• No results found

Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis. Jaargang 24 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis. Jaargang 24 · dbnl"

Copied!
328
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Jaargang 24

bron

Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis. Jaargang 24. Uitgeverij Vantilt / Nederlandse Boekhistorische Vereniging, Nijmegen / Leiden 2017

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_jaa008201701_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn.

i.s.m.

(2)

7

[Nummer 24]

Redactioneel

Sinds 1982 organiseert de American Library Association ( ALA ) jaarlijks een ‘Banned Books Week’. Met deze campagne wordt aandacht gevraagd voor censuur en dat is blijkbaar hard nodig, want tot op de dag van vandaag worden boeken vanwege hun inhoud verwijderd uit bibliotheken. In de meeste gevallen gebeurt dit door ouders, sponsors of bibliotheekmedewerkers zelf en de redenen zijn uiteenlopend. Tussen 2000 en 2009 werden meer dan 5000 gevallen van censuur bij de ALA gerapporteerd, waarvan iets minder dan een derde vanwege seksueel expliciete scènes en een kwart vanwege aanstootgevend taalgebruik. Ook beschrijvingen van geweld en

homoseksualiteit scoren hoog. Over Fifty shades of grey van E.L. James - over een sadomasochistische relatie - werd in 2015 gemeld dat de roman was verwijderd vanwege ‘concerns that a group of teenagers will want to try it’.

De belemmering van vrije meningsuiting kent een lange geschiedenis. In 1121 werd de scholasticus Pierre Abelard gedwongen om zijn eigen boek over de

Drie-eenheid te verbranden, omdat hij hierin volgens de Kerk een té rationele uitleg van het christelijke geloof tentoonspreidde. Met de opkomst van de boekdrukkunst werd de verspreiding van teksten groter en daarmee de totale vernietiging van boeken een stuk complexer. Verbieden werd dan ook noodzakelijk. De ban op boeken voedde tegelijkertijd de opkomst van ondergrondse kanalen. Het verbod op Joost van den Vondels Palamedes (1625) heeft er bijvoorbeeld vooral voor gezorgd dat het boek op nog veel grotere schaal illegaal verspreid is geraakt.

Seks, politiek, geloof en geweld zijn door de eeuwen heen de belangrijkste redenen

voor persbreidel geweest. In het vierentwintigste Jaarboek, dat als titel ‘Illegaal en

ondergronds’ heeft, kan slechts aan enkele aspecten hiervan aandacht worden

geschonken. In de bijdragen van Arno Kuipers en Bert Sliggers staat het verbod op

onzedelijkheid centraal. Kuipers beschrijft de ontwikkeling van het begrip ‘realistische

roman’, bij de oudere lezers ook wel bekend onder de naam prikkellectuur, tussen

1880 en 1970. Doordat deze boeken lange tijd ongeschikt werden beschouwd voor

de Nederlandse lezer, zijn ze nooit stelselmatig aangeschaft door bibliotheken, met

als gevolg dat er maar weinig exemplaren bewaard zijn gebleven. Sliggers schenkt

aandacht aan de gebroeders Taurel, die zich

(3)

in het Amsterdam van de jaren dertig bezighielden met de handel in pornografische literatuur en daarmee de lokale zedenpolitie handenvol werk bezorgden.

Maghiel van Crevel verzamelde jarenlang onofficiële poëzietijdschriften uit de Volksrepubliek China. Zijn collectie is tegenwoordig ondergebracht bij de universiteit Leiden en Chinese onderzoekers komen regelmatig naar Nederland om hier te bestuderen wat in eigen land niet in deze vorm bewaard is gebleven. Met zijn bijdrage laat Van Crevel zien dat wat onofficieel is, zeker niet verboden hoeft te zijn en ook legt hij uit waarom avant-garde dichters liever niet geassocieerd willen worden met

‘officiële poëzie’.

In januari 1989 werd de Koninklijke Bibliotheek benaderd door een antiekhandelaar uit Delft die bij de verbouwing van zijn huis een zestal zestiende-eeuwse

reformatorische boekjes had gevonden. Hoewel de vondst alweer van een tijd geleden dateert is er tot nu toe nauwelijks over geschreven. Om wat voor boeken ging het precies en wat kan de reden zijn geweest om ze te verbergen? Marieke van Delft probeert op deze vragen een antwoord te geven.

Sjors de Heuvel ten slotte onderzoekt de geschiedenis van uitgeverij Sijthoff tijdens de bezetting. Hij licht toe waarom de uitgeverij tijdens deze periode niet zozeer illegaal, als wel clandestien opereerde.

Ook enkele bijdragen aan het in juni 2016 gehouden symposium ‘Het boek in Nederland in 1766’ vonden hun neerslag in dit Jaarboek. Dit symposium werd georganiseerd door de Nederlandse Boekhistorische Vereniging ter gelegenheid van het 250-jarig bestaan van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde ( MNL ). Drie lezingen die tijdens deze dag werden gepresenteerd zijn bewerkt tot een bijdrage voor het Jaarboek en vormen samen een tweede, kleiner, thema. Marja Smolenaars onderwierp de STCN -database aan een statistische analyse. In haar overzicht van de boekproductie rond het jaar 1766 komen zowel stadhouder Willem V , het

Medemblikker scharrezoodje, als de uitvinding van de wasmachine aan bod. En mocht u zelf's nachts wel eens worden bezocht door angstaanjagende gedaantes als

‘duivels, katten, [of] oude vrouwen’, dan kan ik u de bijdrage van Joris Oddens van harte aanbevelen. Oddens beschrijft hierin een merkwaardige achttiende-eeuwse pamflettenstrijd met als inzet het al dan niet bestaan van spoken. Lieke van Deinsen schrijft over de relatie tussen literaire en materiële cultuur bij het Leidse

dichtgenootschap Kunst Wordt Door Arbeid Verkreegen, dat net als de Maatschappij in 1766 werd opgericht.

De materialiteit van het boek vormt een rode draad door het voorliggende Jaarboek.

Karin Scheper bewerkte de lezing die zij gaf ter gelegenheid van het ontvangen van de De la Courtprijs voor haar boekarcheologische studie van de islamitische

handschriften van de universitaire bibliotheken Leiden. Femke Prinsen laat ons met haar bijdrage nadenken over de verschillende functies en waarden van maculatuur;

stukken bedrukt of beschreven perkament en papier die zijn hergebruikt ter

versteviging van een boekband. De laatste twee bijdragen kunnen eveneens als een

pleidooi worden gezien voor analyserend kijken. Dit aspect komt terug in het artikel

van Hans Spijker. Hij onderwierp de verschillende postume edities van de Beschryving

van Japan van Isaac Titsing

(4)

9

(1745-1812) aan een uitgebreide inspectie, op zoek naar een verklaring voor de negatieve pers die deze uitgaven in de twintigste eeuw hebben gekregen. Ook Henri Defoer gaf zijn ogen goed de kost. Hij analyseert de kunsthistorische aspecten van de houtsneden in de Antwerpse en Delftse drukken van het Ludolphiaanse Leven van Jezus, gedrukt in respectievelijk 1487 en 1488. Kevin Absilis ten slotte bespreekt in de rubriek ‘Stand van zaken’ de recent gepubliceerde biografieën van de uitgevers Emanuel Querido, Geert van Oorschot en Rob van Gennep en schetst daarmee een geschiedenis van de Nederlandse uitgeverij vanaf 1940.

Volgend jaar viert de Nederlandse Boekhistorische Vereniging haar vijfentwintigjarige

jubileum. Het Jaarboek 2018 belooft dan ook een bijzondere uitgave te worden, met

een bonte parade aan bijdragen. Daarvoor hebben we ook uw hulp nodig. Heeft u

verhalen over de roemruchte geschiedenis van de NBV , het Jaarboek, of het boek in

het algemeen die u wilt delen? Lang of kort, wetenschappelijk doorwrocht of

anekdotisch, alle mogelijke bijdragen zijn welkom.

(5)

Figuur 1. Twee handschriften in vergelijkbare omslagen: beide van hergebruikte materialen, maar alleen bij de rechter is sprake van maculatuur (Wolfenbüttel, HAB , Cod. Guelf. 1437 Helmst. en Cod.

Guelf. 1023 Novi).

(6)

11

Femke Prinsen

Een waardevolle toevoeging

Het belang van maculatuur voor boekgeschiedenis

Gedurende vrijwel de hele West-Europese geschiedenis is voor de vervaardiging van boeken gebruik gemaakt van tweedehands materiaal.

1

Voorbeelden hiervan zijn restjes sierpapier die als overlijmstroken zijn gebruikt, platkernen uit afgedankte banden die zo werden bijgesneden dat ze konden worden hergebruikt in nieuwe banden en restjes afgedankt leer die aan elkaar werden genaaid om een nieuwe bandje mee te maken.

2

Een van de meest toegepaste tweedehands materialen was beschreven of bedrukt papier of perkament, ook wel maculatuur genoemd (zie figuur 1).

3

Het gebruik van maculatuur is niet anders dan het gebruik van andere tweedehands materialen en waarschijnlijk werd het door de binder ook als zodanig beschouwd.

Voor de boekbinder zal het niet veel uitgemaakt hebben wat de oorsprong van het materiaal was en of er al dan niet tekst op stond, zolang het maar bruikbaar was voor zijn doeleinden. In de loop van de tijd werd het feit dát er tekst op het

boekbindmateriaal stond voor veel onderzoekers echter het belangrijkste aspect. Dit ging vaak zo ver dat het als gerechtvaardigd werd gezien om fragmenten te ‘redden’

uit de boekband waarin ze al die tijd opgesloten waren geweest.

