• No results found

JAARBOEK VOOR MUNT- EN PENNINGKUNDE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "JAARBOEK VOOR MUNT- EN PENNINGKUNDE"

Copied!
57
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

JAARBOEK VOOR MUNT- EN

PENNINGKUNDE

62-64 1975-1977

KONINKLIJK NEDERLANDS GENOOTSCHAP VOOR MUNT- EN PENNINGKUNDE

AMSTERDAM

(2)

Commissie van redactie:

Prof. dr. H. Enno van Gelder, Voorburg Drs. G. van der Meer, 's-Gravenhage P.W. Meyer, Umuiden

Drs. AT. Puister, Wassenaar Dr. H.J. van der Wiel, Gouda

2

(3)

DUKATEN EN DUBBELE DUKATEN VAN UTRECHT

door dr. H. J. van der Wiel

De Nederlandse dukaat werd in 1586 (bij plakkaat van 4 augustus) onder het landvoogdschap van Leicester ingevoerd, gelijk met een zilveren reaal met de daarvan afgeleide onderdelen en een zilveren rijksdaalder op rijksvoet. Het besluit van de Staten-Generaai had de bedoeling de eenheid in het muntwezen te herstel- len. Alle munten kregen het devies van de Unie van Utrecht, CONCORDIARESPARVAE CRESCUNT, ze zouden door alle provincies geslagen worden. De stempels zouden gemaakt worden door één stempelsnijder-generaal voor de gehele Unie. Van dit laatste is niet veel terechtgekomen. Al na 1 of 2 jaar nemen de plaatselijke etsmpels- nijders het werk van Gerard van Bijlaer weer over.

De voorzijde vertoont een staande geharnaste ridder, met in de rechter hand een geschouderd zwaard en in de linker hand een pijlenbundel, het jaartal in het veld, gescheiden door de ridder. Als omschrift zien we het hierboven vermelde devies, gevolgd door de afgekorte provincienaam en het muntteken. Deze voorzijde is duidelijk geïnspireerd door de Hongaarse dukaat met de figuur van St. Ladislaus, een zeer populaire munt in de Duitse landen.

De keerzijde is origineel Nederlands. Nuchter en zonder veel fantasie vinden we in een eenvoudig versierd vierkant een vijfregelige tekst:

MO.ORDI/PROVIN/FOEDER/BELG. AD/LEGI IMP.

waarvan de nederlandse vertaling luidt: munt van de Verenigde Nederlandse Pro- vinciën volgens de Rijkswet. Toen de Nederlandse dukaat in de Duitse landen en in Oost-Europa een grote opgang bleek te maken, werd dit voorbeeld door allerlei munthuizen geïmiteerd (bijvoorbeeld op de dukaten van Mansfeld-Bornstedt (1638-1656), van Frankfort (1638-1646), van Orange (1645), op verschillende Itali- aanse dukaten, Florence (1675), en later ook op dukaten in het Zwitserse Obwalden (1726), Polen (1766), Hamburg (vanaf 1776, ook dubbele dukaten), Denemarken (1791, 1792) en Rusland (1796).

Het wettelijk gewicht was 70 in Troois mark, ofwel 3,51 g, en het gehalte 23 karaat 8 grein ofwel 0,986. Deze muntvoet gaat terug op die van het Duitse Rijk, zoals in 1559 door de keizer was bepaald. De stukken hadden geen vaste koers, in 1586 golden ze 68 stuiver, geleidelijk is de waarde gestegen tot ongeveer 100 stuiver.

De rol van de dukaat in de binnenlandse circulatie was na ongeveer 1630 van weinig betekenis, het naar verhouding steeds goedkopere zilver deed de goudprijs relatief stijgen en verdrong de gouden munten uit de omloop. Bovendien was de Zuid-Ne- derlandse Albertijn sinds 1600 hier de markt gaan overstromen en door hun mindere intrinsieke waarde werden ze al snel het meest circulerende goudstuk in ons land.

De aanmaak van gouden rijders werd dan ook gestaakt, maar de dukaat werd een exportmunt die in groten getale naar onze oostelijke buren werd uitgevoerd en ook in Scandinavië, Polen en Rusland gaarne werd aangenomen. In die landen zijn dan ook veel Nederlandse dukaten gevonden in muntvondsten, soms in grote aantallen, zoals bijvoorbeeld in de later besproken schatvondsten van Moguilew en Koéice. De grote populariteit leidde er zelfs toe dat in Rusland en Duitsland in de 2e helft van de 18e eeuw bedriegelijke imitaties werden geslagen door de overheid. Mijn vader wijdde aan deze valse dukaten enige artikelen (Van der Wiel, 78 )..

63

(4)

Dat de nederlandse dukaat ook in het Middellandse Zee-gebied een geliefde en veel gebruikte munt is geweest wordt duidelijk uit het voorkomen van nabootsingen uit ettelijke Italiaanse munthuizen als Correggio (1601), Bozzolo (1661), Desana (1603), Maccagno (1622), Messerano (1598), Piacenza (1601), Retegna (1686, ook dubbele dukaten) en Tassarolo (1611, 1612).

Nederlandse muntvondsten leverden betrekkelijk weinig dukaten op. De schat van Serooskerke, afgesloten in 1622, bevatte 64 Nederlandse dukaten (naast 3 stede- lijke en 20 van het Hongaarse type) op een totaal van 1150 goudstukken. Samen met 11 andere vondsten, verborgen tussen 1602 en 1650 (Erp, Renesse, Moergestel, Leiden, Rozendaal, Monnikendam, Zwijndrecht, Neeritter, N.Brabant en Maashees) telde ik op een totaal van 2250 goudstukken slechts 238 Nederlandse dukaten en 370 gouden rijders. In latere vondsten hier te lande vindt men slechts sporadisch een dukaat.

De gouden dukaten werden ook in grote hoeveelheid uitgevoerd naar Oost-lndië, Ceylon, Malakka, en de Kaap-Kolonie. De archieven van de V.O.C. vermelden vele grote geldtransporten. Zo is bijvoorbeeld bekend dat in 1724 de Heren XVII besloten een bedrag van Fl. 6.500.000,- naar Batavia te sturen en nog Fl. 419.000,- naar Ceylon. De munten, gedeelteiijk gouden dukaten, gedeelteiijk Nederlandse en Spaanse zilverstukken, werden in kisten verpakt en veiligheidshalve onder vijf schepen van de vloot verdeeld. Op 17 januari 1725 voeren ze weg van Texel. Een van de vijf, de „Akerendam", verging op 7 maart voor de Noorse kust. Vijf kisten konden nog gered worden, de rest verdween naar de bodem van de zee. In 1972 werden uit dit wrak 56.433 munten geborgen, overigens nog maar 3,3% van de Fl. 230.851,- die het schip had geladen. Onder deze munten bevonden zich 6570 dukaten, die door Rónning s) als volgt werden gespecificeerd:

Gelderland 1715(1) Holland 1715(14) West-Friesland 1716(1)

Utrecht 1710 (1), 1715 (1), 1717 (47) en 1724 (6505).

Bovendien werden nog 4 dubbele dukaten geborgen: Gelderland 1715 (2) en West-Friesland (2).

Uit het wrak van het V.O.C.-schip „De Liefde", vergaan in 1711, kwamen 23 Utrechtse dukaten van dat jaar tevoorschijn. Maar niet alleen in Nederlandse sche- pen werden dukaten naar het Oosten vervoerd. In 1971 werd bij de Shetland Eilanden het wrak gevonden van de „Wendela", welk schip behoorde aan de Deense Aziatische Compagnie. Het verging met man en muis in de nacht van 18 op 19 december 1737. Inmiddels werden 850 zilveren en 44 gouden munten geborgen, waarbij 29 Nederlandse dukaten. Volgens mededeling van Steen Jensen 6), 4 van Gelderland, 9 van Holland, 2 van West-Friesland en 12 van Utrecht.

Het relatief grote aantal Utrechtse stukken valt ook bij de Nederlandse en Oost-Eu- ropese vondsten op. In de muntschat van Kosice (afgesloten in 1682) was Utrecht met 346 stuks, op een totaal van 1005 Nederlandse dukaten en dubbele dukaten, de rijkst vertegenwoordigde provincie, waarbij Holland met 50 stuks maar pover afstak.

In de muntvondst van Moguilew (Rusland) bevonden zich 370 Nederlandse dukaten, waarvan Utrecht met 135 stuks weer koploper was, gevolgd door Zwolle met 39 stuks.

64

(5)

De exploitatie van nieuw ontdekte goudmijnen in Brazilië, omstreeks 1708, gaf Portugal de kans grote hoeveelheden goud naar de rest van Europa te exporteren.

De goudprijs daalde, en de oude dukaten, vaak sterk gesleten en gesnoeid, kwamen weer tevoorschijn. In 1749 werd bepaald dat de dukaat voortaan van een kabelrand moest worden voorzien. De omloop van te lichte dukaten werd verboden, het publiek kon ze inwisselen bij de overheid, die het verlies droeg. Het binnengekomen goud werd toen gebruikt voor de aanmunting van gouden rijders, met een vaste koers van Fl. 1 4 , - .

Van Gelder heeft erop gewezen dat het vermunten van goud voor de muntmeester niet onvoordelig was. Kooplieden wisten bij het inleveren van goud bij de onderling concurrerende muntmeesters een kleine provisie te bedingen (1/4-7/8%). Omdat dit leidde tot bezuiniging op de lonen van het muntpersoneel, slechtere afwerking van de stukken en in enkele gevallen tot geknoei met gewicht en gehalte, werd - eveneens in 1749 - deze provisie verboden. De goudhandel bracht het aanbod toen over naar buitenlandse munthuizen. Dit was zo fnuikend voor onze dukaten-export, dat het verbod in 1751 weer ingetrokken werd, zij het ook officieel „tijdelijk opge- schort".

