• No results found

Afbakening indicatoren

3. Methodologie

3.3 Operationalisering

3.3.2 Afbakening indicatoren

Deze deelparagraaf geeft aan hoe de indicatoren van operationaliseringskader 1 in de data herkend kunnen worden en wat er wel en niet onder de indicator wordt verstaan. Op deze manier wordt het doen van relevante bevindingen vergemakkelijkt, doordat de te zoeken indicatoren zijn afgebakend. In het tweede operationaliseringskader is een overzicht gegeven van de bedoelde definitie per indicator.

Het dienen van het eigenbelang, wat kan leiden tot het nemen van amorele beslissingen om een beloning te ontvangen of een sanctie te vermijden en dit amoreel gedrag herkennen bij

38 zich-/haarzelf en/of collega’s.

A1.2 Rekening houden met anderen

Het rekening houden met anderen in de omgeving door het bewust zijn van de eigen identiteit, die hij of zij wil uitdragen naar zijn of haar omgeving.

A1.3 Handelen uit

intrinsieke motivatie en eigen morele principes

Het handelen vanuit intrinsieke motivatie voor het werken als accountant. Daarnaast het vasthouden aan eigen morele principes en bewust zijn van de mogelijke effecten hiervan in de praktijk.

Het al dan niet bewust zijn van de verplichtingen aan en de verwachtingen van de samenleving, in staat zijn aan deze verplichtingen voldoen en in staat zijn deze verwachtingen waarmaken.

A2.2 Regelgeving Het vanzelfsprekend volgen van regelgeving door morele ontwikkeling

A2.2.1 Zelfregulering Het (al dan niet) vasthouden aan principes van de VGBA (integriteit, objectiviteit, vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en vertrouwelijkheid), dit al dan niet toepassen in het werk en de mogelijke effecten ervan in de praktijk herkennen. Het bewustzijn van deze principes kan hierbij door de VGBA, of door andere bronnen zijn ontstaan. Daarnaast het al dan niet in staat zijn om keuzes te maken wanneer er spanningen ontstaan omtrent de gestelde regulering

A2.2.2 Conformeren aan hogere wetgeving

Het al dan niet op de hoogte zijn van wet- en regelgeving volgens de HRA, dit al dan niet toepassen in het werk en de effecten ervan in de praktijk herkennen. Daarnaast het al dan niet in staat zijn om keuzes te maken wanneer er spanningen ontstaan omtrent de gestelde regulering.

B1 Professionaliteit op Wanneer morele ontwikkeling voortkomt uit organisatie

39

De perceptie van accountants wanneer zij en hun organisatie effectief werken en wanneer niet. Het herkennen van zaken die al dan niet zorgen voor effectiviteit in de organisatie.

B1.2 Rekening houden met het collectief van de organisatie

Het al dan niet bewust zijn van de verplichtingen aan en de verwachtingen van de klant, de organisatie en collega’s en aan deze verplichtingen te voldoen en deze verwachtingen waar te maken. Daarnaast in staat zijn om keuzes te maken wanneer er spanningen ontstaan tussen verschillende verplichtingen en verwachtingen.

B1.3 Conformeren aan de regelgeving binnen de organisatie

Het al dan niet op de hoogte zijn van regelgeving in de vorm van richtlijnen en een Code of Conduct van de organisatie, dit al dan niet toe te passen in het werk en de effecten ervan in de praktijk herkennen. Daarnaast het al dan niet in staat zijn om keuzes te maken wanneer er spanningen ontstaan omtrent de gestelde regulering.

B2 De manier waarop prestaties en resultaten worden beïnvloed

De ervaring van accountants omtrent de beïnvloeding van prestaties en resultaten door de organisatie waarin zij werkzaam zijn en het herkennen van de effecten ervan in de praktijk.

B3 Gebruiken, normen en waarden in de

organisatie

De ervaring van accountants omtrent de gebruiken, normen en waarden in de organisatie waarin zij werkzaam zijn en de mate waarin accountants deze gebruiken, normen en waarden al dan niet belangrijk achten.

Operationaliseringskader 2 – Afbakening indicatoren

Zowel operationaliseringskader 1 als operationaliseringskader 2 zullen bij het coderen van de interviews gebruikt worden. Coderingen kunnen hierbij niet afwijken van de bovengenoemde definities van de indicatoren.

