• No results found

Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 22 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 22 · dbnl"

Copied!
330
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Jaargang 22

bron

Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 22. Uitgeverij Vantilt / Nederlandse Boekhistorische Vereniging, Nijmegen / Leiden 2015

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_jaa008201501_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn.

i.s.m.

(2)

7

[Nummer 22]

Redactioneel

Surrogaat, facsimile, reconstructie, replica, citaat, pastiche, imitatie, vervalsing. Of het nu is om te leren, te bekritiseren, uit eerbied, of om de tuin te leiden, iedereen reproduceert. Sterker nog, zonder reproducties zou de geschiedenis van het boek weinig om het lijf hebben. Veel middeleeuwse teksten zouden voor ons bijvoorbeeld onbekend zijn gebleven en is een gedrukt boek niet per definitie een reproductie van de oorspronkelijke tekst van de auteur?

Een jaar of tien geleden werkte ik als docent bij de opleiding kunstgeschiedenis van de UvA. Een populair college bij studenten en docenten was in die tijd ©JatWerk.

Kopie, citaat, parodie en ‘appropriation’ in de kunst van Middeleeuwen tot heden.

Gedurende het eerste jaar hadden studenten kennisgemaakt met de hoogtepunten uit de kunstgeschiedenis, waarbij de nadruk werd gelegd op originaliteit en vernieuwing.

Maar dit tweede-jaarscollege had als doel om die nieuw verworven inzichten flink door elkaar te schudden. Niet originaliteit bleek de drijvende kracht achter de ontwikkelingen in de beeldende kunst te zijn, maar juist het nadoen. Alleen door middel van het proces van translatio, imitatio en aemulatio konden beeldend kunstenaars en schrijvers zich blijven ontwikkelen, tot voorbij het punt dat ze hun voorbeelden overtroffen.

In het Jaarboek dat voor u ligt, worden uiteenlopende aspecten van het thema

‘Surrogaat of reproductie. De vele gezichten van de kopie’ vanuit boekhistorisch perspectief benaderd. Net als het voorgaande jaar zijn er zowel bijdragen in het Engels als het Nederlands. Drie bijdragen analyseren de gevarieerde en vaak complexe verhouding tussen het handgeschreven en het gedrukte boek in de eerste eeuwen van de boekdrukkunst. Bart Besamusca doet dit door de waardering voor verhalende Middelnederlandse literatuur uit de handschriftelijke periode te bestuderen aan de hand van de vroege drukken van De geschiedenis van Alexander de Grote en Jos van Heel door te kijken naar gedrukte achttiende-eeuwse facsimile's van teksten uit de Klassieke Oudheid. Nelleke Moser schrijft over een handgeschreven boekje uit 1779 dat er alles aan doet om gedrukt te lijken. De Universiteitsbibliotheek Leiden heeft speciaal voor deze publicatie een digitaal facsimile van dit boekje vervaardigd en via het web beschikbaar gesteld, waarvoor hartelijk dank.

(3)

In het gehele Jaarboek waart - direct of indirect - de geest van Walter Benjamin rond.

In zijn essay Das Kunstwerk im Zeitalter seiner technischen Reproduzierbarkeit uit 1936 analyseert Benjamin de rol van technologische ontwikkelingen bij het verval van de esthetische ervaring. De technische replica's die met behulp van fotografie en film worden vervaardigd, bevatten volgens hem geen ‘aura’. Door hun

herhaalbaarheid en vluchtigheid ontbreekt de substantie die een kunstenaar aan het originele kunstwerk heeft meegegeven. Robert Verhoogt heeft deze relatie tussen origineel en kopie als uitgangspunt genomen voor zijn beschouwing over de Digital Turn. Vanuit kunsthistorisch perspectief beschrijft hij de invloed van digitale media en digitalisering op de productie en receptie van beeldende kunst. Ook in het artikel

‘Het Middeleeuwse verluchte handschrift in het tijdperk van digitale reproductie’ is Walter Benjamin niet ver weg. Vragen over materialiteit en objectiviteit blijken ook bij het reproduceren van dit type werken namelijk terugkerende thema's te zijn. Bart Jaski tenslotte geeft een overzicht van de reproductiegeschiedenis van het beroemdste middeleeuwse handschrift in een Nederlandse collectie: het Utrechts Psalter.

Ook dit jaar bevat het Jaarboek weer een aantal algemene boekhistorische bijdragen.

Goran Proot laat ons kennis maken met een tot dusver onbestudeerd verschijnsel:

typografische discontinuïteit, ofwel onderbrekingen in de typografie van titelpagina's in Vlaamse vroegmoderne, gedrukte werken. Cara Janssen beschrijft hoe de

almanakken van Jan Franco Sr. in de vroege zeventiende eeuw hebben bijgedragen aan de promotie van een katholiek-Habsburgse identiteit in de Zuidelijke Nederlanden.

Ook de bijdrage van Cora Zwart is gesitueerd in de Zuidelijke Nederlanden. Aan de hand van het ‘boekentestament’ van Elisabeth De Grutere (†1500 Gent) geeft zij een inkijk in het religieuze boekbezit en -gebruik door stedelijke leken in de late

middeleeuwen. Met Annelies Noordhof-Hoorn eindigen we ten slotte weer in Nederland. Zij laat zien hoe in de negentiende eeuw door concurrentie tussen het lokale en nationale studentenleven de studentenalmanak bijna ten onder ging. De vorig jaar geïntroduceerde rubriek Stand van Zaken treft u ook in dit Jaarboek weer aan. Aan de hand van recent verschenen publicaties bespreekt Djoeke van Netten dit keer de boekhistorische stand van onderzoek rondom politiek en propaganda in de Nederlandse Republiek.

Het Jaarboek van 2016 zal in het teken staan van het thema ‘Nieuws’. U kunt bijdragen verwachten over de pers in zowel de westerse als oosterse wereld en onze wens is om daarbij zowel het perspectief van de producenten als de ontvangers aan bod te laten komen. Alle bijdragen zijn welkom, ook wanneer het een onderwerp van algemeen boekhistorische aard betreft. Hopelijk kijkt u er net zoveel naar uit als wijzelf!

Saskia van Bergen Hoofdredacteur

(4)

9

Cara Janssen

De almanakken van Jan Franco Sr. en de promotie van een katholiek-Habsburgse identiteit in de Zuidelijke Nederlanden (1598-1621)

De almanakkenauteur Jan Franco Sr. zag de toekomst aan het einde van de zestiende eeuw somber in.1Hij voorspelde voor het jaar 1599 ‘dat men wederom gedreycht wort met ontallige veel quaets en dit jaer wederom diverse oorlogen voor handen souden sijn met alles des wy daer ghewoonlijck op hebben sien vallen.’2Deze prognosticatie haakte daarmee feilloos aan bij de Opstand (1566-1648), een bijzonder dramatische periode in de vroegmoderne geschiedenis van de Nederlanden. Oorlog, muitende soldaten en honger zouden het gebied decennialang teisteren. Maar de almanakken boden de bevolking ook een sprankje hoop. Het huwelijk tussen Albrecht van Oostenrijk en Isabella van Spanje in 1598 kon het tij doen keren. De sterren hadden immers al lang voorspeld dat in de nabije toekomst een ‘goed christelijk huwelijk’ een nieuwe periode van vrede zou inluiden.3Volgens de prognostica van Jan Franco Sr. gingen vrede onder de aartshertogen en een voorbeeldige religieuze levenswandel hand in hand.

Tussen 1598 en 1621 zetten Albrecht en Isabella, die als aartshertogen zouden heersen over de Zuidelijke Nederlanden, volop in op een hernieuwd katholiek elan.4 Ze trachtten de bevolking van de Zuidelijke Nederlanden ervan te overtuigen dat de oorlog enkel zou ophouden als álle gelovigen zich voortaan als goede katholieken zouden gedragen. Ook almanakken pasten in die strijd. Het lijkt paradoxaal dat net dit genre een sterk religieus discours uitdroeg. Almanakken, en meer bepaald de prognostica die er haast steeds in waren opgenomen, maakten namelijk gebruik van astrologie. De katholieke kerk stelde zich sinds het midden van de zestiende eeuw steeds argwanender op tegenover dat soort voorspelkunsten. Zo vaardigde paus Sixtus

Vin 1586 een pause-

1 De volledige naam van deze auteur is Jan Franco Senior. Zijn zoon, Jan Franco Junior, zou namelijk na zijn dood in 1611 de almanakproductie overgenomen hebben; zie infra. Om verwarring te vermijden worden in dit artikel consequent de namen Jan Franco Sr. en Jan Franco Jr. gebruikt. De titelpagina's van de almanakken geven dit onderscheid niet altijd even duidelijk aan.

2 J. Franco Sr., Ephemeris metheorologica practica: seer schoone ende generale beschrijvinghe van de vier deelen des jaers, met particuliere declaratie van de 12. maenden (...) vanden jare 1599. Antwerpen, A. 's Conincx, 1599, fol. 3V.

3 J. Franco Sr., Ephemeris metheorologica: seer schone beschrijvinghe van de revolutien ende inclinatien des jaers ons heeren 1601 (...) voor de princelijcke stadt van Bruessel. Antwerpen, A. 's Conincx, 1601, fol. 2r.

