• No results found

Jaarboek. voor Munt- en Penningkunde. Heruitgave van de Tydschriflen ( ) en de ]aarboeken ( ) voor Munt- en Penm'ngkunde.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Jaarboek. voor Munt- en Penningkunde. Heruitgave van de Tydschriflen ( ) en de ]aarboeken ( ) voor Munt- en Penm'ngkunde."

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Jaarboek

voor

Munt- en Penningkunde

Heruitgave van de Tydschriflen (1893-1914)

en de ]aarboeken (1914-2004) voor Munt- en Penm'ngkunde

jAARBOEK

MUNT- EN P~NNoRlNGKUNDE

92 2005

Koninklijk Nederlands Genootschap voor Munt- en Penningkunde

Amsterdam

(2)

Enige bespiegelingen bij bet verschijnen van een gedigitaliseerde versie van de reeks Tijdschriften en Jaarboeken

WILLEM VAN D EN NI E UW EN H O F

Inleiding

"Reeds vele jaren werd door nederlandsche numismatici de wenschelijkheid besproken, ook in ons vaderland een Mum- en Penningkundig Genootschap te stichren, maar hoewel men er algemeen over eens was, dar de bevordering onzer Wetenschap hierbij veel zoude winnen, bleef deze wensch onvervuld." Zo luidt de eerste zin van de eerste aflevering van bet Tijd- schrift, geschreven re Leiden in augustus 1892 door de eerste voorzitter van ons Genootschap Th. M. Roest, en gedrukt bij Born re Amsterdam in 1893.

Met bet verschijnen van de digirale uitgave van de volledige reeks van Tijdschrifr en Jaarboek wordt ook een lang gekoesterde en veel besproken wens van numismatisch Nederland vervuld.

Een digitale versie van de reeks van Jaarboeken en Tijdschriften van 1893 tot heden, dat bete- kent meet dan een eeuw van bet beste dat de Nederlandse numismatiek te bieden heeft beschikbaar op een schijfje. Met enkele toetsaanslagen kunnen wij anno 2008 onszelf toegang verscbaffen tot de verste uithoeken van al dir moois. Her zal de bewondering voor de reuzen op wiens schouders wij staan alleen doen roenemen. Zij moesten bet immers stellen zonder onze moderne hulpmiddelen. In 1893 was er nauwelijks nog elektriscbe verlichting, zodar her simpelweg lezen in de wintermaanden al betrekkelijk lastig was. Her uitwisselen van kennis was zeer tijdrovend. Nu hebben wij telefoon en email tot onze beschikking, en raadplegen wij openbare informatie via internet. Toen werd volgens strakke sociale regels gecorrespondeerd, of men maakte een meerdaagse binnenlandse reis om een collega te bezoeken of een museum- collectie te bestuderen. De serieuze numismatiek was in de jaren voor de Tweede Wereld- oorlog dan ook slechts weggelegd voor de "happy few". Her ledental van her Genootschap varieerde tussen de 50 en de 150. De oplages van bet Jaarboek waren klein. Hoewel bet nu binnen alle lagen van de bevolking mogelijk is om serieus met de numismatiek bezig re zijn is bet bezit van een complete reeks Jaarboeken en Tijdschrifren daardoor ook nu nog slechrs voor een enkeling weggelegd. Met deze uitgave zullen al onze !eden zonder naar de bibliotheek van bet Geldmuseum te reizen, kunnen beschikken over de reeks Tijdschrifren en Jaarboeken van 1893 tot en met 2004.

Her is onmogelijk om in artikel een volledig beeld re schetsen van de reeks. Ook is dit artikel niet bedoeld als gebruikershandleiding. Bij bet schrijven van deze inleiding bij de gedigitaliseerde reeks kon uiteraard nog niet beschikr Worden over her gedigitaliseerde eindre- sultaat dat u als lezer nu ter beschikking staat. Aan de andere kant hebben digitale middelen bij bet zoeken naar informatie ook weer bun beperkingen: zonder de juiste vraag re stellen wordt niet alle gezochte informatie gevonden. Hier wordt daarom een persoonlijke impressie gegeven met daarbij Wat opmerkingen bij enkele artikelen die ik als pareltjes beschouw. Daar- naast zal ik stilstaan bij de dimensies van de reeks: aantallen. Dar kunt u met onze digitale informatiedrager ook, maar dar kost waarschijnlijk veel hoofdbrekens en slechts liefhebbers

(3)

van rekenen en rellen zullen zich hieraan wagen. War voorlopig ook moeilijk re digiraliseren valr, zijn de eigenaardigheden van de Nederlander in de eenentwintigste eeuw. Blijkens hergeen onze moderne media aan amusement en informatie verspreiden zijn wij dol op rijrjes (top rien top veerrig, top 2000 enzovoorrs) en nieuwtjes van en over BN-els. Bekende Numis- maren te over in onze reeks, dus Jar onderwerp komt bier ruimschoors aan bod. We hebben een top tien van meest productieve numismaten en we vroegen een aanral Bekende Numisma- ten van deze rijd om bun top drie van artikelen uir de reeks. Bij her honderdjarige besraan van her Genootschap (Jaarboek 79, 1992) weld door Nasrer aandachr besreed aan de medewerking van Nederlandse numismaren aan her Belgisch rijdschrifr voor de numismatiek. Reeds in de eerste af[evering van her Tijdschrifr is een bijdrage van de bekende Belgische numismaar Alphonse de Wirre re vinden. In dir arrikel is Jan ook aandacht voor enkele Belgische numis- maten die publiceerden in Tijdschrift en Jaarboek. Ook is er aandachr voor de diverse onder- werpen binnen de numismatiek en verschuivingen qua verdeling van de belangsrelling russen deze onderwerpen. Dir laatste wordr verbreed naar her uiterlijk van - en modeverschijnselen

en trends waarneembaar in Tijdschrifr en Jaarboek. Mer dir alles wordt beoogd de lezer Wat verrassende invalshoeken te bieden in bet Tijdschrifr en her Jaarboek voor Munr- en Peruling- kunde die ik bierna voor her gemak met "Jaarboek" zal aanduiden.