Nog in 1760 kon het publiek de oude ongerande dukaten gebruiken voor het betalen van belastingen, „schoon dezelve alleen tot Penningen van Commercie moeten dienen". De ontvangers namen ze aan voor Fl. 3 3 6 , - het mark (verminderd met een provisie) en ze moesten de stukken dan voor deze prijs aan de muntmeester in hun provincie afleveren. Omdat er 70 nieuwe dukaten in een mark gaan was de koers van een dukaat toen dus Fl. 5:4:5V2 of in moderne termen Fl. 5,23.

De processen-verbaal van de muntbusopeningen vermelden slechts het totaal van dubbele en enkele dukaten, zodat we wel een beeld krijgen van deze goudaanmun- ting, maar géén inzicht in de verhouding van enkele tot dubbele dukaten. In de 18e eeuw worden de dubbele dukaten meestal zelfs niet genoemd.

A. van der Wiel 9) heeft in zijn artikel over munten als nieuwjaarspenningen geslagen erop gewezen dat ook gangbare munten in de 2e helft van de 18e eeuw als nieuwjaarspenningen geslagen werden in de laatste 2 maanden van het jaar, met het jaartal van het volgend jaar. Zo werd de scheepjesschelling van 1794 tot een totaal aantal van 345 stuks in december 1793 geslagen. Ook de Utrechtse dukatons en halve dukatons van 1796 en 1798 blijken als nieuwjaarspenning in heel kleine oplage geslagen te zijn. De zeldzaamheid van de dubbele dukaat, het niet meer vermelden ervan bij de muntbusopeningen, het ontbreken van deze stukken in muntvondsten, de perfecte afwerking en het ontbreken van gegevens in de literatuur over circulatie van deze stukken, maakt duidelijk dat ze toen niet als gewone circulatiemunt geslagen werden Een georganiseerde verkoop aan verzamelaars - thans een bron van overbodige muntaanmaak in vele landen - bestond destijds niet.

Het lijkt me waarschijniijk dat ook de dubbele dukaten sinds 1739 voornamelijk als nieuwjaarspenning zin geslagen in een aantal dat zelden de 1000 overschreed Dat blijkt ook uit het geringe aantal stempelvarianten dat we in de tweede helft van de achttiende eeuw vinden Blijkbaar is één stempel meestal voldoende voor de gehele oplage van dubbele dukaten

De goud-aanmunting van Utrecht was zeer belangrijk, in de periode vóór 1700 zelfs groter dan die van enige andere provincie. De volgende tabel laat dit duidelijk zien.

Dubbele dukaten werden steeds geteld als twee enkele.

65

(6)

De aanmunting van dukaten (m.i.v. die van Spaans en Hongaars type)

Provincie vóór 1700 totaal Holland

Utrecht Gelderland West-Friesland Zeeland Overijssel Friesland

3.834.304 7.828.588 3.673.225 2.564.070 1.504.950 2.209.570

± 1.010.000

53.859.898 37.626.278 7.715.865 4.354.565 1.964.710 2.892.680

-

Het overwicht van Utrecht ging pas verloren na 1750 toen in Holland en in Utrecht inmiddels het getal 25 millioen was gepasseerd. De toenemende betekenis van Rotterdam zal er wel toe hebben bijgedragen dat daarna de goud-aanmunting van Holland die van Utrecht duidelijk overtreft, ook als men de gouden rijders daarbij betrekt. Een meer gedetailleerde opgave van de Utrechtse aanmunting ontleende ik aan de (gecorrigeerde) gegevens van Besier 1).

Produktie van Dukaten

(de dubbele dukaten gerekend als 2 enkele) Muntmeester H. van Domselaar

Het proces van zijn eerste muntbus is niet bekend, 1587-1591 ? 2e bus 1591-1595

Dukaten van 23 karaat 7 grein, en 70 in een mark1) 34.304 Dukaten van 23 karaat 8 grein, en 70 in een mark 66.176

3e bus 1595-1598 1.290.139 4e bus 1598-1601 547.945 5e bus 1601-1608 127.906 6e bus 1609-1614 niet bekend ?

7e bus 1615 25.688 Muntmeester Floris v. Domselaar

1e bus 1615-1617 49.140 2e bus 1617-1620 9.960 3e bus 1620-1622

4e bus 1622-1626 50.965 5e bus 1626-1627

Muntmeester Johan Vianen

1e bus 1628-1633 159.705 2e bus proces-verbaal onbekend, periode 1633-1634 ?

') dit zijn vermoedelijk de Hongaarse dukaten

66

(7)

Muntmeester Nicolaas van Dalen 1e eus 1635-1640

2e bus 1640-1643

Muntmeester Johan Gerobulus 1e eus 1644-1648

2e bus 1648-1651 3e bus 1651-1659 4e bus 1659-1662

Muntmeester Jacob van Reyneveldt 1e eus 1663-1666

2ebus1668-april1672

3e bus 28 april 1672-24 juni 1674 (proces-verbaal niet bekend) Muntmeester A. v. d. Heyde

1e bus juni 1674-1677

Muntmeester Johan van Romond 1e bus 1679-1680

1e bus 1680-1680 2e bus 1680-1684 3e bus 1684-1689 4e bus 1693-1693 5e bus 1693-1696 6e bus 1696-1699 7e bus 1703-1703 8e bus 1703-1706 9ee bus 1709-7010

Muntmeester Sibertus van Romond 1e

2e 3e 4e 5e 6e 7e 8e 9e 10e 11e

bus 1710-1713 bus 1713-1715 bus 1715-1718 bus 1718-1720 bus 1720-1724 bus 1724-1726 bus 1726-1727 bus 1727-1728 bus 1728-1730 bus 1730-1731 bus 1731-1732 Muntmeester Maurits Eyk 1e bus 1732-1734

121.720 75.250

1 093 360 1.167.600

567 280 302 960

232.320 140.080

?

82.810

23.680 184.680 190.800 190.040 330.040 442.660 442.390 729.680 678.680 190 860

775.810 495.740 543.760 805.070 405.790 1.000.100 318.990 1.117.830 1.096.970 964.950 73.640

171.150

67

(8)

Muntmeester Johan van Romond 1e bus 1734-1737

2e bus 1737-1738

Muntmeester Joh. E. Novisadi 1e bus 1738-1740

2e bus 1740-1742 3e bus 1742-1743 4e bus 1743-1745 5e bus 1745-1747 6e bus 1747-1748 7e bus 1748-1750 8e bus 1750-1752 9e bus 1752-1755 10e bus 1755-1757 11e bus 1757-1758 12e bus 1758-1761

idem samen met zijn zoon J. Chr. Novisadi 13e bus 1761-1763

14e bus 1763-

15e bus 1e deel 1764-1765 15e bus 2e deel 1765-1766 Muntmeester J. Chr. Novisadi 1e bus 1766-1769

2e bus 1769-1770 3e bus 1770-1771

Muntmeester J.G.Hollzhey 1e bus 1771-1776

Muntmeester C. F. Wesselman 1e bus 1777-1780

2e bus 1780-1782

Muntmeester J. S. van Naamen 1e bus 1782-1784

2e bus 1784-1787 3e bus 1787-1789 4e bus 1789-1791 5e bus 1791-1792 6e bus 1792-1793 7e bus 1793-1794 8e bus 1794-1795

160.510 (jaartal 1737) 8.400

325.010 1.391.180 1.673.490 1.498.490 938.980 (Jaartal 1748) 499.310

1.032.850 201.320 500.500 532.630 1 430.310 2.101.470

730.240 143.090 9.940 187.040

629.930 470.960 (jaartal 1770) 840

80.920

643.580 623.420

52.710 589.960 1.407.140 775.600 931.420 51.135 227.150 147.315 37.626.278

68

(9)

Tijdens de Bataafse Republiek werden nog geslagen:

Muntmeester J. S. van Naamen

9e bus 1795-1797 292.180 Muntmeester G. J. L. du Marchie Servaas

1e bus 1797-1799 186.655 2e bus 1799-1800 1.386.490 3e bus 1801-1801 1.252.160 4e bus 1801 958.930 5e bus november 1801-2 november 1802 1.799.420

6e bus 9 november 1802-23 juli 1803 1.729.770

7ebus26juli1803-juli1804 1.276.660

8e bus 1804-1805 1.233.750 10.216.015

Ook onder het Koninkrijk Holland werden nog dukaten van het oude Utrechtse model geslagen:

Muntmeester G. J. L. du Marchie Servaas

9e bus 1805-1806 1.428.700 10e bus 1806-1807 1.089.480 11e bus 1808-1809 37.310

2.555.490 Zodat van de Utrechtse dukaat tussen 1586 en 1808 in totaal tenminste 50.397.780 stuks geslagen zijn.

Een intensief onderzoek van diverse openbare en particuliere collecties, aangevuld met een speurtocht door de fotopagina's van honderden veilingcatalogi en een bestudering van numismatische literatuur, heeft geleid tot de opstelling van de hieronder volgende serie dukaten, gerangschikt naar jaartal en variëteiten. Van de jaren 1695 en 1698 heb ik geen exemplaren gezien en was de beschrijving onvolle- dig, zodat de interpunctie onzeker bleef. Om dit duidelijk aan te geven liet ik het onbekende deel van de tekst weg.

