• No results found

1. Bevindingen uit de inventaris

1.7. Algemene vaststellingen uit de inventaris

Als we de resultaten van de inventaris analyseren, kunnen we enkele zaken vaststellen.

Een eerste gegeven springt in het oog door zijn afwezigheid. Van de onderzochte gedenktekens herinnert er geen enkele aan de raciale slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Militaire, burgerlijke en politieke slachtoffers zijn allemaal wél terug te vinden. Een van de kernaspecten van de Tweede Wereldoorlog, die toch dé mondiaal raciale oorlog bij uitstek was, gaat hier verloren. Van joden, zigeuners, homoseksuelen,… wordt geen vermelding gemaakt op de gedenktekens. Werden er dan geen joden uit Brugge en omstreken gedeporteerd? Jammer genoeg wel. Het zou vreemd zijn mochten er van de 24.916 joden en 351 zigeuners uit België die tot 31 juli 1944 via Mechelen naar Auschwitz werden gedeporteerd, er geen enkele uit West-Vlaanderen afkomstig zijn.278 Wel is het zo dat er uit Antwerpen en Brussel, steden met grotere joodse gemeenschappen, meer raciale slachtoffers kwamen en het lot van de joden daar dus waarschijnlijk meer gekend was dan in de onderzochte West-Vlaamse gemeenten. Wilfried Pauwels, uit Veurne, getuigt dan ook: “De mensen die ik persoonlijk ken, zoals Hector Kesteloot (…), die man wist niet goed hoe dat nazisme in elkaar stak; dat wisten trouwens de meeste mensen hier ook niet. Het anti-joodse element is maar gebleken bij het openkomen van de concentratiekampen in mei ’45”.279

Een algemene opvatting bij oorlogsgedenktekens van WO II is dat de namen van de slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog vaak gewoon werden toegevoegd op een bestaande gedenksteen die herinnert aan slachtoffers uit de Eerste Wereldoorlog. Van de zestig gedenktekens die hier geïdentificeerd worden, herinneren er slechts veertien beide wereldoorlogen. Dat wil zeggen dat er zessenveertig gedenktekens specifiek de Tweede

278 http://www.cicb.be/nl/transporten.htm, geraadpleegd op 20.05.2008

279 UGENT, BDW, “interviews verzet - niet verzet”, Veurne, interview met Wilfried Pauwels (NV).

Wereldoorlog herinneren. Hier mogen echter geen voorbarige conclusies uit worden getrokken.

Door bvb. een stad als Tielt in de inventaris op te nemen (negentien gedenktekens, waarvan slechts twee gedeeld), krijgt men een vertekening. Dit onderzoek is dan ook te kleinschalig om er dergelijke grote conclusies af te leiden. Het toont wel aan dat men steeds omzichtig met kwantitatieve gegevens moet omgaan in historisch onderzoek. De grootte van het onderzoek en de context waarin het onderzoek gebeurt, spelen vaak een beslissende rol in het eindresultaat.

“Het lot van stenen monumenten is dat zij aangevreten worden door de erosie en hierdoor onherkenbaar worden”, lijkt een waarheid als een koe.280 Van de onderzochte gedenktekens bevond het merendeel zich echter, verrassend en tegen de algemene opinie in, in goede staat. In vele gevallen lijkt het stadsbestuur de drijvende kracht achter deze monumentenzorg. In steden als Brugge en Veurne lijkt dit evident: daar staat de erfgoedzorg, onder invloed van hun respectieve erfgoedrijkdom, volledig op punt. In Tielt is hier misschien wel een andere reden voor: de “eeuwige dankbaarheid” van de Tieltenaren voor de Poolse bevrijders. In Torhout, Waregem en Langemark-Poelkapelle lijken de gedenktekens meestal ook in goede staat te verkeren. Algemeen kan men misschien stellen dat de groeiende erfgoedzorg in Vlaanderen een positief effect heeft op het behoud en onderhoud van het oorlogserfgoed. Toch zorgt een goed onderhoud van de gedenktekens er niet altijd voor dat deze meer opvallen in het straatbeeld. Daarvoor hangt of staat het merendeel te vaak op plaatsen die verborgen zijn voor het grote publiek. Het Heldenplein in Veurne bvb. ligt achter de Grote Markt, in een aanpalend park. De doorsneetoerist (of zelfs inwoner) van Veurne zal deze gedenkplaten niet zomaar ontdekken.