40 3.4 Betrouwbaarheid en Validiteit

Gedurende dit onderzoek is te allen tijde gepoogd om de validiteit en de betrouwbaarheid van het onderzoek te waarborgen. Dit is ten eerste gedaan door gebruik te maken van navolgbaar literatuuronderzoek. Daarnaast zijn data verzameld uit interviews. Deze kunnen tevens als betrouwbaar en valide worden beschouwd. Er kan namelijk ten eerste gesteld worden dat de interviewer veel kennis heeft van de inhoud van het onderzoeksonderwerp. Bovendien heeft de interviewer veel ervaring in het houden van interviews en is daarom ook zeer bekend met de technieken van het interviewen. Hierdoor werden de respondenten op gepaste wijze aan de tand gevoeld en hebben eerlijke antwoorden gegeven. Daarnaast waren de respondenten zich bewust van hun anonimiteit, waardoor zij eerder bereid waren om denkwijzen en ervaringen te delen. De vragen die gesteld zijn, zijn gebaseerd op de vragenlijst van de ‘Good Work Project’, die al meerdere malen gebruikt is voor (internationale) onderzoeken.

Aan de hand van de operationaliseringskaders, waarmee zoektermen kunnen worden herleid, zijn de data gearchiveerd en gecodeerd, zodat het onderzoek navolgbaar is. De coderingsschema’s zijn terug te vinden in bijlage 3 (factor A) en 4 (factor B). Daarnaast zullen de data meervoudig gebruikt worden (door het project van Stichting Beroepseer en door dit onderzoek), wat kan zorgen voor een extra controlemechanisme voor de betrouwbaarheid van het onderzoek, indien Stichting Beroepseer voor hun project ook komt tot vergelijkbare relevante bevindingen. Het boek dat wordt uitgebracht bevat verschillende hoofdstukken die bijvoorbeeld betrekking hebben op het uitvoeren van professioneel werk als accountant, het zijn van een professioneel accountant, professionele normen van de accountant en omgaan met dilemma’s in het werkveld. Het is aannemelijk dat deze onderwerpen overlap hebben met de bevindingen van dit onderzoek.

41

4. Professioneel gedrag van accountants – individueel en kosmopolitisch

‘Het zijn van een goede vakman en het hebben van een rechte rug en een goed geweten plus integriteit beschermt je niet tegen alle calamiteiten’ (interview respondent 1)

‘Hoe typeren accountants professioneel gedrag binnen de professionele omgeving waarin zij werkzaam zijn?’. In dit hoofdstuk wordt de eerste empirische deelvraag beantwoord. Ervaringen van accountants omtrent professionaliteit op individuele en kosmopolitische schaal (zoals Victor en Cullen (1988) dit onderscheidden) zullen daarbij aan bod komen. Op individuele schaal zijn gedurende de interviews zaken aan bod gekomen als het eigenbelang, het rekening houden met anderen en intrinsieke motivatie en eigen morele principes. Op kosmopolitische schaal zijn zaken besproken omtrent algemene sociale en economische verantwoordelijkheid, zelfregulering en regulering op basis van hogere wetgeving (zie bijlage 2). Vervolgens zijn deze interviews gecodeerd om tot onderstaande resultaten te komen (zie ook bijlage 3). Aan de hand van operationaliseringskader 1 en 2 zijn coderingen gezocht voor de indicatoren A1, A1.1, A1.2, A1.3, A2, A2.1, A2.2, A2.2.1 en A2.2.2. In de interviews is ook gevraagd naar een verhaal of ervaring van accountants. Voorbeelden van deze gebeurtenissen zullen in sommige van de onderstaande (deel)paragrafen ook beschreven worden ter illustratie van de bevindingen.

4.1 Professionaliteit op individuele schaal

Van professionaliteit op individuele schaal is sprake wanneer morele ontwikkeling voortkomt uit individuele belangen. Zoals Victor & Cullen (1988) stelden, kan dit in drie fasen plaatsvinden:

uit eigenbelang (minst ethisch), door rekening te houden met anderen en wanneer de individu volledig handelt uit intrinsieke motivatie en eigen morele principes (meest ethisch). In de interviews is gevraagd in hoeverre accountants zich verantwoordelijk voelen naar collega’s en zichzelf. Daarnaast is besproken in hoeverre persoonlijke moraliteit en ethiek een rol spelen bij de uitvoering van het vak. Het uitvoeren van goed werk komt volgens de accountants voort uit het interessant vinden van het opereren in een krachtenveld waarin je met een team een resultaat wilt bereiken door tevens rekening te houden met de gestelde normen over wat goed en niet goed

42 is. Aan de hand van operationaliseringskaders 1 en 2 zijn coderingen gezocht voor de indicatoren A1, A1.1, A1.2 en A1.3.