Met opzet liet ik na het aantal pijlen in getal aan te geven; dit kenmerk is soms zo onduidelijk, dat het slechts tot verwarring leidt. Meermalen is het aantal boven de hand verschillend van het aantal dat eronder zichtbaar is. De bedoeling was altijd 7 pijlen af te beelden, 4 of 5 voor en 3 of 2 achter; pas later zien we alle zeven naast elkaar afgebeeld.

Op verzoek van vele particuliere verzamelaars heb ik er vanaf gezien de stukken uit hun collecties aan te duiden, alleen de vier grote openbare collecties werden genoemd:

K Koninklijk Kabinet in Den Haag

N Verzameling Nederlandsche Bank in Amsterdam U Centraal Museum Utrecht

R Kabinet 's Rijks Munt te Utrecht

69

(10)

Gaarne wil ik hier mijn dank betuigen aan de directie van deze instellingen voor de mij gegeven gelegenheid de stukken nauwkeurig te bestuderen en in het bijzonder ook aan de medewerkers wier geduld ik op de proef stelde en die mij steeds met grote welwillendheid behulpzaam waren.

Bij de beschrijving van de munten heb ik ook enige aandacht besteed aan valse stukken voor zover destijds geslagen. Met opzet heb ik de moderne vervalsingen niet genoemd, hoewel die wel herkenbaar zijn. Het ligt niet op de weg van de numismaat om deze vervalsers te helpen. Geheel anders ligt het met de in het buitenland in officiële munthuizen geslagen imitaties, die wel van numismatisch belang zijn. De hieronder beschreven dukaat van 1596 (9 V) is van goed gewicht en wel in een muntatelier gemaakt. Een derde soort vervalsingen zijn de door ordinaire

valse munters geslagen stukken met een veel te lage intrinsieke waarde. Zo zag ik een enkele dukaat van 1620 met het omschrift CONCORDIA.RES-P-ARSORES.TRAD in verguld zilver. In mei 1669 gaven de Staten-Generaal per plakkaat een waarschu- wing tegen valse dubbele dukaten „tsedert eenigejaaren herwaerts doorseeckeren Johannis Christiaensz, Denemarker, jegenwoordig gevangen tot Amsterdam ge- maeckt". Het betrof een Utrechtse dubbele dukaat van 1653 van zwaar verguld zilver. Het stuk werd afgebeeld en isdirektte herkennen aan het verkeerde omschrift dat eindigt op PARVECRESMR.A. Een exemplaar trof ik aan in het Kabinet van 's Rijks Munt (hier opgenomen onder nr. 2V). Ook het Koninklijk Penningkabinet bezit zo'n stuk. Johan Christiaensz werd nog in dezelfde maand ter dood veroordeeld en onthoofd. Onlangs heeft Pol 4) een artikel aan deze vervalser gewijd.

De Staten-Generaal bleven waakzaam. Op 10 juni 1772 werd weer een „waar- schouwinge" uitgegeven. Hierin wordt gezegd dat sinds een jaar of vier in Duitsland en elders valse gouden dukaten in omloop gebracht werden „na den Muntslag van Holland en Utrecht met het jaartal 1766 en vervolgens". Het gehalte en het gewicht waren afwijkend, de stukken waren te hard en te bleek. Men kon ze verder herken- nen aan het feit „dat in de beenen, die op sommige ducaaten geboogen staan, in de broek en pijlen van de geharnaste man weesentlijke veranderingen/geconfronteerd teegen de goede/te ontdekken zijn en dat er ook de lofwerkjes rondsom de let- ters/die meede verschillen en grooter zijn als op de goede/meer zijn uitgebreid en aan malkanderen gevoegt daar die op de egte staan gesepareert".

Deze vervalsingen zijn in Rusland geslagen evenals ettelijke latere jaartallen, tot diep in de 19e eeuw toe. De oudste bekende Russische imitatie van de Utrechtse slag is die van 1768; verder zijn bekend 1769,1785,1786,1788,1792,1800-1807.

In Stuttgart werden in 1812 valse dukaten met dubbel omlijnd vierkant gemaakt met de jaartallen 1788,1795,1800 en 1802. Koperen stempel-afslagen van het stuk van 1802 bevinden zich in het kabinet van 's Rijks Munt. Of de eerste drie Hollandse dan wel Utrechtse dukaten voorstellen is mij niet bekend.

70

(11)

In Indonesië, althans in Oost-Azië, werden in de 19e eeuw grove vervalsingen gemaakt van de Utrechtse dukaat, met de jaartallen 1704 (Nr. 102 V) en analoge exemplaren met de jaartallen 1773,1777,1778,1896 en 011. Afbeeldingen daarvan vindt men in het verslag van het Koninklijk Penningkabinet te 's-Gravenhage over het jaar 1967. Tot dezelfde reeks behoort ook een exemplaar met het jaartal 1811 dat ik elders zag. Ze hebben alle in het omschrift CRESTOA

De hierna volgende catalogus van de Utrechtse dukaten geeft naast de jaartallen de gevonden varianten in het omschrift en in de interpunctie Omdat in de vroege periode tot 1650 de punten achter de woorden soms heel onduidelijk zijn en zelfs ervaren numismaten het nu en dan niet eens konden worden of er nu wel of niet een punt staat heb ik uit de oorspronkelijke lijst al die varianten weggelaten die berust- ten op het al dan niet aanwezig zijn van zo'n punt; wel zijn als varianten opgevoerd de stukken met een dubbele punt in plaats van een enkele en die met een punt op een ongewone plaats (vóór CONCORDIA tussen PRO en VIN enz ) Aan het voorkomen van de centrale punt (soms aanwezig tussen FOE em DER) werd geen aandacht ge- schonken deze is numismatisch zonder betekenis

Ook variaties in het aantal pijlen, dat aanvankelijk wisselt van 4 tot 6, heb ik niet vermeld. De eerste dukaat had 4 duidelijke pijlen, waarboven nog een aanduiding van een vijfde; in latere jaren zijn het er soms duidelijk 4 of 5, soms 5 spitsen bij 4 schachten onder de hand, soms moeilijk zichtbaar 6 pijlen. Pas na 1630 zien we er consequent 7 pijlen.

Tenslotte heb ik met opzet vermeden de vele dubieuze overslagen, waarbij het jaartal in het stempel van een vroeger jaar is veranderd, op te nemen. Vaak is dit zo goed gelukt, dat het niet of nauwelijks te zien is; soms is het overgeslagen cijfer niet te determineren, soms nog wel. Ik meen dat hier tegenwoordig onevenredig veel aandacht aan wordt besteed, om „zeldzaamheden" te hebben of te verkopen. Er komen ook overslagen van andere ponsoenen voor, die aan niemand opvallen. Het doet mij te veel denken aan de Amerikaanse rage om „blunt dies" te verzamelen.

Alleen heel duidelijke heb ik vermeld; er zijn er natuurlijk nog veel meer te vinden, want ik heb maar een klein deel van alle dukaten kunnen bestuderen.

Van oudsher is men gewoon geweest de dukaten in 2 typen te onderscheiden, de zogenaamde oude en nieuwe slag. De oude slag stamt van het eerste stempel dat door Gerard van Bylaer, de ijzersnijder-generaal, in 1586 gemaakt werd.

De voorzijde vertoont een geharnaste ridder met een pothelm (zonder pluim), een zwaard over de rechterschouder en in de linkerhand een pijlenbundel, met aanvan- kelijk 4-5 zichtbare pijlen; de ridder draagt een Spaanse kraag en heeft geen sjerp;

tussen de voeten van de ridder staan één of meer letters van het omschrift. In het veld, gescheiden door de ridder, staat het jaartal.

Bij de „nieuwe slag" draagt de ridder een gepluimde helm met open vizier, geen kraag, wel een sjerp; de ruimte tussen de voeten is steeds vrij en het woord PARVAE wordt afgekort tot PAR.

Ook de keerzijde vertoont een kenmerkend verschil; bij de oude slag staat rond het vierkant een versiering van gekrulde lijnen met een eenvoudig ornament in het midden.

Bij de nieuwe slag verandert dit in een guirlande met in het midden een schelp. Nader onderzoek laat toe bij de oude slag 11 types te onderscheiden en nog 7 types bij de nieuwe slag.

71

(12)

ENKELE DUKAAT

Type I fraaie, gelijkvormige en regelmatig gespatieerde letters; de P (1586-1587) staat tussen de voeten van de ridder; het vertikale deel van de 5

in het jaartal loopt evenwijdig aan de I; strak uitgevoerd muntte- ken, links van het zwaard;

PARVAE verkort tot PAR;

pijlenbundel met vier pijlen, zonder lint.

Type II als I, maar slordiger uitgevoerde en minder gelijkmatig ver- (1587-1623) deelde letters; het vertikale deel van de 5 helt naar achteren;

wisselend aantal pijlen (4-6), zonder lint.

(1591) Hongaarse dukaat

Als een geheel buiten de serie vallende munt is de Hongaarse dukaat van 1591 (nr. 4) te beschouwen. De voorzijde vertoont de Heilige Ladislaus van Hongarije met het omschrift PATRO- NAX-X-VNGARIAE; de keerzijde vertoont de Maagd Maria, en heeft als omschrift MO.NO.AVRE x-schlld-OR.TRA 91-x

Type III letters nog slordiger uitgevoerd, ook de tekening van de ridder (1629-1630) is minder strak;

binnen- en buitencirkel bestaan uit streepvormige parels; één lint aan de pijlenbundel.

Type IV als III (streepvormige parels en nog slordiger afwerking);

(1632-1642) het woord PARVAE voluit geschreven, meestal met de A tussen de voeten;

bundel van 7 pijlen, al of niet met lusvormig lint;

sinds 1634 veelvuldig foute letters: A zonder dwarsbalk, E zon- der onderste balk (dus F).

