Rijksuniversiteit Groningen
Beeldvorming van privacy in de
Nederlandse dagbladen 2010-2015
Frame-analytisch onderzoek naar de beeldvorming van privacy in de Nederlandse dagbladen in deperiode 2010-2015
Fabian Altena
Masterscriptie
Rijksuniversiteit Groningen
Beeldvorming van privacy in de
Nederlandse dagbladen 2010-2015
Frame-analytisch onderzoek naar de beeldvorming van privacy in de Nederlandse dagbladen in deperiode 2010-2015
Fabian Altena
15 augustus 2017
Faculteit der Letteren/ Communicatie- en Informatiewetenschappen/ Communicatiekunde
Eerste beoordelaar: dr. F. Kramer
‘News is a window on the world.’
2
Samenvatting
Verschillende recente ontwikkelingen laten zien dat de privacy wereldwijd onder druk staat. De
nieuwsmedia besteden veel aandacht aan deze ontwikkelingen. Toch blijft privacy een abstract concept.
De aanleiding voor dit onderzoek was het ontbreken van kennis over de wijze waarop de nieuwsmedia
in Nederland het concept privacy hebben gepresenteerd. Het doel van dit onderzoek was inzicht geven
in de wijze waarop de nieuwsmedia dit concept hebben verwoord en aan het publiek hebben
gepresenteerd. Om dit te onderzoeken is gebruikgemaakt van de inzichten uit de framingwetenschap.
Sinds de introductie van het concept ‘frame’ in de communicatiewetenschap zijn er veel definities
gegeven. Volgens Ensink en Sauer (2003) is het concept frame een construct van frame-analisten om de
verschillen te beschrijven in de wijze waarop nieuws enerzijds wordt vormgegeven en anderzijds wordt
ontvangen. Een frame beschrijft een bepaalde denkrichting en wordt geconstrueerd door verschillende
lexicale elementen, de framing devices, die samen voorkomen. De framing devices, waaruit een frame
wordt opgebouwd, zijn bijvoorbeeld metaforen, kernzinnen, woordkeuze, de selectie van bronnen,
grafieken en tabellen, stereotypes en afbeeldingen (Gamson & Lasch, 1983; Pan & Kosicki, 1993;
Tankard, 2001). Deze framing devices worden door frame-onderzoekers als krachtig genoeg geacht om
invloed te hebben op het publiek in de wijze waarop zij een bepaalde gebeurtenis beoordelen en
interpreteren. Dit onderzoek richtte zich op de framing devices die voorkomen in de berichtgeving over
privacy, zoals gepresenteerd aan het Nederlandse publiek.
Het corpus is opgebouwd uit artikelen die zijn verschenen in de periode 2010-2015 in de vijf grootste
Nederlandse dagbladen qua oplage. Elk artikel is voorzien van een code en toegewezen aan het genre,
waarin het artikel verscheen. Voorafgaand aan de analyse zijn de framing devices vastgesteld als
sensitizing concepts, die richting gaven tijdens de analyse. Vervolgens zijn de artikelen in Atlas.ti
geanalyseerd in drie rondes. Met behulp van de filterfunctie in Excel zijn de codes geclusterd op basis
van de geïdentificeerde metaforen. Op deze wijze is toegewerkt naar de reconstructie van een drietal
frames, waarin privacy op een andere wijze wordt gepresenteerd.
De analyse leidde tot de identificatie van enkele frame-overstijgende formuleringen. Zo wordt de
overheid geregeld als big brother beschreven. Opvallend is dat de term brother ook gebruikt wordt om
elk soort instantie aan te wijzen, die een bedreiging vormt voor de privacy. Het eerste frame dat is
gereconstrueerd, presenteert privacy als ‘gebied’. Bepaalde formuleringen wijzen erop dat privacy
grenzen heeft die geschonden kunnen worden. Ook vallen de formuleringen van oorlog voeren en
verdedigen binnen dit frame. Als privacy wordt geschonden, treedt er verzet op. Het tweede frame
presenteert privacy als ‘voedsel’. Er kan honger en dorst zijn naar privacy en privacy kan worden
opgeslokt of er kan aan worden geknabbeld. Verder zijn er binnen dit frame formuleringen aangetroffen,
die wijzen op de jacht op privacy, of dat ernaar gevist wordt met sleepnetten. Het derde frame presenteert
privacy als handelswaar. Het heeft een bepaalde waarde en kan ingezet worden in de handel. Je kunt
betalen met je privacy en je kunt privacy inruilen voor iets anders.
3
Inhoudsopgave
1. Inleiding ... 6
1.1 Ontstaansgeschiedenis 7 1.2 Introductie communicatiewetenschap 7 1.3 Verschillende definities van frames 8 1.3.1 Mediaframe ... 9
1.3.1.1 Framing devices ... 9
1.3.2 Individuele frames ... 10
1.4 Framing 10 1.4.1 Frame-building ... 11
1.4.1.1 Generieke en issue-specifieke frames ... 11
1.4.2 Frame-setting ... 12 1.4.2.1 Reasoning devices ... 12 1.5 Framingonderzoek 13 1.6 Onderzoeksmethode 13 1.6.1 Hermeneutische benadering ... 13 1.6.2 Linguïstische benadering ... 14
1.6.3 Handmatige holistische benadering ... 14
1.6.4 Computer-assisted benadering ... 14
1.6.5 Deductieve benadering ... 15
1.7 Mediapackages 15 1.8 Knelpunten van framingonderzoek 16 1.8.1 Validiteit en betrouwbaarheid ... 16 1.9 Huidig onderzoek 17
2. Materiaal en methode ... 19
2.1 Corpus 19 2.2 Journalistieke genres 19 2.3 Analyse 20 2.4 Coderen 21 2.4.1 Open coderen ... 21 2.4.2 Axiaal coderen ... 22 2.4.3 Selectief coderen ... 22 2.5 Reconstructie frames 22 2.5.1 Metaforen ... 232.5.2 Toewijzen frames aan artikelen ... 23
4
3.1.2 Overige fragmenten ... 26
3.2. Privacy als ‘gebied’ 26 3.2.1 Metaforen ... 26 3.2.2 Werkwoorden ... 27 3.2.3 Beschrijvingen ... 28 3.2.4 Terminologie ... 30 3.2.5 Bijvoeglijke naamwoorden ... 30 3.2.6 Voorbeelden ... 30
3.2.7 Het frame privacy als gebied ... 31
3.3 Privacy als ‘voedsel’ 32 3.3.1 Metaforen ... 32
3.3.2 Werkwoorden ... 32
3.3.3 Beschrijvingen ... 33
3.3.4 Bijvoeglijke naamwoorden ... 33
3.3.5 Voorbeelden ... 34
3.3.6 Het frame privacy als voedsel ... 35
3.4 Privacy als ‘handelswaar’ 35 3.4.1 Metaforen ... 35
3.4.2 Werkwoorden ... 36
3.4.3 Beschrijvingen ... 37
3.4.4 Voorbeelden ... 37
3.4.5 Het frame privacy als handelswaar ... 38
4. Conclusie en discussie ... 39
4.1 Conclusie 39 4.1.1 Frame-overstijgende elementen ... 39
4.1.2 Privacy als ‘gebied’ ... 39
4.1.3 Privacy als ‘voedsel’... 40
4.1.4 Privacy als ‘handelswaar’ ... 40
4.1.5 Voorkomen frames ... 40
4.1.6 Representatie privacy ... 41
4.2 Evaluatie werkwijze 41 4.3 Discussie 42 4.4 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek 43
Bibliografie ... 45
Bijlagen ... 49
Bijlage I – Artikelen Algemeen Dagblad 49 Bijlage II – Artikelen NRC Handelsblad 82 Bijlage III – Artikelen Telegraaf 271 Bijlage IV – Artikelen Trouw 318 Bijlage V – Artikelen Volkskrant 419 Bijlage VI – Codelijst 536 1. Metafoor ... 537
6
1. Inleiding
Privacy is een fundamenteel recht van ieder mens. Toch staat privacy wereldwijd onder druk. Wie de
berichtgeving volgt, merkt dat de privacy van individuen wordt aangetast door overheden, commerciële
bedrijven en nieuwe technologische ontwikkelingen.
