• No results found

Munt- en. Penningkunde /1972

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Munt- en. Penningkunde /1972"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

J A A R B O E K V O O R

Munt- en Penningkunde

58159

1971/1972

K O N I N K L I J K N E D E R L A N D S G E N O O T S C H A P V O O R M U N T - E N P E N N I N G K U N D E

AMSTERDAM

(2)

COMMISSIE VAN REDACTIE

Dr. H. Enno van Gelder, Voorburg Drs. G. van der Meer, 's-Gravenhage Dr. H. J. van der Wiel, G o u d a

A d r e s van de redactie: Zeestraat 71b, 's-Gravenhage

(3)

D E A L G E M E N E F A M I L I E P E N N I N G E N V A N D E H O L T Z H E Y ' S

door drs. G. van der Meer

De 18e-eeuwse Nederlandse penningkunst wordt beheerst door de Holtzhey's, Martinus en zijn zoon J o h a n George. H u n levensloop kan als volgt geschetst worden1.

Martinus Holtzhey wordt op 11 september 1697 geboren te Ulm in Zuid- Duitsland. Hij schijnt van zijn vader het zilversmidsvak geleerd te hebben, m a a r van zijn leven tot 1722 is verder niets bekend. In dat jaar vestigt hij zich in Amsterdam, in 1725 wordt hij opgenomen in het zilversmidsgilde en trouwt hij met Judith Cock. Een jaar daarna wordt zijn oudste zoon Johan George gebo­

ren. Later krijgt hij nog twee dochters en een zoon, Martinus Jr. D e eerste pen­

ningen die van hem bekend zijn dragen het jaartal 17282. Deze worden spoedig gevolgd door een stroom van penningen met betrekking tot gebeurtenissen op internationaal, landelijk of plaatselijk niveau en tot familiegebeurtenissen. Het is duidelijk dat hij zich gespecialiseerd heeft als medailleur3. Op een van de ge­

drukte „verklaringen" die hij bij zijn penningen meegaf, noemt hij zich dan ook

„Martinus Holtzhey Medailleur/woont op de Lauriergragt/by de Princegragt/

aan de Noordzyde/in 't G o u d e en Zilvere Munt-kabinet/tot Amsterdam/maakt en verkoopt alle soorten van Medailles/van Goud/Zilver en koper/ als History/

Goude en Zilvere Trouw- en Bruilofts-Penningen"4.

In 1749 wordt hij aangesteld als muntmeester van de provincie Gelderland en vestigt hij zich met zijn gezin in Harderwijk. In hetzelfde jaar overlijdt zijn vrouw. J o h a n George, die inmiddels door zijn vader is opgeleid, blijft achter in Amsterdam en zet het medailleursbedrijf voort.

1 Zie ook A. O. van Kerkwijk, De penningen door Johan George Holtzhey tusschen 1777 en 1784 vervaardigd, JMP 6 (1919), p. 68-106; dezelfde auteur, De portretten der Holtzhey's, JMP 28 (1941), p. 39-46; G. van der Meer, Martinus Holtzhey's eerste jaren in Nederland, De Geuzenpenning 14 (1964), p. 17-19.

2 Een penning met jaartal 1716 is ca. 1730 gemaakt (De Geuzenpenning 14 (1964), p. 18-19 en G. van Loon, Nederlandsche Historipenningen IV, 's-Gravenhage 1731, 695

3 Van zijn andere werk is, voor zover bekend, maar één voorwerp bewaard gebleven, nl. de mooi bewerkte gouden doos, waarin een gouden penning aangeboden werd aan Prins Willem IV bij de overdracht van het graafschap Culemborg aan de Prins in 1748 (Cat.

K.P.K. 2889). In het gemeentearchief van Culemborg wordt Holtzhey's kwitantie van april 1750 voor doos en penning nog bewaard. Zie verder over een gouden vierkante plaat met drijfwerk JMP 28 (1941), p. 40. De huidige verblijfplaats is onbekend.

4 Verklaring bij een penning van 1736 op de stichting van de Beurs te Rotterdam (Cat. K.P.K.

2540). Op latere verklaringen vermeldt hij alleen „Medailles van goud en zilver". Hij heeft op verschillende adressen gewoond.

(4)

102 G. VAN DER MEER In 1752 gaat Martinus als muntmeester van de provincie Zeeland naar Mid­

delburg, waarschijnlijk omdat de financiële voorwaarden daar voordeliger voor hem zijn5. Als Martinus Sr. op 1 november 1764 overlijdt, volgt Martinus Jr.

hem op als muntmeester van Zeeland.

De eerste gesigneerde penningen van J o h a n George dateren van 1748. Hij was toen al een volleerde medailleur en het ligt dan ook voor de hand te veron­

derstellen dat hij ook vóór dat jaar al penningen gemaakt heeft, waaraan zijn vader dan misschien de laatste h a n d legde. Van ongeveer 1745 af zien wij op penningen die door Martinus gesigneerd zijn in sommige onderdelen karakteris­

tieke trekjes die wij op latere door J o h a n George gesigneerde stukken ook steeds terugvinden. De stijl van zijn penningen is verfijnder, maar ook fantasie- lozer dan die van zijn vader. Verder zet hij de zaak echter geheel in diens geest voort na de overdracht in 1749.

