• No results found

Het ‘boekentestament’ van Elisabeth De Grutere (†1500 Gent) als voorbeeld van laatmiddeleeuws religieus boekbezit en -gebruik door

stedelijke leken

Dit naruolghende sijn de boucken die Joncfrauwe Elyzabeth sgruters weduwe van wijlen symoen borluut ter salegher ghedachten gheordineert ende ghegheuen heeft den beghijnhoue vander hoeyn. om die te orborne. te verwarene. Ende oec te leenene als daer omme ghebeden werden.

Sonderlinghe van eeneghen van haren ofte symoens vrienden1

Zo begint de tekst die voorafgaat aan de lijst van religieuze boeken die Elisabeth De Grutere in 1500 naliet aan het begijnhof Onze Lieve Vrouw Ter Hooie of het Klein Begijnhof in Gent.2

Het is duidelijk dat deze vooraanstaande weduwe van

stadsbestuurder Simon Borluut (†1488) zich inspande om het bezit van haar boeken en het boekgebruik na haar dood te regelen. Zeventig religieuze boeken in het Middelnederlands schonk ze maar liefst. Zij deed dit niet zomaar, maar ‘ter salegher ghedachten’, opdat haar nagedachtenis in het begijnhof religieus gememoreerd zou worden. Ze wilde nadrukkelijk dat de boeken daar na haar overlijden zorgvuldig bewaard en nuttig gebruikt zouden worden. Ook moesten ze aan een selecte groep mensen uitgeleend worden als daarom werd gevraagd.

Hoewel Elisabeth in het Klein Begijnhof een goede beheerder gevonden dacht te hebben, zijn haar boeken in de loop der tijd allemaal verdwenen. Tot nu toe is ook elders geen van haar boeken teruggevonden. Het enige bewijs van de schenking bestaat uit het

1 Gent, Klein Begijnhof, s.o., [fol. 2r]. Handschriftelijke titel: ‘Dit es den register van den boucken die Joncfrauwe borluuts heeft ghegeuen den beghijnhoue vander hoyen.’ Dit artikel is gebaseerd op mijn masterscriptie Lezen ‘tot salicheit der sielen’. De betekenis en invloed van de nalatenschap van Elisabeth De Grutere († 03-08-1500) van zeventig religieuze volkstalige boeken aan het begijnhof Onze Lieve Vrouw Ter Hooie te Gent (Ongepubliceerd, Rijksuniversiteit Groningen 2013). Deze scriptie is bekroond met de Tiele-scriptieprijs 2013, en werd begeleid door dr. S. Corbellini en prof dr. C.G. Santing. Mijn dank gaat uit naar kanunnik L. Collin, archivaris van het Bisschoppelijk Archief te Gent en voorzitter van de raad van bestuur van het begijnhof Onze Lieve Vrouw Ter Hooie, voor zijn hulp bij de consultatie en fotografie van dit handschrift en verschillende gerelateerde documenten.

2 Het manuscript bevindt zich, in tegenstelling tot wat de signatuur Gent, Klein Begijnhof s.o. aangeeft, vanaf ca. 2000 niet meer in het Klein Begijnhof maar in het Bisschoppelijk Archief te Gent. Bibliotheca Neerlandica Manuscripta,BNM,

kleine handschrift dat in dit artikel centraal staat, een unieke boekenlijst met inleidende tekst.3

Figuur 1. Testamentaire tekst en de boeken 1 t/m 5 (begin), Gent,KB, s.o., Bisschoppelijk Archief Gent.

Foto: Peter Flach/Cora Zwart (links)

Dit handschrift is bijzonder waardevol als bron voor het onderzoek naar het nog te weinig bestudeerde gebruik van religieuze boeken en teksten in de volkstaal door laatmiddeleeuwse stedelijke leken in de Nederlanden. Met ‘stedelijke leken’ worden hier personen bedoeld uit politiek, financieel of commercieel actieve kringen die niet religieus geschoold waren en geen institutioneel religieus leven leidden.4

Het is onbekend of het Klein Begijnhof buiten de zeventig boeken van Elisabeth in deze periode meer boeken bezat. Dit is echter niet zo waarschijnlijk. Weinig begijnhoven rond 1500 bezaten een gemeenschappelijke bibliotheek, vooral omdat begijnen in tegenstelling tot veel kloosterlingen het recht op persoonlijk eigendom hadden en meestal hun bezit aan andere begijnen of aan familie nalieten.5