Dimensies van de reeks

Hoewel we her Jaarboek zijn aangeland bij 2004, bestrijkr de reeks een periode van 1893 tot 2008. Dar zijn honderdzestien jaren Nederlandse numismatiek. Her aanral aureurs (1893- 2004) bedraagr 231.1 Her Tijdschrifr verscheen van 1893 tor en mer her eersre kwarraal van 1914 in vier af[everingen per jaar. Vanaf 1914 verscheen her Jaarboek, in her algemeen jaarlijks band. Er waren uirzonderingen: de oorlogsjaren brachren mer zich mee dar her Jaarboek niet meer kon verschijnen. Na de oorlog weld Jar ingebaald met een Jaarboek 1943-1945. In de jaren zevenrig (1975-1977) is nog een band verschenen die drie Hummers besloeg. Dub-

belnummers waren er zes: 1965/1966, 1969/1970, 1971/1972, 1973/1974, 1978/1979 en 1997/1998. Vijf maal weld een Jaarboek over twee banden verdeeld. Dar gebeurde mer de Jaarboeken van 1948, 1949, 1950, 1953 en 1992. De jaren 1946 en 1947 werden samen over twee banden verdeeld. Dar maakt 177 banden in rotaal. Her aantal gedrukre bladzijden is nauwelijks te becijferen. Voor 1975 werden de platen niet doorlopend met de rekst genum- meld. In de perioden van 1975 tot en mer 2004 werden alleen al 4895 pagina's drukwerk geproduceerd. Her rotaal aantal paginas drukwerk van de reeks bedraagr 19.300. 2

Dar bet aantal artikelen zeer groor is zal niemand verbazen. Tel ik de reguliere artikelen uit bet overzichr van Dick Palmer uir jaarboek 1992 op bij bet roraal aantal artikelen verschenen van 1993 tor en met 2004, dan kom ik op 1244 stukken. Purmer neemt verreweg de meeste artikelen met betrekking rot personalia en muntvondsren nier mee in zijn overzichr op auteurs- naam.3 Dir zijn respecrievelijk 78 en 286 artikelen. Aldus cijferend komt her rotaal op 1608.

Dir aanral is tor stand gekomen door de index op auteursnaam van Dick Purmer in her Jaarboek 1992 re nemen en vervolgens voor de jaargangen 1993-2003 alle arrikelen re bekijken. Dir leverr een aanral op van 210. Purmer heefr de meesre beschrijvingen van munrvondsren, necrologieen en personalia niet meegenomen in zijn overzichr. Nemen de we de beschrijvingen van munrvondsren mee, dan komen er nog 16 aureurs bij. De necrologien en personalia leveren

nog cells 5 nieuwe auteursnamen op.

2 Opgave van Theo Nissen na afronding van her scanwerk

3 De munrvondsren "algemeen" komen deels we[ terug in dir overzichr. Deze categoric beslaar 8 arrikelen waarvan er bier om dubbeltelling re voorkomen slechts vijf zijn meegenomen in de rubriek"muntvondsren".

(4)

Voorzichtigheidshalve rekening houdend met een mogelijke dubbeltelling door de geko- Zen telwijze kan in ieder geval vastgesteld Worden dat de totale reeks meer dan 1500 artikelen omvat.

Startend met bet Jaarboek 1975-1977 en eindigend met bet Jaarboek 2000 is de omslag in eenvoudig lichtblauw papier uitgevoerd. ledere aflevering kent een afbeelding op de voorzijde die verwijst naar de inhoud van die aHevering. Met ingang van bet Jaarboek 2001 wordt gebruik gemaakt van de huidige glanzende diepblauwe uitvoering van de kaft. De druk is Jan inmiddels al een aantal jaren ondergebracht bij Peeters/Orintaliste in Leuven. De gewoonte om bij iedere aflevering een specifieke afbeelding op de kaft mee te geven blijft gehandhaafd.

De auteurs

Dan de complete reeks van 1893 tot en met 2004 hebben - zoals eerder vermeld - 231 auteurs

~meegewerkt. Meer dan de helft daarvan droeg slechts 1 artikel bij aan de reeks. De eerder aangehaalde beer Roest had als eerste voorzitter van her genootschap bet voorrecht om de

B.J. VAN DER VF.EN, Concordia res parvae crescunr', De Bee Gar 26 (2002) 177-179.

(5)

reeks te openen. Daarna verschenen er nog,acht reguliere artikelen van zijn hand. Hij schreef de necrologien van A.A. Looijen en

A.J.

Ensched. Ook in de rubriek muntvondsten komt zijn naam twee keer voor als auteur. Zijn laatste artikel verscheen in her Tijdschrifr in 1898.

In diezelfde jaargang is zijn eigen necrologie te vinden van de hand van Marie G.A. de Man.

Met Marie de Man kom ik meteen op n van de in de inleiding genoemde trends van her begin van de eenentwintigste eeuw: een voorkeur voor her maken van ranglijsrjes.

Een top tien van auteurs

Marie de Man voert in her overzicht van auteurs op alfabet de ranglijsr aan met maar liefsr 140 artikelen.5 Hoewel H. Enno van Gelder in dir overzicht met "slechrs" 85 artikelen de derde plaars inneemt meen ik hem toch op nummer te moeten plaatsen. Van de 286 artikelen waarin muntvondsten Worden beschreven, staan er 107 op zijn naam. Dar betekenr dar Van Gelder een kleine 200 bijdragen heeft geschreven voor her jaarboek. De Man neemt de tweede plaats in met ruim 150 artikelen. Naasr haar reguliere artikelen zijn er enkele necrolo- gie en beschrijvingen van muntvondsten van haar in de reeks te vinden. Op nummer drie vinden we WK.F. Zwierzina met 128 artikelen. Aug. Sassen en A.O. van Kerkwijk, respectie- velijk nummer vier en vijf, zijn ieder goed voor zon 80 artikelen. Nummer 10, M.W. Snoeck schreef 35 artikelen. Hieronder vind u de "top tien aller tijden" met tussen haakjes de jaar- tallen van de eerste en de (tot nu toe) laatste publicatie in her Jaarboek.

1. H.Enno van Gelder (1942-1995) 2. M.G.A. de Man (1893-1938) 3. W.K.F. Zwierzina (1896-1942) 4. A. Sassen (1895-1913)

5. A.O. van Kerkwijk (1908-1958)

6. A.N. Zadoks-Josephus Jitta (1948-1979) 7.

J.E.

tel Gouw (1893-1913)

8. M.A. Snoeck (1893-1908) 9. G. van der Meer (1957-2002) 10. M.W. Snoeck (1895-1941)

Net buiten de top tien vallen M. Schulman,

H.J.

van der Wiel en H.W. Jacobi die ieder meer dan 20 artikelen publiceerden in de reeks.

Bekende Belgen

Onder de auteurs in ons Jaarboek treffen we ook enkele bekende Belgische beoefenaars der numismatiek aan. Ik noem bier G. Cumont

J.

de Chestret de Haneffe, B. de Jonghe en A. de Witre, groorheden bij onze zuiderburen maar in ons land relatief onbekend. Toch lever- den zij belangrijke bijdragen aan de Nederlandse numismatiek. Voor een klein deel zijn die re vinden in deze reeks.