4.1.1 Eigenbelang

Onder ‘handelen uit eigenbelang’ werd het volgende verstaan: ‘het dienen van het eigenbelang, wat kan leiden tot het nemen van amorele beslissingen om een beloning te ontvangen of een sanctie te vermijden en dit amoreel gedrag herkennen bij zich-/haarzelf en/of collega’s’. In de theorie werd amoreel gedrag van een professional getypeerd als ‘morele onthouding’ (Moore, 2008). Hierbij maakte Moore (2008) onderscheid tussen amoreel gedrag in het belang van de organisatie en amoreel gedrag uit eigenbelang. Deze paragraaf kijkt enkel naar het amoreel gedrag uit eigenbelang, om bijvoorbeeld beloning te ontvangen of sancties te vermijden.

Gedurende de interviews zijn verschillende voorbeelden naar voren gekomen hoe accountants omgaan met morele onthouding. Ten eerste wordt erkend dat de beloning voor accountants evenredig en volgens de geldende regels moet zijn en dat wanneer accountants deze regels niet naleven, dat gezien kan worden als onprofessioneel gedrag. In één interview is naar voren gekomen dat een accountant wel degelijk bereid is om de grenzen van de regelgeving op te zoeken en het maximale eruit te halen:

‘Ik ben niet de moraalridder van het bedrijf want dan kunnen ze me meteen naar huis sturen als je die rol inneemt als accountant in business.’ (interview respondent 4).

Daarnaast geven drie geïnterviewde accountants expliciet aan dat de gehele beroepsgroep zich bewust dient te zijn van de persoonlijke verantwoordelijkheid. De geïnterviewde accountants erkennen stuk voor stuk deze verantwoordelijkheid te nemen. Toch merken zij op dat dit voor sommige accountants niet vanzelfsprekend is. Binnen de accountancy wordt vaak amoreel gedrag opgemerkt bij collega-accountants doordat zij het eigenbelang boven het belang van anderen of de organisatie stellen. Dit gaat ten koste van het plezier dat accountants ervaren in het werk:

43

‘Gewoon rattengedrag, zoals afpakken, elkaar niet gunnen, achterbaksheid, mensen wegtrekken, dat soort zaken. Hoeveel voorbeelden wil je hebben? Daar heb ik heel lang mee gestruggled maar je weet ook dat het overal gebeurt. Dat is niet goed voor je humeur’ (interview respondent 5).

Eén van de bevraagde accountants herkent morele onthouding bij zijn taak als compliance officer.

Compliance officers van het kantoor hebben te maken hebben met geheimhouding, waardoor morele onthouding of niet-integer handelen niet altijd opgemerkt wordt en soms niet aan het licht gebracht of bestraft kan of mag worden. Bovendien is er sprake van een problematiek van ‘de inner-circle’, wat inhoudt dat accountants in het kader van eigenbelang hun mond houden over interne zaken die zij eigenlijk zouden moeten bespreken met leidinggevenden. Wanneer een accountant een bepaalde fout heeft begaan of niet-integer heeft gehandeld, wordt deze fout ontkend of weggedrukt. Dit wordt vaak ook door derden, die al dan niet betrokken zijn geweest bij de gemaakte fouten, ontkend of verzwegen om zelf niet in de problemen te komen. Hiermee maakt hij zich ook schuldig aan morele onthouding.

‘Iedereen vindt het verschrikkelijk als er een mede partner iets flikt. Ze weten dat het echt niet kan maar het is wel een zwart boek. Het is geen lessons learned verhaal. Ja, angst. In elk geval angst denk ik. En korte termijn denken’ (interview respondent 5)

‘Nou kijk, je ziet natuurlijk dat “Kantoor X” te gronde is gegaan omdat uiteindelijk accountants niet voor het belang van de organisatie stonden, maar meer voor het privé belang’ (interview respondent 4).

Voorbeeld verhaal

Dit voorbeeld laat zien dat morele onthouding van een accountant schadelijk kan zijn voor het professioneel gedrag van andere accountants. Een accountant noemt als voorbeeld dat hij gedurende zijn carrière lange tijd heeft moeten samenwerken met een collega, die naar zijn mening niet-integer handelde, ook al was het niet illegaal. De accountant gaf aan dat dit hem schaadde in het plezier van zijn werk. Daarnaast gaf de accountant aan dat deze collega na verloop van tijd ontslagen werd, waardoor de accountant, naar eigen zeggen, een

‘tjakka-44 moment’ ervaarde. De accountant geeft toe dat wanneer een accountant vanwege collega’s geen plezier beleeft in het werk, dit geen goede basishouding is in een cultuur waarbij samenwerking en collegialiteit hoog in het vaandel behoren te staan.

