• No results found

Analyse van enkele publiekshistorische en educatieve producten

5 Inzet van de rechterlijke archieven bij publieksbereik en educatie

5.2 Analyse van enkele publiekshistorische en educatieve producten

Langzaamaan beginnen erfgoedinstellingen de rechterlijke archieven te gebruiken voor publieksactiviteiten en educatie. Toch zijn het er nog niet veel. Het viel mij op dat musea die zich richten op gevangeniscultuur, zoals Museum de Gevangenpoort in Den Haag en het Gevangenismuseum in Veenhuizen slechts zeer sporadisch deze verhalen inzetten en niet in hun vaste presentatie. In de reguliere rondleiding door de Gevangenpoort komt enkel het verhaal van de gebroeders De Wit naar voren. Fysiek worden archiefbronnen al helemaal niet ingezet. Het zijn vaker de archiefinstellingen die de attractie van deze documenten zien dan musea. Dit hoofdstuk behandelt enkele producten en projecten, die heel specifiek de archiefbronnen gebruiken.

Welke doelgroepen hadden de projecten voor ogen, wat wilde men bereiken bij deze doelgroepen, hoe is dat aangepakt en is het ook gelukt? Om een duidelijk

samenhangend geheel te hebben is gekozen voor producten die door de instelling zelf zijn gemaakt en die specifiek gericht zijn op nieuwe doelgroepen. Buiten beschouwing worden dus gelaten de historische romans en televisieprogramma’s op basis van rechterlijke archieven en lezingen en podcasts. De eerste twee categorieën zijn door romanschrijvers en televisiemakers gemaakt, de laatste is voornamelijk gericht op een reeds bestaand publiek.

Omdat men in het Verenigd Koninkrijk voorop loopt op het gebied van erfgoedpresentatie en -educatie en omdat The National Archives daar veel diverse en goed bezochte projecten hebben, is van de onderstaande casussen een groot aantal van The National Archives onder de loep genomen. Andere casussen komen van instellingen in binnen- en buitenland, van archiefinstellingen of samenwerkingsprojecten waar archiefinstellingen deel van uitmaken.

5.2.1 Tentoonstellingen

Het bekendste publieksproduct in de erfgoedwereld is de tentoonstelling. Musea, maar ook archiefinstellingen maken al zeer lange tijd gebruik van dit middel om hun collecties aan een breed publiek te tonen. De afgelopen jaren zijn mij twee tentoonstellingen opgevallen, die zeer direct gebruik maakten van de bronnen uit rechterlijke archieven. Een van deze is van een museum in Zweden, de andere van een archief in Haarlem. Beide projecten heb ik geanalyseerd op de hiervoor omschreven aspecten en de concepten van historisch denken zoals benoemd in het curriculum voor het geschiedenisonderwijs.

Glömda historier

Het stadsmuseum van Eskilstuna heeft vanaf begin 2016 een speciale tentoonstelling over het leven in de zeventiende eeuw in en rond de Rademacher smederijen die een belangrijk onderdeel zijn van de geschiedenis van de stad. Deze buitententoonstelling met de naam ‘Glömda historier’, vergeten verhalen, is gebaseerd op nieuw onderzoek in de rechterlijke archieven van deze stad (zie bijlage 1). In de tentoonstelling wordt tien mensen op levensgrote borden een nieuw leven ingeblazen met in het kort het verhaal uit het archief erbij (afbeelding 14).

Voor de tentoonstelling heeft Elin Eriksson, medewerker van museum en archief, onderzoek gedaan in de rechterlijke archieven en bladzijde na bladzijde getranscribeerd uit de ‘domböcker’, de rechtbankverslagen van de stad. Hieruit heeft zij korte verhalen 161 geschreven, die bij de afbeeldingen van de hoofdpersonen in de tentoonstelling te lezen waren. Het plan was om zes verhalen uit de zeventiende eeuw uit te lichten, drie uit de achttiende en drie uit de negentiende, vooral omdat men niet zeker wist of er voldoende zeventiende-eeuws materiaal voorhanden was. Uiteindelijk bleek dat er ruim voldoende was om alle twaalf de panelen te voorzien van een verhaal uit de zeventiende eeuw. De originele zeventiende-eeuwse teksten waren voor leken niet leesbaar, dus een vertaalslag diende gemaakt te worden. De informatie uit de oorspronkelijke bronnen is hiermee herschreven naar een lopend verhaal, dat een lekenpubliek kan begrijpen. De historische

http://sverigesradio.se/sida/artikel.aspx?programid=87&artikel=6284774.