4 L. Duerloo, ‘Pietas Albertina: Dynastieke vroomheid en herbouw van het vorstelijke gezag’, in: Low Countries historical review 112 (1997), 8.

(5)

lijke bul uit die astrologische voorspellingen verbood.5Maar ook in de Nederlanden bleef de kwestie niet onbesproken en doken er vanuit kerkelijke hoek regelmatig aantijgingen op tegen die voorspelkunsten. Na de uitvaardiging van een nieuwe pauselijke bul aangaande astrologie verstuurde de pauselijke nuntius Lagonissa op 23 oktober 1631 vanuit Brussel een brief naar de Mechelse aartsbisschop Boonen.6 Astrologische voorspellingen waren volgens Lagonissa ‘schadelijk voor het

Christendom en ontwrichtten de menselijke geest.’7Toch werd er in Zuid-Nederlandse almanakken gezocht naar een evenwicht tussen die twee uitersten. De fusie tussen astrologie en religie kon immers dienst doen als een effectief middel om het katholieke geloof in de Zuidelijke Nederlanden nieuw leven in te blazen. Volgens de

laatzestiende- en vroegzeventiende-eeuwse almanakken gebruikte God zo de conjuncties van de hemellichamen om de gelovigen te wijzen op de gevaren van hun zonden.

In dit artikel worden de Antwerpse almanakken van Jan Franco Sr. van naderbij bekeken. Daarin treffen we sporen aan van het discours dat de aartshertogen, in samenspraak met de katholieke Kerk, gebruikten om de gelovigen herop te voeden.

We onderzoeken daarom de religieus-politieke echo's van dat discours in de

Antwerpse almanakken van Jan Franco Sr. tussen 1598 en 1621. Eerst wordt nagegaan hoe de betrokkenen zoals drukkers, auteurs en publiek, het productieproces bepaalden.

Daarna komt de inhoud van de almanakken aan bod. Aan de hand van de astrologische voorspellingen in de Prognosticatien of de Ephemeris Metheologica wordt vervolgens de manier geanalyseerd waarop de inhoud van almanakken gekleurd werd door de politieke en religieuze verwachtingen van de auteur, diens drukkers en lezers.

Almanakken, van ruw product naar succesvol handelswaar

Om een beter begrip te krijgen van de manier waarop de Antwerpse almanakauteur Jan Franco Sr. zijn confessionele discours aan zijn lezers bezorgde, gaat dit artikel eerst dieper in op de manier waarop de vroegmoderne almanak in het algemeen in de Nederlanden geproduceerd en geconsumeerd werd. De beide aspecten zijn aan elkaar verwant. In almanakken vloeide het gedachtegoed van de producenten en van de kopers samen. Om een zo groot mogelijk publiek te plezieren, moest de inhoud van de almanak op de verwachtingen van de lezers worden afgestemd. Omgekeerd vonden de producenten en hun opdrachtgevers in de vroegmoderne almanak een uiterst geschikt medium om het wereldbeeld van hun lezers te beïnvloeden.8

Vroegmoderne almanakken bestonden in verschillende formaten, waarbij plakalmanakken en boekalmanakken de meest voorkomende waren. De boekalmanakken waren meestal niet groter dan een handpalm, waardoor hun gebruikers ze altijd met zich

5 L. Thorndike, History of Magic and Experimental Science. Vol. 4, Colombia 20033, 147.

6 Mechelen, Aartsbisschoppelijk archief, karton. 35, Nuntii, Lagonissa, nr 6, fol. 1r. Bericht van de nuntius Lagonissa dat het Romeinse decreet tegen de sterrenwichelaars moet gepubliceerd en toegepast worden, 23 oktober 1631.

7 ‘[...] quanta in Republicam Christianam mala et in hominum animos perturbatio’, ibidem.

8 J. Salman, Populair drukwerk in de Gouden Eeuw: de almanak als lectuur en handelswaar.

Zurphen 1999, 368.

(6)

11

mee konden dragen. De plakalmanak, vergelijkbaar met de moderne muurkalender, was vooral voor huiselijk gebruik bedoelde.9In dit artikel gaat het vooral om boekalmanakken. Plakalmanakken waren veel beknopter en spitsten zich vaak enkel toe op praktische informatie voor het dagelijkse leven. Een politiek of religieus discours vinden we daarin dan ook minder terug.

Figuur 1. Het titelblad (fol. 1r) van de almanak, en de eerste bladen van de ephemeris en kroniek van Jan Franco Sr. uit 1599. Antwerpen, Erfgoed-bibliotheek Hendrik Conscience,K104242: 1599, 1-3

9 T. Feist, The stationers' voice: The Englush almanac trade in the early eighteenth century (Transactions of the American philosophical society. Special issue 4). Philadelphia 2005, 15.

(7)

ook allerlei astrologische en natuurkundige informatie. Zo duidde de kalender aan wanneer maans- en zonsverduisteringen zouden plaatsvinden en gaf hij medisch advies op basis van de stand van de hemellichamen. Vroegmoderne Antwerpse kalenders hadden meestal een uitgesproken religieus karakter. De lezer werd op een eenvoudige maar efficiënte manier geïnformeerd wanneer paaszondag plaats-

10 Gedrukte almanakken zorgden ervoor dat de Nieuwjaarstijl in de tweede helft van de zestiende eeuw stilaan als belangrijkste jaarstijl werd gehanteerd in de Nederlanden: E.I. Strubbe, L.

Voet, De chronologie van de middeleeuwen en de moderne tijden in de Nederlanden. Brussel 19912, 76.

(8)

12

vond, wanneer welke heilige gevierd werd en hoe lang de paus al regeerde. Ten slotte bevatte de kalender vaak praktische lijsten met markten, feestdagen en watertijdingen in verschillende steden.11

Na de kalender volgde een prognosticatie, een voorspelling van wat er in het komende jaar gebeuren zou. De almanak eindigde met een korte kroniek, die terugblikte op het verleden. De almanakken van Jan Franco Sr., waar dit artikel op focust, volgen allemaal het hierboven geschetste patroon.

Almanakauteurs waren vaak artsen of chirurgijns en droegen met trots titels als

‘stadsdoctoor’ of ‘vermaerde medecijn doctoor’. Hoe langer hun titel, hoe meer indruk ze hoopten te maken op potentiële kopers.12De koppeling tussen astrologie en medische wetenschappen hoeft niet te verwonderen. Artsen en chirurgijns werden verondersteld de astrologische wetenschappen te beheersen omdat men aannam dat de stand van de hemellichamen invloed had op de gezondheid. Zo konden chirurgijns op basis van de astrologie vaststellen wanneer het meest geschikte ogenblik was om over te gaan tot ingrepen als aderlaten of amputatie.13Hun beroepservaring leende zich dan ook uitstekend tot het schrijven van almanakken.

Het productieproces van de almanak begon in de zomermaanden, wanneer de auteurs hun teksten afleverden bij de boekdrukkers. Niet elke drukker hield zich bezig met almanakproductie; maar voor hen die dat wel deden zorgde de handel voor een vast jaarlijks inkomen waarmee ze hun andere opdrachten konden financieren.

De almanakproducenten in het zestiende- en zeventiende-eeuwse Antwerpen waren meestal gevestigd ‘in de Cammerstrate’ of ‘op de Lombaardenvest’.14Vanaf oktober werd begonnen met het drukken, en eind november kwamen de laatste vellen van de pers. Daarna werden ze te koop aangeboden.15

Almanakken vonden hun weg naar de consument op drie verschillende manieren.

In de eerste plaats gebeurde dat via de reguliere boekhandel, hetzij de winkel van de boekdrukker zelf, hetzij een boekverkoper met wie hij een overeenkomst had. Niet ingebonden almanakken kon men vanaf een halve stuiver kopen.16Een tweede verspreidingskanaal werd gevormd door gilden, die een deel van de jaarlijkse almanakoplage aankochten en verspreidden onder hun leden. Ten slotte brachten ook marskramers en reizende kooplieden almanakken aan de man. Zij waren in de zestiende en zeventiende eeuw gekende figuren onder de stedelijke bevolking. Zo dook de almanakverkoper regelmatig op als personage in het rederijkerstoneel.17De marskramers kochten een voorraad almanakken bij reguliere boekverkopers. Hun

11 B. Capp, Astrology and the Popular Press: English Almanacs 1500-1800. London/Boston 1979, 25.

12 Ibidem.

13 J. Salman, Een handdruk van de tijd: de almanak en het dagelijkse leven in de Nederlanden (1500-1700). Zwolle 1997, 30.

14 J. Peeterssen, Almanach ende prognosticatie vant jaer ons heeren 1585 ghecalculeert op den ghemeynen meridiaen der Nederlanden. Antwerpen: Henrick Wouters 1585, fol. 1r. en [J. Franco Jr.], Ephemeris metheorologica, 1621, fol. 1r.

15 Salman, Populair drukwerk in de Gouden Eeuw, 224; Feist, The stationers' voice, 17.

16 Salman, Een handdruk van de rijd, 34-35.

17 P.J. Buijnsters [e.a.] (red.), Her zal koud zijn in 't water als 't vriest: zestiende eeuwse parodieën op gedrukte jaarvoorspellingen. Den Haag 1980, 22.