Privacy lijkt voor velen een abstract en wellicht ongrijpbaar begrip. Volgens sociaal wetenschapper
Altman (1975) betekent privacy “de selectieve controle die wij ervaren over de toegang tot onszelf of
een groep waartoe wij behoren”. Een vergelijkbare definitie staat in de Dikke Van Dale (2016), waarin
privacy wordt omschreven als “de mogelijkheid van een persoon om in eigen omgeving helemaal zichzelf
te zijn”. Hoe het publiek denkt over het concept privacy wordt niet bepaald door de definitie van
wetenschappers en woordenboeken. In dit licht richt dit onderzoek zich op de wijze waarop de
Nederlandse nieuwsmedia het concept privacy de laatste jaren presenteren aan het publiek.
Verscheidene ontwikkelingen met betrekking tot privacy hebben de laatste jaren het nieuws gehaald.
Een van deze ontwikkelingen is het plan voor rekeningrijden. Dit plan houdt de verplichting in dat in de
auto een kastje wordt geplaatst dat bijhoudt waar en wanneer er wordt gereden. Op basis van deze
gegevens wordt de wegenbelasting bepaald. Dit betekent dat de reisgegevens van automobilisten worden
uitgelezen, zodat het onmogelijk is om anoniem te reizen. Deze inbreuk op de privacy van
automobilisten leverde de afgelopen jaren veel weerstand op.
Een tweede voorbeeld waarin de inbreuk op de privacy van reizigers ter discussie staat, is de introductie
van de ov-chipkaart. Reizigers die gebruikmaken van het openbaar vervoer kunnen vandaag de dag
alleen betalen met een ov-chipkaart. Veel partijen wezen de afgelopen jaren op de inperking van de
privacy, omdat reisgegevens kunnen worden uitgelezen en het daardoor nagenoeg onmogelijk wordt om
anoniem te reizen. De ov-chipkaart is inmiddels ingevoerd, maar de zorgen over de privacy zijn nog niet
weggenomen.
Een andere ontwikkeling is de omgang met privacy in de digitale wereld. Bedrijven zoals Google en
Facebook staan regelmatig in het centrum van de aandacht als het gaat om het gebrek aan privacy (De
Correspondent, 2016). De onduidelijke gebruikersvoorwaarden en het verdienmodel op basis van
persoonlijke gegevens van de gebruikers worden vaak in verband gebracht met de inperking van de
privacy online. Gebruikers moeten voor ‘gratis’ diensten ‘betalen’ met hun persoonsgegevens, die door
deze bedrijven worden aangeboden aan adverteerders. Gebruikers hebben nauwelijks de controle over
wat er met hun persoonsgegevens gebeurt.
De laatste ontwikkeling betreft de onthullingen van Edward Snowden in 2013 over de activiteiten van
de National Security Agency (NSA) (BBC, 2014). Als oud-werknemer van de Central Intelligence
Agency (CIA) onthulde hij een netwerk van de Amerikaanse overheid, waarin verregaande acties
plaatsvonden om wereldwijd de communicatie van personen in de gaten te houden. Later werd zelfs
bekend dat de Amerikaanse overheid ook bevriende staatshoofden afluisterde. Sindsdien ligt de rol van
overheden met betrekking tot de privacy van burgers onder een vergrootglas.
7
Aangezien de hoeveelheid nieuws die het publiek elke dag gepresenteerd krijgt flink toeneemt, begint
framing een steeds nadrukkelijkere rol te spelen in de nieuwsvoorziening. Veel studies tonen aan dat
zowel de politiek als de media framing actief inzetten om hun verhalen te presenteren tussen het enorme
aanbod van informatie (Carpini & Keeter, 2000; Massanari & Howard, 2011).
Een kenmerkende studie die laat zien dat de media op verschillende wijzen een gebeurtenis kunnen
presenteren, is afkomstig van Entman (1991). Hij onderzocht de berichtgeving in de Verenigde Staten
over twee nagenoeg identieke gebeurtenissen. In 1983 schoot een Sovjet-straaljager een Koreaans
passagiersvliegtuig neer. Vijf jaar later schoot de Amerikaanse marine een Iraans passagiersvliegtuig
neer. In beide gevallen waren inschattingsfouten van militairen de aanleiding. Interessant is hoe
verschillend de media verslag deden van deze gebeurtenissen. Zo werden de passagiers van het vliegtuig
dat door de Sovjets werd neergehaald menselijk beschreven, bijvoorbeeld als ‘geliefden’ of ‘onschuldige
mensen’. De passagiers van het vliegtuig dat door de Amerikanen werd neergehaald, werden
daarentegen neutraler en afstandelijker beschreven, bijvoorbeeld als ‘burgers’, ‘reizigers’, ‘slachtoffers’
of zelfs als ‘zij die overleden’. Ook werd hier gesproken over een noodlottig ongeluk, terwijl het eerdere
incident werd bestempeld als een oorlogsmisdaad. Entman toonde hiermee de verschillen aan in de
berichtgeving over twee vergelijkbare gebeurtenissen. Hij wees op de invloed van de nieuwsmedia op
het informeren van het publiek over een gebeurtenis waarvan het publiek zelf geen getuige was geweest.
De laatste jaren is framing een populair onderwerp geworden binnen de communicatiewetenschap
(Semetko & Valkenburg, 2000; De Vreese, 2005; Bryant & Miron, 2004; Van Gorp, 2006). Deze studie
bouwt voort op de bestaande theorieën en beschikbare methodieken om de berichtgeving over privacy
in de Nederlandse dagbladen te onderzoeken.
1.1 Ontstaansgeschiedenis
Voordat framing werd geïntroduceerd in de communicatiewetenschap, werd het als begrip
geïntroduceerd in de antropologie en sociologie. De antropoloog Bateson (1972) beschreef zogeheten
frameworks, waarmee hij cognitieve structuren bedoelde die mensen gebruiken om de wereld om zich
heen te begrijpen. Hij definieerde een frame als ‘a spatial and temporal bounding of a set of interactive
messages’. Bateson beschreef een frame als een psychologische constructie van verschillende elementen
die tezamen een boodschap voorstellen. Daarmee bedoelde hij dat een frame de ontvanger instructies of
handvatten geeft om een boodschap te begrijpen (p. 188). Frames zijn volgens Bateson belangrijk voor
personen, omdat ze zo in staat zijn betekenis toe te kennen aan de wereld om hen heen.
Rond dezelfde tijd stelde socioloog Erving Goffman (1974) in zijn werk Frame Analysis de vraag hoe
individuen actief hun ervaringen classificeren, indelen en interpreteren om er betekenis aan te kunnen
ontlenen. Goffman beschreef in zijn werk de term ‘schemata van interpretatie’, wat duidt op een soort
frame dat een individu helpt met het waarnemen, identificeren en labelen van gebeurtenissen en
informatie (p. 21). Dit sluit aan bij wat Bateson verstaat onder frameworks. Goffman ziet frames
namelijk ook als essentieel concept om ervaringen te organiseren en structuur aan te brengen. Frames
dragen bij aan het begrijpen van de wereld, maar kunnen individuen ook helpen bij het bepalen van
acties die elkaar op horen te volgen.
1.2 Introductie communicatiewetenschap
De eerste tekenen van framing in de communicatiewetenschap zijn zichtbaar bij Cobb en Elder (1972).
Vanuit een politieke invalshoek schreven zij: “symbols, or language, in which an issue is phrased, will
affect those who become aware of the issue” (p. 162). Hiermee doelden ze vooral op de invloed van de
8
er te weinig overheidsgeld werd besteed aan ‘welfare’ en dat 65% van mening was dat er te weinig werd
besteed aan ‘assistance to the poor’. Ook hij concludeerde dat de bewoording van hetzelfde idee of
probleem effect heeft op de opinievorming van het publiek (p. 34).
In 1978 werd framing in de communicatiewetenschap geïntroduceerd door Tuchman. Zij beschreef in
haar bijdrage Making News (1987) het concept nieuwsframe, dat volgens haar de dagelijkse realiteit
organiseert. Hier is duidelijk de grondgedachte van framing uit de antropologie en sociologie zichtbaar.