3 De transcriptie van het volledige manuscript (CZ) staat op: www.boekgeschiedenis.nl/content_assets/2015_zwart.pdf

4 M. van Duijn, ‘Vanuit de marges naar de kern. Laatmiddeleeuwse marginalia als bron voor een geschiedenis van de Delftse Bijbel (1477)’, in: Jaarboek voor Nederlandse

Boekgeschiedenis 21 (2014), 31-51: 31; Omschrijving ‘stedelijke leken’ naar S. Corbellini, ‘Introduction’ in: Idem (red.), Cultures of Religious Reading in the Middle Ages. Instructing the Soul, Feeding the Spirit, and Awakening the Passion. Turnhout 2013, 1-11: 3. De definiëring van ‘leken’, ‘religieuzen’ en eventueel ‘semi-religieuzen’ in de late middeleeuwen staat vanwege de lastige onderlinge afbakening in het hedendaagse onderzoek regelmatig ter discussie, zie o.a. Th. Mertens, ‘Boeken voor de eeuwigheid. Ter inleiding’, in: Th. Mertens [e.a.], Boeken voor de eeuwigheid. Middelnederlands geestelijk proza. Amsterdam 1993: 8-35, 361-372; M.C. Erler, Women, reading, and piety in late medieval England. Cambridge 2002, 1-6; M. Amsler, Affective literacies. Writing and multilingualism in the late middle ages. Turnhout 2011, 22.

5 W. Simons, ‘Geletterdheid en boekengebruik bij de vroegste begijnen’, in:

Handelingen/Koninklijke Zuidnederlandse maatschappij voor taal- en letterkunde en geschiedenis 53 (1999), 167-180: 173.

63

Figuur 2. Testamentaire tekst (vervolg) en de boeken 1 t/m 5 (begin), Gent,KB, s.o., Bisschoppelijk Archief Gent.

Foto: Peter Flach/Cora Zwart (boven)

Onderzoek naar laatmiddeleeuwse leken en hun religieuze literatuur in de Nederlanden

Sinds de jaren tachtig van de afgelopen eeuw is er internationaal steeds meer belangstelling voor historische lezers en historisch tekstgebruik. Voor de middeleeuwen vallen in het begin vooral het feministische onderzoek op en het onderzoek naar ketterse stromingen, hun spilfiguren en het ketterse tekstgebruik binnen de groep.6

In 1990 veroorzaakte het themanummer ‘New Philology’ van het tijdschrift Speculum een grote ommekeer in het denken over middeleeuwse literatuur

en hoe die bestudeerd zou moeten worden.7

Deze visie is nog steeds leidend. De vraag naar de lezers wordt nadrukkelijk gesteld en de functie van de teksten staat voorop. Aandacht voor de auteur en de enige correcte tekst geldt als anachronistisch; het gaat om de variatie van de middeleeuwse literatuur. Die variatie laat juist zien dat de teksten voor een bepaald publiek bedoeld waren. Onderzoek van middeleeuwse literatuur moet daarom plaatsvinden aan de hand

6 S. Groag Bell, ‘Medieval women book owners: arbiters of lay piety and ambassadors of culture’, in: Signs 7 (1982), 742-768; Studies van B. Stock, o.a. ‘History, literature, and medieval textuality’, in: Yale French studies 70 (1986), 7-17.

7 S.G. Nichols, ‘Introduction: philology in a manuscript culture’, in: Speculum 65 (1990), 1-10.

van de bronteksten zelf en niet meer aan de hand van een editie van ‘de beste tekst’. Om zicht op de gebruiker te krijgen, behoren teksten niet als ‘losse’ eenheden bestudeerd te worden maar in de samenhang van het handschrift waarin ze zijn overgeleverd.

Binnen het Nederlandse taalgebied duurde het even voor deze nieuwe visie werd opgepakt.8

In 1994 ging wel de uitgave van diplomatische edities van complete verzamelhandschriften van start, de serie Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit

de Nederlanden, maar nader onderzoek naar deze tekstverzamelingen, hun

samenstellers/eigenaars en hun gebruikers moet vaak nog plaatsvinden.