(9)

18 M. Spufford, Small books and pleasant histories: popular fiction and its readership in seventeenth-century England. London 1981, 111.

(10)

13

vaste routes van stad tot stad om onder andere op jaarmarkten hun waren te verkopen.

Naast almanakken droegen ze ook ander goedkoop drukwerk en kleiner huisraad met zich mee, zoals kousen, knopen en linten.19

De rol van de reizende marskramers in de almanakdistributie is niet te onderschatten. Toch waren veel stedelijke overheden niet erg gelukkig met hun onofficiële handelszaken, omdat zij de almanakken vaak aan een lagere prijs verkochten dan de reguliere boekverkoper. Tot het midden van de zeventiende eeuw hadden de ambulante verkopers echter vrij spel, aangezien stedelijke besturen er niet in slaagden de almanakdistributie volledig te reguleren.20In 1630 sloegen het Antwerpse boekverkopersgilde en de stedelijke overheid de handen ineen en beslisten dat ongebonden almanakken enkel nog tegen een vastgestelde prijs aan de

marskramers verkocht mochten worden. Als nieuwjaarsgeschenk was de almanak bijzonder in trek. De meeste almanakken werden dan ook gekocht tijdens de winter, hetzij bij boekverkopers, hetzij bij marskramers.21

De almanak bereikte in de Nederlanden een relatief grote groep kopers. Volgens Jeroen Salman beschikte één gezin op vier in de zestiende- en zeventiende-eeuwse Noordelijke Nederlanden over een almanak.22Jan Franco Sr. hield daarbij in zijn dedicatie vooral de elite en de sociale middenklasse voor ogen.23Zo wenste hij in 1599 de ‘edele, seer voorsichtighe ende discrete mijn heeren den gouverneur, amptman, en de magistraet der princelijke stadt Bruessel in't generael ende elck in't particulier voor een salich nieu jaer’.24Franco richtte zich in zijn voorwoorden rechtstreeks tot de Brusselse stedelijke elite.

Almanakken werden wel vaker besteld door het stadsbestuur, wat de inhoud van die almanakken sterk kleurde.25Als de prognostica niet in goede aarde vielen bij hun ambtelijke lezers, dan riskeerden de producenten zelfs een berisping, boete of soms ook een verbod op de verspreiding van hun lucratieve goed. Herman Pleij schrijft dat de Antwerpse edities in de zestiende en zeventiende eeuw het stedelijke ‘favoriete zelfbeeld bijna schaamteloos onthullen’.26

19 M. Spufford, ‘The Pedlar, the historian and the folklorist: Seventeenth century communications’, in: Folklore 105 (1994), 15.

20 Salman, Populair drukwerk in de Gouden Eeuw, 316.

21 J. Salman, ‘De geschiedenis van de almanak. Een inleiding.’ In: L. Vandamme (red.), Elke dag wijzer: Brugse almanakken van de 16etot de 19eeeuw. Brugge 2006, 8.

22 Volgens Salman kan dat cijfer ook worden doorgetrokken naar de Zuidelijke Nederlanden, al bestaat er weinig informatie die deze stelling kan bewijzen. Salman, Populair drukwerk in de gouden eeuw, 359.

23 Idem, 335 en 360.

24 Franco, Ephemeris metheorologica practica. 1599, fol. 1v.

25 Een voorbeeld hiervan is een almanak van Henricus Kilianus uit 1625, die volgens de Antwerpse stadsrekeningen in dat jaar besteld en betaald was door de stedelijke magistraten;

P. Génard, ‘Snipperingen van biographischen aard’, in: Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en letterkunde 4 (1890), 340.

26 H. Pleij, ‘Antwerpen verhaald’, in: J. van der Stock (red)., Antwerpen: verhaal van een metropool (16e-17eeeuw). Antwerpen 1993, 80.

(11)

Jan Franco Sr. en zijn almanakken

Over Jan Franco Sr. is weinig bekend. Hij werd geboren in Eersel - in de huidige provincie Noord-Brabant - en week later uit naar Brussel, waar hij woonde ‘by de Spieghel-Brugghe, by de St. Goericx Kercke’. Daar was Franco Sr. stadsdokter ‘voor de Princelijcke stadt van Bruessel.’27Als officiële stadsarts werd hij in die

hoedanigheid aangesteld door de magistraat. Vermoedelijk bestond zijn taak onder andere uit het geven van bijstand aan gevangenen bij tortuur, de controle op andere artsen en apothekers in de stad en adviseerde hij het stadsbestuur bij epidemieën.

Hoewel Franco Sr. dus te Brussel woonde en werkte en zijn almanakken berekend waren op de meridiaan van Brussel, liet hij ze drukken in Antwerpen.28Vanaf het einde van de vijftiende eeuw al was Antwerpen uitgegroeid tot één van de belangrijkste drukkerscentra in Europa. In de zestiende eeuw genoot Antwerpen bovendien een hoog aanzien in het internationale handelsverkeer, wat zorgde voor een extra impuls voor de ontwikkeling van het Antwerpse boekbedrijf.29Na de val van Antwerpen in 1585 stagneerde de drukkersactiviteit in de stad kortstondig. Maar al snel veroverde de stad opnieuw een sleutelpositie binnen het boekbedrijf in de Zuidelijke Nederlanden, met name als belangrijk protagonist in het herstel van het katholieke geloof in die regio.30Uit de periode tussen 1598 en 1621 zijn minstens vijftien almanakken bewaard die Franco's naam dragen. Zij werden uitgegeven bij Arnout 's Conincx die vanaf 1579 als drukker actief was in de Antwerpse

Kammenstraat.31Hij vroeg naar alle waarschijnlijkheid de privileges voor het drukken van de almanakken van Jan Franco Sr. aan bij zowel de Raad van Brabant als de Geheime Raad. Die laatste was één van de drie collaterale raden die KarelVhad ingesteld om het bestuur in de Habsburgse Nederlanden te centraliseren. De Geheime Raad was daarbij bevoegd voor bestuurs- en juridische zaken.32Vanaf 1531 was een tweevoudig drukkersprivilege in de Spaans-Habsburgse Nederlanden een gebruikelijke procedure. Bij de Raad van Brabant kregen drukkers het voorrecht om in lokale gebieden hun werken te verspreiden. Voor een uitbreiding van de distributie, richtten de drukkers zich dan weer tot de Geheime Raad. Op die manier veralgemeenden ze de privileges voor de gehele Nederlanden, met uitzondering van het prinsbisdom Luik.33

27 J. Franco Sr., Prognosticatie ende schoone beschrijvinghe vanden Turckschen val, met hen hereticsche adherenten ende uutlantsche provincien: ende der goede pauselijcke revolutien onser Duytscher Neder-landen, van dit schrickeljaer (...) 1596, Antwerpen: Arnout 's Conincx, 1596, fol. 1r.

28 Franco, Ephemeris metheorologica, 1601, fol. 1r.

29 W. Waterschoot, ‘Antwerp: books, publishing and cultural production before 1585’, in P.

O'Brien [e.a.] (red.), Urban Achievement in Early Modern Europe: Golden Ages in Antwerp, Amsterdam and London. Cambridge 2001, 233.

30 S. van Rossem, ‘The bookshop of the Counter-Reformation Revisited. The Verdussen Company and the Trade in Catholic Publications, Antwerp, 1585-1648’, in: Quaerendo 38 (2008), 306-307.

31 ‘Coninx, Arnout’, in: A. Rouzet, Dictionnaire des imprimeurs, libraires et éditeurs des XVe et XVIe siècle dans les limites géographiques de la Belgique actuelle, Utrecht 1975, 43-44.

32 E. Aerts [e.a.] (red.), De centrale overheidsinstellingen van de Habsburgse Nederlanden, Brussel 1994, 295.

33 J. Machiels, Privilegie, censuur en indexen in de Zuidelijke Nederlanden tot aan het begin van de 18eeeuw. Brussel 1997, 18.

(12)

Toch bleek het niet zo makkelijk voor Arnout 's Conincx om het privilege voor het drukken van de almanakken van Jan Franco Sr. te behouden. Verscheidene andere druk-

(13)

kers wilden een graantje meepikken. In de jaren 1602 en 1604 verloor Arnout 's Conincx na een lange discussie tijdelijk het voorrecht aan de bekende Antwerpse drukker HiëronymusIVerdussen.34Zijn overwinning was echter van korte duur: al in 1606 kreeg Arnout 's Conincx opnieuw het privilege van de Geheime Raad om het volgende jaar de almanakken van Franco Sr. te drukken, zowel in het Frans als in het Nederlands.35Jan Franco Sr. bleef tot zijn dood, rond het jaar 1611, verbonden met de drukkerij van Arnout 's Conincx.36

Figuur 2. Brief van Arnout 's Conincx bij de aanvraag van het privilege voor de almanak van Jan Franco voor het jaar 1613. Brussel,ARA, Geheime Raad onder het Spaans Bewind, Dozen 1276/99.