Volgens Tuchman wijst een nieuwsframe enerzijds naar de wijze waarop de nieuwsmedia een
onderwerp presenteren en anderzijds naar de wijze waarop het publiek de werkelijkheid ziet op basis
van dit nieuwsframe. Tuchman gebruikte de vergelijking met een raamwerk om het concept
nieuwsframe verder te verduidelijken: “News is a window on the world” (p. 1). De nieuwsmedia bepalen
wat het publiek ziet van de werkelijkheid. Het is interessant om te zien dat Tuchman nadrukkelijk wees
op de maakbaarheid van een nieuwsframe. Zij gaf hiermee aan dat de nieuwsmedia een essentiële rol
spelen in wat zij aan het publiek presenteren.
Meerdere onderzoekers hebben daarna aandacht besteed aan framing. Zo definieerde Gitlin (1980) een
frame als “principles of selection, emphasis, and presentation composed of little tacit theories about
what exists, what happens, and what matters” (p. 6). Gitlin wees hier nadrukkelijk op de handeling van
het selecteren, benadrukken en presenteren van bepaalde ‘stilzwijgende theorieën’ over wat er aan de
hand is en wat ertoe doet.
Sinds de introductie van het concept framing in de communicatiewetenschap resoneert het inzicht dat
nieuwsmakers bepalen met welke talige elementen een gebeurtenis wordt gepresenteerd aan het publiek,
met als gevolg dat eenzelfde gebeurtenis met verschillende invalshoeken wordt gepresenteerd
1.3 Verschillende definities van frames
Sinds de introductie van het concept nieuwsframe in de communicatiewetenschap zijn er verschillende
definities gehanteerd. Zo beschreef Entman (1993) framing als “a scattered conceptualization” (p. 53).
Er zijn verschillende oorzaken aan te wijzen voor deze uiteenlopende definities. De Vreese (2005) wees
er op dat frames op verschillende locaties kunnen voorkomen. In het communicatieproces lokaliseert
De Vreese bij zowel de zender als de ontvanger een individueel frame, wat te definiëren is als mentaal
opgeslagen clusters van denkwijzen die een individu helpen met het verwerken van informatie. Frames
zijn ook te lokaliseren in media-uitingen, door de wijze waarop een bepaald onderwerp onder woorden
wordt gebracht. Tenslotte worden ook frames in de cultuur gelokaliseerd, waarmee wordt gedoeld op
bepaalde normen en waarden binnen een cultuur (Van Gorp, 2006, p.487). Een andere oorzaak voor de
versplintering van de definitie van frames komt volgens Van Gorp (2006), doordat het concept framing
uit andere onderzoeksgebieden afkomstig is. Daarom ontbreekt er nu een eenduidige definiëring in de
communicatiewetenschap. Wel wordt er in de framingwetenschap een duidelijk onderscheid gemaakt
tussen frames in de media en frames op individueel niveau, die betrekking hebben op de verwerking op
cognitief niveau (Scheufele, 1999, p. 106).
9
1.3.1 Mediaframe
Met het concept mediaframe worden de frames bedoeld die aanwezig zijn in media-uitingen. Volgens
Gamson en Modigliani (1989) is een mediaframe “a central organizing idea or story line that provides
meaning to an unfolding strip of events… The frame suggests what the controversy is about, the essence
of the issue.” (p. 143). Deze definitie lijkt op de wijze waarop frames werden beschreven in de
antropologie en sociologie. Later definieerde Entman (1993, p. 53) het concept als “frames highlight
some bits of information about an item that is the subject of a communication, thereby elevating them
in salience”. Hiermee wees Entman op het feit dat frames bepaalde informatie over een onderwerp
kunnen accentueren. Nog iets later schreven Valkenburg, Semetko en De Vreese (1999) treffend: ‘A
media frame is a particular way in which journalists compose a news story to optimize audience
accessibility.’ (p.550). Deze definities beschrijven wat een mediaframe precies inhoudt. Een mediaframe
is de uitwerking van het proces waarbij nieuwsmakers elementen van een gebeurtenis of probleem
selecteren en keuzes maken over de wijze waarop deze gebeurtenis of dit probleem vervolgens aan het
publiek wordt gepresenteerd.
1.3.1.1 Framing devices
Onderzoekers zijn het erover eens dat een frame tot stand komt door verschillende tekstuele elementen
die tezamen worden opgevoerd. Entman (1993) schreef hierover dat een frame wordt opgebouwd door
verschillende framing devices veelvuldig te herhalen, strategisch te plaatsen en met elkaar te gebruiken.
Capella en Jamieson (1997) definiëren een frame als de uitwerkingen van zichtbare conceptuele en
linguïstische elementen die op een bepaalde gedachte wijzen. De tekstuele elementen waardoor een
frame tot stand komt, worden ‘framing devices’ genoemd (Scheufele & Lewenstein, 2005, p.660; De
Vreese, 2005, p. 53). Framing devices zijn metaforen, kernzinnen, woordkeuze, de selectie van bronnen,
grafieken en tabellen, stereotypes en afbeeldingen (Gamson & Lasch, 1983; Pan & Kosicki, 1993;
Tankard, 2001). Framingonderzoekers achten deze framing devices krachtig genoeg om de beoordeling
en interpretatie van het publiek te kunnen beïnvloeden.
Een studie waarin de kracht van het framing device metafoor wordt onderzocht, is afkomstig van
Thibodeau en Boroditsky (2011). Zij richtten zich op het gebruik van metaforen in de berichtgeving
over criminaliteit in Amerika en toonden aan hoe metaforen de opinie kunnen beïnvloeden. Een van de
experimenten die zij hebben uitgevoerd, heeft het verschil in effect van twee verschillende metaforen
over criminaliteit aangetoond. Criminaliteit werd in een van de nieuwsberichten metaforisch beschreven
als een beest, terwijl in het andere nieuwsbericht criminaliteit als een virus werd beschreven. Lezers van
de metafoor ‘criminaliteit als beest’ waren sneller geneigd tot het goedkeuren van strengere handhaving
dan de lezers van de metafoor ‘criminaliteit als virus’. De laatste groep zocht de oplossing meer in het
onderzoeken van de oorzaak van criminaliteit. In een vervolgstudie van Steen, Reijnierse en Burgers
(2014) werd er enige nuance aangebracht in de uitkomsten van het onderzoek van Thibodeau en
Boroditsky. Zij gaven vooral aan dat er beter gekeken moet worden of metaforen wel of niet van invloed
zijn op de beoordeling van lezers en onder welke omstandigheden effecten optreden.
Bovenstaande studie is interessant, omdat het laat zien dat metaforen bepalend kunnen zijn in de wijze
waarop lezers denken over bepaalde onderwerpen en de wijze waarop de gedachtegang van een individu
kan worden beïnvloed door metaforen. Dit inzicht is door Lakoff uitgewerkt in Metaphors We Live By
(1980), waarin hij stelt dat met name abstracte begrippen vaak begrepen kunnen worden door ze te
beschrijven in termen van andere concretere begrippen. Als voorbeeld geeft hij hoe in onze westerse
cultuur het debatteren als oorlog wordt uitgedrukt. Verwoordingen als: ‘hij viel elk argument aan van
mijn betoog’, ‘hij schoot elk argument af’ en ‘je stelling kan je niet verdedigen’ zijn volgens Lakoff
10
Het inzicht van Lakoff wijst erop hoe belangrijk metaforen zijn om bepaalde abstracte begrippen te
kunnen begrijpen. Kennedy (2000, p. 209) stelt later dat metaforen een essentieel onderdeel zijn van de
wijze waarop we omgaan met nieuws en onze opinies vormen.