Ook voor de andere onderzochte plaatsen geldt de algemene regel dat het merendeel van de gedenktekens zich op onopvallende plaatsen bevindt. Sommige gedenktekens worden wel centraal op bvb. het kerkplein of de markt geplaatst (bvb. LG2 en WG1), maar meestal bevinden ze zich aan de rand van de gemeente (TG1) of worden ze door hun niet-centrale ligging aan het oog onttrokken (VG2).

Wie gaf de opdracht om een gedenkteken op te richten? Een algemene regel valt niet te distilleren uit de inventaris. Initiatiefnemers en opdrachtgevers zijn vaak verschillend: een straat (TiG6) of zelfs een hele wijk (TiG1), het stadsbestuur (BG7), een verzetsgroepering (BG9), een privé-persoon (VG2),… . Wat wel opvalt, is dat één drijvende kracht met wat invloed vaak al volstaat om een gedenkteken te verwezenlijken (bvb. Karel Bailleul in Veurne of Daniel Vander Meulen in Tielt). Stadsbesturen antwoorden trouwens quasi altijd positief op de vraag om een gedenkteken te plaatsen. Net na de Tweede Wereldoorlog is dit volkomen te begrijpen: de bevolking had een monument van troost nodig (cf. de rouwfunctie). Als Karel Bailleul in 1977

280 B. DE WEVER, op.cit., p. 11.

aandringt op de plaatsing van een gedenkteken voor de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog in Veurne, lijkt de instemming van het stadsbestuur en het schepencollege echter niet zo voor de hand liggend. Toch wordt het voorstel goedgekeurd: de gedenktekens mochten zelfs geplaatst worden in de beschermde westgevel van het gerechtshof. Zonder het advies in te winnen van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen werd in de beschermde gevel een boog gekapt en werden onder de boog een medaillon van koning Albert I en gedenkplaten voor de beide wereldoorlogen aangebracht.281 Waarom het stadsbestuur hiermee instemde, lijkt nu nog meer een raadsel. Waarschijnlijk moeten we het antwoord zoeken in politieke en ethische redenen: wie durft een gedenkteken voor de oorlogsslachtoffers weigeren? En hoeveel stemmen verlies je hier dan door?

Ook bij de bevindingen tijdens het samenstellen van de inventaris, de werkwijze an sich, wordt hier kort even stilgestaan. De inventaris kwam tot stand door veldwerk (en dit is letterlijk te nemen), literatuurstudie, archiefonderzoek en veel creativiteit. Dat toeval soms een rol kwam spelen bij het vinden van enkele details, moet ook toegegeven worden. Soms sprak een gedenkteken voor zich: de Shermantank in Tielt of de gedenkplaat voor Jan Guilini in Brugge zijn hier voorbeelden van. Deze gedenktekens werden al voorzien van uitgebreide teksten, waardoor het ontstaan van het gedenkteken (Shermantank) of het verhaal erachter (Guilini) al veel duidelijker werd. In de meeste gevallen was de terug te vinden informatie op het gedenkteken helaas heel wat geringer. Enkele losse namen, vreemde symbolen en algemene teksten zijn geen echte bron van kennis. Sommige dossiers (bvb. dat van Irene Bruynooghe uit Brugge) werden hierdoor dan ook niet teruggevonden bij de Dienst Oorlogsslachtoffers. Via enkele contacten met N.S.B.-afgevaardigden uit West-Vlaanderen konden deze gedenktekens soms beter geïnterpreteerd worden. Met de juiste interpretatie (en met de juiste bronnen) kan inderdaad een schat van informatie teruggevonden worden over de gedenktekens. De ontstaanscontext werd vaak verhelderd door het praten met oud-strijders en oud-verzetslieden. Ook de gemeenteraadsverslagen schiepen hieromtrent wat meer duidelijkheid. De epuratie, voedselproblematiek, oorlogsschade… van net na de bevrijding kwamen zo duidelijk in beeld.282 Om het verhaal achter een slachtoffer op het gedenkteken terug te vinden, werd beroep gedaan op verschillende archieven van N.S.B.’s, de archieven van de Algemene Directie Human Resources (Dienst Defensie) en uiteraard op de archieven van de Dienst Oorlogsslachtoffers.

Hieruit kon, na wat puzzelen, heel wat informatie worden gehaald. Om het verhaal achter een gedenkteken die een gebeurtenis herinnert terug te vinden, volstond meestal een degelijke

281 G. DALLE, Gids voor Veurne-ambacht, Antwerpen: N.V. Scriptoria, 1981, p. 106.

282 Zie hiervoor de lijst met geraadpleegde gemeenteraadsverslagen in de bibliografie.

literatuurstudie en contacten met de plaatselijke heemkundige kringen en stads- of gemeentebesturen.