Foto Cara Janssen

34 Brussel, Algemeen Rijksarchief (voortaan:ARA), Geheime Raad onder het Spaans bewind.

Dozen, 1276/99: Octroi accordé à l'imprimeur anversois Jérôme Verdussen d'imprimer pour l'année 1602 le calendier ou almanach (composé par maître Jean Franco, docteur en médecine) qu'il a fait paraître chaque année en thiois [= Diets] et qu'il désire maintenant publier également en français, ayant appris qu'Arnould Sconinx veut le contrefaire en Hainaut et en Artois, 23 octobre 1601.

35 ARA, Geheime Raad onder het Spaans bewind. Dozen, 1276/114: Octroi accordé à Arnoult Sconincx d'imprimer en français et flamand l'almanach pour l'année 1607 composé par maître Jean Franco pour lequel il détient déjà un octroi du Conseil de Brabant, 25 octobre 1606.

36 ARA, Geheime Raad onder het Spaans bewind. Dozen, 1276/157: Permission à Arnoult Sconincx, imprimeur juré et libraire à Anvers, d'éditer un almanach pour 1613 composé par Jean Franco, pour l'quel il à reçu privilège de douze ans du Conseil de Brabant, 5 octobre 1612.

(14)

16

Franco's naam bleef echter nog jaren na zijn overlijden doorleven in almanakken. In 1612 richtte Arnout 's Conincx een verzoek aan de Raad van Brabant en de Geheime Raad. Jan Franco Sr. had voor zijn dood ‘gecalculeert ende in geschrift ghestelt [...]

den almanach voor deeses ende [het] comende jaer.’37Bovendien had Franco Sr. ook nog eens twaalf kopieën overgedragen van ruwe schetsen van almanakken voor de jaren die daarop volgden, zodat 's Conincx die naar eigen zeggen elk respectievelijk jaar in druk kon omzetten.38De astroloog-dokter had klaarblijkelijk zijn voorzorgen genomen. Volgens de brief van Arnout 's Conincx had Jan Franco Sr. enkele jaren geleden dus ook al berekeningen en voorspellingen gemaakt voor de jaren 1612 tot 1624. Uit diezelfde brief bleek dat die calculaties echter verre van volledig waren en dus moesten aangevuld worden door ‘sijne erfgename’ en Johannes Regius,

‘liefhebber der consten van astrologie’.39De personen die volgens 's Conincx geschikt waren om die zaak af te handelen, waren een vakkundig astroloog (Regius) en de zoon van Jan Franco: ‘Ian Franco [Jr.], sone van wylen M. Ian Franco van Eerssel’.40 Die gegevens bieden ons meteen meer duidelijkheid over het vaak onduidelijk auteurschap van de Franco-almanakken van na 1613. Vooral de titelpagina's van de eerste jaren na zijn overlijden vermeldden Jan Franco Sr. als eerste en meest opvallende auteur. Toch vermelden ze ook de verdiensten en toevoegingen van Johannes Regius of Jan Franco Jr., volgens Arnout 's Conincx de enige rechtmatige opvolgers van Jan Franco Sr. als almanakauteur. Er dook echter concurrentie op in de persoon van de Antwerpse almanakauteur Jan Baptist Austruies. Deze droeg zijn almanak voor het jaar 1618 op aan zijn collega, ‘de overleden doctoor M.I. Franco [Sr.]’.41Bovendien beweerde diezelfde Austruies in diezelfde almanak dat hij de

‘cosijn van den overleden M. Jan Franco’ was.42Deze verwijzingen werden niet in dank afgenomen door 's Conincx en co. In hun almanak voor het jaar 1614

bestempelden ze Austruies als kwakzalver en zakkenvuller. Austruies' almanakken waren volgens hen niet te vertrouwen.43

Dit getouwtrek zegt veel over de reputatie en populariteit van Jan Franco Sr. binnen het milieu van de almanakproducenten, waar hij een hoge status moet genoten hebben als voorspeller en berekenaar. Drukkers als 's Conincx en Verdussen waren zich uitermate bewust van het commerciële potentieel van de almanakken van Jan Franco Sr. Andere almanakauteurs maakten na Franco's dood handig gebruik van zijn populariteit bij het publiek. De consequente verwijzingen naar Jan Franco Sr. op de

37 Ibidem.

38 Ibidem.

39 Ibidem.

40 J. Franco [Jr.], Ephemeris metheorologica: seer schoone declaratie vande revolutien ende inclinatien van desen (...) jare (...) M.DC.XIII. Antwerpen, A. 's Conincx 1613, fol. 1r.

41 J.B. Austruies, Prognosticatie voor het iaer ons Heeren duysent ses hondert XVIII, Antwerpen:

A. Verhoeven 1618, fol. 1r. ‘Austruies’ is bovendien een alternatieve vorm voor de naam

‘Huxstrucius’:ARA, Geheime Raad onder het Spaans bewind. Dozen, 1276/173: Octroi d'impression accordé à Abraham Verhoeven, imprimeur juré à Anvers pour Almanach ofte prognosticatie des iaer 1614 par MeJean-Baptiste Huxstrucius, mathématicien, 1ejuin 1613.

42 Ibidem.

43 J. Franco [Jr.] [en J. Regius], Ephemeris metheorologica: seer schoone declaratie vande revolutien ende inclinatien van desen (...) jare (...) M.DC.XIII, Antwerpen, Arnout 's Conincx, 1614, fol. 1v.

(15)
(16)

17

uitmaakten van een strategie om hun eigen reputatie bij de lezers te vergroten.44Op die manier werd Franco Sr., vooral na zijn dood, een ‘brand-name author’ waar zowel drukkers, auteurs als publiek hun voordeel uit haalden.45De naam klonk niet enkel vertrouwd in de oren, maar gaf ook een gevoel van betrouwbaarheid dat de

prognosticatie ‘altijdt de waerheydt propheteert.’46In 1621 verscheen de laatste almanak onder zijn naam.47

Figuur 3. Titelbladen van de almanakken van Jan Franco Jr. en J. Regius voor het jaar 1613 en 1614.

Antwerpen, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, K 104242: 1613,2 en K 104242: 1614,2

44 Timothy Feist toonde het bestaan van deze strategie reeds aan voor de vroegmoderne almanakkenproductie op de Britse eilanden: Feist, The Stationers' Voice, 50.

45 J.B. Thompson, Merchants of Culture: the publishing business in the 21st century. Cambridge 2010, 9.

46 J. Franco [Jr.] [en J. Regius] Ephemeris metheorologica, 1614, fol. 1v.

47 Die almanak verscheen onder de volgende titel en met enkel de vermelding van de naam van Jan Franco Sr.: J. Franco [Sr.], Ephemeris metheorologica: seer schoone beschryvinghe ende declaratie vande revolutien ende inclinatien van het... jaer... M.D.C.XXI. Antwerpen, bij de weduwe van Arnout 's Conincx 1621. In 1665 verscheen echter nog een almanak onder de naam van Jan Franco, maar daarbij kunnen we uitgaan dat de naam als pseudoniem gebruikt werd; J. Franco, Ephemeris metheologica. Fort belles descriptions des revolutions &

inclinations de l'an de N. Seigneur 1665. Antwerpen, bij Godtgaf Verhulst, 1665.

(17)

Het boekbedrijf in Antwerpen (1598-1621) in relatie tot religie en politiek Het katholieke karakter van de Habsburgse Nederlanden was voor de bewindvoerders in de Nederlanden een belangrijk strijdpunt. De aartshertogen profileerden zich als één van de vroomste machthebbers in Europa. Volgens Luc Duerloo mag daarbij niet worden getwijfeld aan hun zuiver religieuze motivatie. Maar ook hun politieke intenties speelden een belangrijke rol.48Albrecht en Isabella besteedden veel aandacht aan de promotie van een hernieuwd katholiek geloof Zo promootten ze de aanbidding van heiligen en van de eucharistie, sponsorden ze lokale bedevaartsoorden en legden ze de basis voor de Mariaverering die nog eeuwenlang zou standhouden. De

aartshertogen gingen heel doordacht om met hun keuze voor actiepunten. Zo konden bijvoorbeeld niet alle heiligen een even belangrijke plaats innemen in het

beeldprogramma. Vooral diegenen die de band met de Bourgondisch-Habsburgse dynastie versterkten, kwamen in aanmerking.49Op die manier ontwikkelde zich onder de aartshertogen een identiteit die de Habsburgse traditie nauw verbond met het katholieke geloof.

Het Antwerpse boekbedrijf werd sterk beïnvloed door dat katholiek-Habsburgse discours. Onder het aartshertogelijk bewind diende het Antwerpse drukkersmilieu het katholieke geloof. Het protestantse boekbedrijf verdween na de val van Antwerpen in 1585 definitief uit de Scheldestad.50Drukkers die zich niet met het katholieke beleid konden verzoenen, kregen de kans om de stad te verlaten.51Aanvankelijk bracht die massale emigratiestroom de Antwerpse boekproductie een zware slag toe, maar al snel herleefde het boekdrukkersgilde. Goedkope stichtelijke werkjes, devotieprenten, liturgische drukken en wetenschappelijke humanistische werken domineerden de boekenmarkt. Met die ommezwaai bevestigde Antwerpen zijn reputatie op de Europese markten. Door hun katholieke imago vonden Antwerpse drukken hun weg naar steden als Parijs, Keulen en Madrid. Het orthodoxe religieuze karakter vormde een belangrijk verkoopargument.52De economische voorspoed die dat internationale boekverkeer voortbracht was meer dan welkom.53

Die religieuze orthodoxie drong ook door in de almanakken van Jan Franco Sr.

en Jr. Op de slotpagina van de almanak uit 1613 stond de uitdrukkelijke bevestiging dat ‘dese prognosticatie niet in houdende dat teghen die catholijcke religie is.’