4

1 Ik heb me voor dit artikel vooral gebaseerd op de toepassingen van maculatuur die ik zelf als restaurator in de praktijk ben tegengekomen, in het bijzonder materiaal dat ik heb onderzocht in de Herzog August Bibliotheek Wolfenbüttel ( HAB ), de universiteitsbibliotheek van Leiden ( UBL ) en de Bibliotheca Thysiana in Leiden ( BT ). Deel van dit onderzoek heeft reeds plaatsgevonden in 2008-2009 in het kader van mijn afstudeerscriptie voor de opleiding tot restaurator aan het Instituut Collectie Nederland. Zie F. Prinsen, Onlosmakelijk verbonden met het boek? De omgang met maculatuur in Nederlandse openbaar toegankelijke collecties.

Ongepubliceerde scriptie. Amsterdam 2009.

2 Over het gebruik van tweedehands materiaal in boekbanden in het algemeen zie M.J.

Sheppard, ‘“Make do and mend.” Evidence of early repairs and the re-use of materials in early bindings in a Cambridge College Library’, in: M.J. Driscoll (ed.), Care and conservation of manuscripts 6. Proceedings of the sixth international seminar held at the Royal Library, Copenhagen 9th-20 th October 2000. Kopenhagen 2002, 196-217 en F. Prinsen, ‘Boeken worden boeken. Hergebruik van materialen in middeleeuwse handschriften’, in:

Handboekbinden. Ambacht, kunst, techniek 3 (2010) 3, 80-87.

3 Zie voor de definities van boektechnische termen Gnirrep, Kneep en binding. Een terminologie voor de beschrijving van de constructies van oude boekbanden. Den Haag 1997.

4 Vaak wordt de band als niet meer dan als een (tijdelijke) verpakking beschouwd, die ervoor heeft gezorgd dat het fragment bewaard bleef. Veelzeggend is bijvoorbeeld dit citaat: ‘[T]his type of recycling was made by dismantling the manuscripts, treating them with the most sinister violence that could be used on a book (...) simply recycling it for a trifling purpose.

It is my opinion that to accept this act of violence, keeping it as a testimony, is completely out of place. (...) It does not seem to me opportune to wish to keep such havoc as an example:

Of what? Of incivility and barbarism!’, M.L. Perani ‘Ghenizaho italiana: migliaia di frammenti ebraici rinvenuti negli archivi italiani’, in: Gazette du livre medieval 26 (1995) 24 (geciteerd en vertaald in: G. Bianchini [e.a.], ‘Manuscript fragments in archive bindings. A

methodological problem’ in: C. Federici, P.F. Munafò (eds), International Conference on

Conservation and Restoration of Archival and Library Materials (Erice, 22th-29th April

1996). Palermo 1999, 417-419).

(7)

Door de eenzijdige focus op de inhoud van de fragmenten wordt veelal voorbij gegaan aan de waarde van de maculatuur binnen de context van het boek. In dit artikel wil ik me juist op die context richten en bespreken wat de aanwezigheid van maculatuur betekent voor het boek als historisch object. Ik zal daartoe eerst bespreken hoe maculatuur in boeken is toegepast, waarna ik nader zal ingaan op de verschillende waarden die maculatuur kan hebben, in het bijzonder de waarde van het materiaal zelf (ongeacht of er tekst of een afbeelding op staat) en de toegevoegde waarde die juist maculatuur heeft omdat het drager is van specifieke informatie. Deze waarden zullen aan de hand van voorbeelden worden besproken. Tenslotte zal ook kort aandacht besteed worden aan de rol die boekrestauratoren kunnen spelen bij het onderkennen en behouden van deze waarden.

Begripsbepaling

Alvorens wordt ingegaan op het belang van maculatuur als onderdeel van het boek als historisch object, is het noodzakelijk om de terminologie zoals deze in dit artikel wordt gehanteerd kort te bespreken. Het gebeurt nogal eens dat de termen

‘maculatuur’, ‘membra disiecta’ en ‘fragmenten’ als inwisselbaar worden beschouwd of dat ze worden gebruikt zonder dat expliciet wordt duidelijk gemaakt wat onder deze begrippen wordt verstaan. Daarnaast komt het voor dat verschillende

betekenissen worden toegekend aan deze begrippen.

In dit artikel wordt onder de termen het volgende verstaan:

- Een membrum disiectum (meervoud: membra disiecta) is perkament of papier, dat ooit met een bepaald doel is beschreven

5

of bedrukt, maar waarvan dat doel op een gegeven moment niet langer van zodanig belang werd geacht dat het materiaal om die reden bewaard zou moeten blijven.

6

Het kan zijn dan de membra disiecta zijn

5 Waar ‘beschreven’ staat, wordt bedoeld: een met de hand gemaakte tekst of afbeelding.

6 Vergelijk het artikel ‘Membra disiecta’, in: G.J. van Bork, [e.a.], Letterkundig lexicon voor de neerlandistiek. (2002), www.dbnl.org/tekst/bork001lett01-01, waar het begrip gedefinieerd wordt als ‘her en der verspreide fragmenten van handschriften.’ Overigens worden in ditzelfde Lexicon onder het lemma ‘Fragment-2’ membra disiecta als volgt omschreven: ‘Als fragmenten heel klein of niet te identificeren zijn, spreekt men van membra disiecta,’

(‘Fragment-2’, in: Van Bork, Letterkundig lexicon. Hoe het begrip membra disiecta wordt gedefinieerd is daarnaast afhankelijk van hoe het woord disiecta wordt opgevat. Dit kan namelijk ‘weggeworpen’ of ‘afgedankt’, maar ook ‘uit elkaar geraakt’, ‘verstrooid’ of

‘verspreid’ betekenen. Er is hierdoor naast de hier gebruikte bredere definitie ook een enger

begrip van de term membra disiecta in omloop. Zie voor een voorbeeld van een engere

definitie: J.P. Gumbert, Codicologische eenheden: opzet voor een terminologie. Amsterdam

2004, 21, n. 28, waar membra disiecta gedefinieerd worden als verspreid geraakte fragmenten,

die samen oorspronkelijk ooit deel uitmaakten van hetzelfde boek.

(8)

13

hergebruikt, bijvoorbeeld als verpakkingsmateriaal of voor de vervaardiging van objecten zoals boeken, kledingstukken of meubels. Het kan ook zijn dat het materiaal nooit is hergebruikt, maar toch bewaard is gebleven.

- Een fragment is een papieren of perkamenten stuk met tekst of afbeeldingen, dat onvolledig is overgeleverd.

7

Een fragment kan een membrum disiectum zijn, maar het kan ook een andere oorsprong hebben, bijvoorbeeld als het omwille van de inhoud uit een boek is gescheurd of gesneden. Fragmenten zijn veelvuldig toegepast als boekbindmateriaal.

- Maculatuur, tenslotte, bestaat uit beschreven of bedrukt perkament of papier, dat specifiek gebruikt is voor de vervaarding van boeken.

8

Het kan hierbij gaan om fragmenten, maar ook om complete exemplaren, bijvoorbeeld een brief of een prent. Maculatuur maakt dus altijd deel uit van een boekband, of - als het uit de boekband is losgehaald - heeft dat in het verleden gedaan.

Toepassingen van maculatuur: materiaal en locatie

Wat alle membra disiecta gemeen hebben, is dat ze bestaan uit beschreven of gedrukte stukken die hun oorspronkelijke functie als informatiedrager niet meer konden of hoefden te vervullen.

9

Er kan dan gedacht worden aan bladen uit boeken, archief- en administratief materiaal, prenten, tekeningen, brieven en losbladig drukwerk. De redenen voor het afdanken waren gevarieerd.

1 Materieel: Een stuk kon bijvoorbeeld zo versleten zijn dat het niet meer kon worden geraadpleegd, bijvoorbeeld omdat de tekst niet meer leesbaar was of omdat er gedeelten ontbraken. Een stuk kon ook worden afgedankt, omdat het niet langer bewaard hoefde te blijven, zoals het geval is bij tijdelijke

7 Vergelijk ‘Fragment-2’, in: Van Bork [e.a.], Letterkundig lexicon.

8 Vergelijk ‘Maculatuur’, in: Van Bork [e.a.], Letterkundig lexicon; Gnirrep, Kneep en binding, 13.5. Zie voor een engere definitie van maculatuur, waarbij de term gereserveerd wordt voor

‘misdruk of door inktbezoedeling of andere tegenslag bij het schrijven of drukken onbruikbaar geworden bladen; vaak door de binder in een band verwerkt’: J.M.M. Hermans (red.), Het middeleeuwse boek in Groningen. Verkenningen rond fragmenten van handschrift en druk, Groningen 1980, 159.

9 Voor deze paragraaf heb ik, afgezien van mijn eigen onderzoek, met name gebruik gemaakt van: N. Pickwoad, ‘The use of fragments of medieval manuscripts in the construction and covering of bindings on printed books’, in: L. Brownrigg, M. Smith (eds.), Interpreting and collecting fragments of medieval books. Los Altos/London 2000, 1-20; D. Geirnaert, ‘Membra disiecta. Banden met het versneden verleden.’ in: R. Jansen-Sieben [e.a.] (eds),

Medioneerlandistiek. Een inleiding tot de Middelnederlandse letterkunde, Hilversum 2000, 85-101; Hermans, Het middeleeuwse boek in Groningen. J.A.A.M. Biemans, ‘Oortjes, hartstrookjes en rugbeleg. Over het gebruik van perkament uit middeleeuwse handschriften in boekbanden van de vijftiende tot de zeventiende eeuw, gedemonstreerd aan fragmenten van de “Spiegel historiael.”’ in: C. Coppens [e.a.] (red.), E codicibus impressisque. Opstellen over het boek in de Lage Landen voor Elly Cockx-Indestege; III: Band, papier, verzamelaars en verzamelingen. Leuven 2004, 3-24; R. Watson, ‘Medieval manuscript fragments.’ in:

Archives 13 (1977) 58, 61-73; D. Pearson, Books as history. The importance of books beyond

their texts, London 2008.