4.1.2 Rekening houden met anderen

De definitie voor het ‘rekening houden met anderen’ in dit onderzoek is: ‘het rekening houden met anderen in de omgeving door het bewust zijn van de eigen identiteit, die hij of zij wil uitdragen naar zijn of haar omgeving’.

Moreel professioneel gedrag bij accountants komt onder andere tot uiting wanneer zij bewust zijn van belangen van anderen in hun omgeving. Accountants opereren in een spanningsveld, waarbij zij rekening moeten houden met belangen van de klant, de organisatie, collega’s en de maatschappij als geheel. Uit de transcripten blijkt dat drie van de vijf geïnterviewde accountants weten dat zij in een spanningsveld van verschillende belangen, verplichtingen en verwachtingen opereren. Er dient daarbij rekening te worden gehouden met deze belangen binnen de kaders die de toezichthouders en de wetgever daarvoor stellen. Accountants geven aan dat dit een lastige taak is. Soms is het onmogelijk om rekening te houden met het belang van de klant, het belang van collega’s en het eigenbelang.

De bevraagde accountants geven aan dat zij zich persoonlijk verantwoordelijk voelen voor het belang van anderen. Zij willen rekening houden met anderen maar dit mag niet ten koste gaan van eigenbelang, vinden twee van de vijf bevraagde accountants:

‘Als je niet aan de voorkant voor jezelf opkomt, dan is het risico dat het op andere fronten ook misloopt. Dus het is van onschatbare waarden.’ (interview respondent 1).

4.1.3 Intrinsieke motivatie en eigen morele principes

Gedurende het coderen werd voor ‘handelen uit intrinsieke motivatie en eigen morele principes’

de volgende definitie gehanteerd: ‘Het handelen vanuit intrinsieke motivatie voor het werken als accountant. Daarnaast het vasthouden aan eigen morele principes en bewust zijn van de mogelijke effecten hiervan in de praktijk’.

45 Voor accountants is het van belang dat zij bij het uitoefenen van hun werk rekening houden met eigen morele principes en persoonlijke standaarden behouden. Uit de transcripten blijkt dat eigen morele principes door accountants niet worden vergeten en wel degelijk een rol spelen in de uitvoering van hun werkzaamheden. Drie van de vijf geïnterviewde accountants geven aan dat intrinsieke motivatie en het plezier hebben in het werk een grote rol spelen in de uitvoering van het werk van accountants. Het zijn van een goede accountant is dus ook afhankelijk van de drijfveren. Een goede accountant moet niet gemotiveerd worden door het ontvangen van een

‘goed betaalde boterham’. Het hebben van intrinsieke motivatie is veel belangrijker om een goede accountant te worden:

‘Als je het doet voor het geld, zal je merken dat de kostprijs nogal hoog is. En als je de innerlijke motivatie enkel uit geld haalt, dan strand je. Zoals stress en burn-outs.’ (interview respondent 1).

Deze drie bevraagde accountants doen hun werk, omdat ze er achter staan en omdat ze plezier beleven in hun vak:

‘Waar word je nu blij van in het kader van de zingeving, probeer 80% van je tijd bezig te zijn met dingen waar je energie van krijgt, dan 20% dingen te doen waar je geen energie van krijgt.’

(interview respondent 3).

Drie van de vijf geïnterviewde accountants vinden het hebben van eigen morele principes een belangrijke ‘asset’ voor de uitoefening van hun vak. Deze principes en standaarden liggen vrijwel altijd in lijn met wat accountants beschouwen als een ‘goede accountant’. Zoals eerder in paragraaf 4.1.1 naar voren kwam, dienen accountants integer te zijn. Daarnaast dienen zij zich loyaal op te stellen en plichtsbesef te hebben. De geïnterviewde accountants geven aan dat dit eigenschappen zijn die zij bezitten en vanuit eigen overtuigingen toepassen in hun werk. Dat wordt overigens door drie van de vijf bevraagde accountants niet als eenvoudig ervaren.

Accountants komen regelmatig in een situatie waarbij eigen principes niet helemaal stroken met de werkzaamheden die zij dienen uit te voeren, ook al zijn deze werkzaamheden volkomen legaal. In deze gevallen geven zij aan dat, mits de organisatie het toelaat, wel gekozen wordt

46 voor de eigen principes en wanneer een middenweg niet mogelijk is, de accountant de werkzaamheden niet uitvoert vanwege persoonlijke overtuigingen.