Het huidige onderzoek naar laatmiddeleeuwse boekeigenaars aan de hand van testamentaire boekenlijsten of boedellijsten is merendeels gericht op het boekbezit

als uitdrukking van een individuele (vrouwelijke) smaak of verzamelstrategie.9

Hoe stedelijke leken religieuze boeken en teksten in de volkstaal gebruikten en op welke manier zij anderen daarmee beïnvloedden, is voor de Nederlanden nog weinig onderzocht. De situatie in laatmiddeleeuws Engeland en Italië is beter bekend.10

Mary Erler toont in haar onderzoek naar vrouwelijke netwerken en religieus boekgebruik dat Engelse leken en religieuzen in hun boekgebruik verrassend nauw bij elkaar betrokken waren. Sabrina Corbellini laat zien dat Italiaanse leken een belangrijke rol hadden bij de verspreiding van Bijbelkennis, door het (laten) schrijven, verzamelen, verspreiden en lezen van de Bijbel in de volkstaal.11

Aan de Rijksuniversiteit Groningen wordt het onderzoek naar de laatmiddeleeuwse religieuze leescultuur in de Nederlanden de laatste jaren vanuit deze invalshoek benaderd.12

Interactie staat centraal, door de focus op de relaties tussen de stedelijke leek als active reader en zijn of haar community of interpretation. De active reader leest, schrijft en verspreidt teksten en kennis, de mensen in de community of

interpretation delen, bespreken en interpreteren deze.13

De sterke volkstalige geletterdheid van veel stedelijke leken en de ruime beschikbaarheid van religieuze literatuur in de volkstaal zorgden ervoor dat deze leken in de vijftiende eeuw steeds meer aan het religieuze discours deelnamen. Tot ver in de dertiende eeuw was dit discours nog het exclusieve terrein van clerici en alleen in het Latijn. In de vijftiende eeuw werden veel Latijnse werken vertaald naar de volkstaal, maar ook volkstalige werken vertaald naar het Latijn. Veel literatuur werd zo voor beide groepen

toegankelijk en clerici en leken raakten in het discours nauwer bij elkaar betrokken.14

8 H. Brinkman, ‘Oude en nieuwe filologie bij Herman Pleij’, in: Neerlandistiek.nl 9 (2009). 9 Th. de Hemptinne, ‘Reading, writing, and devotional practices: lay and religious women and

the written word in the Low Countries (1350-1550)’ in: Idem, M.E. Góngora (red.), The voice of silence. Women's literacy in a mens church. Turnhout 2004, 111-126: 116. 10 Erler, Women, reading, and piety; S. Corbellini, ‘Reading, writing, and collecting. Cultural

dynamics and Italian vernacular bible translations’, in: Church history and religious culture 93 (2013), 189-216.

11 Corbellini, ‘Reading, writing, and collecting’.

12 Het European Starting Grant project Holy writ and lay readers: a social history of vernacular bible translations in the late middle ages (Rijksuniversiteit Groningen, 2008-2013) en het

NWO-project Cities of readers: religious literacies in the long fifteenth century (vanaf 01-01-2015), beiden onder leiding van dr. S. Corbellini.

13 Voortbouwend op de door B. Stock geformuleerde theorie over textual communities, B. Stock, ‘History, literature’, 7-17; Corbellini, ‘Introduction’, 1-11.

65

Voor het eerst is nu het boekentestament van Elisabeth De Grutere bestudeerd. Dat is gedaan vanuit de vraag naar het active readership van Elisabeth en haar community

of interpretation. Voor de inventarisatie van het religieuze boekgebruik zijn het

volledige manuscript en de interne samenhang ervan onderzocht. Dit artikel laat zien dat het mogelijk is aan de hand van een kleine bron als deze het boekgebruik van een stedelijke leek als Elisabeth De Grutere te ontdekken, haar bedoelingen als erflaatster en het gebruik van de boeken na haar overlijden. Aan de hand van de historische context, het codicologisch en paleografisch onderzoek, de identificatie van het brontype, de thematische analyse van de boektitels en door close reading van de voorafgaande tekst, komt een helder beeld naar voren van laatmiddeleeuws religieus boekgebruik door stedelijke leken in Gent.