(9)

2 Tekstueel (actueel): Daarnaast kon de tekst inhoudelijk verouderd zijn, waardoor

deze niet langer relevant was. Het kon echter ook gaan om een verouderd uiterlijk

(10)

14

van de informatie, bijvoorbeeld omdat er ouderwetse spelling of een verouderd schriftsoort of lettertype was gebruikt.

3 Tekstueel (moreel/politiek): Afgezien van dit soort praktische overwegingen kon een stuk worden afgedankt omdat de inhoud op bijvoorbeeld morele, religieuze of politieke gronden als zodanig verwerpelijk werd beschouwd dat er voor werd gekozen om het stuk bewust ‘onklaar’ te maken om verspreiding van de informatie tegen te gaan.

4 Onbruikbaarheid: Tenslotte is er materiaal dat al bij voorbaat werd afgedankt omdat er iets mis was gegaan bij de productie, bijvoorbeeld een blad uit een manuscript dat door vlekken of schrijffouten onbruikbaar was geworden of omdat de stukken simpelweg overbodig waren, zoals uitgeversresten en overdrukken.

Als dit soort afgedankt materiaal - oftewel membra disiecta - in handen viel van een boekbinder betekende dat meestal dat het een tweede leven als boekbindmateriaal tegemoet ging. Membra disiecta kunnen op alle plaatsen voorkomen waar een binder papier dan wel perkament zou gebruiken: 1) in de band, bijvoorbeeld als omslag of bandbekleding of als platkernen, 2) in de constructie, bijvoorbeeld als schutbladen, oren of overlijmstroken, of 3) in het boekblok zelf, bijvoorbeeld als hartstrookjes (zie figuur 2 voor een selectie van verschillende toepassingen). Afgezien daarvan komen membra disiecta voor als reparatiemateriaal, bijvoorbeeld om kapotte bandbekleding of beschadigde bladen van het boekblok te repareren of om de plaatsen waar het beslag van de band is doorgeroest af te dekken, zodat wordt voorkomen dat verdere schade aan het boekblok ontstaat (zie figuur 2; o en p).

Een chronologisch overzicht van de toepassing van maculatuur in het boek

Hoewel maculatuur gedurende de hele geschiedenis van het boek voorkomt, traden door de eeuwen heen veranderingen op, zowel wat betreft het type membra disiecta dat ter beschikking van de boekbinder stond als wat betreft de manier waarop de binder deze in boeken verwerkte.

10

De manier waarop maculatuur in boeken werd gebruikt,

10 Voor deze paragraaf is ook gebruik gemaakt van: J.A. Szirmai, The archaeology of medieval bookbinding. Aldershot 1999, 163 (afb. 8.19), 185 (afb. 9.5 en 9.6); M. Strebel,

‘Mittelalterliche und heutige Einband- und Restaurierungstechniken. Restaurierung in der Stiftsbibliothek St. Gallen.’ in: Papierrestaurierung Iada. 4 (2003), nr. 2, 21-33; B.C.

Middleton, A history of English craft bookbinding technique. Londen 1996; G. Pollard,

‘Changes in the style of bookbinding, 1550-1830’, in: The library 11 (1956), 71-94; R.

Breugelmans (red.), Verknipte rijkdom. Fragmenten van middeleeuwse handschriften in de Leidse Universiteitsbibliotheek. Catalogus bij een tentoonstelling van 12 oktober tot 9 november 1992. Leiden 1992; Pearson, Books as history; N. Pickwoad, ‘Onward and downward. How binders coped with the printing press before 1800’, in: R. Myers, M. Harris (eds.), A millennium of the book. Production, design & illustration in manuscript & print, 900-1900. Winchester 1994, 61-106; Biemans, ‘Oortjes, hartstrookjes en rugbeleg’, Geirnaert,

‘Membra disiecta’, 85-101, Hermans, Het middeleeuwse boek in Groningen, A. Hobson,

(11)

Figuur 2. Verschillende toepassingen van maculatuur: a. Bandbekleding (Wolfenbüttel, HAB 86.28 Jur.), b. Omslag (Leiden, UB , Collectie Groenhout, zonder inv.nr.), c. Omslag en schutbladen (Leiden,

BT , 689, foto: Paul Hoftijzer), d. Versteviging omslag (Wolfenbüttel, HAB Aug 84.1 8 o ); e. Schutbladen (Wolfenbüttel, HAB , Cod. Guelf. 1259 Helmst.), f. Dekblad (Wolfenbüttel, HAB Cod. Guelf. 100 Helmst.), g. Platkernen (Leiden, BT 701, foto: Paul Hoftijzer), h. Rugoverlijming en inlegrug (Leiden,

UB , 42 D 16), i. Tongkapitaal (Wolfenbüttel, HAB , Cod. Guelf. 400 Helmst.), j. Rugplaat (Wolfenbüttel,

HAB , Cod. Guelf. 1023 Novi), k. Binding (en omslag) (Wolfenbüttel, HAB , S 154a Helmst. 4 o ), l.

Strengel (en hartstrookje) (Wolfenbüttel, HAB Cod. Guelf. 693 Helmst.), m. Versteviging sluitriem (Leiden, UB , Collectie Groenhout, zonder inv.nr.), n. Klavier (Wolfenbüttel, HAB S 447 Helmst. 2 o ), o. Reparatie boekblok (Wolfenbüttel, HAB , Ti 234), p. Afdekking roestplek (Wolfenbüttel, HAB , Cod.

Guelf. 144 Helmst.)

Humanists and bookbindings. The origins and diffusion of humanistic bookbinding 1459-1559.

Cambridge 1989; B. Rhodes, ‘18th and 19th century European and American paper binding

structures. A case study of paper bindings in the American Museum of Natural History

Library’, in: The Book and Paper Group Annual 14 (1995), 51-62. Vooral over het gebruik

van membra disiecta in boeken van na ongeveer 1800 is weinig bekend en daarom baseer ik

me voor deze periode vooral op eigen onderzoek.

(12)

16

hield daarbij gelijke tred met de ontwikkelingen in het vervaardigingsproces van boeken, zoals in de volgende paragraaf aan de orde zal komen.

Maculatuur wordt al met enige regelmatig aangetroffen in middeleeuwse

handschriften. Aanvankelijk bestond deze uitsluitend uit handbeschreven perkament, vanaf de late Middeleeuwen kwam daar ook op bescheiden schaal handbeschreven papier bij. De meest voorkomende vorm van maculatuur in middeleeuwse banden is de toepassing als schutbladen, spiegels en oren. Om deze te maken kon simpelweg een dubbelblad uit een handschrift worden gebruikt of kon één membrum disiectum worden dubbelgevouwen, maar met name dekbladen bestaan vaak uit meerdere stukken maculatuur die aan elkaar gepast zijn om het juiste formaat te bereiken (zie figuur 2; e en f).

Voor kleinere gebruiksboeken werd veelvuldig gebruik gemaakt van perkamenten membra disiecta om omslagen of koperten van te vervaarden (zie figuur 2d). Soms waren extra handelingen nodig om van schrijfperkament geschikt boekbindmateriaal te maken. Doordat dit materiaal vaak dun was, bood het niet altijd voldoende stevigheid om als omslagmateriaal te dienen. Om dit te verhelpen kon het perkament geheel worden dubbelgevouwen, alvorens het tot omslag werd verwerkt of werden de inslagen zo groot gemaakt dat een groot deel van het omslag uit twee lagen perkament bestond (zie figuur 3).

Figuur 3. Het vouwen van een dubbelblad uit een handschrift tot een stevig kopert. De tekst van de maculatuur staat daarbij op zijn kop (Leiden, UB , BPL 2514 A-29)

Ook kon het hele omslag worden gecacheerd, hetgeen inhield dat de omslag aan de binnenkant met een of meerdere lagen papier bedekt werd, opdat het de gewenste stevigheid en sterkte kreeg.

Afgezien hiervan werd beschreven perkament hergebruikt voor de bekleding van

half-leren of heel-perkamenten banden, als versteviging van leren en perkamenten

omslagen of om er bijvoorbeeld rugplaten, kapitalen, bindingen, sluitriemen en zelfs

strengels en klavieren uit te maken (zie figuur 2; a en i t/m n). In laatmiddeleeuwse

handschriften, waarin papier in plaats van perkament is gebruikt voor het boekblok,

komt perkamentmaculatuur regelmatig voor, in het midden van papieren katernen

of er omheen als hart- of rugstrookje, om het uitscheuren van het papier bij de

naaigaten te voorkomen.

(13)

Figuur 4. De band van een laat-middeleeuws handschriftje, die volledig bestaat uit maculatuur:

beschreven perkament voor de omslag, de strips waarmee de losse delen van de omslag aan elkaar gezet zijn en de rugplaten waardoorheen de strengels zijn gehaald en beschreven papier voor de cachering (Wolfenbüttel, HAB , 909 Helmst.)

Daarnaast werden perkamenten membra disiecta tot smalle stroken versneden om delen van de band aan elkaar te rijgen. Een voorbeeld hiervan is een vijftiende-eeuws bandje om een verzamelhandschrift met religieuze werken, oorspronkelijk afkomstig uit de bibliotheek van klooster Heiningen (Niedersachsen) (Wolfenbüttel, Herzog August Bibliothek, Cod. Guelf. 909 Helmst.). Dit bandje bestaat vrijwel geheel uit kleine aan elkaar bevestigde stukjes membra disiecta, zowel van papier als perkament (zie figuur 4).