Type V als IV, maar wederom minder zorgvuldig afgewerkt: de helm is (1642-1646) verworden tot een potsierlijk hoedje, parels geheel als streepjes

getekend, letters en cijfers onregelmatig geplaatst;

pijlenbundel met lint in een lus of zonder;

het woord PARVAE (vaak als PARVA) voluit, met A, R of P tussen de voeten.

op de kz. zijn de 2e en 3e regel soms retrograde geschreven; de tekst van de 4e en 5e regel vertoont diverse varianten van een grondvorm BELGIA.AD/LEGEM.IM

Type VI in tegenstelling tot type Ml-V wederom zorgvuldig en strak gete- (1647-1648) kend; de ridder draagt een duidelijke stormhoed met voor- en

achterklep; de voeten zijn verder uiteen geplaatst; punt onder het muntteken;

72

(13)

PARVAE voluit geschreven, waarvan PAR tussen de voeten; aan de bundel van 7 pijlen lint met twee losse einden;

binnen- en buitencirkel bestaan uit regelmatige, grove parels;

op de kz. andere versiering van de cartouche, zonder ogen in het midden van de zijkant; de tekst weer in de oorspronkelijke vorm beginnend met MO.ORDI.

Type VII geheel als VI, maar de parelcirkels zijn vervangen door gladde (1648-1674) cirkels; sinds 1652 staat het muntteken rechts van het zwaard,

sinds 1656 begint de tekst op de kz. met MOORD.

Type VIII als VII, maar zonder binnencirkel op de vz.;

(1674) de punt onder het muntteken ontbreekt; aan de pijlenbundel een lint met lus en twee losse uiteinden.

Type IX geheel als VIII, maar muntmeesterteken paaslam tussen de (1674-1676) onderbenen van de ridder.

Type X geheel als VIII, maar muntmeesterteken rozet tussen de bo- (1679-1732) venbenen van de ridder.

Type XI geheel als VIII, maar muntmeesterteken boom tussen de bo- (1732-1733) venbenen van de ridder

„Nieuwe slag"

Type XII muntteken rechts van het zwaard; pijlenbundel met twee om- (1739-1757) laag gebogen evenwijdige linten zonder lus;

in het jaartal een Romeinse I; achter de afgekorte woorden gewoonlijk een dubbele punt; het woord PARVAE wordt steeds afgekort tot PAR.

Type XIII als XII, maar linten aan de pijlenbundel divergerend; Arabische (1757-1758) 1 in het jaartal.

op de kz. grotere en anders getekende schelpen in de versie- ring.

Type XIV als XIII, maar de elleboog van de ridder is hoog opgetrokken; de (1759-1776) letters zijn anders gevormd (A van boven afgeschuind, R met

strakke onderhaal).

Type XV wederom normaal geplaatste elleboog; schelp op kz. als bij type (1777-1787) XII.

pijlenbundel met één strak en één gebogen lint;

in het jaartal een Romeinse I; tussen de woorden steeds enkele punten.

73

(14)

Type XVI slanker getekende ridder, pijlenbundel en interpunctie als XV;

(1787-1795) de letters op de vz. zijn kleiner en er is meer tussenruimte tussen de woorden.

Type XVII als XVI, maartwee evenwijdig gebogen linten en andere letters;

(1795-1805) op de kz. is de cartouche dubbel omlijnd en staan de guirlandes dichter erop;

achter PAR en CRES staat een dubbele punt.

Type XVIII alsXVII, maar de ridder is anders getekend: voorzijdevan romp (1806-1808) en linker been vormen één rechte lijn.

De hierna volgende catalogus geeft de jaartallen met hun varianten aan, die ik in de bovengenoemde openbare collecties vond, aangevuld met gegevens uit enige par- ticuliere verzamelingen en met door foto's gestaafde exemplaren uit catalogi.

74

(15)

Typel

Muntmeester: H. J. van DOmselaar

" 1 1586 VZ: CONCORDIA. RES-. P-AR. CRES.TRA. (schild) 2 1587

2A 3 3A 4 ' 5 5A 6 7 8 8A 8B

Type HONGAARSE DUKAAT Type II

Muntmeester: H. J. van DOmselaar

1587 VZ: CONCORDIA. RES-. P-AR. CRES:TRA. (schilD)

15Q1 HRFR 1591187

1591 159?

1592 1593 1594 159W 1595 15Q5/Q3

w

STEmpelsnijder: G. van Bylaer

KZ: MO.ORDI/ PROVIN / FOEDER / BELG.AD / LEG.IMP K KNR

STempelsnijder: N. V.D. Vogelaer

KZ: MO.ORDI/ PROVIN:/FOEDER:/BELG:AD / LEG.IMP /PROVIN / FOEDER / BELG.AD '

.AN:/

. A N / .

K R K R

N N

.AF/

.AD/

NR K

(16)

O) 9

9a 9b 9V

10 10a 11 11a 11b 12 13 14 15 16 16a 17 17a 17b 17c 18 18a 19 19a 19b

1596 Vz 1596 1596 1596

1597 1597 1598 1598 1598 1599 1600 1602 1603 1604 1604 1605 1605 1605 1605 1606 1606/05 1607 1607 1607

1596 Vz: CONCORDIA. RES-. P-AR. CRES.TRA (schild)

. CRESTRA

.CRES.TRA. (rozet) van het vierkant is afwijkend, de ogen zijn te ridder is anders. Dit stuk, afkomstig uit een vermoedeiijk niet te Utrecht geslagen:

De versiering rond; ook de muntvondst, is

Italiaanse nabootsing? uitTresana?

(schild)

P-AR:

P-AR: CRES:TRA..

CRES.TRA .

_ .TRAI . . TRA. . . TRAI . . .TRA. . . TRAI . . TRA. .

Kz: MO.ORDI/ PROVIN/ FOEDER/ BELG.AD/ LEG.IMP MO:ORDI /

MO.ORDI / .

KNR

MO.ORD / MO.ORDI /

MO.ORD / MO.ORDI / MO:ORDI / MO.ORDI/

MO:ORDI . MO.ORDI / .

MO:ORDI / . MO:ORDIN/ .

. 3.445 g

KNR KNR

NR KNR

K K K BELG AD/ LEG IMP /BEG.AD/ LEG.IMP

(17)

20 20a 20b 21 21a 21b 22 22a 23 23a 24 24a 24b 25 25a 25b 25c 26 26a 26b

1608 Vz 1608 1608/07 1609 1609 1609 1610 1610 1611 1611 1612 1612 1612 1613 1613 1613 1613 1614 1614 1614

CONCORDIA. RES-. P-AR. CRES.TRA. (schild)

.CONCORDIA. TRAI

CONCORDIA.

TRA

Kz: MO:ORDI/

MO.ORDI/

MO:ORDI/ .

MO.ORDI/

MO:ORDI/

MOORDI/ . MO:ORDI/

MO.ORDI/

MO:ORDI/

MO.ORDI/

MO:ORD / .

PROVIN/ FOEDER/ ' BELG.AD/

BEL.GAD/

/BELG.AD/

LEG.IMP K

N K R KNR

KN K

MR

K N

K

K

^1

(18)

00

27 27a 28 28a

31 32

*32a 32b 32c 32d

33 34

1615 1615 1616 1616

29 1622 29a 1622 29b 1622 30 1623

Muntmeester: Floris van Domselaar

Vz: CONCORDIA. RES-.P-AR. CRES.TRA (schild)

(volgens de muntbus zijn er tussen 1617 en 1620 geslagen, deze zijn niet teruggevonden)

Muntmeester: Floris van Domselaar TRAI

1629 1630 1630 1630/29 1630 1630

dukaten

TRA .

Muntmeester: J. van Vianen (overleed 7-4-1634) Type III

TRAI .CONCORDIA RE-S -PAR TRA

CONCORDIA. RES- P-AR

1632 1633/32

.CONCORDIA CONCORDIA

Type IV

.TRAI

AR VAE-TRAI .

Kz: MO:ORDI/

MO.ORDI/

MO:ORDI/

MO.ORDI/

PROVIN/ FOEDER/ BELG.AD/ LEG.IMP

Stempelsnjjde:: A. van Nijevelt MO:ORDI/

MO.ORDI/

Stempelsnjjde:: A. van Nijevelt

MO:ORDI/

MO ORDI/

MO:ORDI/

MO.ORDI/

MO:ORDI/

MO.ORDI/

Stempelsnjjde:: A. van Nijevelt met assistentie van F. van MO:ORDI/

MO.ORDI/

KN

KN

Vloock K K

K N

(19)

•35 1634 Vz:CONCORDIA RES-P-ARVAE. CRES.TRA (schild) 35a 1634

35b 1634 35c 1634

Kz: MO.ORDI / PROVIN /FOFDER/ BELG.AD/ LEG:IMP

MO:ORDI / PRO.VIN/FOEDER/ /LEG.IMP /PRO.V.IN/

MO.ORDI / PROVIN /

36 37 37a 37b 37c 38 38a 38b 39 39a 39b 40 41 42 42a 42b 42c 43 43a

1635 1636 1636 1636 1636 1637 1637 1637 1638 1638 1638 1639 1640 1641 1641 1641 1641 1642 1642

MuntmeestenN.vanDaalen P-A-ARVAE P-ARVAE _

ARVA R.ES.P-A-RVAE _ RES RVA. _

P-A-RVAE..

. R.ES.P-A-RVAE.

RES.P . RESPA-R-VAE . RES-P-ARVAE

P-A-RVAE _

.CONCORDIA

RESPA-R-VA _ CONCORDIA. RES-P-ARVA _ RESP-A-RVAE . RE-S-PAR. .