1.3.2 Individuele frames
Naast mediaframes worden er ook frames op cognitief niveau bij individuen onderscheiden. Een
individueel frame verwijst naar de mentaal opgeslagen clusters van denkwijzen die een individu helpt
met het verwerken van informatie. De term individueel frame is afkomstig van Scheufele (1999, p. 106),
maar er bestaan verschillende termen in de framingwetenschap die naar hetzelfde concept verwijzen. Zo
schreven Valkenburg, Semetko en De Vreese (1999, p. 105) over een ‘audience frame’ en Chong en
Druckman (2007, p. 105) over een ‘frame in thought’. Entman (1993, p. 53) hield de term
‘information-processing-schemata’ aan.
1.4 Framing
Binnen de framingwetenschap wordt met framing de handeling(en) beschreven van de totstandkoming
van frames. Zo definieert Entman (1991) framing als het vergroten of verkleinen van elementen van de
waargenomen werkelijkheid door deze elementen meer of minder zichtbaar te maken (p. 9). Later breidt
Entman (1993) de beschrijving van deze handeling uit: ‘‘To frame is to select some aspects of a
perceived reality and make them more salient in a communicating context, in such a way as to promote
a problem definition, causal interpretation, moral evaluation, and/or treatment recommendation for the
item described.’’ (p. 53). Interessant is dat deze definitie van de handeling framing zich uitstrekt tot aan
de wijze waarop het publiek met de gepresenteerde werkelijkheid omgaat.
Om het framingsproces inzichtelijk te maken, is het model van De Vreese (2005) nuttig. Er zijn twee
fases in dit proces aan te wijzen, namelijk frame-building en frame-setting. De eerste fase is gericht op
de factoren die invloed hebben op het ontstaan van frames en het ontwikkelen tot de twee typen frames
die kunnen worden onderscheiden. De tweede fase richt zich met name op de effecten van deze frames
op het publiek.
Figuur 1. Framingmodel De Vreese (1999
Interessant is dat dit model een representatie is van het framingsproces door de ogen van
framingonderzoekers. De nieuwsmakers zijn in the newsroom niet actief aan het framen, maar
construeren een communicatie-uiting. Frame-analisten gebruiken het concept frame om de verschillen
in deze uitwerking te beschrijven. In het model van De Vreese wijst frame-building erop welke factoren
in welke mate bijdragen aan de totstandkoming van een uiting waarin een nieuw of bestaand frame is
geïdentificeerd.
11
1.4.1 Frame-building
In the newsroom identificeert De Vreese interne en externe factoren die van invloed zijn op de
totstandkoming van mediaframes. Interne factoren zijn de normen en waarden en eigen opvattingen van
de nieuwsmaker en het redactioneel beleid van de nieuwszender. Deze interne factoren spelen mee in
de beoordeling van wat precies nieuwswaardig is. Volgens Tuchman (1978) begint het framingsproces
op het moment dat een journalist een gebeurtenis als nieuwswaardig beoordeelt en hierover verslag wil
doen. De beoordeling door de journalist van wat als nieuwswaardig wordt bestempeld, is in feite al
onderdeel van het framingsproces. Van Gorp (2006) schreef hierover dat het onmogelijk is om de
objectieve realiteit en verschillende onsamenhangende gebeurtenissen waar te nemen. Het is altijd een
partiële waarneming. Keuzes omtrent wat wel of niet wordt waargenomen voor het uiteindelijke
nieuwsbericht worden door de journalist bewust of onbewust gemaakt. Scheufele (1999) voegde hieraan
toe dat journalisten tijdens dit proces nadrukkelijk accenten leggen op bepaalde elementen die zij
relevant vinden.
Volgens het model van De Vreese spelen ook externe invloeden mee tijdens het frame-buildingproces.
Belangengroepen en politieke actoren worden vaak aangewezen als externe invloed op de beoordeling
van nieuwswaardigheid en de totstandkoming van mediaframes (Scheufele, 1999, p. 115; Valkenburg,
Semetko & De Vreese, 1999). Het model van De Vreese laat duidelijk een sequentiële richting zien van
het framingsproces. Dit lijkt echter te beperkt. Van Gorp (2006) wijst namelijk op het feit dat
nieuwsmakers al voorafgaand aan de productie van een nieuwsbericht bewust of onbewust een reeds
bestaand frame in gedachten houden (p. 249). Dit vooraf bepaalde frame beïnvloedt de productie van
het nieuwsbericht, omdat nieuwsmakers bepaalde elementen opzoeken en registreren die in het
denkkader passen van en overeenstemmen met dat frame. Valkenburg, Semetko en De Vreese (1999)
redeneren dat nieuwsmakers bestaande frames ook gebruiken in het belang van het publiek. Het
gebruiken van bestaande frames zorgt dat nieuwsmakers een nieuwsbericht toegankelijker maken voor
het publiek.
Al met al zorgen deze journalistieke routines ervoor dat bepaalde frames vaker gebruikt worden en
daardoor dominanter worden in het media-aanbod (Gitlin, 1980). Een studie die deze routine aantoont
is afkomstig van Norris (1995). Zij onderzocht de verslaggeving van buitenlandse ontwikkelingen
tijdens en na de Koude Oorlog in de Verenigde Staten. Norris kwam tot de conclusie dat de frames die
actief waren tijdens de Koude Oorlog door de journalisten gretig werden gebruikt om buitenlandse
ontwikkelingen mee te presenteren. Na het beëindigen van de Koude Oorlog werden deze frames minder
bruikbaar, wat ervoor zorgde dat er minder artikelen over buitenlandse politiek verschenen. Norris wees
erop dat journalisten moeite hadden om nieuwe ontwikkelingen helder te presenteren aan het publiek.
Bestaande frames waren immers niet meer bruikbaar.
1.4.1.1 Generieke en issue-specifieke frames
Figuur 1 laat zien dat het frame-buildingproces resulteert in twee typen frames. Interessant is dat pas
hier frames als dusdanig worden geïdentificeerd door wetenschappers. Het onderscheid tussen de typen
frames wijst erop hoe specifiek framingwetenschappers het mediaframe op het onderwerp toepasbaar
achten. Hiermee springt het model van De Vreese van de beschrijving van de wijze waarop mediaframes
tot stand komen naar de wijze waarop deze frames door wetenschappers worden beoordeeld op de
toepasbaarheid van deze frames op verschillende onderwerpen.
Issue-12
specifieke frames kunnen erg specifiek zijn. Een voorbeeld hiervan is de studie naar de berichtgeving
van de laatste maanden van het presidentschap van Bill Clinton. Issue-specifieke frames die hier werden
beschreven, heetten ‘Clinton behavior scandal’, ‘Conservative attack scandal’, en ‘Liberal response
scandal’ (Shah, Watts, Domke & Fan, 2002).
Generieke frames zijn algemener omschreven en daardoor wel toe te passen op meerdere
onderzoeksthema’s (De Vreese, 2005). Voorbeelden van generieke frames zijn conflicten, human
interest, economische consequenties, moraliteit en verantwoordelijkheid (Semetko & Valkenburg, 2000,
p. 100). Neuman, Just en Crigler (1992) beschreven als voorbeeld dat het conflict frame betrekking heeft
op conflicten tussen individuen, groepen of instellingen. Patterson (1993) wees in zijn studie op het feit
dat het conflictframe veelvuldig wordt gebruikt tijdens verkiezingscampagnes, om zo een ingewikkelde
discussie te reduceren tot een simpel conflict.
1.4.2 Frame-setting
Frame-setting wijst op de interactie tussen frames in de media en een individu, met name de interactie
tussen wat frames doen met bestaande kennis en meningen van een individu (De Vreese, 2005). Zoals
het model van De Vreese laat zien, zijn er drie effecten te onderscheiden: frames hebben invloed op de
wijze waarop informatie wordt verwerkt, hebben effect op de houding en hebben invloed op het gedrag.
Verschillende onderzoekers concluderen dat er pas van een effect gesproken kan worden als een frame
ervoor zorgt dat een individu zijn evaluatie en attitude over het betreffende onderwerp aanpast. Ook het
toevoegen van een nieuwe overtuiging of het meer waarde hechten aan een bestaande overtuiging wordt
tot effect gerekend (Chong & Druckman, 2007, p. 110-111; Entman, 2010, p. 392; Scheufele, 1999, p.
115; De Vreese, 2005, p. 52).