Uit een dergelijke werkwijze spreekt de mentaliteit om zo efficiënt mogelijk om te gaan met materialen, zelfs als dat bijzonder arbeidsintensief was.

Hoewel maculatuur dus geen onbekend fenomeen was gedurende de Middeleeuwen, nam de toepassing ervan pas echt een vlucht vanaf het einde van de vijftiende eeuw.

Dit hing nauw samen met de opkomst van het gedrukte boek. De eerste gedrukte

boeken werden veelal nog gebonden zoals dat bij manuscripten gebruikelijk was: er

werd genaaid op dubbele bindingen, de platten waren van hout en met leer bekleed

en de schutbladkaternen waren van perkament. Toen de productie van het gedrukte

boek echter goed op gang kwam, was deze ‘middeleeuwse’ werkwijze niet meer

toereikend, omdat deze te arbeidsintensief en kostbaar was. Wilden binders aan de

groeiende vraag naar ingebonden gedrukte boeken kunnen blijven voldoen, dan

moesten ze de manier waarop ze boeken bonden structureel veranderen. en hun

toevlucht nemen tot goedkopere materialen.

(14)

18

Perkament werd meer en meer gebruikt als omslag- of bandbekledingsmateriaal.

Ruggen werden steeds vaker overlijmd en voorzien van rugbeleg om een zwakker naaisel te compenseren.

11

Perkament en - in mindere mate - papier waren dure grondstoffen en door te kiezen voor membra disiecta voor deze toepassingen konden de kosten van het bindproces aanzienlijk worden teruggebracht. Daarnaast werden kartonnen platten een steeds vaker gebruikt veelgebruikt alternatief voor houten platten, en ook deze werden niet zelden geheel of gedeeltelijk gemaakt van op elkaar geplakte papieren membra disiecta.

12

Afgezien daarvan werden kartonnen platten aan voor en achterzijde soms voorzien van een laag beschreven of bedrukt perkament om deze extra stevigheid te geven.

De toepassing van maculatuur werd hiermee eerder regel dan uitzondering. Dat er voldoende membra disiecta beschikbaar waren, kwam eveneens voor een belangrijk deel door de boekdrukkunst. Omdat informatie nu via drukwerk toegankelijk gemaakt kon worden, werden middeleeuwse manuscripten vaak als achterhaald, overbodig en zelfs onleesbaar beschouwd, hetgeen leidde tot het massaal afdanken ervan.

13

In relatief korte tijd kwam hierdoor een grote hoeveelheid perkament en - in mindere mate - papier afkomstig uit handschriften op de markt.

Daarnaast kwamen geheel nieuwe typen membra disiecta ter beschikking van boekbinders, in de eerste plaats uit gedrukte boeken en gedrukt planowerk. Dankzij de schaalvergroting in de boekproductie nam de hoeveelheid efemeer drukwerk, zoals pamfletten, schoolboeken en almanakken, explosief toe. Dit soort drukwerk werd relatief snel weer afgedankt en vond vervolgens zijn weg naar de boekbinderijen.

Ten tweede kregen binders beschikking over gedrukt materiaal, dat nooit op de markt was terechtkomen, zoals drukkersafval en uitgeversrestanten. Een bijzondere categorie hierbinnen waren frisketbladen: stukken perkament - vaak membra disiecta - die tijdens het drukproces in het frisket

14

van

11 Zie over het ontstaan van de praktijk om ruggen te overlijmen en de opkomst van rugbeleg:

Middleton, A history of English craft bookbinding technique, 54, 109; Szirmai, The archaeology of medieval bookbinding, 190-194; P.J.M. Marks, The British Library guide to bookbinding. History and techniques. Londen 1998, 41.

12 Hoewel plakbord ook vóór de boekdrukkunst al werd gebruikt, werden kartonnen platten van plakbord pas tegen het einde van de vijftiende eeuw algemeen. Hobson, Humanists and bookbindings, 252-54; Middleton, A history of English craft bookbinding technique, 63.

13 In Noordwest-Europa vond in deze zelfde periode de reformatie plaats. Kloosterbibliotheken werden in landen als Duitsland en Engeland onteigend en met name liturgische en theologische handschriften werden afgedankt of zelfs opzettelijk uit elkaar gehaald, zelfs als de boeken nog in goede staat waren. Zo beschrijft John Bale in een ooggetuigenverslag van de vernietiging van middeleeuwse bibliotheken in Groot-Brittannië en Ierland hoe perkament afkomstig uit manuscripten ofwel werd versneden door boekbinders en eigenaars van kruidenierswinkels ofwel massaal naar Vlaanderen werd verscheept om daar verder te worden verhandeld. Zie C.E. Wright, ‘The dispersal of libraries in the sixteenth century’, in: F.

Wormald, C.E. Wright, The English library before 1700. Studies in its history. Londen 1958, 153-154. Zie over de onteigening van kloosterbibliotheken in het algemeen onder meer D.H.

Stam, International Dictionary of Library Histories. Vol. 1. Chicago 2001, 152-153; L.

Hellinga, ‘Fragments found in bindings and their role as bibliographical evidence’, in: D.

Pearson (ed.), For the love of the binding. Studies in bookbinding history presented to Miriam Foot. Londen 2000, 30; Pickwoad, ‘The use of fragments’, 3; Bianchini, Manuscript fragments in archive bindings, 406, 419.

14 Een frisket is een raam waarop een stuk perkament - soms papier - is bevestigd, waar in gaten

te grootte van de zetspiegel waren uitgesneden. Het zit scharnierend vast aan het timpaan,

(15)

de drukpers waren gemonteerd en waarin gaten waren geknipt op de plaatsen waar het papier bedrukt moesten worden zodat een en hetzelfde zetsel geschikt was voor meerdere drukgangen. In het geval van een drukgang in rode inkt betekende dit dat veel van de inkt op het frisketblad terecht kwam (zie figuur 5).

15

Figuur 5. Een fragment van een liturgisch handschrift, dat vervolgens is gebruikt als frisketblad, waarna het door een binder is versneden en als oor in een boekband is verwerkt ( BPL 3255 nr 50)

De hierboven beschreven veranderingen in het boekbindproces en daarmee de verandering in het gebruik van maculatuur, waren halverwege de zestiende eeuw gangbaar geworden. Uit allerlei toepassingen blijkt dat een binder probeerde om zijn materiaal - dus ook membra disiecta - zo efficiënt mogelijk te gebruiken. Uit één vel perkament of papier kon hij bijvoorbeeld de schutbladen, de overlijmstroken en de oren snijden. Perkamenten afsnijsels kon hij verwerken tot bindingen, kapitaalkernen of strengels. Van wat er daarna nog overbleef kon warme lijm worden gekookt, die weer gebruikt kon worden bij de vervaardiging van de band.

16

Papieren restjes konden ten behoeve van de vervaardiging van platkernen worden verwerkt tot plakbord of konden worden verpulpt tot karton.

17

Voor toepassingen die onzichtbaar zouden zijn als het boek eenmaal klaar was zoals overlijmstroken, platkernen en bindingen, lag het gebruik van membra disiecta voor de hand. Voor boeken in het goedkopere segment en voor uitgaven met een efemeer karakter werd het daarnaast als weinig problematisch beschouwd om óók maculatuur te gebruiken op die delen van het boek die nadat de band voltooid was, nog zichtbaar zouden zijn.

18

Er zijn in deze periode dan ook tal van voorbeelden van omslagen, bandbekledingsmateriaal, schutbladen en hartstrookjes waarvan duidelijk is dat het maculatuur betreft.

een eveneens met perkament bespannen raam. Het te bedukken papier werd tussen frisket en timpaan geklemd en onder de pers geschoven. Op deze manier bleven de marges van het te bedrukken papier schoon en bleef het papier vlak tijdens het drukken.

15 Zie voor meer informatie over het gebruik van frisketbladen in boekbanden E. Savage, ‘New evidence of Erhard Ratdolt's working practices. The after-life of two red frisket-sheets from the Missale Constantiense (ca 1505)’, in: Journal of the Printing Historical Society (2015), 81-97. Zie voor de bespreking van frisketbladen aangetroffen in de Koninklijke Bibliotheek:

E. Geleijns, Frisketbladen. 2015, www.kb.nl/blogs/boekgeschiedenis/frisketbladen.

16 Biemans, ‘Oortjes, hartstrookjes en rugbeleg’, 7; Hermans, Het middeleeuwse boek in Groningen, 35.

17 Vergelijk Pickwoad, die beschrijft hoe boekbinders pulp board maakten van het papier dat overbleef nadat ze een boekblok hadden bijgesneden: Pickwoad, ‘Onward and downward’, 79.

18 Pickwoad stelt dat boeken met omslagen van maculatuur vaak een lage status hadden, hetzij

omdat het gebruiksboeken waren, hetzij omdat de opdrachtgever er niet te veel voor wilde

betalen, hetzij omdat het om een tijdelijke band ging. Volgens hem hadden dit soort banden

meestal ook andere kenmerken van een goedkope band hebben, zoals een snel vervaardigd

naaisel, ongesneden sneden en het ontbreken van kapitalen. Pickwoad, ‘Use of fragments’,

3-4 en idem European bookbinding 1500-1800. York 2009 (ongepubliceerde cursusreader).

(16)

20

In de loop van de zeventiende eeuw nam het gebruik van perkamenten maculatuur geleidelijk af. Steeds vaker werden papieren in plaats van perkamenten membra disiecta gebruikt. Het feit dat boeken een lichtere constructie kregen, zal er in combinatie met een groeiend vertrouwen in de stevigheid van papier toe geleid hebben dat de noodzaak van perkamenten verstevigingsmateriaal minder urgent werd. Een hernieuwd respect voor het middeleeuwse erfgoed en het eenvoudigweg uitgeput raken van de voorraad perkamenten handschriften zijn andere redenen die in de literatuur genoemd worden.