Waarn. stempelsnijder: F van Vloock PRO.VIN /FOFDER/

PROVIN /

MO:ORDI / PRO.VIN / . MO.ORDI/

LFG.IMP LEG.IMP

MO:ORDI / MO.ORDI /

MO.ORDI./ NIVORP:/ RFDEOF/.

/PRO.VIN/FOFDER/.

. /LEGFM.I ./LFG.IMP

CRS

MO:ORDI / MO.ORDI /

LEG.IMP K

KN

R R K

N

N

R

K

N

(20)

00

o 43 b 43c 43d 43e 43f

45 45a 45b

1642 1642 1642 1642 1642

Type V

Muntmeester: N. van Daalen Vz: CONCORDIA. RE-S- PAR. CRS.TRA

.CRES.

(schild)

43g 1642 44 1643 44a 1643 44 b 1643 44c 1643

1644 1644

1644

.RESP-A-RVA. CRES.TRA (schild)

RES PARVA.

De tekst op vz. loopt ononderbroken door .CRFS..

CRES..

.RSP-A-RVA .

RESP-A-RVA. CRESTRA .RESP.-A-RVA. CRES.TRA

RESP-A-RVA.

(schild)

Stempelsnijder: F. van Vloock

Kz:MO.ORDI / PROVIN./ FOEDER./ BELGA.AD / LEGFM.IM MO ORDIN/ /BELGAA / LEGEM M MO.ORDI /NIVORP./ REDFOF./ BELGIAD/ LÈGFM.I

/PROVINV FOEDER / BEIGA.A. / LEGEMI /PROVIN / FOEDER/ BELGAAD / GEGEMIM

/BELGA.A / LFGFMI /BELGAAD/ M.I ./NIVORP/ REDEOF / BELGIA / LEGEM.I

/PROVIN / FOEDER / BELGA.A / LEGFM.II ,/FOEDFR./ BELGAA / LEGE.Ml Muntmeester: J. Gerobulus

.RESPA-R-VAE.

Stempelsnijder: F.van Vloock

/BLFG AAD/ LEGEMIM

Alle letters E verminkt lot F

/BELG.AAD/ LEGEM.II

(21)

MuntmeesterJ.Gerobulus 46

*46a 46b 46c 46d 46e 46f 46g 46h 46i 46j 46k 47 47a 47b 47c 47d 47e 47f 47g

47h 47i

1645

1645 1645 1645 1645 1645 1645 1645 1645 1645 1645 1645 1646 1646 1646 1646 1646 1646 1646 1646

1646

1646

Vz: CONCORDIA.

geen lint.

RES PARVAE. CRES.TRA (schild)

-P-VAE. CRFS.

CRES.

-PA-RVAE . RES P A R V A E .

RES-P-ARVA RES-d-ARVA

(schild) CONCORDIA. RES-P-ARVAE CRES.TRA CONCORDIA. RES.- P-ARVAE CRES.TRA

(schild)

-P-ARVA

ARVA: CRES.T _ -PARVA. TRA jaartal 164—-6, geen lint; grove parelcirkel

jaartal normaal 16-46, verder als 47g PARVA

Stempelsnijder: F. van Vloock Kz:MO.ORDI/ PROVIN/ FOEDER/

./NIVORP/ PFDFOF/

. PROVIN/ FOEDER

MO.ORDN/

MO.ORD MO.ORDI / MO.ORDN MO.ORDI /

MO.ORD. / MO.ORDI /

M O O P D I / MO.ORDI

BFLG.A / LEGEMI

BELGIAD/ LFGFM.I BELGA.A/ LEGEM.I BELGA.AD/

BELGAAD/

BELGIA / BELGA.A / LEGEMI

FOFDFR/

./

./

/FOEDER/.

FOFDFR/

BFLGAA /LFGFIM BELGAAD /LEGEMI BELGA.A /LEGEM.I

/LEGEMP

.FOEDER/

FOEDEP/

BELG.A / BELGIA /LEGEM.I BELGA.A /LEGEM.I BELGAAD /

BELGA.A /

KNR

BELG.AD LEG.MP BELGIA LEGEM.I N

co

(22)

00

47j 47k

47I 47m

48

48a 48b

48c 48d

48e 49 '49a

49b

49c 49d 50 50a

1646 Vz: CONCORDIA. RES. PARVA CRES. TRA (schild) RES- P-AVA. CRE

1646

1646 1646

1647

1647 1647 1647 1647

1647 1648 1648 1648

geen lint

RES-.PVA. CRES.

grove parelcirkel

P-RVAE Hybride type V-VI

RES- PAR-VAE.

Type VI Grove parelcirkel; onder het muntteken steeds een punt.

Muntmeester:J.Gerobulus

TRA. _ T R A _ de linten van de pijlenbundel lopen evenwijdig omlaag

RE- PAR-VAE RES.-

(geen muntteken) RES-

RES. VAE. . RES

Type VII Als de vorige, maargladdebinnencirkel.

MuntmeestenJ.Gerobulus

1648 VZ: CONCORDIA. RES.- PAR-VAE. CRES.TRA (schild) 1648 RES

1649 RES.

1649 RES

Kz:MO.ORDI PROVIN/ FOEDEP/ BELGA.A / LEGEM.I

.FOFDFD/

FOEDER/

Stempelsnijder: R. van Cuylenburgh

MO.ORDI/ PROVIN/ FOEDER/ BELG.AD/ LEG.IMP

LEGIMP LEG.IMP

LEGIMP LEG.IMP

Stempelsnijder: R. v. Cuylenburgh.

Kz: MO.ORDI/ PROVIN/ FOEDER/ BELG.AD/ LEG.IMP KN

K R NR K

(23)

50b 51

51a 51b 51c 51 d 52 52a 52v 53 53a 53b 54 55 55a 56 57 57a

58 58a 58b

1649 1650

1650 1650 1650 1650 1651 1651 1651 1652 1652 1652 1653 1654 1654 1655 1656 1656 1657 1657 1657

Vz: CONCORDIA. RES- PAR-VAE. CRES.TRA (schild) RES

(geen muntteken) RES

.CONCORDIA.

CONCORDIA. RES RES

CONCOR. DI.M.R.ES.PA.R.A CR.ASIR A

.CONCORDIA. RES-PAR-VAE.CRES.TRA (schild)

RES

CONCORDIA.

.CONCORDIA.

CONCORDIA.

.RES.

(muntteken achter het zwaard) CONCORDIA. RES

.TRA.

TRA.

TRA.- .

TRA. . TRA.- ,

Kz:MO.ORDI/ PROVIN/ FOEDER/ BELG.AD/ LEG.IMP. R N

. BELG:AD/ LEG.IMP

MO ORD / MO.ORDI/ . MO ORDI/

MO.ORDI/ .

MO.ORD/.

MO.ORDV .

MO.ORD/

KN _ I E I G A D / LEGIMP . BELG.AD/ LEG.IMP.

IMP

IMP. N IMP

IM.P IMP. K

IMP N

oo co

(24)

£ *59 59a 59b 59c 60 61 61a 61b 61c 61 d 61e 61 f 61 g 61V

62 62a 62b 62c 63 63a 63b 63c

1658 1658 1658 1658 1659 1660 1660 1660 1660 1660 1660 1660 1660 1660

1661 1661 1661 1661 1662 1662 1662 1662

Vz: CONCORDIA. RES- PAR-VAE. CRES.TRA (schild)

RES..

CONCORDIA. RES . .CONCORDIA

. CRES.TRA.- . CRES.TRA- .

RES.

RES .

. TRA.-.

. TRA- .

CONCORDIA. TRA.- .

.TRA - .

CONCORDPAR ES PAR.VAE CRESTRA . (geen lint aan de pijlenbundel)

.CONCORDIA. RES- PAR-VAE.CRES.TRA.-.

CONCORDIA

R E G . .CONCORDIA. RES .

.TRA - .

RES . CONCORDIA. RES .

. TRA.-.

.TRA.-.

.TRA.-.

. T R A - .

Kz:MO.ORD/ PROVIN/ FOEDER/ BELG.AD/ LEG.IMP IMP.

K

IMP. N

MO:ORD/ . MO.ORD/-

IMP

MOORD/.

MO.ORD/ . MO.ORD/ .

IMP.

BELG.ID/ LEG.IMP BELG.AD/ LEG.IMP.

IMP .IMP.

IMP N

K

N

(25)

64 64a 64b 64c 65 65a 66 66a 67 67a 68 69 69a 70 70a 71 71a 71b 71c 72 72a 72b 72c

1663 1663 1663 1663 1664 1664 1665 1665 1066 1666 1667 1668 1668 1669 1669 1670 1670 1670 1670 1671 1671 1671 1671

Muntmeester: Johan van Reyneveldt

Vz:.CONCORDIA. RES.- PAR-VAE. CRES.TRA. (schild) RES.

.CONCORDIA RES CONCORDIA RES.

.CONCORDIA. RES.

CONCORDIA. RES .CONCORDIA

CONCORDIA RES.

.CONCORDIA. RES CONCORDIA.

RES.

RES

CONCORD.A.

.CONCORDIA. .

.CRES

P A R .

CONCORDIA.

RES.- PAR .

TRA

. TRA. (schild)

TRA TRA

. TRA..

. T R A

. T R A .

Stempelsnijder: Roelof van Cuylenburgh

Kz:MO.ORD/ PROVIN/ FOEDER/ BELG.AD/ LEG.IMP

IMP.

MO.ORDI/_

M O . O R D / .

M O O R D / . M O . O R D / . M O O R D / . M O . O R D / .

LEG.IMP

LEG.IMP.

LEG.IMP

LEG.IMP.

LEG.IMP

N

LEG.IMP.