161

Afb. 14. Paneel uit tentoonstelling ‘Glömda historier’, Eskilstuna stadsmuseum, foto Elisabeth Ohlsson Wallin, 2016.

context van deze verhalen wordt grotendeels achterwege gelaten, behalve als hij nodig is om het verhaal te begrijpen, zoals in het geval van Agneta Urbansdotter.

De doelgroepen voor deze tentoonstelling zijn de volwassen bewoners van Eskilstuna, eventueel met hun gasten, en toeristen die het museum bezoeken. Het gewenste effect is dat de bewoners anderen gaan wijzen op de tentoonstelling. Dit is een nogal globale en weinig ambitieuze, maar wel realistische doelstelling.

Het verhaal dat men wil vertellen is dat de omgeving een plek is waar mensen hebben geleefd, zijn gestorven en hebben gewerkt en dat het niet enkel smeden waren die in de omgeving van de smederij woonden. Het gaat specifiek om wat er is gebeurd in de huizen bij de Rademacher smederijen en welke mensen er hebben geleefd. Persoonlijke verhalen, direct gelinkt aan een locatie zijn hierin belangrijk. De verhalen zijn niet

specifiek van criminele aard. Sommige betreffen civiele zaken, maar allemaal schetsen ze een stukje van het leven van een persoon, die daar heeft gewoond of gewerkt. Dit kan een misdadiger zijn, maar ook een slachtoffer of een getuige.

De tentoonstelling bestaat uit twaalf panelen bij de oude huizen. Op elk paneel is een moderne foto van het ‘personage’ te zien en een korte tekst in Zweeds en Engels. Een aansluitende minitentoonstelling in het huis is hierbij mogelijk. Ook was het plan op de borden QR-codes te laten linken naar een audiofragment. Dit is echter om financiële redenen en omdat een audiofragment weinig inhoudelijks zou toevoegen.

Het sterkste punt in deze tentoonstelling is waarschijnlijk de inzet van omwonenden om te figureren op de panelen. Hoewel dit niet benoemd is in het

projectplan is dit een heel effectieve manier om de buurtbewoners, hun vrienden en hun kennissen te betrekken bij de tentoonstelling. Aangezien het bereik van bewoners en hun gasten één van de doelstellingen was, is dit een zeer tactische aanpak. Door daarnaast verhalen te vertellen over ‘gewone’ mensen vroeger, wordt de link gelegd van zeventiende- eeuwse bewoners van het gebied naar die van nu. Zo is op twee vlakken herkenbaarheid gecreëerd. De panelen zelf vormen een beperking omdat de tekst noodzakelijkerwijs kort gehouden moest worden. De narratieve kracht van de archiefstukken wordt hierdoor weinig benut.

Wanneer we deze tentoonstelling tegen het licht van de concepten voor

historisch denken houden, valt het volgende op: de grote betekenis voor de geschiedenis valt een beetje weg in de zeer individuele benadering van de verschillende zaken. Het is moeilijk om de verschillende verhalen te zien binnen de historische context omdat hier weinig tot geen aandacht aan wordt besteed. Wel is primair bronnenmateriaal gebruikt, maar dat is niet meer zichtbaar in de tentoonstelling. De persoonlijke verhalen laten zien, dat sommige dingen tegenwoordig niet anders zijn dan vroeger. Overlast van dronken

uitgaanspubliek is iets van alle tijden, bijvoorbeeld, net als uitbuiting van werknemers. De tentoonstelling geeft hierdoor een goed beeld van de continuïteit in de geschiedenis. Verandering komt minder aan de orde, evenmin als oorzaak en gevolg. Waar deze

tentoonstelling wel erg goed in is, is het bieden van historisch perspectief. Door de kleine, persoonlijke verhalen en door de personages een gezicht te geven, is het gemakkelijk voor het publiek zich in een zekere mate te verplaatsen in de historische personen. Dit is zelfs letterlijk gedaan door omwonenden te laten poseren als hun plaatsgenoten uit het verleden. Het zou mooi zijn als scholieren die de tentoonstelling bezoeken worden uitgedaagd om na te denken over de moderne interpretaties van de

tentoonstellingsmaker en hoe deze de kijker beïnvloeden. Daarbij valt de denken aan het gebruik van foto’s van moderne mensen en het inkorten van de rechtbankverslagen naar zeer korte teksten. Leerlingen zouden kunnen worden gestimuleerd om alternatieve presentatievormen te bedenken. Om deze vertaalslag mee te geven aan elke bezoeker van de tentoonstelling is moeilijk, maar het zou bezoekers net een stap verder nemen in hun historisch denken.