1.4.2.1 Reasoning devices
Met reasoning devices wordt in de framingwetenschap verwezen naar de ‘mogelijke’ denkprocessen die
volgen bij het publiek, nadat ze zijn blootgesteld aan een frame in de media. Interessant is dat reasoning
devices niet per definitie in de media-uiting zichtbaar zijn. Het is in dit licht dat een reasoning device
vaak als een construct van de framingwetenschappers wordt gezien in de wijze waarop het publiek het
gepresenteerde nieuws zou kunnen verwerken. Gamson en Modigliani (1989, p. 143) definiëren: “The
frame suggests what the controversy is about, the essence of the issue.” Met andere woorden: een frame
geeft richting in het denken over wat precies het probleem is en wat de essentie hiervan is. Entman
(1993) werkte dit preciezer uit: ‘‘To frame is to select some aspects of a perceived reality and make
them more salient in a communicating context, in such a way as to promote a particular problem
definition, causal interpretation, moral evaluation, and/or treatment recommendation for the item
described.’. In het tweede deel van deze definitie benoemt Entman vier redeneringen die een frame kan
13
1.5 Framingonderzoek
Er bestaan drie richtingen binnen het framingonderzoek. Deze richtingen zijn goed te plaatsen in de
weergave van het framingsproces van De Vreese (2005). De eerste onderzoeksrichting focust namelijk
op het frame-buildingproces, waarin het ontstaansproces van frames centraal staat. De tweede
onderzoeksrichting onderzoekt frames die in de media voorkomen. Veelal wordt er dan een
inhoudsanalyse uitgevoerd met als doel om de mediaframes te reconstrueren. De derde
onderzoeksrichting kijkt naar de effecten van framing op het publiek. Hier staat de frame-setting
centraal.
Al deze onderzoeksrichtingen vallen onder framingonderzoek. Toch is Van Gorp (2006) van mening
dat er duidelijke voorwaarden gesteld moeten worden aan wat als framingonderzoek door mag gaan.
Volgens Van Gorp bestaat de kans dat framingonderzoek steeds meer als ‘passe-partout’ gaat fungeren.
Onderzoek naar de mediarepresentatie van een bepaalde thematiek wordt daarom al snel
framingonderzoek genoemd. De reden van deze ontwikkeling ligt volgens Van Gorp bij de letterlijke
vertaling van framing, namelijk kaderen en ‘vormgeven’. Volgens hem mag alleen onderzoek dat frames
expliciet centraal stelt, of in ieder geval deze frames tracht te reconstrueren, worden gerekend tot
framingonderzoek (p. 246).
1.6 Onderzoeksmethode
Er bestaan twee methodes om frames in de media te identificeren: de inductieve en deductieve methode
(De Vreese, 2005, p. 53; Semetko & Valkenburg, 2000, p. 94-95). Het verschil tussen deze methodes
blijkt uit het startpunt van de onderzoeker. Een inductieve methode is datagestuurd: een onderzoeker
start bij de data en werkt vervolgens, op basis van deze data, toe naar de reconstructie van frames. Pan,
Lee, Man Chan en So (1999) geven aan dat een onderzoeker bij deze wijze van onderzoeken de frames
in kaart brengt met een ‘open geest’ door middel van de analyse en interpretatie van het
bronnenmateriaal.
Een deductieve methode werkt andersom en begint bij het reconstrueren van een frame, voordat de
volledige data worden onderzocht. Vooraf worden de frames vastgesteld met de daarbij horende lexicale
elementen. Pas daarna wordt in de data onderzocht in hoeverre deze lexicale elementen voorkomen, die
daarmee wijzen op de aanwezigheid van deze vooraf vastgestelde frames.
In de literatuur over framingonderzoek worden de inductieve methodes onderverdeeld in vier
benaderingen. Deze benaderingen zijn in grote mate gelijk, maar verschillen op bepaalde aspecten van
elkaar in de wijze waarop er gewerkt wordt naar de identificatie en reconstructie van frames. Verder
wordt in de literatuur één deductieve benadering behandeld naast de vier inductieve benaderingen.
1.6.1 Hermeneutische benadering
14
en Dysart (2005) die schreven dat ‘a deep reading’ ervoor zorgde dat de frames opkomen (p. 13).
Tankard (2001) had kritiek op deze benadering, omdat onderzoekers willekeurige frames kunnen
identificeren zonder dat duidelijk wordt op basis waarvan zij deze conclusies trekken. Matthes en
Kohring (2008) wezen verder op het feit dat het bij deze benadering niet kan worden uitgesloten dat
onderzoekers de frames identificeren waarnaar ze bewust of onbewust op zoek zijn (p. 259). Daarnaast
wees Downs (2002) erop dat deze benadering meer op de experimentele en contextuele elementen van
framingonderzoek is gericht dan op het empirische element (p. 47).
1.6.2 Linguïstische benadering
Studies met een linguïstische benadering identificeren frames door een selectie van woorden te maken
en het voorkomen en de structuur van deze woorden en zinnen te analyseren (Entman, 1991; Esser &
D’Angelo, 2003; Pan & Kosicki, 1993). De grondgedachte achter deze benadering werd verwoord door
Entman
(1993),
die
specifieke
woorden
de
bouwstenen
noemde
van
een
frame.
Matthes en Kohring (2008) schreven dat deze benadering grote gelijkenissen heeft met de
hermeneutische benadering, behalve het feit dat de linguïstische benadering nadrukkelijk is gericht op
linguïstische elementen die tezamen een frame kunnen voortbrengen (p. 260). Zij wijzen hiermee op het
voordeel dat de identificatie en reconstructie van frames gebaseerd is op empirische, waar te nemen
linguïstische elementen in het bronmateriaal. Echter, Esser en D’Angelo (2003) waarschuwden wel dat
het ook met deze benadering nog vaak onduidelijk is hoe deze verschillende talige elementen uiteindelijk
tot een frame worden samengevoegd (p. 624).
1.6.3 Handmatige holistische benadering
Onderzoekers die een handmatige holistische benadering gebruiken, voeren de analyse uit in twee fasen.
Ze beginnen met een uitgebreide analyse van een kleine sample uit het bronnenmateriaal. Deze analyse
moet leiden tot de identificatie van frames met de daarbij behorende variabelen. Vervolgens worden
deze variabelen omschreven in een codeboek. De tweede fase is meer kwantitatief en houdt in dat het
volledige bronnenmateriaal aan de hand van dit codeboek wordt geanalyseerd. Deze benadering is
hierdoor wel datagestuurd, want het baseert de frames op de analyse van een selectie uit het
bronnenmateriaal. Matthes en Kohring (2008) wezen op het feit dat de betrouwbaarheid en validiteit
van deze benadering sterk afhankelijk is van de eerste fase, waarin de frames worden vastgesteld. Echter,
er kleven meer nadelen aan deze benadering. Wirth (2001) waarschuwde voor het probleem dat
onderzoekers bepaalde codeerkaders vormen en zodoende eventuele nieuwe frames over het hoofd zien.
Verder zorgt deze benadering ervoor dat het lastig is om eventueel nieuwe frames toe te voegen of te
ontdekken als frames in de eerste fase zijn vastgesteld. Hierdoor bestaat de kans dat onderzoekers
bijvoorbeeld artikelen in de vooraf bepaalde frames ‘proppen’ (Matthes en Kohring, 2008, p. 261).
1.6.4 Computer-assisted benadering
15
uitkomsten meer op de onderwerpen van de persberichten wees dan op eventueel aanwezige frames.
Hiermee komen ook de bezwaren van deze benadering in beeld. Volgens Simon (2001) is een computer
niet in staat de complexiteit, levendigheid en subtiliteiten van de menselijke taal te begrijpen (p. 87).
Conway (2006) wees tevens nog op het punt dat teksten in bepaalde contexten verschillende
betekenissen hebben.