LEG.IMP LEG.IMP. K

co UI

K

N

(26)

o> 73 73a 74

75 75a

75b

*75c 75d

75e 75f 75g 75h

76

*76a 76b 76c 77

1672 1672 1673 1674 1674

1674 1674 1674

1674 1674 1674 1674

1675 1675 1675 1675 1676

Vz: CONCORDIA. RES- PAR-VAE.CRES.TRA (schild)

: TRA CONCORDIA TRA CONCORDIA. RES

Type VIII Geen binnencirkel

Muntmeester: Johan van Reyneveldt . T R A . .

Type IX Geen binnencirkel: mmt Paaslam Muntmeester: A van der Heyde

RES .

.TRA

. T R A . .

RES..

. T R A .

RES .

. T R A . . . T R A .

Kz: MO.ORD/ PROVIN/ FOEDER/ BELG.AD/ LEG.IMP

Stempelsnijder: PietervanCuylenburgh.

Stempelsnijder: Pieter van Cuylenburgh.

IMP.

IMP

Stempelsnijde:: Pieter van Cuylenburgh

IMP.

.IMP.

.IMP KN

IMP K

.IMP.

.IMP K

(27)

78.

79.

80.

81.

82.

82a 83.

84.

Type X Geen binnencirkel; mmt rozet Muntmeester: Johan van Romond

1679 Vz: CONCORDIA. RES- PAR-VAE. CRES.TRA- (schild) 1680 CONCORDIA RES

1681/80 1682 1683 1683 1684 1685 84a 1685 85.

86.

87.

88.

88a 89.

89a 90.

91.

1686 1687 1688 1689 1689 1690 1690 1691 1692

91a 1692 91b 1692 91c 1692

CONCORDIA. RES..

CONCORDIA RES . CONCORDIA. RES .

CONCORDIA RES CONCORDIA. RES

CONCORDIA RES VAE CRESTRA CONCORDIA. RES VAE. CRES

CONCORDIA RES

VAE CRES.

VAF. CRES.

Stempelsnijder: Pieter van Cuylenburgh

Kz:MO.ORD/ PROVIN/ FOEDER/ BELG.AD/ LEG.IMP N

. IMP. K .IMP K

KN

MOORD/.

MO.ORD/.

M O O R D / - MO.ORD/.

BELG AD/

BELG.AD/

LEG IMP LEG.IMP

CONCORDIA. RES

TRA.

CRFSTRA HRES

(het exemplaar K heeft een VOC klop)

IMP.

K N

BELG AD/ LEG IMP N BELG.AD/ LEG.IMP

K K KN

. K

oo

(28)

oo 92.

92a 92b 92c 93.

94.

95.

95a 95b 96.

97.

98.

98a 99.

100.

101.

101a 102.

102a 102V 103.

103a 104.

104a

*105.

1693 Vz 1693 1693 1693 1694 1695 1696 1696 1696 1697 1698 1699 1699 1700 1702 1703 1703 1704 1704/03 1704 1705 1705 1706 1706 1707

Vz: CONCORDIA RES- PAR-VAE. CRES.TRA- (schild)

CONCORDIA. . T R A .

CONCORDIA R E S . . T R A VAE CRES..

. T R A . VAE. CRES.

VAE CRES.TRA. .

_TRA . . TRA. .

. P A R . .CRESTOA . VAE CRES.TRA. .

Kz: MO.ORDV PROVIN / FOEDER/ BELG.AD/

MO.ORD/

MO ORD /

LEG.IMP.

M O . O R D / . MO.ORD./ _ MO.ORD / MO ORD /

MO.ORD /

MO.ORD./ . MO O R D / . M O : O R D / . MO.ORD / .

. I M P

IMP.

/LEG IMP /LEG.IMP.

IMP

_ /IOEDER/ RIICAD / IEGIMP . FOEDER/ BELG AD LEG.IMP

/BELG.AD/

PROVIN./. LEG IMP

NR

K KN

KN

(29)

106.

106a 107.

107a.

107b 108.

108a 108b 109 109a 109b 109c 109d 110.

110a 111.

112.

112a.

113.

114.

115.

116.

116a 117.

1708 1708 1709 1709 1709

1710 1710 1710 1711 1711 1711 1711 1711 1712 1712 1713 1714 1714 1715 1716 1717 1718 1718 1720

Vz: CONCORDIA RES- PAR-VAE CRES TRA-(schild) TRA

TRA

Kr. MOORD/ PROVIN/ FOEDER/ BELG.AD/ LEG IMP. K

Muntmeester: S. van Romond

TRA.

TRA

CRES.TRA.

VAE..

VAE .

CRESTRA CRES.TRA

. /BELG AD/

MO ORD/

Stempelsnijder: P. van Cuylenburgh.

MO.ORD/ /BELG.AD/

MO ORD/ /BELG.AD/

MO.ORD/ /BELG.AD/

MOORD/

MO.ORD/

MO ORD/

MO.ORD/

MO ORD/

MO.ORD/

/BELG AD/

/BELG.AD/

./BELG AD/

LEG.IMP LEG IMP.

LEG IMP

LEG IMP

LEG.IMP.

LEG.IMP LEG.IMP.

LEG IMP LEG.IMP LEG IMP.

LEG IMP LEG.IMP LEG.IMP

K R N

KN

KN

K R

oo

CO

K

R

K

K

(30)

118.

118a 119.

120.

120a 121 121a 121b 121c 122.

122a

123.

123a 124.

125.

125a 126.

126a

127.

128.

129.

1721 Vz 1721 1722 1723 1723/21 1724 1724 1724 1724 1725 1725

1726 1726 1727 1728 1728 1729 1729

1730 1731 1732

Muntmeester: S. van Romond

Vz: CONCORDIA RES- PAR-VAE CRES.TRA.-(schild) CRESTRA CRESTRA

. CRESTRA . CRESTRA.

afslag in koper

CRESTRA . CRESTRA.

.TRA

Vz: op vierkant koperen plaatje

Stempelsnijder: R. van Cuylenburgh

Kz: MO.ORD/ PROVIN/ FOEDER/ BELG.AD/ LEG.IMP MO ORD/ /BELG AD/ LEG IMP MO.ORD/

AD/

MO ORD/ .

/BELG.AD/

/BELG AD/

.LEG.IMP .LEG IMP

. /BELG.AD/ LEG.IMP

. /BELG AD/

K K K K K K

. LEG IMP . L E G I I M P

LEG IMP K K R

K KN K

K K K

K U

(31)

*129a 130.

1732 1733

Type XI Geen binnencirkel. Mmt. boom Muntmeester:H.M.Eyk

Vz: CONCORDIA RES- PAR-VAE

131. 1735

CRES TRA-(schild) Type X Mmt. rozet

Muntmeester: Johan van Romond .TRA.

Stempelsnjjde:: R. v. Cuylenburgh jr.

Kz: MO ORD / PROVIN / FOEDER / BELG AD/ LEG IMP

Stempelsnjjde:: R. v. Cuylenburgh jr.

132.

133.

134.

134a 135.

136.

136a 137.

138.

139.

140.

141.

142.

1739 1740 1741 1741 1742 1743 1743 1744 1745 1746 1747 1748/47 1749

Volgens de muntbus zijn er ook in 1737 dukaten geslagen, totaal 8400. Niet teruggevonden.

Type XII Nieuwe slag. Romeinse I inhetjaartal.

Muntmeester: J. E. Novisadi

CONCORDIA RES-PAR CRES:TRA.-(schild)

PAR:.

Stempelsnjjde:: C. van Swinderen

MO:ORD:/ PROVIN:/ FOEDER:/ BELG.AD/ LEG.IMP.

PAR.

PAR: .

KN K

R R K K R K

R

R

K R N KNR

CO

(32)

CD

143.

144.

144a 145.

146.

147.

148.

149.

150.

150a

150b 151.

152.

153.

153V

•154.

155.

156.

157.

1750 1751 1751 1752 1753 1754 1755 1756 1757 1757

1757 1758

1759 1760 1760

1761 1762 1763 1764

Vz: CONCORDIA RES- PAR: CRES:TRA.-(schild)

eenzijdige proef in geel koper

Kz: MO:ORD:/ PROVIN:/ FOEDER:/ BELG.AD / LEG.IMP.

PAR..

Type XIII Arabische 1 in het jaartal MuntmeestenJ.E.Novisadi

PAR:

Stempelsnijder:J.C.Marmé

Type XIV Ridder met hoog opgetrokken elleboog MuntmeestenJ.E.Novisadi

Russische vervalsing, te kleine linkervoet, te groot muntte- ken

Ass. Stempelsnijder: J. W. Marmé

KNR K

KN N KNR KNR NR R KN

KNR

KNR KNR R

KNR N N N

(33)

158.

159.

160.

161.

162.

162V 163.

164.

165.

165a.

166.

167.

168.

168a 1756 1766

1767 1768 1769 1769 1770 1772 1773 1773 1774 1775 1776 1776

Vz: CONCORDIA RES- PAR: CRES:TRA.-(sch¡ld)

Muntmeester: J. E. Novisadi

Russische vervalsing, te groot ml, te kleine linkervoet

168b 1776

169.

169a 170.

171.

172.

173.

1777 1777 1778 1779 1780 1781

Kz: MO:ORD:/ PROVIN:/ FOEDER:/ BELG.AD / LEG. IMP.

Stempelsnjjde:: J. W. Marmé

Type XV Ridder met normaal geplaatste elleboog; Ro- meinse I in hetjaartal

Muntmeester: C. F. Wesselman PAR. CRES.

proefslag of vierkant plaatje, als nr. 169, messing

Stempelsnjjde:: J. W. Marmé

K KN

NR KN KN

NR

N .piedfort

N N K R _ 4-voudig

piedfort _ 6-voudig

piedfort

KNR K KNR KN KNR KNR

CD

w

(34)

•174.