Jules, Baron de Chestret de Haneffe, bij leven erevoorzitter van her Koninklijk Belgisch Genootschap voor Numismatiek, werd geboren re Luik op 4 december 1833.6 Daar overleed hij ook op 10 September 1909. Al op jonge leeftijd raakte hij ge-inreresseerd in de numisma- tick. Zijn huwelijk in 1857 met Mathilde de Wae d'Hermaille deed hem op her platteland nabij Maastrichr belanden. Na vijf huwelijksjaren kwam zijn jonge vrouw te overlijden.

Chestrer de Haneffe bleef achrer met drie jonge kinderen. In deze moeilijke periode kruiste zijn weg die van Joseph Habets, vicaris van Berg en Terblijr. Deze geestelijke publiceerde met regelmaat over de historic van de streek. Zijn enthousiasme werkte aanstekelijk. Chestrer de

s JMP 79 (1992) 124-189

6 Gegevens deels ontleend aan L. NAvEAU, N rologie, R e Bee de Numi`smatique (RBN) 66 (1910) 73-79

(6)

Haneffe verdiepte zich als geen ander in de numismatiek en de historic van bet prinsbisdom Luik en bet Maasland, met als resultaat een groot aantalpublicaties waarvan er ook nu nog een aantal de standaard voor bet betreffende onder- werp zijn. In 1887 deed hij zijn Numismatique de la Prin- cipaut de Lige et de ses dendances (Bouillon, Looz) bet licht zien. Meer dan honderd jaar is dit bet standaardwerk op bet gebied van de numismatiek van bet Prinsbisdom Luik geweest. Daarbij mag niet vergeten Worden dat de

~muntslag van dit vorstendom deels op bet grondgebied van bet huidige Nederland plaatsvond (Maastricht, Sim Pieter). Later volgt in de Revue Beige de Numismatique een standaardwerk over de muntslag van Stavelot.7 Daarnaast publiceerde Cbestret de Haneffe onder andere over Grons- veld en over de muntslag van Obbicht en Grevenbicht.8

Voor onze reeks schreef Chestret de Haneffe een kort arti- keldat in 1894 in bet Tijdscbrift verscheen.9 Hierin zwen- gelt hij een discussie aan over bet nut van de wet van Archi-

m.edLesl bijlde bePaiing anJ h _Igehal,. _Ice van muten' Omldit Baron Jules de Chestret artlKel, te lezen, moest IK ac olaazlJlaen vanl mlJ xemPlar de Haneffe (bron: Geldmuseum, van ac tweeae Jaargang vlerae anevenng IossmJaen, zouat Utrecht)

op 2 februari 2008, II 4 jaar na bet afdrukken van bet arti- v ~ ~

kel, voor bet eerst bet drukwerk ontvouwd werd voor en door een lezer. Laten we hopen dat digitale ontsluiting bet gebruik van de artikelen laat toenemen.

Georges Cumont advocaat van beroep, was lid van bet Koninklijk Belgisch Genootschap voor Numismatiek van 1882 tot in 1913. Her aantal gewone }eden ("membres effectifs") was in die tijd beperkt tot een maximum van 35. Cumont publiceerde veelvuldig en over uiteen- lopende onderwerpen in de Revue Beige de Numismatique, onder andere over de nit Den Bosch afkomstige medailleur Theodoor van Berckeilo. Deze was lang verbonden aan de mum te Brussel. De stempels voor de prachtige munten van de Brabantse opstand (1790) waren van zijn hand. Cumont scheef ook over Jeanne van Merwede, dame van Stein en Gerdingen , trienten geslagen te Maastricht en goudstukken van Jeanne van Brabant.II Onze reeks ver- rijkte hij met vier artikelen verschenen in de periode 1894-1902, alien met betrekking tot de middeleeuwse muntslag in de Nederlanden.12

Alphonse deWitte publiceerde maar liefst dertien artikelen in bet Jaarboek in de periode 1893- 1914. Twee maal schreef hij over munten geslagen op her grondgebied van bet moderne Belgi bestemd voor bet noorden: mijten voor Utrecht geslagen re Antwerpen (1537-1539) en Gelderse munten geslagen te Mechelen (I492-1494). Daarnaast schreef hij een reeks artikelen

7

RBN 48 (1892) 176-210

8

RBN 51(1895) 5-23

9

TMP 2 (1894) 208-211

lo RBN 43 (1887) 205-219, RBN 45 (1889) 271-294, 472-473 en 580-586, RBN 50 (1894) 76-77, RBN 52 (1896) 135-136

ll Rcspectievelijk RBN 38 (1882), RBN 41 (1885) 70-76 en RBN 52 (1896) 245-246 Ia TMP 2 (1894) 63-76 en 190-198, TMP 10 (1902) 37-48 en 197-246

(7)

Alphonse de Wine vicomtc Baudouin de Jonghe (bron: Geldmuseum, Utrecht) (bron: Geldmuseum, Utrecht)

over Brabantse rekenpenningen. Blijkens de necrologie in bet Jaarboek, geschreven door Van Kerkwijk (1916) is de laatste numismatische studie van De Wirre verschenen in ons Jaarboek van 1914 met als titel: "Etiquettes de changeur" (191 4).13 DeWitte richtre in 1901 samen met De Dompierre de Chaufepi de Nederlandsch-Belgische Vereeniging der Vrienden van de Medaille als Kunstwerk op. Samenvattend was DeWitre een actief bevorderaar van de belang- srelling voor de numismatiek in de ruimste zin van bet woord in Belgi en Nederland. Hij hield zich bezig met de studie van oude en nieuwe munten en penningen, was actief in bet numismatisch verenigingsleven in Belgi en Nederland en publiceerde diepgaande studies.

Zijn belangrijkste werk, Histoire Monaire Jes comtes de Louvain, dues de Brabant et mar- quis du Saint Empire Romain (1894-1899) geldt nog steeds als bet standaardwerk over de Brabantse muntslag.

De vierde en laatste Belg die ik bier behandel, vicomte Baudouin de Jonghe (1842-1925), was van 1889 tot 1925 (ere-)voorzitter van bet Koninklijk Belgisch Genootschap voor Numis- matiek. Hij publiceerde russen 1866 en 1924 een lange reeks artikelen in de Revue Beige de Numismatique. Een niet onaanzienlijk deel hiervan heeft betrekking op Nederlandse munten (Thorn Gronsveld, Batenburg en 's-Heerenberg). Onze reeks verrijkte hij met een zevental artikelen, verschenen van 1893 tot en met 1899. Deze artikelen verrijkten met name de kennis in Nederland van de Brabanrse muntslag te Den Bosch en Maastrichr, maar ook Baten- burg en Stevensweert waren voor hem onderwerp van studie. Zijn bibliografie relde maar liefst 97 nummers.l4 De Jonghe was vanaf de oprichting van her Genootschap buitenlands lid.