19

Afgezien hiervan is in de loop van de zeventiende eeuw een afname in de toepassing van maculatuur op direct zichtbare plaatsen bespeurbaar.

Alleen voor het allergoedkoopste bindwerk werd soms nog onverbloemd gebruik gemaakt van maculatuur, een praktijk die tot ver in negentiende eeuw gehandhaafd zou blijven. In de meeste gevallen werd er echter op een of andere wijze voor gezorgd dat maculatuur op de zichtbare delen van het boek niet meer als zodanig herkenbaar was. Het gebruik van papieren membra disiecta voor de onzichtbare delen van het boek bleef onverminderd belangrijk.

Vanaf ongeveer halverwege de achttiende eeuw lijkt het gebruik van maculatuur vooral beperkt tot rugoverlijmingen, die veelal bestonden uit volledig rugbeleg opgebouwd uit meerdere lagen over elkaar geplakt papier.

20

Vanaf begin negentiende eeuw kwamen daar inlegruggen bij.

21

Het papier dat hiervoor werd gebruikt was in veel gevallen afkomstig van drukkersafval of van goedkoop drukwerk zoals tijdschriften, advertenties en kranten (zie figuur 6).

Het gebruik van maculatuur nam in de loop van de twintigste eeuw verder af, al kwam het nog steeds voor in goedkoop gemaakte boeken. Ook in industrieel vervaardigde boeken werden af en toe nog papieren membra disiecta verwerkt; de jongste toepassing die ik heb aangetroffen, is de rugoverlijming van een kinderboekje uit 1954.

22

Het camoufleren van maculatuur

Uit het bovenstaande is naar voren gekomen dat het gebruik van membra disiecta een veelvoorkomend fenomeen was gedurende vrijwel de hele periode van het

19 Zie Pickwoad, ‘The use of fragments’, 3; Pearson, Books as history, 159; Biemans, ‘Oortjes, hartstrookjes en rugbeleg’, 6, n. 8; Breugelmans, Verknipte rijkdom, 5.

20 Zie voor vermeldingen van membra disiecta als rugbeleg Middleton, A history of English craft bookbinding technique, 114; R. Turner, ‘Variant title-pages in some late nineteenth- and early twentieth-century books.’ In: The Library 20 (1998) 34-58; Pearson, Books as history, 159.

21 Begin negentiende eeuw kwamen boeken met een losse rug - waarbij de rugbekleding niet meer direct op de boekrug werd geplakt - in zwang. Inlegruggen waren nodig om het bandbekledingsmateriaal op de rug voldoende stevigheid bieden om deze goed te kunnen laten functioneren.

22 Ik heb niet structureel onderzoek gedaan naar gebruik van maculatuur in industriële

boekbanden en evenmin is mij literatuur op dit gebied bekend. De rugoverlijming op het

boekje uit 1954 was een toevallige ontdekking in de boekenkast van mijn ouders. Het is niet

plausibel dat deze vondst een uitzondering is, noch dat dit de jongste toepassing van

maculatuur is. Wel geeft het aan dat er meer onderzoek nodig is op het gebied van meer

modernere vormen van maculatuur.

(17)

deze aan-

(18)

21

blik in het algemeen als minder problematisch werd ervaren dan in de eeuwen erna.

Het gevolg was dat er door de eeuwen heen op verschillende manieren werd gepoogd te verdoezelen dat er membra disiecta verwerkt waren in het boek, met name als het ging om boekbanden en schutbladen. Dit maskeren kan zijn gedaan door de

boekbinder zelf of door een latere eigenaar die de aanblik van de membra disiecta als storend ervoer.

Figuur 6. Rugoverlijmingen op een drietal delen uit een serie van Schillers Werke, die in 1867 is uitgegeven door J.G. Cotta'schen Buchhandlung. De tekst op de membra disiecta maakt duidelijk dat dit drukkers-afval van dezelfde uitgever is (er staat respectievelijk ‘[...] er J.G. Cotta'schen

Buchhandlung’, ‘J.G. Cotta'schen Buchhandlung Stut[tgart]’ en ‘Buchbruderei’) (Studiecollectie opleiding Conservering en Restauratie, Universiteit van Amsterdam)

Er zijn veel verschillende manieren om membra disiecta te verhullen. Als het gebruikte papier en perkament maar op één zijde beschreven of bedrukt was, kon het worden omgekeerd zodat alleen de blanco zijde zichtbaar was (zie figuur 7 en vergelijk figuur 2b).

Bij bandbekledingen van handbeschreven perkament werd soms de tekst weggepoetst of afgekrabd.

23

Een enkele keer werd alleen de tekst van de bandrug verwijderd, aangezien dit het enige zichtbare deel was als het boek in de kast stond.

Membra disiecta konden ook worden gecamoufleerd door ze eenvoudigweg te verven (soms alleen

23 Voor een voorbeeld van een bandbekleding waar de tekst uitsluitend van de rug is gehaald zie Schoyen Collection, MS 074 (te ziet op

www.schoyencollection.com/palaeography-collection-introduction/latin-book-scripts/carolingian-minuscule/ms-074) Voor een voorbeeld van een geheel schoongemaakte band zie K. Risseeuw, Finding hidden text. Now you see me... Now you don't. 2016,

sites.northwestern.edu/northwesternlibrary/2016/11/30/now-you-see-me-now-you-dont.

(19)

de bandrug). Perkamenten maculatuur kon vervolgens ook nog bestempeld worden (zie figuur 7).

24

Figuur 7. Voorbeelden van gecamoufleerde perkamenten membra disiecta die zijn gebruikt om bandbekleding te maken, van links naar recht: Een enkelzijdig beschreven membrum disiectum met de onbeschreven zijde naar buiten (Wolfenbüttel, HAB T 289 Helmst. 8 o ), Een zwartgeverfd en vervolgens bestempeld membrum disiectum (Wolfenbüttel, HAB QuH 98.10) en een met textiel beplakt membrum disiectum (Wolfenbüttel, HAB Guelf. Gud. Lat. 206)

Een optie die bij uitstek geschikt was voor papieren maculatuur was om het oog af te leiden door er een versiering over aan te brengen, bijvoorbeeld een marmering, een stijfselverving of decoratieve blokdruk.

25

Dit werd zowel bij bandbekleding als bij schutbladen gedaan. Tenslotte werd er soms voor gekozen het membrum disiectum geheel aan het oog te onttrekken met een extra laagje textiel of papier, waardoor het helemaal lastig wordt om te zien of het maculatuur betreft (zie figuur 7).

Heel af en toe werd juist gebruik gemaakt van de schoonheid van membra disiecta, door te spelen met de symmetrie van dubbelbladen of met afbeeldingen op de membra disiecta. Voorbeelden zijn een bandbekleding, waarbij de initiaal D precies midden op de rug is geplaatst en de ranken van de illustratie precies langs de randen van de band lopen (Wolfenbüttel, HAB 86.28 Jur.) en een rugplaat van een kopert

(Wolfenbüttel, HAB

24 Voorbeelden van geverfd (en eventueel bestempelde) maculatuur zijn Wolfenbüttel, HAB , L 217a Helmst. 4 o , Cod. Guelf. 321 Helmst, QuH 98.10 (1-5), A 89a en b Helmst. 2 o , Cod.

Guelf. Gud. Lat. 109; Leiden, Universiteitsbibliotheek, 643 A9, BPL 2515-18; Leiden, Bibliotheca Thysiana 603 D 11 en 1107. Voor een voorbeeld van alleen een geverfde rug zie München, Bayerische Staatsbibliothek, Hss cgm 5153 g. Zie voor een voorbeeld van een met verf bespikkelde omslag Nijmegen, Universiteitsbibliotheek, Collectie fragmenten van het Ruusbroecgenootschap (geen inv.nr).

25 Voor voorbeelden van gemarmerde en gestijfselverfde maculatuur zie S. Ferguson, Reading decorative papers. From the legal to the forbidden 2009

(blogs.princeton.edu/rarebooks/2009/07/reading-decorative-papers-from); Wolfe, Marbled paper. Its history, techniques, and patterns, 90-98. Andere voorbeelden zijn toevallig gevonden op websites van digitaliseerde boeken, zie bijvoorbeeld

archive.org/details/villageorphantaloobewiiala, archive.org/details/moraltalesinprosoolondiala en archive.org/details/biographyofspanioomineiala. Een voorbeeld van een met een blokdruk versierd stuk maculatuur zie E. Cockx-Indestege, ‘Das Buntpapier im Kontext des Buches.

Einige Gedanken’, in: Archives et bibliothèques de Belgique: Archief- en bibliotheekwezen

in België 67 (1996), afb. 6

(20)

23

1023 Novi) (zie figuur 2a) die is vervaardigd van een fragment met een miniatuur van Maria met kind (zie figuur 2j).

Figuur 8. Op identieke wijze vervaardigde overlijmstroken (Wolfenbüttel, HAB Cod. Guelf. 1110 Helmst. en Cod. Guelf. 1111 Helmst.)

De verschillende waarden van maculatuur

Maculatuur kan overal in een boek voorkomen - soms direct zichtbaar, soms gecamoufleerd, vaak diep verstopt in de boekconstructie. Het is van belang om vast te stellen wat de betekenis is van de aanwezigheid van membra disiecta in een boek en welke verschillende waarden maculatuur kan hebben.