Historische context

Elisabeth De Grutere was de echtgenote van de vooraanstaande Gentse stadsbestuurder Simon Borluut en zelf ook van voorname Gentse afkomst. Beide families behoorden tot de zeer rijke en kleine bestuurslaag van families die al vanaf de dertiende eeuw

door huwelijken nauw met elkaar verbonden waren.15

Die families bestuurden de ‘middeleeuwse metropool’ Gent vaak eigengereid en veroorzaakten regelmatig conflicten tussen de stad en de landsheer.16

De geboortedatum van Elisabeth is onbekend en haar sterfdatum was dat ook lange tijd. Buiten het boekentestament verschijnt haar naam enkele keren in andere bronnen. In de boekencatalogus van de Gentbrugse Rijke Claren (1508) waarin veel Gentse boekenschenkers vermeld staan, wordt Elisabeth genoemd als schenkster van een nu verdwenen boek aan zuster Sapientia Triest.17

In dit convent verbleven veel vrouwen uit vooraanstaande Gentse families. Over Sapientia is niets anders bekend dan dat zij waarschijnlijk een aangetrouwd familielid van Elisabeth was; de jongere zus van haar echtgenoot Simon Borluut, Elisabeth Borluut Vrouwe van Raveschoot, was getrouwd met Christophe Triest, de zoon van de ‘edele heer’ Josse Triest.18

Misschien heeft Elisabeth Sapientia dit boek ter gelegenheid van haar intrede gegeven, zoals vaker gebeurde. Het was een gedrukt werk:

15 Leden van de families Borluut en De Grutere/li Grutres worden al op de schepenlijst van 3 juni 1262 aangetroffen, Fr. Blockmans, Het Gentsche stadspatriciaat tot omstreeks 1302. Antwerpen/Den Haag 1938, 458 (in bijlage III: Gentsche stadsschepenen vóór 12 juli 1302); Een tante en aangetrouwde oom van Simon, Elisabeth Borluut en Joos Vijdt, lieten in 1432 het kostbare altaarstuk ‘Aanbidding van het Lam Gods’ maken door de gebroeders Van Eyck. 16 M. Boone, ‘Een middeleeuwse metropool’ in: M. Boone, G. Deneckere (red.), Gent, stad

van alle tijden (Brussel/Gent 2010), 50-95.

17 A. Derolez, Corpus Catalogorum Belgii: The Medieval Booklists of the Southern Low CountriesIII. Brussel 1999, 32-44: 43, boek 71,CCB.

18 G. van Hoorbeke, Appendices. No. 1. Généalogie de la noble et ancienne famille Borluut. D'azur à trois cerfs courants d'or. Gent 1850, 370; over Vlaamse adel in de steden en het ingewikkelde onderscheid tussen de adel en andere vooraanstaanden, zie F. Buylaert, J. Dumolyn [e.a.], ‘De adel ingelijst: “adelslijsten” voor het graafschap Vlaanderen in de veertiende en vijftiende eeuw’, in: Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis 173 (2007), 47-187.

Noch 1 gheprenten boeuc groot volumen, gheberdert, met roon lere verdect, slutende metIIsloten, heeft inCCCXLVIIblare; deerste beghint ‘Hier beghint

ten love Gods almachtich’,CCblat beghint ‘so worden zij uut dien

eyghendom’, dleste blat beghint ‘Jesu die soen Gods’; ende komt van der weduwe van Symoen Borluut filius Symoens up tSant, die gaine zuster Sapientien Triest van diere in tconvent. Achter gheteekent -V.19

Elisabeth schonk dit boek als weduwe, dus in of na 1488. Tot dusver was het niet bekend om welk boek het ging. Nu is het geïdentificeerd als Tboeck vanden leven

ons heeren ihesu christi, de bekende Middelnederlandse vertaling van Ludolf van

Saksens Vita Christi.20

Dit boek circuleerde vanaf het eind van de veertiende eeuw in manuscript en werd rond 1488 meerdere keren op folioformaat gedrukt. Dat gebeurde in 1487 door Geraert Leeu in Antwerpen en in 1488 door Claes Leeu in Antwerpen en Christiaen Snellaert in Delft.21

Het boek bevat veel houtsneden en geeft aan de hand van een dialoog tussen Mensche en Scriptura een praktische handleiding voor meditatie over het leven en lijden van Jezus en de heilsgeschiedenis. Uiteindelijk waren deze lessen erop gericht dat ‘Christus in het hart kwam wonen’.22

Elisabeth liet dit boek onder nummer 63 van haar boekenlijst eveneens aan het begijnhof na: ‘eenen bouc vanden leuene ons heeren ihesu christi’. Hiervan is het niet bekend of het gedrukt was. Het woord ‘bouc’ geeft alleen aan dat het een groter of dikker boek was dan een ‘bouckin’, een boekje. Deze beide schenkingen laten zien dat Elisabeth het een belangrijk boek vond dat bij de ontvangers, een claris en het Klein Begijnhof, ook goed zou passen.