In 1894 weld hij tot erelid benoemd. 15

De onderwerpen

De onderwerpen in de reeks zijn zeer divers. De richtlijn die de Jaarboekcommissie anno 2008 hanteert dekr heel aardig de lading, ook als we de hele periode van 116 jaar overzien. Deze richtlijn is verwoord in bet artikel 1 lid 2 van her reglement van de Jaarboekcommissie: "Her

15 }MP 3 (1916) 192-193

I RBN 77 (1925) 141-145

I s De Beeldenaar 16 (1992) 17-18

(8)

Jaarboek bevat of meer op wetenschappelijke leest geschoeide artikelen met vernieuwende inzichten op her gebied van de numismatiek en de geldgeschiedenis met de nadruk op de Nederlanden in de breedste zin van bet woord." Er zijn artikelen gepubliceerd in bet jaarboek over de klassieke numismatiek. Daarbij was er echter vrijwel steeds een verbinding cc leggen met Nederland. Zo werden er muncen ult Nederlandse verzamelingen beschreven, of munten afkomstig ult vondsten in Nederland. Ook de numismatiek van bet prinsdom Orange is meer- Jere malen onderwerp van studie geweest. Hier lig de connectie met de Nederlanden in bet vorstenhuis. Her Jaarboek 2004 heefc Acjeh als onderwerp. Dir heeft Jan weer cc maken met bet koloniale verleden van ons land. Het gaat in her Jaarboek over munten en penningen: van de vroegste tijden tot heden. Maar ook over bankbiljeccen, bet betalingsverkeer in vroeger tijden, de muntproductie en techniek: her hele brede terrein Jar de numismatiek bestrijkt.

Er Worden objecten beschreven, maar er wordt ook geschreven over mensen die iets over muncen geschreven hebben. Dir laatste verschijnsel, dac ik de benaming metanumismatiek zou wHlen geven, neemt soms extreme vormen aan. Zo schreef Gay van de Meer een artikel over de prijsvragen die Teylers Tweede Genootschap in de loop def jaren (vanaf de cweede helfc van de achttiende eeuw) uitschreef, en de reacties daarop. 16 Op bet verschijnsel necrologie, ook te plaatsen onder de noemer metanumismatiek, kom ik later terug. Hier zou ik kart sci} willen staan bij de meest directe norm van numismatiek. In mijn ogen is Jar her verhaal nit eerste hand. Een bijzonder verschijnsel binnen de reeks Jaarboeken zijn de artikelen van muntmees- tels over bun eigen muntbedrijf. C. Hoitsema was de eerste muntmeester die (in 1906) publi- ceerde in bet jaarboek. Hij beschreef de werking van de in zijn opdracht bij de Nederlandsche Instrumentenfabriek vervaardigde "muntrelief-meter". 17 Uitgebreid wordt aandacht besteed aan de beperkingen die de eisen aan her muntrelif opleggen aan de stempelsnijder. Aan de hand van metingen verrichc aan munten van de Bourgondische periode tot aan de munten geslagen met de stempels ontworpen door P. Pander illustreert hij her belang van bet juiste relif en de koppeling met de gehanceerde productiemethode. Later was her met name

J.WA

van Henge! (muntmeester in de periode 1942-1969, met een onderbreking tijdens de oorlogsjaren) die uitgebreid schreef over de gebeurtenissen bij de Koninklijke Nederlandse Mum waar hij bij betrokken was. Van zijn hand verschenen negen arcikelen in her Jaarboek. Het laatste daarvan verscheen postuum in bet Jaarboek 1971/1972. Hierin beschrijft Van Henge} de geschiedenis van bet Ncdcrlandse muncwezen van 1937 tot 1967. Her voorbeeld van Van Hengel werd gevolgd door Van den Brandhof (muntmeester 1969-1979) en Chr. Van Draanen (muntmees- tel 1988-1999). In prettig leesbare stijl beschrijft de laatste de historic van de munt gedurende een bewogen periode: hoe de munt weld geprivatiseerd en ijverde voor uitbreiding van de handel en hoe de invoering van de euro weld voorbereid. De man is overigens ook een begena- digd spreker. Tijdens de najaarsvergadering van bet genootschap in 2007 wist hij zijn gehoor te boeien met een lezing over de historic van her Muncgebouw waarin de Koninkll'jke Neder- landse Munt en bet Geldmuseum zijn gevestigd. De ervaring opgedaan met de privatisering blijkc er mede toe bijgedragen cc hebben dat her Geldmuseum in Utrecht is gevestigd.

Trends

Niet alleen de uiterlijke verschx'jningsvorm ook de inhoud van her Jaarboek is aan verandering onderhevig. Zo is er een trend waarneembaar in de omvang van de artikelen. Waar in de eerste twee jaren van bet Tijdschrift (1893- 1894) 55 artikelen geplaatst werden (dus 27 l/2 gemid- deld per jaargang), waren dac er in de jaren '70 en '80 nog slechcs 9 per jaargang. In de jaren '90

16 JMP 81 (1994) 199-213

I7 TMP 14 (1906) 37-44

(9)

daalde dit aantal naar 6. Vanaf 2000 bevatte de Jaarboeken gemiddeld nog maar 4 artikelen.

Her aantal bladzijden is ook afgenomen, maar veel minder sterk dan bet aantal artikelen. De eerste jaargangen besloegen zon 250 pagina's. De laatste 10 jaren bevatten gemiddeld 170 bladzijden. De artikelen zlj~ n dus }anger geworden~ De laatste jaren komt er geregeld een monografie voor in de reeks, te beginnen met de Noord-Nederlandse muntgewichten door Arent Pol (1989).

In de beginjaren (tot en met 1913) kenden we een tijdschrift dat vier maal per jaar verscheen.

Dit bracht met zich mee dat er regelmatig korte artikelen verschenen die actualiteitswaarde bezaten, zeals necrologien. Na de oorlog vonden korte artikelen en zaken de personalia betreffend vooral bun weg via De Geuzenpemling en De Beeldenaar. Van de kleine 70 necro- logicn die verschenen in Tijdschrift en Jaarboek, verscheen bet overgrote deel voor de oorlog in de reeks. Na 1950 wordt er nog slechts stilgestaan bij bet overlijden van Dr. P. Schlemper die als voorzitter in bet llamas overleed in her jaar van bet 75-jarig bestaan en bij bet over- lijden van Dr. H. Enno van Gelder, nummer n in onze top tien aller tijden. Muntvondsten hebben altijd de aandacht gehad in de reeks. Wei kan gesteld Worden dat de in de actieve periode van Van Gelder en zijn opvolger als directeur van bet Koninklijk Penningkabinet, H. Jacobi, er relatief veel vondstbeschrijvingen werden gepubliceerd. Sinds de jaren '80 is bet aantal vondstbeschrijvingen sterk teruggelopen.