Bovendien werd vermeld dat de almanak - zoals gebruikelijk bij vroegmodern drukwerk uit de Zuidelijke Nederlanden - gelezen en goedgekeurd was door een geestelijke censor, in dit geval de Antwerpse kannunik Egbertus Spitholdius.54Die

48 Duerloo, ‘Pietas Albertina’, 2, en L. Duerloo, ‘Archducal piety and Habsburg power’, in:

L. Duerloo, W. Thomas, Albert and Isabella (1598-1621): Essays. Turnhout 1998, 276.

49 Duerloo, ‘Pietas Albertina’, 8.

50 A.K.L. Thijs, Van geuzenstad tot katholiek bolwerk: Antwerpen en de Contrareformatie.

Turnhout 1990, 102.

51 M.J. Marinus, De Contrareformatie te Antwerpen (1585-1676): Kerkelijk leven in een grootstad. Brussel 1995, 45.

52 Thijs, Van geuzenstad tot katholiek bolwerk, 103-104.

53 S. van Rossem, ‘The bookshop of the Counter-Reformation revisited, 307.

54 P. Arblaster, ‘Dat de boeeken vrij sullen wesen: Private profit, public utility and secrets of state in the seventeenth-century Habsburg Netherlands’, in: J.W. Koopmans, News and Politics in Early Modern Europe (1500-1800). Leuven/Parijs 2005, 89 en Franco, Ephemeris metheorologica. 1601, fol. 16v.

(18)

vermeldingen waren het resultaat van twee aartshertogelijke ordonnanties die een jaar eerder, in 1612, in Antwerpen

(19)

waren uitgevaardigd. Het eerste document, uit maart 1612, bepaalde dat een

Antwerpse drukker die in aanmerking wilde komen voor een octrooi een uitdrukkelijk bewijs moest afleveren waarin ‘hy hebbe doen blycken van zyne catholycke, apostilicke, roomsche religie.’55Bovendien kregen kerkelijke censoren na 1609 steeds vaker de opdracht om alle drukwerk met een religieuze inhoud aan controle te onderwerpen.56Opnieuw getuigde de ordonnantie van een katholieke-Habsburgse identiteit die de aartshertogen nastreefden in het culturele leven van hun Zuidelijke Nederlanden. Het aartshertogelijke bestuur maakte de kwaliteit van de inhoud van het drukwerk tot één van haar grootste prioriteiten. Vooral ‘onbekwaamheid, bijgeloof, gevaarlijk geachte spotternijen en zedeloosheid’ moesten daarbij tot een minimum worden gereduceerd.57

Toch bleef populair drukwerk moeilijk te reguleren en vooral almanakken waren blijkbaar een doorn in het oog van het vorstelijke paar. Hun quasi-anoniem en speculatief karakter zorgde ervoor dat vormen van kritiek soms niet opgemerkt werden door de censuur. Vooral de prognostica en de kronieken waren daarbij verdacht. De aartshertogen waren zich bewust van dat gevaar. Met een tweede Antwerpse ordonnantie in juli 1612 probeerden ze het bedrog aan banden te leggen.

In het document klaagden ze onder andere over de twijfelachtige geloofwaardigheid van almanakken en prognostica. Die maakten vaak melding van ‘vele gefingeerde ende gedroomde toecamende geschiedenissen die in 't minste geen apparentie der waerheyt en hebben’.58Voortaan mochten er dan ook geen almanakken meer worden gedrukt die de naam gebruikten van een reeds overleden auteur, ‘daermede het gemeyn ende simpel volck wordt verabuseert en de bedrogen’.59Opnieuw draaide het daarbij om controle. Overleden auteurs konden zich immers niet meer

verantwoorden voor hun uitspraken, waardoor de echte auteurs ongestraft hun gang konden gaan.60

De verordening zorgde voor discussie bij de Antwerpse almanakauteurs. Kort na de uitvaardiging van de ordonnantie in juli 1612, werd in het voorwoord van een prognosticatie voor het jaar 1613 gealludeerd op de achterdocht die het document uitstraalde. Het fragment benadrukte stellig dat de prognostica van Jan Franco Sr. in het verleden niets anders dan de waarheid hadden voorspeld. In zijn wellicht laatste prognosticatie, berekend voor het jaar 1612, had Jan Franco Sr. immers voorzien dat

‘in Duytslant en de Turckije groote Princen en de Potentaten metter doot ghedreycht waren’.61In januari 1612 hadden verscheidene instanties ook werkelijk ‘gelijc wy aldaer ooc seyden, als met

55 Règne d'Albert et Isabelle 1597-1621, in: V. Brants (red.), Recueil des ordonnances des Pays-Bas. Vol. 2: 1506-1700, Brussel 1917, 130: Règlement des imprimeurs et libraires de la ville d'Anvers, 28 maart 1612.

56 Arblaster, ‘Dat de boecken vrij sullen wesen’, 89.

57 S. van Rossem, ‘Drukkers belangen en politiek verlangen: HieronymusIIVerdussen en de controle op de productie van almanakken in Antwerpen, 1626-1642’, in: de Gulden Passer 83 (2005), 197.

58 Règne d'Albert et Isabelle 1597-1621,II, 141: Ordonnance sur les almanachs, 20 juli 1612.

59 Ibidem.

60 Ibidem.

61 Franco, Ephemeris metheorologica, 1613, fol. 2r.

(20)

20

trompetten over onse Nederlanden vercondicht, namelijk de doot van de Keyserlijcke maiestyt van Duytslant’, RudolfII.62De beschuldigingen van misleiding waren volgens de voorrede dan ook ongegrond.

Figuur 4. Fragment uit de voorrede van de ephemeris voor het jaar 1613 (fol. 1v en 2r). Antwerpen, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, K 104242:1613,2

Desalniettemin leken almanakproducenten ook hun voordeel te halen uit deze ogenschijnlijk strenge controlemaatregelen. Zij gebruikten het katholieke reveil als een belangrijk onderdeel van hun marketingstrategie. Dat een werk niets anders dan het katholieke geloof diende, was het vermelden waard. De diverse verwijzingen naar een zuivere en onschuldige katholieke inhoud moest de lezers, maar ook de censor, ervan overtuigen dat ze een leesproduct in handen hadden dat diende tot ‘een verheughinghe van veel menschen’.63De katholieke opvoedkundige waarde vormde volgens de producenten de grote troef van hun almanakken. Het werk van Jan Franco Sr. vormde daarop geen uitzondering.

62 Ibidem.

63 Franco, Ephemeris metheorologica, 1601, fol. 16v.

(21)

Geen vrede zonder geloof: religieuze identiteiten in de almanakken van Jan Franco Sr. (1598-1621)

De opbouw en het productieproces van elke almanak werden sterk bepaald door de verwachtingen van drukkers, auteurs en lezers. Maar ook de inhoud van de werkjes stond niet los van de visie van die betrokkenen. De prognosticatie vormde het belangrijkste onderdeel van de Antwerpse almanak in de zestiende en zeventiende eeuw. Toch ging het er niet enkel om de juiste sterrenkundige voorspellingen te maken. De prognosticaties waren hét middel bij uitstek om de nieuwsgierigheid van lezers naar mogelijk boosaardige of vredelievende astrologische verschijnselen te koppelen aan de politieke en religieuze denkbeelden van de samenstellers, drukkers en lezers van de almanakken. Ook Jan Franco Sr. zette zo de sterren naar zijn hand.

Om beter te begrijpen hoe de almanakken van Jan Franco Sr. tussen 1598 en 1621 inspeelden op de politiek-religieuze context moeten we eerst kijken naar de manier waarop zestiende- en zeventiende-eeuwse Antwerpse almanakken omgingen met de posities van sterren en planeten en de astrologische verklaringen daarvan.

Het christendom heeft sinds zijn prille begin steeds een moeilijke relatie met de astrologie gehad. Voorspellingen gebaseerd op sterren en planeten werden gezien als concurrenten van de almacht van God. Toch werden deze eeuwenoude kerkelijke bezwaren in de almanakken van de zestiende en zeventiende eeuw op een

voortreffelijke manier weerlegd. Daarbij was niet alleen voor God maar ook voor de sterren een hoofdrol weggelegd. God beheerste immers zowel de aarde als de sterren.