175.

176.

177.

177v 178.

178v 179.

1782 1783 1784 1785 1785 1786 1786 1787

179a 1787

Muntmeester: J. S. van Naamen

Vz:CONCORDIA RES-PAR.CRES.TRA-((schild)

Russische vervalsing, punt onder mt. te veel naar rechts

Russische vervalsing, punt onder mt. te veel naar rechts

Type XVI Muntteken (schild met punt) links van het zwaard Muntmeester: J. S. van Naamen

180.

180v 181.

182.

183.

184.

184v 185.

186.

187.

1788 1788 1789 1790 1791 1792 1792 1793 1794 1795

Stempelsnijder: J. W. Marmé

Kz: MO:ORD:/ PROVIN:/ FOEDER.7 BELG.AD / LEG. IMP.

Stempelsnijder: J.W. Marmé

(Dit stuk alleen bekend als proefslag in wit metaal) Russische vervalsing, met te lang zwaard

Russische vervalsing, met te lang zwaard

KN N K NUR

KNR

KNR

R

KNR KN KNR KNR KNR

NR KNR NR

(35)

*187a 187b 188.

188a

189

*190.

191.

192.

193.

194.

195.

195V 196.

197.

197V 1795 1795 1796 1796

1797 1798 1799 1800 1801 1802 1803 1803 1804 1805.

1805

Bataafse Republiek (1795-1806) Type XVII

Vrijwel evenwijdige, evenlange linten aan de pijlenbundel.

Dubbelomlijnd vierkant.

Muntmeester: J. S. van Naamen

Vz: CONCORDIA RES-PAR:CRES:TRA. (schild)

afslag Vz in koper

Muntmeester: G. J. L. du Marchie Servaas Ie bus 1797-1799

Stempelsnijder:H.deMeyer

afslag Vz. en Kz. op vierkant messing plaatje

PAR.CRES.

PAR:CRES:

PAR.

197Val805

Russische (?) vervalsing met rechter bovenstreep CRE:STRA:

aan de 5

K K KNR K

K N R K N R K N R KN K N R K N R

K N R K N R N K

co

UI

(36)

co

05

198.

199.

200.

200a 1806 1807 1808 1808/7

Koninkrijk Holland Type XVIII

Andere ridder, de voorzijde van het linker been en de romp lopen in één lijn door.

Muntmeester: G. J. L. du Marchie Servaas Stempelsnijder: H. de Meyer

CONCORDIA RES-PAR:CRES:TRA (schild) Kz: MO:ORD:/ PROVIN / FOEDER / BELG AD / LEG.IMP. KNR KN KNR

Van 1806 bestaan Russische vervalsingen o.a. herkenbaar aan te grote cijfers in het jaartal (Schulman 118a); van 1807 komen dergelijke vervalsingen voor, met een kromme 7 (Schulman 119b).

Pro memorie zij hier nog vermeld dat de te Utrecht geslagen dukaten van 1814,1815 en 1816, die buiten het bestek van deze studie vallen, nog dit omschrift hebben, met dezelfde tekst op de keerzijde.

(37)

Evenals bij mijn vorige artikelen over de Utrechtse munten, heb ik ook nu getracht de oorzaak op te sporen van de veranderingen in de munt.

Type I komt overeen met de Hollandse dukaat en is het werk van de stempelsniider- generaal Gerard van Bylaer uit Dordrecht.

Type II dankt zijn ontstaan aan de werkzaamheid van de Utrechtse stempelsnijder Nicolaas van de Vogelaer; deze tracht het voorbeeld zo goed mogelijk te volgen.

De Hongaarse dukaat is alleen in 1591 geslagen in 34.304 exemplaren, waarvan er 3 teruggevonden zijn. Het stempel is van N. v.d. Vogelaer.

Type III (overgang tussen type II en IV) is het werk van Arent van Nyevelt, die lang als assistent onder de vorige stempelsnijder in dienst was. Hij maakt voor het eerst een lint aan de pijlenbundel. Met hem werkt sinds 1634 als assistent Frederik van Vloock.

Type IV vertoont een slordigheid, die zijn weerga niet kent onder de Utrechtse stempels. Dit hebben we destijds ook bij de leeuwendaalders al gekenmerkt als het werk van Frederik van Vloock. Hij verandert het omschrift door het woord PARVAE voluit te schrijven. Aan wiens initiatief deze verandering te danken is weet ik niet.

Ook in Gelderland en Overijssel verandert in 1634 PAR in PARVAE. Arent van Nyevelt is ziekelijk en moet veel overlaten aan zijn assistent. In 1641 zien we voor het eerst woorden met de letters retrograad (NIVORP in plaats van PROVIN) en op het stuk nr.

42a lezen we BELGIA, als voorproefje van wat Van Vloock straks consequent zal doen. In 1642 worden nog 2 stempels met de afkorting PAR. gevonden.

Op 16 maart 1642 ontvangt Van Vloock zijn commissie als ijzersnijder. Vermoedelijk is hij sinds 1634 al als assistent werkzaam geweest bij Van Nyevelt. De benoeming van de assistenten is echter niet in de Commissieboeken te vinden.

Type V komt geheel voor de verantwoordelijkheid van Frederik van Vloock Hij tracht op de keerzijde de laatste 2 regels te veranderen in BELGIA AD/LEGEM IM wat op wisselende manieren mislukt Nog twee maal zien we retrograde woorden éénmaal een verkeerd verdeeld jaartah soms wordt een letter gewoon vergeten en veel letters zijn verminkt Vermoedelijk liet Van Vloock veel over aan zijn personeel interes- seerde het werk aan de munt hem maar weinig (hij was in die tijd deken van het Utrechtse goudsmidsgilde) en heeft hij ook daarom eind 1646 zijn ontslag genomen.

Op 14 januari 1647 wordt als zijn opvolger benoemd Roelof Wolfertszoon van Cuylenburgh

Type VI. Diens dukaat is veel fraaier uitgevoerd met regelmatig geplaatste letters.

Nr. 48, met de keerzijde nog van zijn voorganger, is een hybride.

Zoals we ook bij de andere Utrechtse munten zagen heeft Roelof een voorkeur voor de gladde binnencirkel. Hij laat deze voorkeur al gauw merken, dit is het voornaam- ste verschil tussen type VI en VII.

Type VIII is verklaarbaar door het optreden van Pieter van Cuylenburgh, die zijn vader opvolgt na diens dood (25 augustus 1673). Hij gebruikt eerst nog stempels van zijn vader, maar laat daarna de binnencirkel weg, hetgeen we ook-zagen op de rijksdaalders, zilveren dukaten en leeuwendaalders die hij sneed. In 1674 wordt Mr.

Adriaen van der Heyde benoemd tot muntmeester en hij voert als eerste in Utrecht een eigen teken, het paaslam. Dat is de oorsprong van type IX. Als hij in 1677 ontslag neemt is er nog geen opvolger, in 1678 blijft de betrekking vacant en wordt er niet gemunt. Pas in 1679 wordt Johan van Romond aangesteld die een rozet als muntmeestersteken voert en zo aanleiding geeft tot type X Na zijn dood op 26 februari 1710 krijgt zijn zoon Sibertus de opvolging maar in de dukaten verandert niets De stempelsnijder Pieter van Cuylenburgh sterft 2 augustus 1719 en wordt

97

(38)

opgevolgd doorzijn zoon Roelof. Deze is duidelijk minder bekwaam dan de vaderen grootvader. Zijn letters en muntteken zijn slordiger, maar de verschillen zijn te gering om van een ander type te spreken.

Type XI. Anders wordt het als Sibertus op 3 maart 1732 overlijdt. Zijn zoon Johan is pas 17 jaar en te jong om op te volgen. Daarom wordt naar een ander uitgekeken en op 20 maart 1732 wordt Hendrik Maurits Eyk aangesteld. Als muntmeestersteken laat hij een boompje plaatsen, ontleend aan zijn familiewapen dat in het onderste deel van het veld drie bomen vertoont. Zo ontstaat weer een nieuw type, dat zich overigens niet onderscheidt van type X. Op 10 september 1734 wordt hem op eigen verzoek ontslag verleend en met ingang van diezelfde datum wordt de nu net 20 geworden Johan van Romond benoemd. Deze huwt op 29 oktober 1736 met Alarda Comelia van Romond dochter van Diderik en Elisabeth Waterman. Zijn muntaktivi- teit was gering. Zijn enige dukaat, van 1735, is weer geheel van type X.

Type XII. In 1738 was Johan Ernst Novisadi benoemd. Hoewelzijn broer, muntmees- ter in Gelderland, wel een muntmeestersteken voerde, heeft Johan Ernst hiervan afgezien en ook de latere muntmeesters volgden voortaan dit Hollandse en Utrechtse gebruik.

Bovendien had de als stempelsnijder onbekwame Roelof van Cuylenburgh in 1737 zijn ontslag als stempelsnijder gekregen en de Staten van Utrecht benoemden in 1738 Cornelis van Swinderen tot zijn opvolger.

Men - naar ik aanneem de muntmeester - besloot nu de nieuwe muntslag aan te passen aan de in Holland al in 1672 ingevoerde „Nieuwe slag". Dit type XII blijft bestaan tot 1757, als Van Swinderen overlijdt. Eerst wordt dan Lorenz Natter benoemd (op 1 aprilr, mmar deze kreeg gl hetzelfde jaar op eigen verzoek ontslag (5 oktober 1757).