Ook bet gebruik van de modeme talen is drastisch gewijzigd. Vanaf de eerste jaren kwam bet met regelmaat voor dat artikelen in bet Frans, Engels of Duits werden geschreven. In de eerste twee jaargangen werd naast bet Nederlands slechts bet Frans gebezigd, en Wei in meer dan 4O% van de artikelen. De laatste jaren neemt bet gebruik van bet Engels toe. In de jaren '70, '80 en '90 waren slechts enkele procenten van de stukken in bet Engels. Vanaf 2000 is een kwart van de artikelen in bet Engels geschreven. De Duitse taal blijft met enige regelmaat terugkomen. Her vooralsnog laatste artikel in bet Frans is in Jaarboek 1984 te vinden~

De persoonlijke top drie van Bekende Numismaten

Hoe beleven Bekende Numismaten bet Jaarboek en Wat zijn bun favorieten? Dat zijn natuur- }ijk vragen die bij je opkomen als je geconfronteerd wordt met meet dan honderd jaar Neder- landse numismatiek op schijf. Zelf vind ik bet altijd aardig om lets te lezen over de gemeenschap van munt- en penningkundigen. Her Jaarboek 1992 met artikelen naar aanlei- ding van bet honderdjarig bestaan van bet Koninklijk Genootschap voor Munt- en Pealling- kunde is daarom van mijn favorieten. Hierin wordt de historic van bet genootschap geschetst en vinden we een beschrijving van de Nederlandse bijdragen en bijdragers aan de Revue Beige voorafgaand aan de introductie van bet Tijdschrift. Her Jaarboek 1992 is mijn nummer drie. In bet Jaarboek 1980 bevindt zich echter mijn Hummer . H. Enno van Gelder lost in een artikel van maar twee paginas twee raadsels nit de numismatiek op. Waarom zijn de munten van bet munthuis dat onder Karel V heropend werd in Leeuwarden nooit teruggevonden, waar zij toch in betrekkelijk grote hoeveelheden geslagen zijn, en waarom is er niets in de archieven te vinden rondom de activiteiten van bet Luxemburgse munthuis in dezelfde periode? Van Gelder weet de lezer er met weinig woorden van te overtuigen dat de aan Luxemburg toegeschreven munten in Leeuwarden vervaardigd moeten zijn: een klein juweeltje, dit artikel.18 Op Hummer twee komt voor mij een artikel nit mijn geboortejaar

Is JMP 67 (1980) 217-218

10

(10)

1960. De Meijer beschrijft in dit artikel de sredelijke muntslag van Roermond. Als tiener belandde ik rijdens mijn eerste buitenlandse reis zonder mijn anders in Mtj[nchen, waar ik in de directe omgeving van her Hofbrauhaus een munthandel ontdekte. De eigenaar die naar aanleiding van mijn vragen begreep dar ik "aus Holland" afkomstig was, hood mij een Neder- lands exemplaar van Mein Kampf re koop aan, dar hij onder de toonbank vandaan haalde.

Geschokt wees ik her aanbod van de hand. Wei kocht ik bet oordje van Roermond dar ik in zijn voorraad aantrof. Toen ik voor her eerst gevraagd werd om voor de Numismatische Kring Brabant een lezing re verzorgen, koos ik ervoor om de stedelijke muntslag van Roermond te behandelen. Her eerste, "foute", muntje had inmiddels gezelschap gekregen van een aantal op meer kosjere wijze verworven exemplaren, maar achreraf denk ik roch dat de zelfkastijding die de voorbereiding van de lezing vormde, nodig was om met mezelf in her reine te komen.

De Meijer heeft ervoor gezorgd dar de kwelling binnen de perken bleef. Her artikel is nog steeds de standaard voor de stedelijke munten van Roermond. Dar zijn zo mijn bespiegelingen en voorkeuren, maar hoe kunnen anderen nu mijn blik op de reeks verruimen, Wat zijn bun voorkeuren en waarom? Her leek mij aardig om een willekeurige groep Bekende Numismaten re vragen war bun top drie is. De keuze van de numismaren is volstrekt willekeurig, zij bet dat ze allemaal op de of andere mauler, door bestuurlijke activiteiten, lezingen, puhlicaties of langjarige opvallende aanwezigheid bij evenemenren, een zekere bekendheid genieren onder numismaten. Een aantal van hen liep ik de laatste weken voorafgaand aan deze publicatie gewoon tegen bet lijf. Van selectie was geen sprake. Er zijn ongetwijfeld numismaten die her predikaat BN-er nog meet verdienen. Indien u uw favoriere BN-'er mist, zegt dar niets over de waardering van uw favoriet, maar alles over de gemakzuchr van de auteur.

Jan

van der Wis

Jan van der Wis (1938), voorzirrer van ons Genootschap en lid sinds 1964, heefr grate moeite met de beanrwoording van de vraag. Hij bezit een nagenoeg volledige reeks en raadpleegr die met grate regelmaar. "De torale reeks is voor mij een soort numismatische encyclopedie, bran en uitgangspunt voor verder onderzoek." Geen top drie van Van der Wis dus. Ondanks zijn argumenren denk ik dar hij als voorzitter gewoon geen partij wil kiezen. Maar hij merkt nog wel fijntjes op, dat hij bet artikel van Puister over Groningse stedelijke munten bet meest heefr geraadpleegd.19 Dus uiteindelijk gaar er niers haven Groningen. We kunnen bet hem verge- ven: sinds 1956 is hij lid van de numismatische kring van die scad.

Janjaap Luijt

Janjaap Luijr (1966) is hoofdredacteur van De Beeldenaar. Zijn uiterst lezenswaardige columns geven dir blad extra kleur. Gevraagd naar zijn top drie reageert hij met een stukje dat typerend is voor hem. Daarom wordr bet bier vrijwel integraal afgedrukt.

Een sombere zondagmiddag word ik benaderd als Bekende Numismaat met de vraag "zou jij een top drie van artikelen uit de serie Tijdschrifren en Jaarboeken van bet Genootschap met een korre toelichting willen geven?". Ik noel mij zeer vereerd. Her streelr immers ieders ego, als je gekwalificeerd wordt als bekend. Ik neem de opdrachr dus graag aan. De voor mij belang- rijkste bijdragen. . .Ik realiseer me te laat waar ik "ja" op heb gezegd. Zon vraag impliceert immers dar je alle bijdragen kent. Zou er echt iemand zijn die alle artikelen heefr gelezen?