Allereerst is er de strikt materiële waarde: maculatuur is een integraal onderdeel van het boek, vergelijkbaar met de andere materialen die zijn gebruikt om de band te vervaardigen. Voor de binder was het gewoon een stuk goedkoop papier of perkament. Ook voor een (latere) eigenaar zal dit in eerste instantie de belangrijkste waarde zijn geweest, omdat het hem in staat stelde de inhoud van het boek te raadplegen. Maculatuur had daarmee in beginsel dus vooral een

functioneel-constructieve waarde.

Op boekhistorisch gebied kan maculatuur in de hoedanigheid van

boekbindmateriaal waardevolle informatie bevatten. Zo kan de manier waarop een schutbladkatern is gevouwen, waarop oren in vorm zijn gesneden of waarop kapitalen zijn vervaardigd iets zeggen over de plaats en tijd en soms zelfs over het specifieke atelier waar een boek is gebonden. Een voorbeeld zijn de toepassingen van maculatuur in een Evangeliarium uit de dertiende eeuw en in een Breviarium uit de vijftiende eeuw (respectievelijk Wolfenbüttel, HAB , Cod. Guelf. 1111 Helmst. en Cod. Guelf.

1110 Helmst., zie figuur 8).

Inhoudelijk hebben deze twee manuscripten niet direct iets met elkaar te maken.

De vergelijkbare wijze waarop beide boeken zijn gebonden valt echter meteen op, met name de zeer specifieke manier waarop de overlijmstroken in halfronde vorm gesneden zijn. Dit duidt er sterk op dat dit het werk van één persoon is geweest. In dit geval staat er toevallig tekst op deze overlijmstroken, maar dit maakt het voor de interpretatie ervan - de toeschrijving van de banden aan dezelfde binder - niet uit;

dezelfde conclu-

(21)

sie zou zijn getrokken als de overlijmstroken uit onbeschreven perkament gesneden zouden zijn.

26

Figuur 9. Reconstructie van de manier waarop een dubbelblad versneden is tot twee perkamenten kamoverlijmingen en vier losse perkamenten overlijmstroken, waardoor de kapitalen waren genaaid (maculatuur afkomstig uit Leiden, BT 1546)

Het feit dát er een tekst of een afbeelding op de maculatuur staat, kan echter helpen de manier waarop een boekbinder materialen gebruikte beter te begrijpen. De aanwezigheid van tekst maakt het vaak mogelijk om verschillende delen met behulp van enig puzzelen aan elkaar te passen, iets dat bij blanco materiaal veel lastiger is.

Dit kan helpen om er bijvoorbeeld achter te komen hoe één bepaald vel is versneden tot boekbindmateriaal (zie figuur 9).

Membra disiecta met een gedeelde oorsprong kunnen ook zijn verspreid zijn over meerdere boeken. In deze gevallen kan het puzzelen helpen om banden aan hetzelfde boekbindersatelier toe te schrijven. Een voorbeeld hiervan zijn de banden van drie incunabelen, die elk dekbladen van beschreven perkament afkomstig uit dezelfde bron bevatten (zie figuur 10).

Twee van de banden bevatten respectievelijk deel 1 en deel 2 van Ludolf von Sachsens Vita Christi uit 1474 (Wolfenbüttel, HAB E 182a Helmst. 2 o en E 182b Helmst. 2 o ). Op het oog lijken de boeken niet bijzonder op elkaar: het eerste deel is gebonden in aan elkaar genaaide stukken aluingelooid varkensleer met een eenvoudige bestempeling, terwijl het tweede deel een rijker bestempelde band van luxueuzer bruin leer heeft. Dankzij de

26 Het feit dat het maculatuur betreft kan overigens om een andere reden wel significant zijn.

Zo stelt Sheppard, dat niet-beschreven of -bedrukt werd veelal zonder veel omhaal weggegooid

nadat het was losgehaald, terwijl men dat bij losgehaalde membra disiecta minder snel geneigd

was te doen en er eerder voor koos het te bewaren. Volgens Sheppard is het daarom mogelijk

is dat juist in losgehaalde maculatuur een tot nog toe onbekende bindtechniek of -variant zou

kunnen worden aangetroffen. Zie J.M. Sheppard, ‘Medieval binding structures. Potential

evidence from fragments’, in: Brownrigg, Smith (eds), Interpreting and collecting fragments

of medieval books, 166-175: 169.

(22)

25

dekbladen is het echter meteen zichtbaar dat deze banden gerelateerd zijn.

27

De derde band bevat het tweede deel van Vincent van Beauvais' Speculum morale uit 1477 (Wolfenbüttel, HAB O 41b Helmst. 2 o ). Inhoudelijk heeft dit boek geen directe relatie met de twee andere, maar dankzij de schutbladen die de dezelfde oorsprong hebben als de schutbladen van de twee delen van de Vita Christi - en andere specifieke bindtechnieken - kan het aan dezelfde binder worden toegeschreven.

28

Figuur 10. Drie banden waarin membra disiecta afkomstig uit dezelfde bron zijn gebruikt (Wolfenbüttel,

HAB , E 182a Helmst. 2 o , E 182b Helmst. 2 o en O 41b Helmst. 2 o )

De voorgaande voorbeelden tonen aan hoe hergebruikte fragmenten los van de specifieke inhoud ervan boekhistorische informatie bevatten. De inhoud van de membra disiecta kan nuttig zijn voor het bepalen van de provenance van een boek.

In het mem-

27 Nadere beschouwing van andere boekbindtechnische kenmerken leert dat beide boeken inderdaad op dezelfde wijze zijn gebonden en dat ze er vooral door de bandbekleding zo verschillend uitzien.

28 Deel 1 (Wolfenbüttel, HAB , O 41a Helmst. 2 o ) heeft hetzelfde type band als deel 2, maar in

deze band zijn geen schutbladen meer aanwezig.

(23)

brum disiectum genoemde data, plaatsnamen en namen van personen kunnen inzicht geven in waar, wanneer en misschien zelfs door wie een band is vervaardigd.

29

Figuur 11. Twee fragmenten de Courante uyt Italien, duytschlandt &c, die zijn gebruikt als cachering (Maculatuur afkomstig uit Leiden, BT 702)

Als de plaats van herkomst van het membrum disiectum bekend is, kan dit meehelpen om de plaats waar de band is gemaakt vast te stellen. Dit geldt bijvoorbeeld voor oorkonden die tot boekbindmateriaal zijn verwerkt.

30

En als een membrum disiectum kan worden gedateerd, maakt dat voor het binden van het boek een terminus post quem mogelijk. Een voorbeeld hiervan is het fragment van de in Amsterdam gedrukte Courante uyt Italien, duytschlandt &c, dat is gebruikt als cachering in de band van Nederlant-

29 Overigens moet wel voorzichtigheid worden betracht met conclusies over lokalisering en datering aan de hand van de maculatuur in het algemeen. Vooral membra disiecta afkomstig uit middeleeuwse handschriften werden soms pas enkele eeuwen nadat de handschriften waren geschreven, gebruikt voor de vervaardiging van een boek. Bovendien was in Europa in de zestiende en zeventiende eeuw een levendige handel in membra disiecta, wat ertoe leidde dat deze soms grote afstanden aflegden. Tegelijkertijd reisden de nog ongebonden boekblokken zelf ook vaak door Europa, wat het toekennen van een plaats van vervaardiging van een band op grond van de maculatuur die erin voorkomt extra compliceert. Zie over de problematiek van dateren en lokaliseren: E.Ph. Goldschmidt, Gothic and renaissance bookbindings. 2nd ed., Amsterdam 1967, 118-120. Zie over de handel in perkamenten membra disiecta in de zestiende eeuw: Wright, ‘The dispersal of libraries in the sixteenth century’, 152-156. Zie voor de handel in de zeventiende eeuw en begin achttiende eeuw in papieren membra disiecta: C. Blagden, ‘The English stock of the stationers’ company in the time of the Stuarts', in: The library 5 (1957) 12, 167-186.

30 Een voorbeeld hiervan zijn drie manuscripten afkomstig uit drie verschillende

kloosterbibliotheken uit de directe omgeving van Braunschweig. Allemaal bevatten zij

oorkonden die zijn gebruikt om dekbladen uit te maken. De vermelding van Braunschweig

in elk van deze oorkonden is een indicatie dat de boeken in de stad of de directie omgeving

zijn gebonden. (Wolfenbüttel, HAB , Cod. Guelf. 36, 1067, en 1332 Helmst.).

(24)

27

sche oorloghen, beroerten, ende borgerlijcke oneenicheyden uit 1621 (Leiden, Bibliotheca Thysiana 702, zie figuur 11).

De band is in elk geval ná 22 november 1622 - de datum die op het fragment staat - gemaakt, waarschijnlijk in Nederland.

Ook modernere maculatuur kan worden gebruikt om een binder of een atelier te identificeren. Als bijvoorbeeld verschillende banden maculatuur uit dezelfde bron bevatten en één van die banden kan worden gerelateerd aan een bepaalde boekbinder, bijvoorbeeld omdat het een bindersetiketje bevat, is het waarschijnlijk dat de andere banden door dezelfde binder zijn gebonden, ook als deze geen etiket hebben. Een voorbeeld hiervan is de maculatuur die is gebruikt in een band uit een ingebonden jaargang (1897) van het Athenaeum Journal (Leiden, Universiteitsbibliotheek V 149).

De band bevat een inlegrug gemaakt van een met de hand ingevuld kasboek en een rugoverlijming van groen papier met daarop reclame. Het boekbindersetiket zit nog in het boek, waardoor bekend is dat J.A. Loebèr de binder was. De manier waarop de maculatuur is toegepast kan direct aan de binder worden gerelateerd. Andere banden zonder boekbindersetiket, maar met dezelfde maculatuur, kunnen deze op grond van de maculatuur aan Loebèr worden toeschreven.