1.6.5 Deductieve benadering
Eerder beschreven benaderingen zijn datagestuurd. Een deductieve benadering heeft daarentegen een
frame als startpunt. Deze benadering richt zich voornamelijk op de generieke frames die worden ingezet
voor de contentanalyse (Dimitrova, Kaid, Williams & Trammell, 2005; De Vreese, Peter & Semetko,
2001; Igartua, Cheng & Muñiz, 2005; Semetko & Valkenburg, 2000). Een voorbeeld van een deductief
onderzoek is afkomstig van Semetko en Valkenburg (2000). Zij stelden voorafgaand aan de analyse van
het bronnenmateriaal vijf generieke frames vast, namelijk conflicten, human interest, economische
consequenties, mortaliteit en verantwoordelijkheid. Daarbij hadden ze een vragenlijst met twintig
vragen die participanten met ja of nee konden beantwoorden. Zij concludeerden dat er een economisch
frame aanwezig was in een artikel als er in het betreffende artikel een referentie stond naar een
economisch probleem (p. 100).
Er zijn twijfels over de resultaten van deze onderzoeksbenadering. Zo
voerden Igartua et al. (2005) een factoranalyse uit van de studie van Semetko en Valkenburg en kwamen
zij uit op zes in plaats van vijf frames. Ook Dimitrova et al. (2005) voerden een analyse uit van hetzelfde
bronnenmateriaal en ook zij kwamen uit op zes frames, waarvan er niet één eerder was geïdentificeerd.
Met een deductieve benadering is een onderzoeker in staat om veel data te analyseren. Ook kunnen
meerdere mediabronnen, zelfs in verschillende talen, geanalyseerd en vergeleken worden. Een nadeel
van deze benadering is dat het vooraf vaststellen van de frames het zicht beperkt op eventueel aanwezige
frames in het bronnenmateriaal. Deze frames worden niet opgemerkt, omdat er volledig wordt gericht
op de vooraf bepaalde frames. Ook de handmatige holistische benadering kent dit knelpunt.
1.7 Mediapackages
In de huidige framingonderzoeken wordt de term mediapackage gehanteerd door onderzoekers om het
frame, de lexicale elementen waardoor dit frame tot uiting komt en de mogelijke redenaties van het
publiek te presenteren. Van Gorp (2006) schrijft dat het presenteren van een mediapackage door
onderzoekers een beproefde manier is om de berichtgeving over een onderwerp te typeren.
Een mediapackage wordt door onderzoekers gevormd door de beschrijving van de framing devices, de
reasoning devices en het geïdentificeerde frame als centrale gedachte van het betreffende mediapackage
(Entman, 1993; Gamson en Modigliani, 1989).
16
mediapackage vooraf vast te stellen. Wanneer dit alleen voorafgaand aan een onderzoek gebeurt en het
volledige onderzoek gericht is op de berichtgeving over een langere tijdsperiode, dan zal eventuele
nieuwe terminologie minder snel worden opgemerkt en worden toegevoegd aan de devices die
uiteindelijk bepalen welke frames er voorkomen.
1.8 Knelpunten van framingonderzoek
Sinds de introductie van framing in de communicatiewetenschap zijn er meerdere
onderzoeksbenaderingen ontstaan, met als doel de frames in de media te identificeren en te
reconstrueren. Opmerkelijk is dat binnen de framingwetenschap veel aandacht wordt besteed aan de
methodologische knelpunten. Knelpunten zijn de validiteit en betrouwbaarheid en de rol die de
onderzoeker daarbij speelt.
1.8.1 Validiteit en betrouwbaarheid
Veel onderzoekers uiten zorgen over de validiteit en betrouwbaarheid van framingonderzoek, met name
wanneer een inhoudsanalyse wordt uitgevoerd (Gamson, 1989; Scheufele, 1999, p. 103; Tankard, 2001,
p. 104). Krippendorff (1980, p. 130) schreef dat de beschikbare onderzoeksbenaderingen verschillende
uitwerkingen hebben op de validiteit en betrouwbaarheid, waaronder allereerst de framing en reasoning
devices.
Framing devices worden gezien als de bouwstenen van een frame (Entman, 1993). Er is genoeg
consensus bereikt over het feit dat framing devices samen, wanneer ze structureel voorkomen, een
bepaalde interpretatie bij het publiek veroorzaken. Ook heerst er in de framingwetenschap
overeenstemming over de typen woorden en/of zinnen die worden gezien als framing devices en worden
geacht de ontvanger te beïnvloeden. Van Gorp en Vercruysse (2011) muntten de stelling dat een framing
device pas als zodanig kan worden aangewezen, als het capabel genoeg wordt geacht om een
denkrichting te kunnen beïnvloeden. Zij laten hierbij in het midden wat zij zien als capabel genoeg.
Hiermee laten ze veel ruimte over voor de interpretatie van de onderzoeker. Eerder schreef Van Gorp
(2005) dat frame-analisten als uitgangspunt moeten nemen dat alles in de tekst een potentieel framing
device kan zijn (p. 259).
Framingonderzoekers construeren mediapackages om de berichtgeving rondom een onderwerp te
typeren. Naast het aanwijzen van de framing devices beschrijven framingonderzoekers ook reasoning
devices, waarmee ze de gedachtegang van het publiek onder woorden brengen. Entman (1993) en
Gamson en Modigliani (1989) stellen dat reasoning devices vaak latent aanwezig zijn in uitingen.
Framingonderzoekers hebben hierdoor een grote rol in de wijze waarop de reasoning devices worden
beschreven.
Ook de totstandkoming van frames kan als knelpunt worden aangeduid. Dat onderzoekers hiermee lijken
te worstelen, is ook zichtbaar door de vaak summiere beschrijvingen van de wijze waarop frames
uiteindelijk tot stand komen. Volgens Van Gorp (2006) moeten frame-analisten rekening houden met
het feit dat hun eigen mentale staat invloed heeft op de identificatie en reconstructie van frames.
Subjectiviteit is tijdens het onderzoeksproces dan ook haast onvermijdelijk (p. 254). Deze subjectiviteit
komt volgens Matthes en Kohring (2008) ook tot uiting in situaties waarbij een onderzoeker gericht op
zoek gaat naar de bevestiging van zijn of haar eigen opvattingen over een bepaald thema (p. 259). Feit
blijft dat het lastig is om te bepalen welke frames er worden geïdentificeerd en gereconstrueerd. Het
hoogste niveau beoordeelt de validiteit en betrouwbaarheid van het volledige onderzoeksproces.
Krippendorff (1982) maakte hierbij gebruik van het onderscheid tussen deductieve en inductieve
onderzoeksbenaderingen.
17
waargenomen framing devices en de eventuele reasoning devices. Idealiter komen de geïdentificeerde
frames voort uit de data met behulp van deze onderzoeksbenadering. Dit verhoogt de validiteit, maar
kan resulteren in een lagere betrouwbaarheid, omdat hier de invloed van de onderzoeker op de
identificatie, interpretatie en verwoording van frames groot is.
Met een deductieve benadering worden de frames en de elementen die wijzen op het frame vastgesteld.
Deze kwantitatievere methode om deze elementen, en daardoor de aanwezigheid van frames, aan te
tonen kent een hogere betrouwbaarheid, omdat andere onderzoekers dit proces kunnen herhalen en op
dezelfde resultaten horen uit te komen. De validiteit van deze benadering wordt daarentegen lager
beoordeeld. Matthes en Kohring (2008) en Van Gorp (2006) schrijven dat er door deze benadering niet
met zekerheid kan worden gezegd of alle eventuele frames in de bronnen geïdentificeerd zijn. Verder
houdt deze methode in dat de onderzoeker de frames voorafgaand aan de analyse opstelt.
De keuze in onderzoeksbenaderingen beïnvloedt de beoordeling van de betrouwbaarheid en validiteit.
Er zijn hiervoor nog geen oplossingen terug te vinden in de literatuur. Een uitstap naar
wetenschappelijke principes kan wel handvatten geven voor framingonderzoek. Zo schreef Boeije
(2005, p. 145) dat validiteit betrekking heeft op de beïnvloeding van het onderzoek door systematische
fouten. In de framingwetenschap betekent dit dat er met name wordt gekeken naar de rol van de
onderzoeker. De vraag is op basis van welke interpretaties de onderzoeker tot zijn resultaten komt. Een
onderzoeker kan ‘onbedoeld’ dingen interpreteren binnen een bepaalde denkrichting en zo de resultaten
beïnvloeden. Boeije (2005) stelde dat, om de validiteit van het onderzoek te demonstreren, het nodig is
dat de analysestappen die tot een bepaalde interpretatie hebben geleid uitgebreid beschreven moeten
worden.