} 9 JMP 73 (1986) 5 72

ll

(11)

Vast, maar ik in ieder geval niet. Na een bezoek aan de bibliotheek van bet Geldmuseum (immers de nieuwe DVD gaac een einde maken aan bet gemis van bijna 100 jaargangen Jaar- bock) kom ik tot de volgende drie artikelen:

- A.M. de Man, Draagceeken van de voormalige schutterij van de Edele Cruys- of Voetboge te Goes2o ;

- KM.C. Zevenboom, De jaarletters die van 1700 tot 1819 door de IJkmeesters- generaal van bet Troois gewichc zijn gebruikt2l;

- C. de Graaf, Den Valscher den Kelci.22

Waarom deze drie bijdragen? Ik hen eigenlijk geen numismaat, maar eerder een historicus met belangstelling voor bet muntwezen. Her kan mij gestolen Worden Wat voor een kabelrand een gulden heeft, hoe Wilhelmina haar haar heeft hangen of hoeveel parels de parelrand van de vierkance stainer telt. Ik lees Revel anekdotes over mantels, over numisraria en over persoon- lijke ervaringen van anderen. Kortom, eerder Stofy en Priv dan Vrij Nederland en HP. Marie de Man moest in ieder geval in deze top drie. Van al haar artikelen won uiteindelijk dat over een draagteken van Goes, uitsluitend omdat ik in die scad opgroeide. Het artlk~ el van Zeven- boom bracht bet tot de erelijst in de categoric numisraria, omdat bet goed aansluit op de studies naar jaarletters op zilverwerk, die ik verrichtte. Tot slot kwam de bijdrage van Col de Graaf over valsemunterij op de lijst als illustratie van een artikel met een persoonlijk verhaal achter de muntslag.

Tom Passon

Tom Passon (1949) is sinds jaar en Jag eindverantwoordelijk voor de uitgave van Muntkoerier en sinds lange tijd lid van bet Genootschap. Met regelmaat geeft hij lezingen voor numisma- tische krlt'tgen en hij heefc diverse monografien gepubliceerd. Op de Holland Coin Fair van 2008 Hep ik hem tegen bet lijf en vroeg hem om zijn top drie. Werkelijk zonder hapering gaf hij een helder betoog. Zijn eerste voofkeur was "Die Schtisselpfennige" van Van Gelder. Dar artikel had eerst in De Geuzenpenning gescaan, maar omdat hij dat nummer niet bezat, was Passon heel blij toen bet herdrukt weld in bet Jaarboek. 23 ~Het behandelt een totaal onontgon-

nen gebied van de Nederlandse numismatiek, de zilveren Schnsselpfennige geslagen in de Nederlanden fond 1600. Op twee komen voor Tom Passon de "Welles nieces spelletjes". De laat-middeleeuwse bracteaten, holpenningen of groockens van Nijmegen, Groningen en Deventer zijn goed als zodanig herkenbaar. Er is een hele discussie gevoerd over muntjes van dit type die mogelijk aan Arnhem toe te schrijven zijn. Purmer heefc hierover geschreven in zijn artikel over de stedelijke muntslag van Arnhem.24 Het gaat om muntjes waarop slechts een adelaar is afgebeeld. Het is Jan zoeken naar argumenten om zon munf eenduidig toe te kun- nen schrijven. Niel voldoende bewijs, maar wel een aannemelijke uitslag. "De problemen rondom dic type, letterlijk "stomme" muntjes vind ik interessant, daarom is dit mijn nummer twee", aldus Passon. Op drie komc bij Passon bet artikel van Puister over de Groningse stede- lijke munten.25 Deze man heeft zoveel tijd, zorg en aandacht aan zijn artikel besteed. Het is

Zq TMP 15 (1907) 215-216

21 ]Ml> 37 (1950) 106-123

22 ]MI' 82 (1995) 77-179

23 H. ENNO VAN GELDER, `Een miskende muntsoort' ]MP67 (1980) 229-230 24 JMP 83 (1996) 69-97

25 JMP 73 (1986) 5-72

12-

(12)

ondoenlijk om een "niet in Puisrer" re vinden, de aanduiding voor een nog niet beschreven munr. "Nier in Delmonte"of "nier in Passon", dat zijn geen bijzonderheden, dar reflecteerr de grondigheid van her werk van Puister. Dus, zo geefr Passon aan, n is voor mlj~ de rotaal onbekende muntsoorr beschreven, op twee komr bij mij her Welles nieces spel en op drie her voorkomen van her "nier in. . . ".

Wybrand Op den Velde

Wybrand Op den Velde (1941) is sinds 1980 lid van de redactie van her Jaarboek. Met een antwoord op de vraag Wat in zijn visie her top arcikel ulr~ de reeks is heefr hij weinig mocite.

In 1899, roen over vroeg middeleeuwse munren nog maar weinig bekend was, publiceerde de Zeeuwsc numismare Marie de Man in her Tijdschrifr de resultatcn van een uitgebreide en gedegen studie van de op her Domburgse strand gevonden sceattas. Zoals in die tijd niet onge- bruikelijk, schreef zij in her Frans: "Que sait-on de la plage de Domburg?"26 Her is de grore vcrdicnstc van Marie de Man dat zij er voor gezorgd heefr dar veel aan de Zeeuwse kusr gevon- den munren goed bewaard en geregisrreerd zijn. Haar conclusies over de herkomsr en achrer- grand van deze raadselachrige munrjes wijken sterk af van de toen gangbare opvartingen.

Pas ongeveer een eeuw later vonden veel van haar conclusies bevestiging. De top twee en drie geven de nodige aarzeling. Artikelen die buiten zijn eigen verzamel- en studietcrrein vallen, maar die hij met veel waardering heefr gelezen, mede omdat zij de numismatische kennis in breder hisrorisch verband plaatsen, zijn de bijdrage van N.L.M. AIkesteijn over Her Haagse papiergeld van 1795 en die van C. de Graaf over de besrraffing van munrmisdrijven.27

Bert van Beck

Bert van Beck (1944) is lid van de redactie van her Jaarboek, oud-voorzitter van her Genoor- schap (1986-1989) en redacteur van de Encyclopedic van munten en penningen (Houten, 1986). Hij schreef mij. "Geweldig dat er nu een digirale versie van her Jaarboek en her Tijd- schrift verschlj~ nr. Wat had ik die graag willen gebruiken roen ik met de encyclopedic bezig was." Een top drie aanwijzen vindr hij moeilijk. Er zijn zoveel goede artikclen geschreven en hij zier geen heldere criteria om re selecreren. Min of meer uir de losse pols komt hij rot de volgende keuze. Op drie plaatst hij N.L.M AIkesteijn met Her Haagse papiergeld van 1795 omdar her bier gaar om de eerste keel dat er over deze reccpissen en permissiegelden is geschre- yen.28 Noten ontbreken daarom bij dit artikel, een bijzonderheid in her Jaarboek. Op twee plaarsr Van Beck Jerons van de Nederlandse rekenkamers in her Koninklijk Penningkabiner van

J.

van Kuyk, voortreffelijk werk over van zijn favoriere onderwerpen.29 Van H.E. van

Gelder plaarsr Van Beck Munrnamen in de Nederlanden op .30 Dir is her artikel dar hij her meest geraadpleegd heefr voor dc encyclopedic. "Bewust heb ik maar artikcl van Van

Gelder opgenomen, anders zou her wel heel eenzijdig worden."

