden in de nieuwjaarsnacht een lift gaven. Dat laat Sarah, een van de redsters in nood weten. En wat haar betreft is daarmee de kous af.” (TEL 4-18)

Dat dit onderaan het artikel wordt vermeld (en kennelijk minder belangrijk wordt geacht dan de grieven van dj’s en politici) en dat de kop feitelijk niet klopt, zijn reasoning devices die het oordeel van de lezer sturen: sorry is inderdaad niet genoeg.

Opvallend in de analyse en de column zijn de catch-all begrippen en vaagheden die gebruikt worden. In de analyse (TEL 3-18) wordt geschreven over het gedrag van “Boef en co.”, gedrag dat “voor Boef en de mensen die met hem verkeren (…) heel normaal” is en waar “steeds meer

Nederlanders schoon genoeg van hebben”. Om hoeveel Nederlanders het gaat, wordt niet duidelijk, toch wordt drie keer vermeld dat het om “veel Nederlanders” zou gaan.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Neural mecha- nisms of spatial selective attention in areas V1, V2, and V4 of macaque visual cortex.. Elec- trophysiological correlates of feature analysis during

The EU FP7 project INACHUS presents a holistic approach in providing a system that aims at achieving significant time reduction related to the USaR phase by

Volgens het CBP geeft deze informatie een (te) indringend beeld van iemands gedrag en belangstelling. Kijkers zouden zich er meestal niet bewust van zijn dat hun kijkgedrag

De normale productie gaat vaak gepaard met verschillende negatieve gevolgen voor het milieu, dierenwelzijn en de gezondheid van de mens.Biologisch vlees wordt echter op zo’n

In EMs, the framework by which organizations can acquire regulative legitimacy is more vague and ambiguous (Hitt et al., 2000; Khanna & Palepu, 1997). Extensive regulation leads

In nearly all studies peer response was accompanied by instruction in writing strategies (for planning, formulating and revising texts), rules for regulating the

die skool laat inskrywe. Hiervolgens word die fundamentele faktor van gesag by die onderwys wat die skool gee betrek. Die onderwysers gee opsetlik en bewustelike

(Combining multi-sensor satellite images and in-situ measurements).. Boussinesq