De betrouwbaarheid heeft betrekking op de beïnvloeding van toevallige of onsystematische fouten
(Boeije, 2005, p. 145). Dit proces heeft verschillende implicaties in de framingwetenschap. Riffe, Lacy
en Fico (1998, p. 107) stelden dat hoe zichtbaarder het element is, hoe hoger de betrouwbaarheid van
de resultaten is. Echter, de identificatie van framing devices en de reden waarom een element wel of niet
als framing device wordt aangemerkt, worden hierbij over het hoofd gezien.
1.9 Huidig onderzoek
De aanleiding voor dit onderzoek is het feit dat privacy op dit moment actueel is, maar tevens een
abstract begrip is. De nieuwsmedia spelen een grote rol in de wijze waarop het concept privacy wordt
gepresenteerd aan het publiek. De wijze waarop de nieuwsmedia dit doen, heeft invloed op de wijze
waarop het publiek privacy percipieert. Ook wordt aan de nieuwsmedia toegeschreven dat ze een
aandeel hebben in de wijze waarop het publiek denkt over bepaalde ontwikkelingen. De centrale vraag
van dit onderzoek is hoe het concept privacy is gerepresenteerd in de Nederlandse dagbladen in de
periode 2010-2015. Dit onderzoek is toegespitst op de wijze waarop het concept privacy is verwoord,
door specifiek te onderzoeken welke framing devices voorkomen in de verwoording van het abstracte
begrip privacy door de nieuwsmakers.
18
staat door de analyse van woorden, het voorkomen en de structuur van deze woorden en zinnen (Entman,
1991; Esser & D’Angelo, 2003; Pan & Kosicki, 1993). De centrale gedachte van deze benadering is dat
een frame wordt opgebouwd door specifieke woorden (Entman, 1993).
Er bestaat ook kritiek op de linguïstische benadering, omdat vaak onduidelijk is hoe de verschillende
talige elementen uiteindelijk tot een frame worden samengevoegd (Esser & D’Angelo, 2003, p. 624).
De kern van deze kritiek, namelijk de onduidelijkheid over de wijze waarop tot de reconstructie van
frames is gekomen, komt vaker voor in de framingwetenschap. Voor dit onderzoek is er daarom voor
gekozen om gebruik te maken van softwareprogramma’s om de stappen tot de reconstructie van frames
inzichtelijk te maken. De analyse van het bronnenmateriaal wordt uitgevoerd in het softwareprogramma
Atlas.ti. Dit programma is geschikt om fragmenten in het onderzoekscorpus te voorzien van een code.
De code occurence tool in Atlas.ti is een functionaliteit voor het maken van een uitdraai naar Excel,
waarin inzichtelijk wordt welke codes in welk artikel voorkomen. Met deze uitdraai is vervolgens verder
gewerkt om tot de reconstructie van de frames te komen.
Door het gebruik van deze softwareprogramma’s is getracht de stappen tot de reconstructie van de
frames inzichtelijk te maken. In reactie op de kritieken die bestaan in dit onderzoeksgebied is ruim
aandacht besteed aan het uitvoeren van deze analyse en het gebruik van deze software om tot
betrouwbare resultaten te komen.
Het doel van dit onderzoek is inzicht krijgen in de wijze waarop het concept privacy in de Nederlandse
dagbladen is gepresenteerd aan het publiek. Dit onderzoek draagt zodoende bij aan de kennis over de
wijze waarop het concept privacy is gepresenteerd en biedt daarnaast inzicht in het gebruik van
softwareprogramma’s voor het coderen en het vervolgens reconstrueren van frames.
19
2. Materiaal en methode
In dit deel wordt de werkwijze van dit onderzoek beschreven en gemotiveerd. Allereerst wordt
beschreven hoe het onderzoekscorpus tot stand is gekomen en vervolgens hoe de analyse is uitgevoerd.
Ten slotte worden de stappen uiteengezet die hebben geleid tot de reconstructie van de frames.
2.1 Corpus
Het corpus is opgebouwd uit artikelen van de vijf grootste Nederlandse dagbladen die landelijk worden
verspreid: Algemeen Dagblad, NRC Handelsblad, de Telegraaf, Trouw en de Volkskrant (NDP
Nieuwsmedia, 2013). Dit onderzoek richt zich op de artikelen over privacy die in deze dagbladen zijn
verschenen in de aaneengesloten periode van 1 januari 2010 tot 31 december 2015.
Het corpus is samengesteld met behulp van de online databank LexisNexis. Het onderzoeksthema is
privacy, vandaar dat in LexisNexis alleen de zoekterm ‘privacy’ is gebruikt. De artikelen in het
onderzoekscorpus moesten voldoen aan een aantal eisen. Zo moet elk artikel minimaal vier keer het
woord ‘privacy’ bevatten, waaronder minimaal één keer in de titel of in de lead van het artikel. Tenslotte
moest een artikel uit minimaal driehonderd woorden bestaan, omdat kortere artikelen het onderzoek te
uitgebreid zouden maken.
Bovengenoemde eisen zijn in een zoekstring verwerkt. Hiermee konden de artikelen in LexisNexis per
dagblad worden verzameld voor het onderzoekscorpus. Deze zoekopdracht leverde in totaal 322
artikelen op. De verdeling van het aantal artikelen per dagblad en per jaar staat in tabel 1.
Tabel 1. Onderverdeling van totale corpus per dagblad en per jaar
Alle artikelen in het onderzoekscorpus zijn vervolgens voorzien van een code, waardoor de artikelen
gemakkelijk geïdentificeerd konden worden. Elk artikel kreeg een code die bestond uit de afkorting van
het dagblad, de publicatiedatum en het jaar waarin het artikel is verschenen. Enkele artikelen zijn op
dezelfde dag en in hetzelfde dagblad verschenen. Deze ‘dubbele’ artikelen hebben de toevoeging ‘/2’
gekregen achter de bestaande code (bijlage I -V).
2.2 Journalistieke genres
20
Tijdens het sorteren van de artikelen konden enkele artikelen niet in de bestaande genres van de Stijlgids
worden ondergebracht. Daarom is het genre ‘inzendingen van lezers’ toegevoegd. Artikelen in dit genre
zijn voornamelijk gevuld met ingezonden correspondentie van lezers.
De genres waaraan de artikelen van het onderzoekscorpus zijn toegewezen, zijn als volgt:
1. Nieuws: nieuws of nieuwsanalyses, waarin een zo objectief mogelijke weergave wordt gegeven
van gebeurtenissen of onderwerpen.
2. Opinie: column, commentaar of recensies, waarin de auteur of het dagblad duidelijk een mening,
opinie of een andere subjectieve invalshoek belicht.
3. Vraaggesprek: artikel, waarin een interview met een of meerdere personen, die voornamelijk
aan het woord kom(en)t, centraal staat.
4. Reportage: reportages en achtergrondartikelen.
5. Inzendingen lezers: ingezonden lezersbrieven als directe input voor de inhoud van het artikel.
In drie gevallen was het niet duidelijk tot welk genre het artikel behoorde. Deze artikelen zijn vervolgens
gemarkeerd als ‘onbekend’. In tabel 2 staat de verdeling van genres per jaargang.
Tabel 2. Onderverdeling corpus per genres en per jaar
Genre 2010 2011 2012 2013 2014 2015 Totaal Nieuws 19 23 19 35 33 28 157 Opinie 14 11 12 22 25 18 102 Vraaggesprek 5 6 0 7 7 2 27 Reportage 2 2 2 11 3 5 25 Inzendingen lezers 0 2 3 1 2 0 8 Onbekend 1 1 0 0 0 1 3 Totaal 41 45 36 76 70 54 322
In tabel 3 staat de verdeling van de genres per dagblad.