TMP 7 (1899) 5-61. 85-116 en 153-173

Respectievelijk JMP 69 (1982) 111-127 en JMP 82 (1995) 77-179 JMP 69 (1982) 111-127

JMP 36 (1949) I-160

13-

(13)

Jan Pelsdonk

Hoewel nog erg jong, heeft Jan Pelsdonk (1971) zijn sporen in de numismatiek reeds ver- diend. Hij is als medewerker van bet Geldmuseum verantwoordelijk voor NUMIS, waarin Nederlandse muntvondsten via internet voor een groat publiek openbaar gemaakt Worden.

Hij publiceerde in 2003 zijn veel geciteerde werk Pennincxkens van Loode over laden betaal- middelen in de middeleeuwen. Hij schreef mij: "In verband met mijn werk ` bet determine- ren en onderzoeken van in Nederland gevonden munten bij bet Geldmuseum in Utrecht - kom ik geregeld uit op bet Jaarboek. Enerzijds omdat er vondsten staan beschreven en ander- zijds omdat er belangwekkende artikelen zijn over specifieke groepen munten. Dagelijks schiet ik zodoende van Romeins naar modern en vice versa. Omdat ik een echte gebruiker hen, heeft dit tot gevolg dat bet lastig is om specifieke artikelen als favoriet te beschouwen. Door- slaggevend is steeds dat een als verwijzing te gebruiken artikel gedegen moet zijn van opzet.

Artikelen waar ik Hog wel eens naar grijp zijn: Dick Purmer, De Stedelijke Muntslag van Arnhem 1461-1599; Peter Ilischs werk met als titel Die Mtinzpgung im Herzogtum Niederlothringen en A.T Puister, Groningse stedelijke munten.31 Daarnaast is her zeer interessant om af en toe eens een willekeurig artikel te lezen om zodoende mijn numisma- tische kennis bij te schaven."

]an Lingen

Jan Lingen (1942), alom gewaardeerd oud-voorzitter van her Genootschap, is langjarig actief in de numismatische wereld, onder andere bij de Oriental Numismatic Society. Gevraagd om zijn top drie aarzelt hij, net als Passon, geen moment. Op n staat bij hem Scholten. Zijn Munten der Vereenigde Oostindische Compagnie heeft hij keer op keer gelezen en uitge- speld.32 Gedeeld op twee komen Hulshoff Pol (1929) en Hans Leijten (net verschenen op bet moment van ons gesprek) met bun werk over de gouden munten van Atjeh.33 "Her bock van Leijten is net nieuw, maar voor bet andere artikel geldt ook weer dat ik bet heb uitgespeld".

Toch nog een Hummer drie: Arent Pol, over de geldexport door de VOC34, "deze artikelen gebruik ik bet meest. Ook de andere stukken die op Azi betrekking hebben, bijvoorbeeld van Marie de Man, die bieden zoveel informatie, grandioos. Ook al heb je een bock van Scholten, je hebt de Jaarboeken er bij nodig. Het bock is alleen een nopsis. Her is zo jammer dat zoveel

mensen zo weinig waarde aan de boeken hechten. Her gaat }even met dezc informatie, de historic en de achtergronden".

Theo Nissen

Nog een oud-voorzitter, de tot op beden langstzittende voorzitter van de Numismatische Kring Brabant, is Theo Nissen (1945), kemler van de Brabantse munten en mijn mentor in de numismatiek. In zijn maatschappelijk leven was hij actief in de automatisering.

Hiervan heeft bet Genootschap veel profijt gehad bij de totstandkoming van de gedigitali- seerde uitgave van de reeks Tijdschriften en Jaarboeken. Theo noemt als zijn Hummer n:

Peter Ilisch, bet jaarboek 1997/1998. Deze monografie springt er voor hem uit. "Dir is h

30 JMP 78 (1991) 5-100

3 I Respectievelijk JMP 86 (1999) 69-97, JMP 84-85 (1997/1998) 1-272 en JMP 73 (1986) 5-72 32 JMP 21 (1934) 48-123 en ]MP 22 (1935) 1-91

33 JMP 16 (1929) 1-32 en ]MP 91 (2004)

34 A. POL, Tot gerief van India, geldexport door de VOC en de muntproductie in Nederland, 1720-1740, ]MP72 (1985) 65-195

14 -

(14)

standaardwerk voor de Nederlandse muntslag in de clfde eeuw. De series die Zwierzina aan bet begin van de twintigste eeuw publiceerde over de Nederlandse penningen vind ik fenome- naal. Echt bet werk waar wij als Genootschap voor staan. Dat is gedegen groot wetenschap- pelijk werk. Zo staan er veel goede artikelen in bet Jaarboek. Het begin van de reeks, bet Tijdschrift in de jaren '90 van de negentiende eeuw, kent echter alleraardigste "]kleine", ogen- schijnlijk pretentieloze artikelen, die bijvoorbeeld transcripties van archiefstukken bevatten.

Wat toen bet snel doorgeven van informatie betrof, is nu voor ons een stabiele bron van onschatbare waarde. Zeker nu er een gedigitaliseerde versie beschikbaar komt. In dit kader wil ik noemen Vicomte B. de Jonghe, die Maaslandse munten beschreef, die hij in veilingen

aantrof aan bet eind van de negentiende eeuw."35

Dick en Michiel Purmer

Als je voor een duit geboren bent~ . . dat moet toch bijna wel van de wxj~ 'ze lessen zil~n die Vader (Dick) PHI.mer zijn zoon Michiel heeft meegegeven. Michiel Purffler

(1972) publiceerde op zeer jonge leeftijd zijn eerste arfi- kel in De Beeldenaar, is een kennel van de vroege Nederlandse koperen munten en let sinds enkele jaren ook als penniflgmeester van ons genootschap op bet kleingeld. Zijn voorkeur voor artikelen kent een sterk persoonlijke inslag. Als eerste voorkeur noemt hij bet artikel over de Friese oordjes van A. van def Wiel36.

"Dir artikel kreeg ik u kopie op jonge leeftijd, ik denk 14 of 15 jaar oud." Met de prachtige pentekeningen van de diverse typen oorden probeerde Michiel bet exem- plaar dat hij van Henk van def Wiel had gekregen, te determineren. De pentekeningen bleken van de hand van de Vader van Henk zelf. Voor Michiel was dit de eerste kennismaking met serieuze kopergeldliteratuur

en een welkome aanvulliflg op de Zonflebloem. Michiel werd lid van ons Genootschap in 1992. Het eerste Jaarboek dat hij ontviflg was dat van 1992, dat alleen al om die reden een blijvende indruk heeft achtergelaten. Van de Jaarboeken vanaf 1992 is bet dubbelnummer

1997/1998 met de bijdrage van Peter Ilisch voor Michiel favoriet. Een doorwrocht werk over de Nederlandse muntslag in de tiende en elfde eeuw.