Het Bisschoppelijk Archief in Gent bewaart enkele originele documenten zonder signatuur die getuigen van langdurige steun van Elisabeth en Simon aan het Klein Begijnhof De Fundatie-Symoen Borluut, gedateerd 11 oktober 1499, bevestigt het legaat van een uitgebreide fundatie van beide erflaters door de grootmeesterigghe van het Klein Begijnhof en haar gheselneden.23

Deze Fundatie noemt onder andere eerdere schenkingen van beide fundatiestichters aan het begijnhof en verwijst naar twee overeenkomsten tussen de fundateurs en het Klein Begijnhof van 30 juli 1489 en van 19 februari 1499.24

Van de Fundatie is voor de betrokken conventen als

19 CCBIII, 43; Wat ‘van diere’ betekent, is nog onduidelijk.

20 In de literatuur nu bekend onder de term ‘Pseudo-Bonaventura-Ludolfiaanse leven van Jezus’. 21 ISTCno. il00353000;ISTCno. il00354000;ISTCno. il00355000.

22 C.C. de Bruin, ‘Het Bonaventura-Ludolphiaanse leven van Jezus. Prolegomena voor een uitgave’ in: A. Ampe (red.), Dr. L. Reypens-album. Opstellen aangeboden aan prof. dr. L. Reypens s.j. tergelegenheid van zijn tachtigste verjaardag op 26 februari 1964. Antwerpen 1964, 115-130: 115-121; S. Corbellini, ‘De Bijbel lezen in laatmiddeleeuws Europa’, in: Met andere woorden 30 (2011), 29-42: 38-40.

23 Editie: G. Hendrix, Onze Lieve Vrouw Ter Hoyen, hortus conclusus van Clausynne Vandennieuwelande, Leuven 2001, 34-41.

24 Deze laatste onuitgegeven oorkonde is meermaals foutief gedateerd. Bij autopsie bleek de correcte datum. Hendrix geeft 29 februari, terwijl dat jaar geen 29 februari kende. W. Simons, Cities of ladies. Beguine communities in the medieval Low Countries, 1200-1565. Philadelphia 2003, 309, geeft 14 februari 1499.

afschrift een verkorte versie gemaakt, De fundacie van wilen Symoen borluut ende

myn Joncvrauwe zyn Weduwe Int Corte. Vier exemplaren hiervan zijn nog aanwezig.25

25 Editie verkorte versie: A. Cassiman, ‘Drie verdwaalde stukken uit het archief van O.L.Vr. Ter Hoyen, begijnhof te Gent’, in: Handelingen der maatschappij voor geschiedenis en oudheidkunde te GentV(1951), 319-329: 326-329.

Figuur 3. 19e-eeuwse tekening van de grafsteen van Simon Borluut en Elisabeth De Grutere. Uit: B. D'Huys, ‘De cultuurgeschiedenis’ in: Werken en kerken, 750 jaar begijnhofleven te Gent. Gent 1984, 140

In het Gentse Stadsarchief wordt binnen de collectie ‘Atlas Goetghebuer’ een negentiende-eeuwse tekening bewaard van de nu verloren grafzerk van Elisabeth en Simon uit de Mariakapel van het Klein Begijnhof, zonder overlijdensdatum van Elisabeth.26

De vier kwartieren van hun familiewapens staan erop: de drie herten van Borluut en de drie raven van Raveschoot naast Simon, de horizontale balken van De Grutere en de leeuw van Rijm naast Elisabeth. Simon en Elisabeth zijn in vol ornaat afgebeeld, Simon in wapenrusting naast Elisabeth als Bourgondische dame met een lange jurk en mantel. Uit 1610-1642 stamt een weergave van Aernout Buchelius van de inscripties op deze

68

steen, dit keer met een overlijdensdatum van Elisabeth: ‘1500. den 3. Oostmaent’.27

Het is onbekend hoe Buchelius aan deze gegevens kwam.