Dat de geluidsfragmenten de uiteindelijke tentoonstelling niet hebben gehaald, is een gemiste kans. Zij zouden de narratieve kracht van de archiefstukken sterker doen uitkomen.

Gepakt!

Ook het Noord-Hollands Archief in Haarlem heeft een tentoonstelling gemaakt gebaseerd op rechterlijke bronnen, ditmaal wel specifiek over criminelen. In de Janskerk was van 162 12 juni tot 30 augustus 2015 de tentoonstelling ‘Gepakt!’ te zien. Deze richtte zich op misdaad en straf rond 1900. Omdat deze tentoonstelling aanvankelijk niet gepland was, maar een geheel andere, is er geen gedetailleerd projectplan opgesteld. Nico Vriend van het Noord-Hollands Archief en zijn collega’s deden het bronnenonderzoek voor de tentoonstelling. Zij putten uit rechterlijke archieven, kranten en materiaal over de Haarlemse koepelgevangenis.

De doelgroep was niet specifiek vastgesteld in de projectomschrijving. Het Noord-Hollands Archief bedient vanzelfsprekend de inwoners van Noord-Holland, maar er bleken achteraf ook bezoekers uit het buitenland te zijn geweest. Ook is niet van te voren bedacht wat men wilde meegeven aan de bezoekers. Het verhaal dat werd verteld ging over misdaad en straf in Noord-Holland rond 1900. Een aantal opmerkelijke zaken werd uitgelicht en ook het verblijf in de gevangenis kreeg veel aandacht: wat at men, wat

Op verzoek van de makers is het projectplan hiervan niet opgenomen in een bijlage.

droeg men, hoe zag een doordeweekse dag eruit. Het was een beschrijvende

tentoonstelling, geïllustreerd met enkele specifieke persoonlijke verhalen (afbeelding 15).

Deze werden, net als in Eskilstuna, in panelen samengevat. Anders dan in Zweden waren ook de primaire bronnen beschikbaar voor het publiek.

De tentoonstelling bestond niet enkel uit archiefstukken. Voorwerpen uit het gevangenismuseum gaven de driedimensionale toevoeging, die andere

archieftentoonstellingen vaak ontberen. Hierdoor en door de zorgvuldige vormgeving door een gespecialiseerd bureau, was de tentoonstelling gevarieerd en visueel

aantrekkelijk. Van de archiefstukken waren facsimiles te zien en omdat het korter geleden is, waren deze ook voor de meeste bezoekers goed leesbaar. De tentoonstelling had ook enkele interactieve elementen. Zo konden bezoekers hun vingerafdruk en uiterlijke kenmerken registreren in het ‘gastenboek’ en was er de mogelijkheid om een ‘celfie’ te maken als crimineel (afbeelding 16).

Afb. 15. Paneel bij de vitrine met archiefstukken over Marinus van den A., ‘Gepakt!’ in Noord- Hollands Archief, 2015, foto: Susan Suèr.

In deze tentoonstelling werd veel gebruik gemaakt van primair bronnenmateriaal. Hier konden bezoekers zelf kijken, lezen, de inhoud interpreteren en er hun conclusies uit trekken. Voor mensen die hier geen behoefte aan hadden waren ook interpretaties te lezen. De individuele verhalen die werden verteld werden duidelijk in hun historische sociaal-maatschappelijke context geplaatst van veranderingen op het gebied van misdaad en straf. Omdat de zaken die werden gepresenteerd grotendeels uitzonderlijk waren, was het voor de bezoeker moeilijker om ze te relateren aan het heden. De nadruk in de tentoonstelling lag meer bij verandering dan bij continuïteit. Ook werden de bezoekers niet gestimuleerd om oorzaken en gevolgen te analyseren, maar net als bij de andere tentoonstelling was het innemen van een historisch perspectief, met als wel heel

eenvoudige vorm de ‘celfie’, iets waar veel ruimte voor werd gecreëerd. Eveneens ontbrak een aansporing tot reflectie op de interpretatie van het verleden die de tentoonstelling gaf.