De sterren vormden dan ook een integraal deel van het goddelijke plan. Zowel het menselijke handelen als de loop van de geschiedenis werden door de goddelijke voorzienigheid bepaald. Sterren en planeten kregen daarbij ook allerlei

karakteristieken toegekend die vaak teruggingen op de leer van Ptolemaeus. Daarbij werden de hemellichamen verondersteld in één van de twaalf ‘hemelhuizen’ te wonen.64De Antwerpse almanakken besteedden in hun betoog voornamelijk aandacht aan vier planeten: Venus, Mars, Jupiter en Saturnus.65Als Jupiter of Venus aan de hemel verscheen, was er hoop en waren de inwoners van de Nederlanden volgens de almanakauteurs meer geneigd ‘tot treves dan tot orloghe’.66Jupiter symboliseerde daarbij het Christendom. Logischerwijs stond hij dan ook in voor het ‘vermeerderen d'eendrachtichet van de christelijcken gheloove’ en beschermde hij goede stervelingen die als ‘leerlingen tot Godes eeren, altijt sinen lof vermeeren.’67Venus was dan weer

‘van natuere vrouwelijc’ en gaf ‘in alle dinck vrede.’68Maar in perioden van oorlog namen Mars en Saturnus de bovenhand. Wanneer zij

64 K. Thomas, Religion and the decline of magic: Studies in popular beliefs in sixteenth and seventeenth century England. New York 1971, 338.

65 De vijfde bekende planeet Mercurius, die de handel vertegenwoordigde, was in het discours van de prognosticaties minder aanwezig.

66 J. Verniers, Prognosticatie ofte voorsegginghe, van dat wonderlycke schrickel jaer onses Heeren 1592. Antwerpen, J. Trognesius, 1592, fol. 3v.

67 Ibidem en Der schaepherders kalengier neerstelijc gecorrigeert, seer ghenoechlijck om lesen. Antwerpen: G. van Parijs, 1576, fol. 3v.

68 Der schaepherders kalengier. 1576, fol. 6v.

(22)

22

samen verschenen pakten donkere wolken zich samen boven de Nederlanden. De auteur van Der Schaepsherder Kalengier verwoordde dan ook nauwgezet de kwade intenties van die planeten en hun aardse volgelingen:

Met yser, met stale menighertiere, smeden mesmakers ich segt u bloot, hier mede winnen si haer broot. Met rooven sin hen oock gheneeren. Met bramstichten dat si menigen deeren. Moorden si gerne met orloge ende destructie. Met loosheden so al tijt om gaen, bedriegbende ijegelijc wilt dit verstaen.69

Toch bestond er één oplossing om de Nederlanden snel uit die benauwde situatie te redden, want ‘als't God belieft, dan [zou] het pays zijn’.70God had de sterren in handen en naar gelang Zijn wens verplaatste Hij de sterren en planeten over de aarde.

Vóór 1585 werd dat principe in de Antwerpse almanakken aanvaard als een vaststaand gegeven. De lezer en de almanakproducent konden enkel hopen dat God de

Nederlanden eindelijk wat meer vrede en rust bezorgde. Zo hoopte de almanakauteur Valentijn van Goorle dat ‘God[...] dese grooten schandalen die ons dit jaer schijnen te dreyghen [wil remedieren]’.71In het licht van het Beleg van Antwerpen en de daaropvolgende reconciliatie onder Alexander Farnese in 1585 veranderde de toon van de prognostica enigszins. Onder invloed van het katholieke reveil dat in de Scheldestad zijn intrede deed, voegden de samenstellers van de prognostica vanaf 1585 steeds vaker een extra dimensie aan het discours toe.72God zou volgens prognosticator Jan Verniers niet ingrijpen totdat de gelovigen zich zouden ‘bekeren tot penitentie’.73Pas dan kon er ook voorspoed komen ‘dat welck ons wil gonnen Godt den vader, Godt den sone en de Godt den heyligen geest.’74

De aartshertogen als vredebrengers (1598-1609)

De aartshertogen profileerden zich als enthousiaste voorstanders van een nieuwe vrede. Albrecht, die sinds 1596 de positie van landvoogd bekleedde, was het niet eens met de keuze van FilipsIIIom de oorlog in de Nederlanden voort te zetten. Hij pleitte voor toenadering tot de Noordelijke Staten in de hoop het wapengeweld een halt toe te roepen. Maar deze roep om vrede mocht niet baten. De oorlog duurde voort en de tegenslagen volgden elkaar op voor de Spaans-Habsburgse soldaten in de Nederlanden. Op

69 Idem, fol. 4v.

70 Verniers, Prognosticatie ofte voorsegginghe, fol. 7v.

71 V. van Goorle, Almanach ende prognosticatie vanden jare ons Heeren MDLXXXIII.

Antwerpen: G. van Parijs 1583, fol. 1r.

72 G. Marnef, ‘Betreurd en/of gevierd? De val van Antwerpen (1585)’. In: J. Tollebeek, H. Te Velde (red.), Het geheugen van de Lage Landen. Rekkem 2009, 134-135.

73 Verniers, Prognosticatie ofte voorsegginghe, fol. 16r.

74 M. Nostradamus, Prognosticatie en[de] voorsegginge vande[n] jare ons heeren Jesu Christi 1594 ghemaeckt ende ghecalculeert op den meridiaen vande xvii Neerlanden. Antwerpen, weduwe van Guillaem van Parijs, 1594, fol. 12r.

(23)

de koop toe teisterden rond de eeuwwisseling misoogsten en een pestepidemie de Lage Landen.75

De bevolking en de residerende soldaten belandden in een uitzichtloze situatie.

De wijdverspreide ideeën over het aanbreken van de eindtijd rond de eeuwwisseling boden een plausibele verklaring voor het heersende onheil. Het apocalyptische denken van de zestiende en zeventiende eeuw wordt vooral toegeschreven aan protestantse gemeenschappen. De Bijbelse profeten en apostelen hadden voorspeld dat bij het aanbreken van het einde der tijden een grote crisis de aarde zou treffen. In de ogen van velen waren de religieuze omwentelingen die in het zestiende-eeuwse Europa werden ingezet daar een duidelijke voorbode van.76Maar de voorspellingen in laatzestiende- en zeventiende-eeuwse almanakken laten zien dat de draagwijdte van een katholiek geïnspireerde, Habsburgse variant niet mag worden onderschat. De Spaans-Habsburgse bewindvoerders KarelVen FilipsIIzagen zichzelf als

machthebbers van het laatste imperium op aarde. Zij hadden een goddelijk mandaat gekregen voor hun universele en christelijke bewind. Ook hun trouwe onderdanen behoorden volgens die retoriek tot de uitverkoren groep. Het was hun belangrijkste taak om het ware, katholieke geloof tot de laatste snik te verdedigen. In de ogen van KarelVen FilipsIIdwarsboomden de gereformeerde kerken dat goddelijke plan.77 Ook de aartshertogen droegen bij hun komst naar de Nederlanden een gelijkaardige boodschap uit.

Sporen daarvan zijn terug te vinden in de Antwerpse almanakken van Jan Franco Sr. Bijbelse profeten doken regelmatig op in prognostica. De auteurs gebruikten profetische uitspraken als autoriteiten die hun eigen voorspellingen kracht moesten bijzetten of verantwoorden. Zo greep Jan Franco Sr. in zijn almanakken regelmatig terug naar de profeten Daniël en Ezechiël. Zij hadden volgens hem reeds in een ver verleden aangetoond dat de Nederlanden te maken zouden krijgen met ‘lang-bloedige oorloge, peste ende dierentijt om onse sonden alle te straffen, soo Daniël verhaelt in zijn 3. Capittel’.78Maar tussen 1598 en 1610 werden die onheilspellende uitspraken steeds explicieter verbonden aan de verwachting van de Apocalyps. De perikelen in de Nederlanden waren daarvan volgens de auteurs een voorbode. Jan Franco Sr.

voorspelde dat het jaar 1601 ‘een beroerlijcke nieuwe jaer’ zou worden met veel oorlog en twisten.79Maar de goede, katholieke gelovigen konden troost vinden in de gedachte dat God hen sneller dan de rest van de aardse bevolking uit hun lijden zou verlossen. Franco Sr. beloofde dat, zoals de profeten reeds hadden aangegeven, ‘Hij om zijn uitvercorene de dagen vercorten sal’.80Aangezien de tijd van de laatste grote monarchie was aangebroken zou de verlossing niet lang meer op zich laten wachten.

Dit discours paste voortreffelijk in de eschatologische visie die over de hele

Spaanse-Habsburgse bezittingen werd gepropageerd. Ook de Habsburgse monarchen maakten een duidelijk onder-

75 G. Parker, De Nederlandse Opstand: van Beeldenstorm tot bestand. Antwerpen 1977, 228.

76 A.H. Williamson, Apocalypse then: Prophecy and the making of the modern world. Westport 2008, 40 en 42.

77 Idem, 73 en 77.

78 Franco, Ephemeris metheorologica practica. 1599, fol. 12r.

79 Franco, Ephemeris metheorologica. 1601, fol. 6r.

80 Ibidem.

(24)

24

scheid tussen de uitverkorenen met hun goddelijke missie ter verdediging van het katholieke geloof en zij die daar geen deel meer van uitmaakten. Die ongelovigen zouden volgens Franco Sr. bij het aanbreken van de eindtijd dan ook niet kunnen rekenen op Gods tussenkomst. Ze zouden wegkwijnen in hun zonden.81

De boodschap van Jan Franco Sr. was duidelijk. Iedereen die in de Habsburgse Nederlanden trouw bleef aan het katholieke geloof en de Spaanse vorst mocht deel uitmaken van de uitverkorenen. Die identiteit deelden zij bovendien met alle inwoners van het Spaans-Habsburgse rijk. Op die manier werd aan de hand van eschatologische verwachtingen in de almanakken van Franco Sr. een gevoel van Spaans-Habsburgse eenheid gepropageerd. Dat discours moest alle koninklijke bezittingen in

verbondenheid brengen met het legitieme katholieke Spaanse bewind. Zij waren als groep door God uitverkoren om een goddelijke missie over de wereld uit te dragen.