Na het overlijden van haar man op 28 oktober 1488 woonde Elisabeth tot haar dood in het Klein Begijnhof, vanwege haar sociale status waarschijnlijk in een eigen huisje en niet in een van de zeven conventen. De keuze voor een kloosterlijk leven of voor een leven binnen een begijnhof was voor weduwen zeker niet ongebruikelijk. Het was religieus gezien een goede stap. Door niet te hertrouwen kreeg de weduwe een tweede kans de door de kerk hoger aangeslagen status van celibataire

alleenstaande vrouw aan te nemen, ten gunste van haar zielenheil.28

Begijnhoven waren in Gent vanaf 1328 geaccepteerde instellingen waar vrouwen in een religieuze omgeving na het afleggen van tijdelijke geloften van armoede, kuisheid en

gehoorzaamheid gezamenlijk konden wonen en werken.29

Dat gold ook voor weduwen, al werden ze vaak geen begijn. Deze hoven hadden voor hen juridisch een aantal voordelen boven de meeste kloosters. Ze hielden de rechten van een ongehuwde zelfstandige vrouw en konden zo voogd van hun kinderen blijven, rechtszaken aangaan, erfenissen regelen en hierbij steun ontvangen van de ontvanger van het begijnhof. De mogelijkheden tot contact met familie en vrienden buiten het begijnhof waren meestal goed. Weduwen en begijnen hielden ondanks de gelofte van armoede recht op eigen bezit; de rijkere begijnen bezaten vaak minstens een gebedenboek, psalter of getijdenboek. Hun bezittingen mochten zij nalaten aan wie ze wilden of bij eventueel vertrek weer meenemen. Familiebezit was zo beter gegarandeerd dan bij intrede in een klooster.30

In de tekst voorafgaand aan de boekenlijst wordt Elisabeth ‘Joncfrauwe Elyzabeth sgruters weduwe van wijlen symoen borluut’ genoemd. Voor begijnen was een dergelijke benaming ongebruikelijk, in testamenten van begijnen heten de erflaatsters steeds ‘begijnen’.31

Dit wijst er sterk op dat Elisabeth niet was ingetreden. Zij was en bleef een vooraanstaande stedelijke vrouw die zichzelf ook zo presenteerde, getuige ook de voorname grafsteen die zij voor haar man en haarzelf had laten maken.32

27 A. van Buchel, Inscriptiones monumentaque in templis et monasteriis Belgicis inventa (UB

Utrecht, hs. 1648) fol. 377, website Het Utrechts Archief, Aernout Buchelius: www.hetutrechtsarchief.nl/collectie/handschriften/buchelius/, Inscriptiones:

www.hetutrechtsarchief.nl/collectie/handschriften/buchelius/inscriptiones, 25-05-2013. 28 M. Danneel, Weduwen en wezen in het laat-middeleeuwse Gent. Leuven/Apeldoorn 1995,

303.

29 B. D'Huys, ‘De Gentse begijnhoven in cultuurhistorisch perspectief’, in: Werken en kerken. Gent 1984, 14-49: 19-22; F.W.J. Koorn, ‘Hollandse nuchterheid? De houding van de moderne devoten tegenover vrouwenmystiek en -ascese’, in: Ons geestelijk erf 66 (1992), 97-114: 105-106.

30 Th. de Hemptinne, ‘Lire et écrire, c'est prier un peu. Culture écrite et pratiques féminines de dévotion aux Pays-Bas à la fin du moyen âge’, in: A.-M. Legaré (red.), Livres et lectures de femmes en Europe entre moyen âge et renaissance. Turnhout 2007, 151-162: 155-156; Danneel, Weduwen en wezen, 402-403.

31 CCB IV, 350-375.

32 Over grafstenen en hun opdrachtgevers in de Zuidelijke Nederlanden zie A. Capiteyn, ‘Van de catacomben naar de kerk. Het christelijk graf van de middeleeuwen tot aan de renaissance’, in: Openbaar kunstbezit in Vlaanderen 21 (1983), 82-119: 82-95.

Handschrift Gent, Klein Begijnhof s.o.

Van de boekenschenking van Elisabeth De Grutere zijn drie diplomatische tekstedities