Tenslotte zijn maculatuur en inhoud van het boek soms zo nauw met elkaar verbonden dat het begrip van de totstandkoming van de band dankzij de inhoud van het boek wordt vergroot en vice versa. Een goed voorbeeld hiervan zijn de twee fragmenten die bij een restauratie zijn losgehaald uit de band waar ze als cachering van het de perkamenten bandbekleding fungeerden. De fragmenten zijn afkomstig van drukkersafval, wat is te zien aan het feit dat het papier slechts aan één kant bedrukt was. De met de hand aangebrachte correcties maken duidelijk dat het een drukproef is, om precies te zijn een drukproef van de Nederlandse vertaling uit 1648 van Henry Garthwaiths Monotessaron (Leiden, Bibliotheca Thysiana 676).

Het bijzondere is dat de band waar de drukproef van Monotessaron is uitgehaald, de uiteindelijke editie van datzelfde boek bevat (zie figuur 12).

31

Op deze manier versterken maculatuur en het boek waar het voor gebruikt is elkaar.

Enerzijds geeft de drukproef inzicht in de manier waarop de tekst van Monotessaron tot stand kwam. Door de drukproef met de uiteindelijke uitgave te vergelijken wordt duidelijk waar fouten in de tekst zaten en hoe deze gecorrigeerd werden. Anderzijds maakt het feit dat juist de drukproef van Monotessaron is gebruikt als

boekbindmateriaal het mogelijk om te speculeren over de omstandigheden waarin het boek gebonden is. Eén mogelijkheid is dat het boekblok in de drukkerij zelf is gebonden en dat er gebruik gemaakt is van het drukkersafval dat op dat moment voorhanden was, waaronder - logischerwijze - de drukproeven van Monotessaron.

Een andere optie is de band elders is gemaakt en dat de drukproef bij wijze van tijdelijke bescherming door de drukker om het boekblok is gedaan of dat de drukker een partij drukkersafval meestuurde, zodat de binder deze als boekbindmateriaal kon gebruiken.

31 H. Garthwait, Monotessaron, ofte Euangelische harmonie (...) uyt het Engelsche over-geset

(...) door Joannen Podensteiner. Amstelredam: Jan Jacobs Bouman, 1648 (Leiden, Bibliotheca

Thysiana 676).

(25)

Figuur 12. De drukproeven van Monotessaron die als cachering zijn gebruikt in de perkamenten band van Monotessaron (Maculatuur afkomstig uit Leiden, BT 676)

Los van de waarde die membra disiecta in relatie met het boek hebben, hebben zij ook een waarde die geheel op zichzelf staat. Door veel onderzoekers wordt deze nog steeds als de belangrijkste, soms zelf enige waarde gezien. Inderdaad zijn er in de loop der jaren interessante vondsten gedaan, en er zijn zelfs teksten ontdekt die uitsluitend zijn overgeleverd in de vorm van maculatuur. Een voorbeeld hiervan is de maculatuur die is gebruikt in platkernen van de band van Albert Krantz' Saxonia en Wandalia.

32

Het betreft een bonte verzameling papieren fragmenten - soms snippers, soms hele katernen - afkomstig uit onder meer brieven, oorkonden, colleges, handschriften en lesboeken over grammatica en klassieke literatuur, in Heidelberg gedrukte wetenschappelijke en theo-

32 A. Krantz, Saxonia, de Saxonicae gentis vetusta origine (...). Francofurti ad Moenum, apud

Andream wechelum, 1580; Id., Wandalia, de Wandalorum vera origine. Francofurti: ex

officina typographica Andreae Wecheli, 1575 (Nijmegen, Universiteitsbibliotheek, 45 A 1).

(26)

29

logische literatuur en zelfs een sjabloon van een bos tulpen en een kalender voor het jaar 1570. Hoewel meer onderzoek nodig is, lijken deze membra disiecta in ieder geval deels afkomstig zijn uit het persoonlijk archief van Johann Geisselbach, professor aan de universiteit van Heidelberg.

33

Juist omdat dit soort materiaal zelden bewaard werd, is het bijzonder dat dit archief overgeleverd is.

34

Inhoudelijk is dit type fragmenten vooral waardevol omdat ze tezamen een unieke bron vormen over het leven van een zestiendeeeuwse geleerde. De relatie tussen band en membra disiecta is echter ook in dit geval nog steeds relevant, al was het alleen maar omdat op de boekband het jaartal ‘1579’ in goud gestempeld staat. Dit biedt een terminus ante quem voor de membra disiecta.

35

Het bewaren en toegankelijk maken van de waarden van maculatuur Het is van belang dat bij de omgang met maculatuur de verschillende waarden zoveel mogelijk worden gerespecteerd. Boekrestauratoren kunnen hierbij een cruciale rol spelen, niet alleen omdat zij vakspecifieke kennis hebben over boekconstructies en over de in boekbanden gebruikte materialen, maar ook omdat zij veelal degene zijn die rechtstreeks worden geconfronteerd met maculatuur.

36

Vaak is de restaurator - als het membra disiecta betreft die verstopt zijn in de boekconstructie - zelfs de eerste persoon die de fragmenten ziet sinds de boekbinder ze er heeft aanbracht.

Als een restaurator tijdens een restauratie met maculatuur geconfronteerd wordt, moet hij nagaan of deze na afloop nog steeds zichtbaar zal zijn en zijn handelen hierop aanpassen. Het loshalen van de zichtbare of onzichtbare maculatuur is in het algemeen niet wenselijk, omdat deze onderdeel is van het boek als historisch object, ongeacht de periode waaruit de maculatuur en het boek afkomstig zijn. Zelfs in het geval van beschadigde maculatuur is het vaak goed mogelijk om deze zo te restaureren zodat het boek weer functioneert en veilig geraadpleegd kan worden (zie figuur 13).

Als de inhoud van een fragment van zo'n groot belang is dat deze toegankelijk zou moeten zijn voor onderzoekers, zijn er tal van alternatieven voor het loshalen.

Veel maculatuur is geheel of gedeeltelijk zichtbaar in de band, bijvoorbeeld omslagen,

33 Zo zijn er brieven gericht aan ‘Johann Geisselbach, professor in de Vrije Kunsten’ en aan

‘de humanist M[agister] Johann Geiselbach’.

34 Vergelijk voor een vergelijkbare vondst in platkernen: E. Kwakkel, Please get me some wild roses. 2013, erikkwakkel.

tumblr.com/post/53834221646/erikkwakkel-please-get-me-some-wild-roses en Idem, A Hidden Medieval Archive Surfaces. 2013,

medievalfragments.wordpress.com/2013/05/03/a-hidden-medieval-archive-surfaces.

35 Zie Hellinga, ‘Fragments found in bindings’, 13-34 over het gebruik van de band als hulpmiddel om iets te weten te komen over de membra disiecta. Het boekblok zelf is overigens geen betrouwbare bron voor de datering van de maculatuur, aangezien de band pas op een later tijdstip is gebonden.

36 Zie voor een uitgebreide analyse van de waardebepaling van maculatuur en het

besluitvormingsproces omtrent het bewaren, conserveren en restaureren van (van boeken

met) maculatuur Prinsen, ‘Decision making on the cutting edge’, 117-131.

(27)

37 Zie voor een voorbeeld om een dekblad aan twee kanten zichtbaar te maken, zonder de

oorspronkelijke constructie geweld aan te doen Prinsen, ‘Decision making on the cutting

edge’, 125-126.

(28)

30

zoals een rugoverlijming zal vaak na afloop van een volledige restauratie aan het oog onttrokken zijn. Er kan dan worden besloten om de band niet of niet volledig te restaureren. Als is vastgesteld dat hanteren van het ongerestaureerde boek niet tot onverantwoorde risico's leidt behoeft het alleen een goede berging. Maar een band kan ook zodanig behandeld worden dat het boek weer veilig gehanteerd kan worden en de maculatuur toch toegankelijk blijft. Zo kan bij een band waarvan de

rugbekleding ontbreekt ervoor worden gekozen om loszittende delen te stabiliseren en de constructie met extra overlijmstroken boven en onder te verstevigen. De ontbrekende bandrug wordt in dit geval niet aangevuld, waardoor de overlijmstroken dus gewoon zichtbaar blijven (zie figuur 13).

Figuur 13. Boven (v.l.n.r.): blootliggende overlijmstroken in een niet-gerestaureerd boek (Leiden, UB

680 F6), gerestaureerde overlijmstroken (Wolfenbüttel, HAB , T 545 Helmst. 2 o ), omslag voor en na restauratie (Wolfenbüttel, HAB , Cod. Guelf. 1074 Helmst.) Onder (v.l.n.r.): terughoudende restauratie, waarbij de rugoverlijming zichtbaar blijft (voor en na restauratie) (Wolfenbüttel, HAB G 500 Helmst.

2 o ) en band na volledige restauratie met een foto die tijdens de restauratie is gemaakt van de maculatuur (Leiden, UB 2663 F 17)

Een dergelijke manier van terughoudend restaureren is echter niet altijd mogelijk of wenselijk. Een voorbeeld hiervan is Reizen van Petersburg (Den Haag 1786), een boek uit de Universiteitsbibliotheek Leiden.