‘Ja, welke kwaliteiten in de weg hebben gezeten om hogerop te komen in de organisatie?

Misschien het gebrek aan sociale souplesse om over waarden en normen heen te gaan. Daar heb ik wel mee geworsteld.’ (interview respondent 5).

Voorbeeld verhaal

In dit voorbeeld geeft een accountant een situatie aan waarbij hij rekening hield met eigen morele principes. De desbetreffende accountant bediende een bepaalde klant, een telecom bedrijf, dat moeite had met het deponeren van een transactie in de verslaggeving. Toen de accountant verder onderzoek deed, bleek dit te gaan over buitenlandse telefonische sekslijnen. De accountant was principieel tegen deze werkzaamheden en wilde daarom deze klant niet bedienen.

De organisatie begreep de beweegredenen van deze accountant en heeft toen een andere accountant op de opdracht gezet, die geen moeite had met deze werkzaamheden.

4.2 Professionaliteit op kosmopolitische schaal

Van professionaliteit op kosmopolitische schaal is sprake wanneer morele ontwikkeling voortkomt uit bredere maatschappelijke of economische belangen. Zoals Victor & Cullen (1988) stelden, kan dit in drie fasen plaatsvinden: wanneer individuen door te gehoorzamen of te presteren een breder belang dienen, wanneer deze individuen zich ook daadwerkelijk verantwoordelijk voelen voor het bredere sociale en economische belang en wanneer individuen zich zonder moeite houden aan gestelde regelgeving, omdat deze als vanzelfsprekend wordt ervaren. Gedurende de interviews is gevraagd in hoeverre accountants zich verantwoordelijk voelen naar de maatschappij. Daarnaast is gevraagd in hoeverre accountants zich committeren aan wet- en regelgeving in hun werk, wat belangrijke kwaliteiten zijn in de uitvoering van het beroep en hoe zij deze kwaliteiten in de praktijk hanteren op basis van zelfregulering, of specifieker gesteld, op basis van de beginselen van de VGBA: professionaliteit, integriteit, objectiviteit, vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en vertrouwelijkheid. Aan de hand van

47 operationaliseringskader 1 en 2 zijn coderingen gezocht voor de indicatoren A2, A2.1, A2.2, A2.2.1 en A2.2.2.

4.2.1 Algemene sociale en economische verantwoordelijkheid

Onder ‘algemene sociale en economische verantwoordelijkheid’ wordt verstaan: ‘het al dan niet bewust zijn van de verplichtingen aan en de verwachtingen van de samenleving, in staat zijn aan deze verplichtingen voldoen en in staat zijn deze verwachtingen waarmaken’.

Zoals uit paragraaf 4.1.2 is gebleken, opereren accountants in een spanningsveld van verschillende belangen, waarbij het lastig is om rekening te houden met zowel de belangen van de organisatie, als van de maatschappij, als van collega’s. Wanneer niet alle belangen tegelijkertijd gediend kunnen worden, zullen de bevraagde accountants eerst het belang van de klant dienen (ook al gaat dit ten koste van het eigenbelang of het belang van collega’s), geven drie van de vijf bevraagde accountants aan. Het centraal stellen van de klant is in het belang van de samenleving, omdat goede klantbediening kan leiden tot betere controles, wat weer zorgt voor een gezonde financiële huishouding bij (publieke) organisaties en een vermindering van fouten en schandalen.

Uit het onderzoek van de NBA over de Professioneel-Kritische Accountant (PKA), waarbij 885 respondenten door middel van een enquête zijn bevraagd, blijkt dat het tot de taak van een professioneel-kritische accountant behoort om klanten aan te spreken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. 10% van de respondenten geeft aan dat de praktiserende accountants meer durf zouden moeten hebben om klanten aan te spreken op normen, waarden, integriteit en ethisch handelen (NBA, 2010, p 21; Van Arkel, 2010, p 7). Dit wordt wel als lastig ervaren, omdat 55,6% van de bevraagde accountants aangeeft dat professioneel-kritisch handelen onder druk staat vanwege de negatieve reacties die klanten geven op hun werkzaamheden (NBA, 2010, p 13, 22).

Ten tweede geven twee van de vijf bevraagde accountants aan dat, buiten het centrale

Ten tweede geven twee van de vijf bevraagde accountants aan dat, buiten het centrale