Dick Purmer (1939) is net als zijn zoon een kennel van bet Nederlandse kopergeld. Hij stelde een index samen voor de eerste honderd jaren van Tijdschrift en Jaarboek. Hij is al jaren actief in de numismatiek, onder andere als voofzitter van bet Genootschap en als auteur van diverse boeken en artikelen. Toen hij l~n 1984 lid weld van bet Genootschap kreeg hij voor bet eerst

een Jaarboek in zijn bezit. Hij las bet met plezier. De kem1ismaku'lg beviel erg goed: inffliddels heeft hij een complete serie in zlj n bezit. De aantrekkl'ngskracht schuilf voor hem niet alleen in zijn primaire interessegebied maar vooral ook in de grote variatie aan artikelen van Grieken tot pemlingen en ridderorden. Met een brede interesse is bet moeilijk een keuze te maken,

Zie bijvoorbeeld: TMP 4 (1896) 257-264 }MP 28 (194I) I-38

15 -

(15)

maar toch wist Dick Purmer een keuze te maken. Zijn nummer drie is dezelfde als die van zijn zoon. In bet Jaarboek 1997/1998 heeft Peter Ilisch in 272 bladzijden de muntslag in de tiende en elfde eeuw in bet huidige Nederland beschreven. De studie van Ilisch is onder andere geba- seerd op een zeer grondig onderzoek van openbare verzamelingen en Nederlandse en buiten- landse vondsten. Door de systematische en gedetailleerde beschrijving en afbeeldingen is bet Jaarboek uitstekend te gebruiken voor bet determineren van munten en geeft her een inzicht in deze muntslag die elders niet re verkrijgen is. Op nummer twee zet Dick Purmer Th.M.

Roest. Deze eerste voorzitter van bet Genootschap publiceerde met zijn Die Mnnzen def Herrschaft Anholt in 1895 een overzicht van de muntslag van Anholt dat anno 2008 nog steeds met geenaard is.37 Op nummer komt H. Enno van Gelder met zijn bet oudste kopergeld in de Nederlanden.38 Purmer motiveert zijn keuze als volgt. "Van Gelder heeft ver- reweg de meeste artikelen van alle auteurs in bet jaarboek geschreven en alle artikelen zijn van hoge kwaliteit. Gezien mijn interesse voor kopergeld heb ik met bijzonder veel interesse zijn artikel gelezen. Na een korte inleiding gaat hij met name in op de koperen muntslag in de zestiende eeuw in de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden en bet zeer duidelijke betoog eindigt met de invoering van de zwaardere duiten in 1702. In slechts twintx'g bladzijden wordt een voor mij zeer interessant onderwerp gedegen en vanuit diverse gezichtspunten vastgelegd.

De keuze voor dit artikel is subjectief. Her geeft wel goed weer, dat Van Gelder een moeilijk onderwerp toegankelijkweet te maken. Naast dit artikel is her eenvoudig vele andere artikelen van Van Gelder te noemen, die dezelfde kwaliteit bezitten."

Martin Bloemendal

Op de Holland Coin Fair 2008 Ile~ p ik Martin Bloemendal tegen bet lijf. Voor degenen die mochten denken dat zij hem niet kennen: zouden wlj~ een faro bij dit artikel geplaatst hebben, dan herkende u hem direct. Deze charmante, leeftijdsloze man staat bier model voor de

"eeuwige verzamelaar". Oat hij daarnaast een rasverteller is, komt bier van pas, zo zal hierna blijken. "Her meest indrukwekkende artikel, zeg je? Wat leuk. We waren net getrouwd, Geeske en ik. We kampeerden in Stockholm. Wij waren niet zon ervaren kampeerders, en onze tent stand op bet laagste deel van de camping. Wei was ik zo slim geweest om een afvoer te maken.

Naast ons stond bet tentje van een jong Italiaans stel. Nu had ik net voor onze vakantie de reeks Jaarboeken vanaf 191 4 kumlen kopen. We gingen drie weken kamperen. Ik had drie Jaarboeken meegenomen, per week vakantie. Die avond las ik een prachtig artikel over de peerdekens.39 Erg leuk. Ik had bet bijna nit toen bet vreselijk begon re regenen. Aan bet slot van her artikel barstte in de tent naast ons een vreselijk onweer los. De tent van de buren Hep onder water. Een indrukwekkende reeks Italiaanse vloeken vormde een overdonderend slotakkoord voor een prachtig artikel, onvergetelijk."

Tot zoner de inleiding op de gedigitaliseerde reeks van Tijdschrift en Jaarboek, rest mij alle betrokkenen bij de totstandkoming van zowel de inhoud als bet (digitaal) publiceren daarvan te bedanken, en u, lezer, veel leesplezier, stof tot nadenken en gespreksstof re wensen.

TMP 3 (1895) 167-211 IMP 49 (1962) 20-40

A. VAN DER WlVJ, Het Peerdeken, ]Ml'44 (1957) 28-33

16

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

61 ARA 2.10.45.01 doss.. Ik heb geen opgave aangetroffen van de stempelkosten voor de cent en de halve cent. Toch moeten in 1941 moederstempels zijn aangemaakt want er zijn

3 3 6 , - het mark (verminderd met een provisie) en ze moesten de stukken dan voor deze prijs aan de muntmeester in hun provincie afleveren. Omdat er 70 nieuwe dukaten in een

De€ aanwezigheid€ van€ enkele€ onverwachte€ munten€ in€ een€ schat€ met€ een€ om- vang€ als€ die€ van€ Nieuwerkerken€ hoe﬇€ geen€ verwondering€ te€ wekken.€ Hoe€

Koningen van Napels uit het huis Aragon — 13.. Hendrik II van Frankrijk

Zoals wellicht bekend heeft de regering van Spaans Baskenland uiteindelijk de opdracht voor het slaan van munten aan de Koninklijke Belgische Munt in Brussel gegund, 1-6 ten

b. Het is bekend, zowel uit oorkonden als uit vondsten, dat in de 12e eeuw in de Friese landen penningen werden geslagen van zeer primitieve makelij, die nog niet de helft van

Daaronder twee met rozetakken omslingerde brandende fakkels, die elkaar kruisen achter twee brandende, door een lint verbonden, harten. 1, maar het ornament bovenaan en de

Zeker stammen de hier afgebeelde stukken (t.z.p., onderste rij) uit deze periode, de eerste twee zelfs bepaal- delijk uit de jaren 310—308, toen tijdens Agathokles' veldtocht