Tabel 3. Onderverdeling corpus per genres en dagbladGenre Algemeen Dagblad NRC Handelsblad De Telegraaf Trouw De Volkskrant Totaal Nieuws 16 44 28 37 32 157 Opinie 0 45 7 18 32 102 Vraaggesprek 2 11 0 5 9 27 Reportage 2 7 1 10 5 25 Inzendingen lezers 1 0 7 0 0 8 Onbekend 0 0 2 0 1 3 Totaal 21 107 45 70 79 322
Het volledige onderzoekscorpus, voorzien van codes, is ingeladen in het softwareprogramma Atlas.ti.
Met dit programma is de kwalitatieve analyse uitgevoerd.
2.3 Analyse
21
linguïstische benadering. Deze strategie is datagestuurd en werkt zonder vooraf bepaalde frames naar
de reconstructie van de frames op basis van waarneembare tekstuele elementen in het bronnenmateriaal.
Voorafgaand aan de analyse zijn de tekstuele elementen vastgesteld als sensitizing concepts. Na het
vaststellen hiervan is begonnen aan de analyse van het onderzoekscorpus. Na deze fase is gewerkt aan
de reconstructie van de frames op basis van de codes uit de eerste fase van het onderzoek.
2.3.1 Sensitizing concepts
Voorafgaand aan de analyse is een lijst opgesteld van de sensitizing concepts. Dit zijn de concepten uit
de framingwetenschap die richting geven tijdens de analyse. De sensitizing concepts van deze analyse
zijn gebaseerd op de theorie van Gamson en Modigliani (1989). Zij beschrijven mediapackages als
bundels bestaande uit framing en reasoning devices die tezamen een grondgedachte, namelijk het frame,
voortbrengen. Het principe van een mediapackage is dat meerdere elementen tezamen wijzen op een
frame.
De framing devices die Gamson en Modigliani beschrijven, en veel overeenstemming hebben
in de framingwetenschap als tekstuele elementen die de interpretatie door het publiek kunnen
beïnvloeden, zijn voorafgaand aan de analyse vastgesteld als sensitizing concepts. Hierdoor kon het
onderzoekscorpus gerichter worden onderzocht.
Voorafgaand aan de eerste analyseronde is elk framing device vastgesteld en gespecificeerd. Deze
uitwerking staat in tabel 4.
Tabel 4. Vastgestelde framing devices – open coderen
Framing device Specificatie Waaraan te herkennen Grootte
Metafoor Gebruikte termen afkomstig uit
ander domein.
Uitingen waarbij onderwerpen worden beschreven met behulp van andere domeinen.
Enkel woord
Beschrijving Omschrijving waarin indruk of
idee wordt gepresenteerd.
Uitingen waarin privacy of andere entiteiten worden beschreven. Enkel woord – meerdere woorden Terminologie Specifieke terminologie/
woordkeuze met als doel typering of karakteristiek te geven van onderwerp.
Bepaalde woorden die worden
gekozen om iets te beschrijven. Woorden
Voorbeelden - Waargebeurd
Gebeurtenissen waarnaar wordt verwezen. Dit zijn gebeurtenissen anders dan aanleiding/onderwerp van artikel.
Verwijzingen naar
gebeurtenissen in het verleden.
Woorden – meerdere zinnen
Voorbeelden - Hypothetisch
Fragmenten waarin een mogelijk scenario is geschetst. Dit is een volledig hypothetisch of toekomstig voorbeeld dat wordt opgevoerd.
Verwijzingen naar gebeurtenissen die zouden kunnen gebeuren. ‘Stel dat in de toekomst…’
Woorden – meerdere zinnen
Na het vaststellen van de sensitizing concepts is de kwalitatieve analyse uitgevoerd in Atlas.ti. De
analyse bestond uit drie rondes, gebaseerd op het stappenplan kwalitatief onderzoek van Boeije (2005).
2.4 Coderen
Het coderen van het onderzoekscorpus is uitgevoerd in drie rondes.
2.4.1 Open coderen
22
Tijdens deze analyseronde is het bronnenmateriaal herhaaldelijk onderzocht om eventueel nieuwe
fragmenten te identificeren en te coderen. Er zijn tijdens deze analyseronde twee nieuwe categorieën
toegevoegd aan de bestaande lijst met sensitizing concepts. De categorieën staan beschreven in tabel 5.
Tabel 5. Toegevoegde codes n.a.v. open coderenFraming device Specificatie Waaraan te herkennen Grootte Werkwoord Werkwoord Beschrijving van handeling Woord
Bijv. naamwoord Bijvoeglijke naamwoorden Omschrijving van zelfstandig
naamwoord Woord
Op het moment dat er geen nieuwe fragmenten geïdentificeerd konden worden, werd vervolgd met de
tweede analyseronde.
2.4.2 Axiaal coderen
In de tweede ronde zijn de codes uit de eerste analyseronde verder geordend. Codes die elkaar
overlapten, zijn samengevoegd en enkele codes zijn opnieuw benoemd om het fragment preciezer te
beschrijven. Boeije (2005) geeft een goed overzicht van de werkzaamheden in deze tweede
analyseronde:
-
Gecodeerde fragmenten beoordelen of ze op de juiste wijze zijn gecodeerd, eventueel
onderbrengen in andere codes of nieuwe codes opstellen;
-
Codes die overlap hebben, samenvoegen;
-
Meer structuur aanbrengen in de verschillende framing en reasoning devices ‘families’. Codes
die bij een van deze families horen opnieuw van naam voorzien, zodat duidelijk wordt bij welke
familie ze horen;
-
Losse codes onderbrengen bij andere codes of schrappen na opnieuw te zijn beoordeeld.
2.4.3 Selectief coderen
In de derde ronde van de analyse werden de codes ondergebracht in zeven hoofdcategorieën. Deze
categorieën zijn gebaseerd op de sensitizing concepts die voorafgaand aan de analyse waren opgesteld.
Een overzicht van de zeven hoofdcategorieën en de specificatie van de inhoud van elke categorie is te
vinden in tabel 6. De volledige codelijst uit Atlas.ti is toegevoegd als bijlage VI.
Tabel 6. Overzicht hoofdcategorieën en specificatie
2.5 Reconstructie frames
In dit onderzoek is toegewerkt naar de reconstructie van de frames die aanwezig zijn in het
onderzoekscorpus. Een frame komt tot uiting door verschillende tekstuele elementen die tezamen
Hoofdcategorie Specificatie
1. Metafoor Metaforen, beeldspraak
2. Werkwoord Werkwoorden
3. Beschrijving Beschrijvingen
4. Terminologie Fragmenten met specifieke terminologie/woordkeuze
5. Bijv. naamwoord Bijvoeglijke naamwoorden
6. Voorbeelden – Waargebeurd Fragmenten met waargebeurde gebeurtenissen
7. Voorbeelden – Hypothetisch Fragmenten met voorbeelden van mogelijke, toekomstige
23
worden opgevoerd en zo de interpretatie van het publiek over een onderwerp kunnen beïnvloeden. De
gecodeerde fragmenten uit dit onderzoek dienen als startpunt om frames te reconstrueren.
De code occurence tool in Atlas.ti produceert een overzicht in Excel met een tabel, waarin per artikel
de aanwezige codes staan vermeld (bijlage VII). In dit bestand is de reconstructie van de frames
uitgevoerd. Deze reconstructie werd uitgevoerd in een aantal herhaalde stappen.
2.5.1 Metaforen
De framing-device-metafoor is het startpunt van de reconstructie. Hiervoor is gekozen, omdat metaforen
essentieel zijn voor de wijze waarop individuen de werkelijkheid en verschillende concepten kunnen
begrijpen
(Kennedy (2000, p. 209).
De hoofdcategorie metaforen bevat vier onderliggende codes die
staan beschreven in tabel 7.
Tabel 7. Overzicht metaforen en indicatoren
Metafoor Specificatie Indicatoren
Economie Fragmenten met termen uit het domein economie Handelswaarde, betaalmiddel
Eten Fragmenten met termen uit het domein eten,
drinken Honger, dorst
Oorlog Fragmenten met termen uit het domein oorlog Verzet, strijd
Vissen Fragmenten met termen uit het domein visserij Sleepnetten, bijvangst, hengelen