Toch zou 1601 volgens Jan Franco Sr. zo'n treurig jaar worden dat hij helemaal geen toekomst meer zag voor dit aardse tranendal. Voor december 1601 beklaagde hij er zich dan ook over dat het ‘een zeer verdrietich jaer [was] gheweest’.82Zij die nog vriendschap en liefde konden koesteren, mochten zich gelukkig prijzen. Zelfs de wereldlijke machthebbers konden in zijn ogen het tij niet meer keren. Bij de stervelingen op aarde lag geen redding meer besloten. Enkel in God konden de inwoners van de Nederlanden nog vertrouwen hebben.83

Maar het was niet allemaal kommer en kwel. In 1600 had Franco Sr. zich nog enthousiast uitgelaten over het huwelijk tussen Albrecht en Isabella. Dit huwelijk werd in de Nederlanden met veel vreugde onthaald en werd beschouwd als een belangrijk keerpunt. De sterren hadden al lang voorspeld dat de Nederlanden in de nabije toekomst opnieuw met vreugde overladen zouden worden. Dat moment was volgens Franco Sr. aangebroken in 1599, zoals hij naar eigen zeggen ook eerder al had voorspeld. In 1598 had de hemel het ‘coninclijcke houwelijck ende alliancien, door sijn geluckige radiatien te voren, schoon openbaer vertoont’.84Zo had Franco Sr. het dan ook genoteerd in zijn prognosticatie voor het jaar 1599.

Maar die blijdschap nam gedeeltelijk toch weer eschatologische proporties aan.

De wanhoop in het apocalyptische denken maakte rond de eeuwwisseling plaats voor een ongemakkelijke vreugde. De maatschappij zag de veranderingen rond de eeuwwisseling als indicatoren dat Christus weldra naar de aarde zou terugkeren en een duizendjarig rijk zou stichten. Er restten de wereld nog slechts enkele decennia.

Als directe voorloper van het vredesrijk zouden die eindjaren volgens de

voorspellingen dan ook in schoonheid worden afgesloten.85Op dat element speelden ook de prognostica duidelijk in. De komst van Albrecht werd beschouwd als dat vreugdevolle keerpunt in de Nederlanden.

81 Ibidem en Williamson, Apocalypse then, 75 en 77.

82 Franco, Ephemeris metheorologica. 1601, fol. 15v.

83 Non est salus in principibus aut filiis hominum ait Dominus: ibidem. Dit is een Bijbelse verwijzing naar Psalm 146, vers 2: Nolite confidere in principibus, in filiis hominum, in quibus non est salus.

84 J. Franco Sr., Ephemeris metheorologica. Seer schoone beschrijuige van de reuolutie inde het gulden schrickeljaer ons Heeren 1600, Antwerpen, Arnour 's Conincx, 1600, fol. 2r.

85 Williamson, Apocalypse then, 55-56.

(25)

Bij zijn beschrijving van de aartshertog wond Jan Franco Sr. er in 1600 geen doekjes om:

Onsen nieuwen gouverneur, die den oprechten medecijn ende dat schoon licht is, die alle zijnder andersaten siekten genesen, ende alle hun

duysterheyt met sijnen ghepresenteerden ende geaccepteerden peys verlichten can: dwelc uwe vrome stadt, sijne maeistijt getrou, so hertelijc begeert heeft. Dat is Albertus, die van u so lange verwacht.86

Albrecht zou volgens Franco Sr. in hoogsteigen persoon beterschap voor de Nederlanden brengen. Hij en zijn echtgenote werden door de prognostica dan ook als voldoende verheven aanzien om het langverwachte vredesproces in de Lage Landen definitief in te zetten.

Het verwachtingspatroon van de inwoners van de Zuidelijke Nederlanden werd in dat discours bovendien opnieuw bevestigd. Zoals al eerder vermeld verwachtte het publiek dat de aartshertogen het tij in de Nederlanden zouden keren. De oorlog moest plaats maken voor vrede. Hoewel vooral Isabella daarmee werd vereenzelvigd, werd die vredesverwachting ook gedeeltelijk op Albrecht geprojecteerd. Hij kon dan wel gelauwerd zijn om zijn militaire moed, als ideale soeverein zou hij toch vooral de vrede in de Nederlanden moeten verdedigen. Maar de prognosticatie uit 1600 plaatste uitdrukkelijk Albrecht in het middelpunt. Geruggensteund door zijn vrouw,

‘hertoginne ende princesse die den conincx van Spaignen dochter is’, moest Albrecht dan ook op vrede inzetten.87

Jan Franco Sr. weerspiegelde daarnaast ook het verwachtingspatroon van de Brusselse stedelijke ambtenaren die hij in zijn voorwoord had aangesproken. Margrit Thøfner benadrukt dat die verwachting naar aloude gewoonten vooral een illustratie moet zijn geweest van een wederkerig sociaal contract tussen de monarch en zijn stedelijke onderdanen. De steden in de Zuidelijke Nederlanden beloofden in ruil voor de inwilliging van hun eisen en verwachtingen hun onvoorwaardelijke trouw en steun aan de aartshertogen. In 1599 werd daarbij ingezet op de vraag naar vrede in de Nederlanden.88Franco Sr. liet zich in zijn schrijven dan ook duidelijk leiden door de wensen van zijn aangewezen lezers.

Prognostica speelden indirect in op die ambtelijke verwachtingen. Als de prognostica om eender welke reden niet in goede aarde vielen bij hun ambtelijke lezers, dan riskeerden de producenten een berisping, boete of zelfs een verbod op de verspreiding van het lucratieve goed. Dat moest koste wat kost worden vermeden.

De almanakken voorzagen de drukkers immers van jaarlijkse winsten waarop hun bedrijf dreef en waarmee de andere opdrachten konden worden gefinancierd.89 Commerciële overwegingen bepaalden dus ook na 1598 nog de politiek-religieuze voorkeuren.90

86 Franco, Ephemeris metheorologica. 1600, fol. 2v.

87 Franco, Ephemeris metheorologica. 1600, fol. 2 v.

88 M. Thøfuer, A common art: Urban ceremonial in Antwerp and Brussels during and after the Dutch Revolt. Zwolle 2007, 56.

89 Salman, Populair drukwerk in de Gouden Eeuw, 214-217.

90 Zie voor een vergelijking met de periode 1578-1598: G. Marnef, ‘Repressie en censuur in het Antwerpse boekbedrijf: 1567-1576’, in: De Zeventiende Eeuw 8 (1992), 226.

(26)

Maar de vredesverwachtingen kwamen ook de aartshertogen goed uit. Met die vre-

(27)

deswens konden ze zich distantiëren van het recente verleden, dat enkel oorlog had voortgebracht. Bovendien verdedigden ze op die manier hun eigen legitimiteit en autonomie. De aartshertogen kregen de kans om te bewijzen dat het anders en beter kon. God en het volk hadden hen opgedragen de trieste tijden te beëindigen. De hoop op vrede bleek niet helemaal tevergeefs. In tegenstelling tot hun voorgangers slaagden de aartshertogen er in 1609 ook in de Habsburgse Nederlanden met vrede en vreugde te overladen, door de afkondiging van het Twaalfjarig Bestand.

Besluit

Antwerpse drukkers en auteurs van prognostica lieten zich tussen 1598 en 1621 vooral leiden door commerciële overwegingen. Het werk moest een zo groot mogelijk bereik kennen en zoveel mogelijk geïnteresseerden aantrekken. Onenigheid tussen drukkers over te verkrijgen privileges voor almanakken kwamen dan ook veelvuldig voor. Daarbij lieten ze hun blik vooral vallen op almanakken van auteurs die een zekere naamsbekendheid genoten. De almanakken van Jan Franco Sr. boden aanzienlijke mogelijkheden, niet alleen voor drukkers, maar ook voor auteurs. Zij konden die naamsbekendheid gebruiken om hun eigen reputatie te verbeteren.

De inhoud van de prognostica werd vormgegeven op basis van twee principes.