De dukaat van type XIII werd door mijn vader (Van der Wiel 8) toegeschreven aan deze stempelsnijder. Als dit juist is, moeten de opvolgers, Johann Conrad Marmé en diens zoon Johann Wilhelm, duivelskunstenaars geweest zijn in het imiteren. Het lijkt mij waarschijnlijker dat type XIII van de hand van Johann Conrad Marmé is, die in oktober 1757 in Utrecht begint te werken. Hij neemt zijn zoon mee als assistent.

Het type XIV is waarschijniijk al door de zoon gemaakt, want als vader in 1763 naar Kleef vertrekt verandert er in het stempel van de dukaat niets totdat in 1777 een andere ridder verschijnt. Dan verbetert Johann Wilhelm de stand van de rechter arm en ontstaat type XV. Waarom hij dan overgaat van een Arabische 1 op een Ro- meinse I in het jaartal wordt niet duidelijk, op de andere Utrechtse munten gebeurt dit niet.

Type XVI is ook van zijn hand en is weer een verbetering van het vorige type.

Bij type XVII zien we andere letters, die ik in mijn artikelen over de dukatons en zilveren dukaten al heb gekenmerkt als het handschrift van H. de Meyer. Het gemakkeiijkst is dit lettertype te herkennen aan de veel dikkere en gebogen eindhaal van de R.

Veel hierop lijkt type XVIII. In 1806 verandert De Meyer de tekening van de ridder, maar verder vertoont de munt nog steeds alle kenmerken van dezelfde stempelsnij- der, ook in de plaatsing van de klinknagels op het harnas. In 1795 werd Marmé ontslagen (om politieke redenen). Hij wordt weliswaar weer in zijn ambt hersteld naast De Meyer, maar maakt geen stempels meer voor de dukaten.

98

(39)

DUBBELE DUKAAT

Bij de ordonnantie van 1606 aangaande de gouden munten werd bepaald dat men ook dubbele dukaten mocht slaan. Paragraaf 6 van de ordonnantie luidt:

„Noch eenen dubbelden Nederlantschen Ducaet van vijf en dertig stukken in de snede, ende drie en twintig caraten acht greynen fijn gouts inde alloye int Troysche marq werks, ter remedie van eenen engelsche inden ghewichte ende van een greyn fijn gouts inden alloye int Troysche marq werk voorsz., die cours ende ganck hebben zal tot seven gulden ende twaelf stuyvers".

In modern nederlands uitgedrukt betekent dit dat een speling van 0.6% werd toege- staan op het wettelijk gewicht van 7.02 gram, en een speling van 0.3% op het wettelijk gehalte van 986%. goud.

De belangstelling voor de dubbele dukaat bleef voorlopig gering. In 1607 wordt in Overijssel een proef op dubbel gewicht geslagen. In 1612 volgt dan een kleine aanmunting in Friesland. Pas in 1645 begint in Holland de aanmaak van dubbele dukaten, in 1646 gevolgd door Zeeland. Utrecht begint in 1652, vier jaar later Gelderland. West-Friesland was de hekkesluiter, met een emissie in 1684. De steden Kampen, Zwolle en Deventer sloegen tussen 1650 en 1666 ook dubbele dukaten, maar dan op naam van de Duitse keizer.

Fig. 1

, „ aantallen

MuntvondstKosice(1679)

MuntvondstMoguilew(1675)

99

(40)

Dat tegen het einde van de 80-jarige oorlog opeens wel belangstelling voor de dubbele dukaat bestaat is te verklaren uit de toentertijd relatief lage prijs van het goud ten opzichte van het zilver. Er ontstond een grote export van gouden dukaten naar Noord- en Oost-Europa. De samenstelling van twee grote dukaten vondsten die van Moguilew (in West-Rusland) en die in Kosice (in Tjechoslowakije) spreken duidelijke taal. In figuur 1 heb ik de aantallen nan de enkele én dubbele eederlandse dukaten van beide vondsten per jaar opgeteld en in een grafiek qegeven We zien bij beide vondsten een scherp stijgende kromme die in 1644 beqint een hoge piek heeft in 1649 en in 1653 weer terug is op het,uitqangspunt Na 1730 worden de dubbele dukaten voor de export niet meer gevraaqd en beperkt men zich tot enkele dukaten

Ook de dubbele dukaat had geen vaste koers; in 1608 gold hij acht gulden, in 1615 twee stuivers meer, in 1653 Fl. 9,50, steeds afhankelijk van de goudprijs.

De voorzijde vertoont steeds dezelfde beeldenaar als de enkele dukaat, namelijk een staande geharnaste man van rechts gezien; in de rechter hand een zwaard, in de linker hand een pijlenbundel. In het omschrift staat achter de zinspreuk van de Republiek CONCORDIA RES PARVAE CRESCUNT de afgekorte provincienaam.

De keerzijde vertoont een met lofwerk omgeven vierkant, waarbinnen in vijf regels MO.AVR/PROVIN/CONFOE/BELG.AD/LEG.IMP (Moneta aurea provinciarum confoedera- tarum Belgicarum, gouden munt van de Verenigde Nederlandse Provinciën).

Merkwaardigerwijs verschilt deze tekst met die op de enkele dukaten, waar het opschrift begon met MO.ORDI. Sinds 1739 vertoont ook de dubbele dukaat dit op- schrift, zulks in navolging van Holland waar al in 1716 de dubbele dukaat hetzelfde opschrift kreeg als de enkele. Ook in Gelderland, Zeeland en West-Friesland be- stond aanvankelijk dit verschil in tekst.

Toen de dubbele dukaat zijn bestemming als export- en circulatiemunt verloor, zo omstreeks 1740, en ondertussen een nieuwe munttechniek leidde tot de veel fraai- ere geschroefde munten, kreeg de dubbele dukaat een heel andere funktie, namelijk die van geschenk- en pot-munt, te vergelijken met nieuwjaarspenningen als bijvoor- beeld de geliefde gouden scheepjesschellingen.

Het zijn dan voornamelijk de Utrechtse en Hollandse munt die de aanmaak voortzet- ten.

De langste serie is die van Utrecht. Een overzicht van de totale slag in de verschil- lende provincies vindt men in onderstaande tabel, (tabel 3).

Daarna volgt een beschrijving van de bekend geworden dubbele dukaten, met alle waargenomen varianten. Vooral in de achttiende eeuw is die variatie minimaal, ten dele veroorzaakt door het geringe aantal bewaard gebleven stukken, maar zeker ook doordat er steeds kleine hoeveelheden geslagen werden en men geen stempels behoefde te vernieuwen.

Van de jaren 1660, 1694, 1695 en 1696 heb ik geen exemplaar gezien, maar het bestaan wordt door betrouwbare bronnen vermeld. Ik heb van deze jaartallen geen volledige gegevens over de interpunctie en liet de tekst daarom weg.

De stempels van Van Swinderen (nr. 28 - nr. 47) hebben op de keerzijde soms de interpunctie vrijwel opgenomen in de rechter zijde van het vierkant, zodat op het eerste gezicht de schijn gewekt wordt dat een dubbele punt of punt ontbreekt.

100

(41)

Gel 1612 1645 6 7 8 9 1650 1 2 3 4 5 6 X 7 8 X 9 x 1660

1 X

Hol W-F Zee Utr Fri Dev Kam Zwo

2 3 4 5 6 7 a 9 1670 1 2 3 4 5 6 7 8

1680 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1690 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1700

X

X X X X X X X X X X X X X X X

X X X X X X

X X X X X X

Gel Hol W-F Zee Utr 1701

2

3 X 4 X 5

6 X 7

8 9 1710 1 2 3 4 5 X 6 7 8 9 1720 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1730 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1740 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1750 1 2 3 4 5 6 X 7 8 9 X 1760 X

X X

X

Gel 1761 x

2 3 4 5 6 7 8 9 1770 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1780 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1790 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1800 1 2 3 4 5 6 7 8

Hol W-F Utr X ) X X X X X X X X X X X

X X X X X X

X X X

X

x

101

X

X X

X

X

X X

X X

X X

X X

X

X X

X X

X X X

X

X

X

X

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

61 ARA 2.10.45.01 doss.. Ik heb geen opgave aangetroffen van de stempelkosten voor de cent en de halve cent. Toch moeten in 1941 moederstempels zijn aangemaakt want er zijn

Van Gelder weet de lezer er met weinig woorden van te overtuigen dat de aan Luxemburg toegeschreven munten in Leeuwarden vervaardigd moeten zijn: een

De€ aanwezigheid€ van€ enkele€ onverwachte€ munten€ in€ een€ schat€ met€ een€ om- vang€ als€ die€ van€ Nieuwerkerken€ hoe﬇€ geen€ verwondering€ te€ wekken.€ Hoe€

[2] De taal van de omschri﬇en van de tweede en derde bestelling kon niet meer worden ach- terhaald – de archieven van de Heaton Mint werden tijdens WO II gedeeltelijk vernield door een

Zowel CDA-minister van Financiën – en mogelijk volgende partijleider – Wopke Hoekstra als VVD- premier Mark Rutte willen de open grenzen (‘Schengen’) met Oost-Europa

b. Het is bekend, zowel uit oorkonden als uit vondsten, dat in de 12e eeuw in de Friese landen penningen werden geslagen van zeer primitieve makelij, die nog niet de helft van

Daaronder twee met rozetakken omslingerde brandende fakkels, die elkaar kruisen achter twee brandende, door een lint verbonden, harten. 1, maar het ornament bovenaan en de

Zeker stammen de hier afgebeelde stukken (t.z.p., onderste rij) uit deze periode, de eerste twee zelfs bepaal- delijk uit de jaren 310—308, toen tijdens Agathokles' veldtocht