5.2.2 Theater

Door de eerder beschreven narratieve kwaliteiten van rechterlijke archieven lijken theater en film logische producten om op deze documenten te baseren. David Dean noemt de combinatie van het verhaal, acteerwerk, kostuums en rekwisieten, decor, licht en geluid

Afb. 16. Celfie bij tentoonstelling ‘Gepakt!’ in het Noord- Hollands Archief, fotograaf onbekend, 2015.

als eigenschappen van theater, die het verleden kunnen reconstrueren. Ook gedegen 163 bronnenonderzoek en -interpretatie is volgens Dean van belang voor een goede historische theaterproductie. Hoewel er nog weinig onderzoek gedaan is door 164

publiekshistorici naar theatervoorstellingen, kunnen ze zeer geschikt zijn om het verleden dichter bij een groot publiek te brengen. Dean geeft aan dat onderzoek naar theater en zeker ook amateurtheater meer inzicht kan geven in hoe mensen met het verleden omgaan. Hieronder zullen twee van dergelijke initiatieven worden behandeld: De 165 theaterstukken tijdens de ‘Victorian Crime Night’ in The National Archives UK’ en ‘Wie vermoordde Leuntje Bol?’ bij Erfgoed Leiden en Omstreken tijdens de Museumnacht Leiden.

Victorian Crime Night

Tijdens het evenement ‘Archives at Night’ in The National Archives UK op 28 oktober 2016 werden twee theaterstukken opgevoerd. Het thema van de avond was ‘Victorian Crime’ (zie bijlage 2). Het ene stuk ging over Jack the Ripper (afbeelding 17), het andere over Oscar Wilde. De hele avond draaide om misdaad en straf in de negentiende eeuw. 166 Er waren diverse lezingen en een expositie van documenten. Daarnaast was er allerhande vermaak dat aansloot op het thema. Communicatiemedewerker Caroline James was verantwoordelijk voor de stukken.

Beide theaterstukken waren gebaseerd op archiefstukken. In de voorstellingen, gespeeld door medewerkers van The National Archives, werden enkel zinsneden uit de documenten gebruikt. De link naar de originele archiefstukken werd niet uit het oog 167 verloren en deze waren in een aparte zaal ook te bekijken. Daar waren nog andere

stukken, die niet verwerkt waren in theatervorm tentoongesteld, zoals enkele documenten die als basis dienden voor het boek The Suspicions of Mr Whicher van Kate Summerscale.

De theaterstukken waren als onderdeel van de Victorian Crime Night voornamelijk ingestoken met vermaak als hoofddoelstelling. Dat is wat het publiek verwacht, naast ook nog iets te leren. De doelgroep voor de avond was niet specifiek vastgesteld. De standaard ‘historisch geïnteresseerde leek’ was niet benoemd, maar lijkt de doelgroep geweest te zijn.

De avond stond in het teken van vermaak, medewerkers en bezoekers waren verkleed, er

David Dean, ‘Theatre: A Neglected Site of Public History? The Public Historian, Vol. 34, No. 3 (Summer

163 2012), pp. 21-39, p. 31-32. http://www.jstor.org/stable/10.1525/tph.2012.34.3.21. Ibidem, p. 32. 164 Ibidem, p.38. 165

een opname hiervan is als podcast te beluisteren op http://media.nationalarchives.gov.uk/index.php/

166

oscar-wilde-trial-imprisonment/

http://blog.nationalarchives.gov.uk/blog/bringing-oscar-wildes-words-life/

was een mogelijkheid tot Victoriaanse fotoshoot, er liepen een ‘shadow cutter’ en

goochelaar rond en er waren cocktails en hapjes te verkrijgen, De acteurs hadden zich zelf verdiept in de originele bronnen, waardoor het hen redelijke gemakkelijk afging om de historische bewoordingen te gebruiken. Ze waren in moderne kleding en niet in historisch kostuum. Ook werd er vrijwel niet fysiek geacteerd.

Aangezien het hoofddoel vermaak was en niet educatie rijst de vraag of de verschillende criteria van historisch denken wel geschikt zijn om dit project aan te spiegelen. Toch werden de historische gebeurtenissen in de grotere lijn van de geschiedenis geplaatst, vooral door de vooraf afgebakende periodisering van het evenement. De primaire bronnen werden niet alleen woordelijk gebruikt in de theaterstukken, de bezoekers konden ze ook zelf bekijken. Hiervan werd gretig gebruik gemaakt, de expositiezaal met archiefstukken was de hele avond vol. Continuïteit en verandering kregen vooral een

Afb. 17. De ‘Whitechapel Murders’, tijdens de Victorian Crime Night in The National Archives UK, foto: Susan Suèr.

plaats door het verhaal van Oscar Wilde. Het publiek werd ermee geconfronteerd dat homoseksualiteit strafbaar was en dat eenzame opsluiting een mogelijke straf was. Daarnaast echter waren veel parallellen met het heden te zien. Oorzaak en gevolg kregen, behalve op het kleinschalige niveau ‘als je betrapt wordt op het overtreden van de wet, word je opgepakt en volgt een rechtszitting’, dat ook in alle andere voorbeelden opduikt, geen specifieke aandacht in dit project.