Ten eerste moesten de prognostica in de lijn van de interesses van de lezers liggen.91 Zo speelde Jan Franco Sr. in 1600 handig in op de vredesverwachting die zo gekoesterd werd in de Habsburgse Nederlanden. Ten tweede bepaalden hun

betrekkingen tot de religieuze en politieke overheden het wereldbeeld dat zij aan hun lezers wilden aanreiken. Jan Franco Sr. vleide in zijn almanakken het Brusselse stadsbestuur. In 1601 opende hij zijn voorrede zo met woorden van waardering aan de stedelijke ambtenaren. Het was voor zowel de drukkers als de auteur belangrijk dat die ‘edele, zeer wijse en de voorsichtige heeren’ hun almanak konden

appreciëren.92Hun oordeel was gedeeltelijk bepalend voor de reputatie van de almanak van Jan Franco Sr. De voorspelling van vrede, gecombineerd met een ondubbelzinnige katholieke boodschap, was in de periode tussen 1598 en 1621 het beste argument om succes te bereiken in het almanakkencircuit.93

91 J. Green, Printing and prophecy: Prognostication and media change, 1450-1150. Michigan 2012, 69.

92 Franco, Ephemeris metheorologica. 1601, fol. 1v.

93 Ik wil graag Steven van Impe bedanken voor zijn raad en waardevolle suggesties bij dit artikel, dat een deelresultaat is van de masterproef Geschiedenis ‘Over Mars en Venus.

Constructie van identiteiten in Brabantse almanakken (1578-1648)’, ingediend aan de Katholieke Universiteit Leuven in 2013. Graag zou ik prof.dr. Hans Cools en dr. Nina Lamal bedanken voor de goede begeleiding.

(28)

27

Annelies Noordhof-Hoorn Het papieren kind

Nationalisering: het einde van de plaatselijke studentenalmanak?1

In de negentiende eeuw was de uitgave van de studentenalmanak een jaarlijks terugkerende belangrijke gebeurtenis binnen de studentengemeenschap. Gewoonlijk aan het einde van het jaar - het liefst voor de kerstvakantie - presenteerde de

almanakcommissie ‘het papieren kind’. Behalve studenten die op de almanak hadden ingetekend en daarvoor betaalden, ontvingen tal van andere personen en instellingen een presentexemplaar van de almanak, waaronder de hoogleraren, de pedellen, verschillende boekverkopers, maar ook de studentensenaten van de bevriende corpora, die tot ver in de negentiende eeuw de enige studentenverenigingen waren. De studentenalmanak lag alle corpora na aan het hart. Niet alleen was bij corpswet vastgesteld dat hij jaarlijks zou verschijnen, maar de almanak heette tevens de uiting van de corpsgeest. Hij voerde het woord voor de plaatselijke studentenmaatschappij en een goed gevulde almanak getuigde van een bloeiend corpsleven. Het was voor de corpora van groot belang dat elke nieuwe almanak met recht een plaats kon innemen in de rij van bestaande almanakken. De almanak versterkte, kortom, de identiteit van het plaatselijke corps.

De studentenalmanakken waren de eerste door studenten zelf opgerichte

periodieken. Hierin verschenen de collegeroosters, de namen van de aan de faculteiten verbonden hoogleraren en de namen van de ingeschreven studenten. De almanakken waren, evenals de publicaties van programma's en verslagen van academische feesten, brochures en feestliederen, een uiting van het toegenomen zelfbewustzijn en de groeiende organisatie van studenten in de eerste helft van de negentiende eeuw. Na de almanakken richtten studenten ook eigen studentenbladen op. Aanvankelijk waren dit voornamelijk plaatselijke blaadjes, die maar kort verschenen, maar in de tweede helft van de negentiende eeuw groeide het studentenblad uit tot een wekelijks verschijnend, landelijk studentenorgaan. In de studentenwereld groeide het besef dat men niet alleen Utrechts, Leids of Gronings, maar ook vooral Nederlands student was. De nadruk op de nationale studentengemeenschap paste bij het opkomend natie bewustzijn. De eenwording van Nederland was formeel in 1813 tot stand gekomen, maar kreeg de facto pas in

1 Dit artikel is gebaseerd op een hoofdstuk in mijn proefschrift, De stem van de studenten.

Nederlandse studentenbladen in de negentiende en vroege twintigste eeuw (in voorbereiding).

Ik dank mijn collega's Reinbert Krol en Hanneke Hoekstra voor het lezen en becommentariëren van een eerdere versie van dit artikel.

(29)

de loop van de negentiende eeuw haar beslag.2Dat gold ook voor het hoger onderwijs.

De uitbreiding van het spoorwegennet verkleinde de reisafstand tussen de verschillende universiteitssteden en vergrootte de onderlinge betrokkenheid. De nationale studentenbladen deden op hun beurt hetzelfde; zij verkleinden de (culturele) afstand tussen de verschillende academies en onderstreepten een nieuw

saamhorigheidsbesef.

Met de oprichting van landelijke studentenbladen kwam ook het bestaan van de plaatselijke studentenalmanak ter discussie te staan. Moest er niet één landelijke studentenalmanak worden opgericht? Volgens (een deel van) de redacties van de landelijke studentenbladen was het jaarboek achterhaald en kon de studentenalmanak beter worden opgeheven. De praktische informatie en het mengelwerk (proza en poëzie van studenten) konden worden ondergebracht in de landelijke studentenbladen.

Er werden zelfs nieuwe landelijke studentenbladen voor uitsluitend letterkundig werk opgericht. Kortom, de plaatselijke almanak werd in haar bestaan bedreigd. Toch wisten deze almanakken te overleven. Hoe valt dit te verklaren tegen de achtergrond van de nationalisering van de Nederlandse studentengemeenschap?

De studentenalmanak is in de geschiedschrijving van de moderne universiteit al vaker onderwerp van studie geweest. De gegevens van studenten zijn gebruikt om de veranderingen in studentenaantallen te bestuderen, zoals door de historici G.

Jensma en H. de Vries in hun werk over de veranderingen in het hoger onderwijs.3 Ook het mengelwerk en de varia (raadseltjes en andere spitsvondigheden) van de almanak vormen een interessante bron. De historicus Pieter Caljé gebruikte in zijn cultuurhistorische analyse van het Groningse studentenleven in de negentiende eeuw de ontwikkeling van het mengelwerk in de studentenalmanakken.4Maar de verhouding tussen de studentenalmanak en het studentenblad is tot nu toe in de geschiedschrijving buiten beeld gebleven. Toch is een onderzoek naar de vraag hoe deze beide

studentenperiodieken zich tot elkaar verhielden de moeite waard omdat zij een aanvullend beeld geeft van de nationalisering van de studentengemeenschap in de negentiende eeuw.

De uitgave van de eerste studentenalmanakken

De eerste studentenalmanakken verschenen aan het begin van de negentiende eeuw.5 Zeer waarschijnlijk lieten de studenten zich inspireren door de Almanak der Akademie

2 Zie hierover: H. Knippenberg, B. de Pater, De eenwording van Nederland. Schaalvergroting en integratie sinds 1800. Nijmegen 1988; H. te Velde, Gemeenschapszin en plichtsbesef.

Liberalisme en nationalisme in Nederland, 1870-1918. Den Haag 1992; M. Bossenbroek, Holland op zijn breedst. Indië en Zuid-Afrika in de Nederlandse cultuur omstreeks 1900.

Amsterdam 1996.

3 G. Jensma en H. de Vries, Veranderingen in het hoger onderwijs in Nederland tussen 1815 en 1940. Hilversum 1997.

4 P. Caljé, Student, universiteit en samenleving. De Groningse universiteit in de negentiende eeuw. Hilversum 2009.

5 De oprichting van studentenalmanakken paste in een meer algemene trend. De almanak was rond 1800 sterk in opkomst. Voor vrijwel alle beroeps- en bevolkingsgroepen verschenen deze jaarboekjes met praktische informatie en wat mengelwerk. Ieder jaar in december lagen de boekwinkels er vol mee. De aftrek was enorm; ook mensen die vrijwel geen andere leeruur

(30)

van Groninsen, voor't jaar 1813 van de inspecteur voor het lager onderwijs en secretaris van de

bezaten, kochten wel een almanak. J.J. Kloek en W.W. Mijnhardt, 1800: Blauwdrukken voor een samenleving. Den Haag 2001, 94-95.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hij bekeek alleen Nederlandse auteurs, maar zegt in de inleiding dat ‘er echter geen reden [is] om aan te nemen dat het classificeren naar richting in andere westerse

In deze Engelse tekst heeft men door de keuze van de titel de omgeving van de picareske hoofdpersoon expliciet Hollands kunnen laten, maar voor het op de markt komen van deze

Brassine (introd.), Les déprédations allemandes à l'université de Liège.. Uitgaande van de Groot-Nederlandse gedachte ligt het voor de hand hier ook de ramp te vermelden die

Ook de Logica memorativa (Halle 1659) van Stanislaus Mink von Weinsheun (=Johann Justus Winckelmann) wordt in de literatuur wel een imitatie van Murners logisch kaartspel genoemd,

Er zijn in dit schrift uitzonderlijk mooie boeken geschreven, boeken die juist op ons een onmiddellijk overtuigende indruk maken - omdat het deze boeken waren, die de humanisten in

Immers, een roman in drie delen, zoals bijvoorbeeld De kleine Johannes van Frederik van Eeden, is geen trilogie: ‘Het ziet ernaar uit dat de delen van een trilogie steeds een

Buiten enkele andere catalogi, waarvan er slechts twee zijn bewaard, respectievelijk een uit Douai (1594/1598), in het Noorden en niet echt een groot centrum voor de boekhandel, en

Deze nieuwe prijsberekening moet voor Callenbach in eerste instantie een verliespost zijn geweest, maar hij hoopte ‘dat uit verlies winst geboren worde’. 33 Deze verliespost