38

De bandrug zat aan één kant niet meer vast, hetgeen het veilig raadplegen van het boek onmogelijk maakte. Deze

beschadiging legde echter ook de papieren rugoverlijming van een weliswaar relatief modern, maar toch

38 Leiden, Universiteitsbibliotheek, 2665 F 17.

(29)

interessant membrum disiectum bloot. Het was een stuk gedateerd drukkersafval van de uitgever A.W. Sijthoff te Leiden. De datum, oktober 1865, is een concrete aanwijzing dat de band niet voor dat jaar gemaakt werd. Het feit dat het boek zelf al in de achttiende eeuw werd gedrukt, zou kunnen betekenen dat het boekblok al die jaren ongebonden was gebleven of alleen een tijdelijke band had. Het zou ook kunnen dat het boek al aan zijn tweede band toe was, hetzij omdat de eerdere band beschadigd was, hetzij omdat de toenmalige eigenaar een ander type band voor het boek wilde, bijvoorbeeld omdat dat beter in zijn collectie paste. Voor boeken met dit type maculatuur geldt dat ze voor een veilig gebruik gerestaureerd dienen te worden. In dit soort gevallen is het maken van een foto een goede manier om de inhoud van het membrum disiectum toch vast te leggen. (zie figuur 13).

Hoewel voor veel boeken nog steeds geldt dat zij moeten kunnen worden

geraadpleegd, wordt de functie van het boek als historisch object steeds belangrijker en meer gewaardeerd.

39

Omdat de inhoud van meer en meer boeken wordt op andere manieren toegankelijk gemaakt, met name door middel van digitalisering, zal het belang van het boek als historisch artefact zal hierdoor in de loop der tijd alleen nog maar groter worden. Een aantasting van de fysieke integriteit van het boek - zoals het uitnemen van maculatuur - alsmede het volledig restaureren van beschadigde boeken zal om die reden niet alleen steeds minder nodig zijn, maar vooral ook steeds minder wenselijk worden geacht.

Bovendien worden er de laatste jaren allerlei technieken ontwikkeld om door boekbindmateriaal heen te kijken en zo de inhoud van in de boekband verstopte fragmenten zichtbaar te maken.

40

Het ligt in de lijn der verwachtingen dat deze technieken steeds beter zullen worden en ook algemener voorhanden zullen zijn. Dat is een extra reden om maculatuur te laten zitten waar het zit: namelijk daar waar de boekbinder het heeft aangebracht.

39 Vergelijk N. Pickwoad, ‘The development of the concept of artefactual conservation’, in:

La conservation. Une science en evolution. Bilans et perspectives. Paris, 21-25 avril 1997.

Paris 1997, 86-93; J.A. Szirmai, ‘Stop destroying ancient bindings’, in: Gazette du livre médievale. (1988) 13, 7-9; M.M. Foot, ‘The binding historian and the book conservator’, in:

The Paper conservator (1984) 8, 77-83; Sheppard, ‘Make do and mend’, 196-217. In al deze artikelen wordt ervoor gepleit zo terughoudend mogelijk te zijn bij de restauratie van boeken, opdat zo min mogelijk wordt ingegrepen in de constructie van de band en opdat zo min mogelijk materiaal van de oorspronkelijke band verloren gaat. Pickwoad en Sheppard betrekken daarbij expliciet maculatuur in hun betoog.

40 Zie bijvoorbeeld: J.R. Duivenvoorden [e.a.], ‘Hidden library: visualizing fragments of medieval manuscripts in early-modern bookbindings with mobile macro- XRF scanner’, in:

Heritage science (2017), heritagesciencejournal.springeropen.

com/articles/10.1186/s40494-017-0117-6, K. Risseeuw, ‘Finding hidden text’, A.P. Gregory,

‘Digital exploration. Unwrapping the secrets of damaged manuscripts’ in: Odyssey (2004), www.research.uky.edu/odyssey/fall04/seales.html, P. Tack [e.a.], ‘Tracking ink composition on Herculaneum papyrus scrolls. Quantification and speciation of lead by X-ray based techniques and Monte Carlo simulations’, in: Scientific reports 6 (2016),

www.nature.com/articles/srep20763.

(30)

32

Conclusie

Maculatuur heeft verschillende waarden en bijna allemaal hebben ze betrekking op het boek als historisch object. Maculatuur is een intrinsiek onderdeel van het boek dat extra informatie kan bieden over de context van de band - zoals datering of plaats van vervaardiging. De op zichzelf staande waarde los van de context van het boek heeft deze waarden in het - zelfs vrij recente - verleden nogal eens overschaduwd, wat er soms toe geleid heeft dat membra disiecta uit banden zijn gehaald. Voor de boekhistorische waarde die maculatuur biedt, is het echter van belang dat boek en maculatuur bij elkaar blijven, zodat de relatie tussen beide intact blijft. De

boekrestaurator heeft hierbij een belangrijke functie, niet alleen vanwege zijn

vakspecifieke kennis, maar ook omdat hij bij de behandeling van boeken met membra

disiecta een sleutelrol vervult in het behouden van de verschillende waarden die aan

de maculatuur kunnen worden toegeschreven. Bij voorkeur blijft de maculatuur op

de plek waar deze door de binder is aangebracht en waar deze soms eeuwen

ongestoord heeft gezeten. Met meer aandacht voor de verschillende waarden die

maculatuur kan hebben, het bedenken van alternatieve oplossingen op het gebied

van conservering en restauratie en de groeiende mogelijkheden die moderne

technieken bieden wordt dit ook steeds beter mogelijk.

(31)

Henri Defoer

De houtsneden in de Delftse en Antwerpse drukken van het Ludolphiaanse Leven van Jezus

In 1487 en 1488 verschenen kort na elkaar in respectievelijk Antwerpen en Delft twee rijkelijk met houtsneden geïllustreerde edities van het Ludolphiaanse leven van Jezus. Beide edities zijn in kwarto-formaat. De houtsneden in de Antwerpse druk worden aan drie verschillende meesters toegeschreven. Eén ervan maakte de houtsneden die betrekking hebben op het openbare leven van Jezus. Deze komen in vorm en compositie zo sterk overeen met die in de Delftse uitgave, dat we mogen aannemen dat zij niet onafhankelijk van elkaar ontstaan zijn. Omdat de Antwerpse druk de oudste is, wordt doorgaans aangenomen dat de houtsneden ervan als voorbeeld hebben gediend voor die van de Delftse druk. Nadere bestudering van de houtsneden leidt echter tot een andere conclusie, zoals in het onderhavige artikel wordt duidelijk gemaakt.

1

De editie van Gheraert Leeu

Op 3 november 1487 kwam bij Gheraert Leeu in Antwerpen 'tBoeck vanden leven ons lief heeren Jhesu Christi van de pers. Het bevat het levensverhaal van Jezus, in meer dan tweehonderd hoofdstukken onderverdeeld en geschreven in de vorm van een dialoog tussen ‘scriptura’ en ‘die mensche’ ( ILC 1503).

2

De tekst gaat terug op de Vita Christi van de kartuizer monnik Ludolphus de Saxonia (Straatsburg 1477/1478) en is door een onbekende auteur in het Nederlands vertaald en daarbij enigszins bewerkt. De Nederlandse versie is vele malen in druk verschenen, waarvan die van 3 november 1487 de oudst bewaarde

1 De illustraties bij dit artikel zijn in een hogere resolutie te bekijken via http://www.boekgeschiedenis.nl/jaarboek/jaarboekbijlagen/2017-defoer.

2 M.F.A.G. Campbell, Annales de la typografie néerlandaise au XV e siècle. Den Haag 1874, nr. 1181; L. Indestege, Tboeck vanden leven ons heeren Jhesu Christi. Antwerpen 1952;

A.M. Hind, An introduction to a history of woodcut. New York 1935 (repr. 1963), 566-570;

W.C.M. Wüstefeld, Cat. tent. Middeleeuwse boeken van het Catharijneconvent.

Utrecht/Zwolle 1993, cat.nr. 18; C.H.C.M. Kok, De houtsneden in de incunabelen van de Lage Landen 1475-1500. Inventarisatie en bibliografische analyse. Amsterdam 1994, 295-301;

G. van Thienen, John Goldfinch (eds), Incunabula printed in the Low Countries. A census.

Nieuwkoop 1999, nr. 1503; C.H.C.M. Kok, Woodcuts in incunabula printed in the Low

Countries. Houten 2013, 240-241. In het onderhavige artikel zal de nummering van Van

Thienen/Goldfinch worden aangehouden, voorafgegaan door de afkorting ‘ ILC ’.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Nog werd er getoond, hoe nuttig het is, dat door afdeelingen en plaatselijke groepen propagande gemaakt en leden aangeworven worden voor het Taalverbond, niet enkel in de

Bijvoorbeeld, wie honger lijdt en het noodige brood steelt, of wie eens andermans geld ontvreemdt omdat hij behoefte aan geld heeft, wordt strafbaar voor de wet; doch iets anders

Hij bekeek alleen Nederlandse auteurs, maar zegt in de inleiding dat ‘er echter geen reden [is] om aan te nemen dat het classificeren naar richting in andere westerse

In deze Engelse tekst heeft men door de keuze van de titel de omgeving van de picareske hoofdpersoon expliciet Hollands kunnen laten, maar voor het op de markt komen van deze

Brassine (introd.), Les déprédations allemandes à l'université de Liège.. Uitgaande van de Groot-Nederlandse gedachte ligt het voor de hand hier ook de ramp te vermelden die

Ook de Logica memorativa (Halle 1659) van Stanislaus Mink von Weinsheun (=Johann Justus Winckelmann) wordt in de literatuur wel een imitatie van Murners logisch kaartspel genoemd,

Er zijn in dit schrift uitzonderlijk mooie boeken geschreven, boeken die juist op ons een onmiddellijk overtuigende indruk maken - omdat het deze boeken waren, die de humanisten in

Immers, een roman in drie delen, zoals bijvoorbeeld De kleine Johannes van Frederik van Eeden, is geen trilogie: ‘Het ziet ernaar uit dat de delen van een trilogie steeds een