Hoewel enkel verkleden niet vanzelfsprekend bewerkstelligt, dat mensen een historisch perspectief innemen, helpt het wel, zeker samen met de gehele negentiende- eeuwse sfeer die men had gecreëerd. Het sterke aan de theaterstukken was dat door niet verkleed te gaan en ook niet fysiek te acteren, de nadruk hier juist werd gelegd op de hedendaagse interpretatie. Het publiek werd hierdoor er bewust op gewezen, dat het ging om een moderne blik op de oude archiefstukken en zaken hierin.

Wie vermoordde Leuntje Bol?

Tijdens een gelijksoortig evenement, de Museumnacht in Leiden op 28 mei 2016, speelden medewerkers van Erfgoed Leiden en Omstreken samen met enkele kennissen de korte mysterieklucht ‘Wie vermoordde Leuntje Bol?’, geschreven door mijzelf (zie bijlage 3). In tien a vijftien minuten werd voor het publiek dit moordmysterie uit begin negentiende eeuw opgevoerd (afbeelding 18). Drie verdachten werden gepresenteerd en aan het einde konden de toeschouwers via briefjes of sociale media bekend maken wie zij dachten dat de dader was. Van het project is vooraf geen plan opgesteld en de

eindevaluatie betrof alle museumnachtactiviteiten van de instelling.

Onderzoek in de vonnisboeken, getuigenverklaringen en kranten ging vooraf aan het schrijven van het script. Zoveel mogelijk uitspraken kwamen, net als in The National Archives letterlijk terug in de voorstelling. De acteurs hadden, zich niet verdiept in de originele bronnen. Zij hadden af en toe moeite met de woordelijke citaten als ‘Blixem!’ in het script. De getuigenverklaringen waren in facsimile voor het publiek in te zien, niet alleen om te tonen dat het stuk op historische bronnen gebaseerd was, ook om hun de kans te geven achter de dader te komen.

Doelgroep was het museumnachtpubliek. Dat is een ander publiek dan de reguliere studiezaalbezoeker. De doelgroep voor de Museumnacht Leiden bestaat hoofdzakelijk uit studenten en pas afgestudeerden. Zij willen niet heel lang met hetzelfde programmaonderdeel bezig zijn, want ze willen zoveel mogelijk musea bezoeken.

Daarnaast willen zo vooral geamuseerd worden en iets opsteken van het bezoek. Het doel van Erfgoed Leiden bij de deelname aan de Museumnacht is het bewust maken van het bestaan van de instelling en dat er interessante collectiestukken worden bewaard. Dat is

een redelijk oppervlakkige doelstelling, maar vergelijkbaar met die van de National Archives.

Het verhaal dat in dit stuk werd verteld was dat van een mysterieuze overvaller die eenzame vrouwen ’s avonds op straat met een wurgkoord berooft. Zijn eerste slachtoffer, de negentienjarige Leuntje Bol, komt hierbij om het leven. Om de dader op heterdaad te betrappen besluit de schout dat een van de nachtwachten als vrouw verkleed over straat moet gaan. Dit blijkt bijzonder effectief en de dader wordt opgepakt.

De vorm van een korte klucht was gemakkelijk gekozen. Niet alleen wil het

Afb. 18. ‘Wie vermoordde Leuntje Bol? bij Erfgoed Leiden en Omstreken tijdens Museumnacht Leiden, foto: Susan Suèr.

publiek een niet te lang en hoogdravend theaterstuk, het verhaal leent zich er uitermate goed voor., door de verscheidenen vrouwen die worden overvallen. Ook hadden de spelers enkel de dag voorafgaand aan de Museumnacht om te repeteren, waardoor veel lange teksten moesten worden vermeden. Er moesten wel wat concessies gedaan worden aan de informatie uit de bronnen om het tot een aantrekkelijke en sluitende voorstelling te maken. De hierboven beschreven basis van het verhaal bleef echter staan.

Uiteindelijk konden de bezoekers om tot een weloverwogen beslissing te komen scans van de getuigenverklaringen inzien (afbeelding 19). Uit de juiste antwoorden werd een winnaar getrokken, die een rondleiding kreeg langs de originele archiefstukken over deze misdaadzaak.

Ook bij dit theaterstuk was vermaak het voornaamste doel. De doelgroep bestond uit jongeren, vooral studenten, die niet bekend waren met de instelling. Een tweede doel was