In 1767 trouwt Johan George met de veel jongere Cornelia Hester Slob. Hij volgt het voorbeeld van zijn vader door in 1771 ook muntmeester te worden, nl. van de provincie Utrecht. N a zijn verhuizing naar Utrecht houdt hij nog een

„ k a n t o o r van negotie" aan in Amsterdam6. Hier verkoopt hij penningen van al bestaande stempels. Uit zijn Utrechtse periode zijn maar enkele nieuwe penning­

stempels bekend. Als in 1776 zijn vrouw sterft, keert hij Utrecht de rug toe en neemt zijn bedrijf in Amsterdam weer op. In een aantekenboek maakt hij lijsten van de penningen die hij nog in voorraad heeft in 177 77 en hierin tekent hij even­

eens al zijn transacties en huishoudelijke uitgaven tussen 1777 en 1784 aan. Dit aantekenboek, dat nu eigendom is van 's Rijks M u n t te Utrecht, is van groot belang voor onze kennis van het bedrijf van een 18e-eeuwse medailleur. Helaas zijn de aantekenboeken van eerdere en latere jaren niet bewaard gebleven.

Holtzhey hertrouwt in 1784, maar wordt voor de tweede keer weduwnaar in 1802. Beide huwelijken zijn kinderloos gebleven. In brieven klaagt hij steeds over zijn gezondheid. Misschien neemt hij om die reden in 1779 een assistent, C o n r a d Heinrich Küchler, die tot 1793 bij hem zal blijven8. Ook later, waar­

schijnlijk vanaf 1798, heeft hij nog een assistent, de in de 19e-eeuwse penning­

kunst bekende David van der Keilen Sr.9, terwijl de medailleur Hendrik Lage-

5 G. van der Meer, in JMP 48 (1964), p. 79.

6 T M P 4 ( 1 8 9 6 ) , p. 163.

7 G. van der Meer, De Geuzenpenning 20 (1970), p. 3.

8 J. G. Pollard, Matthew Boulton and Conrad Heinrich Küchler, Numismatic Chronicle 1970, p. 259-260 en JMP 6 (1919), p. 71-74.

9 In 1806 schrijft Holtzhey dat hij hem in dienst genomen had „toen men bedagt wierd, eene Munt te hebben, en in Amst. te plaatsen —zijnde hij in dier tijd een cachet snijder, die met vrouw en kind succelende was" (zie J M P 1 (1914), p. 18). In 1798 kwam het idee om één enkele Munt in Amsterdam te vestigen voor het eerst op (zie JMP13(1926),p.33).Inl808 wordt Van der Keilen nog een leerling van Holtzhey genoemd (JMP 1 (1914),p.40)maar hij

(5)

m a n een leerling van hem geweest schijnt te zijn1 0. Op 20 februari 1808 over­

lijdt hij, ruim 81 jaar oud.

Martinus en Johan George waren beiden zeer in trek als makers en verkopers van penningen die als herinnering aan familiefeesten aan verwanten en vrienden uitgedeeld werden. In de eerste plaats gebeurde dit in de 18e eeuw bij gouden en zilveren huwelijken, daarnaast minder vaak bij bruiloften en verjaardagen. Een genre familiepenning dat in de 17e eeuw het meest op de voorgrond trad, de begrafenispenning, k o m t in de 18e eeuw veel minder voor. M e n k o n een penning laten ontwerpen die alleen betrekking had op de familie die de opdracht gaf, m a a r men kon o o k in de winkel een al bestaande algemene penning uitzoeken waar d a n de namen van de betrokkenen en de datum van de familiegebeurtenis op gegraveerd of ingeponst werden. Ook enkele andere medailleurs, zoals J.van Dishoecke, N . van Swinderen, Th. van Berckel, J. M . en H . Lageman, gaven dergelijke algemene familiepenningen uit, maar op kleinere schaal. D e Holtz- hey's hadden een groot aantal verschillende typen en formaten van algemene penningen in voorraad. D o o r het vele gebruik braken de stempels of raakten zij versleten en zij werden dan ook van tijd tot tijd vervangen. Toen J o h a n George in 1749 de Amsterdamse zaak van zijn vader overnam, gebruikte hij nog een tijd lang stempels die door Martinus gemaakt waren. In sommige gevallen (Type V en VI) is de signatuur M. Holtzhey na verloop van tijd uit de oude stempel verwijderd. Alle nieuwe stempels die na 1749 gemaakt zijn, moeten aan de zoon toegeschreven worden. De mogelijkheid bestaat echter dat stempels die in de periode 1779 tot 1793 ontstaan zijn door zijn assistent Küchler vervaardigd zijn, en na 1798 door David van der Keilen. J o h a n George heeft overigens geen nieuwe typen ontworpen, m a a r alleen stempels vernieuwd van de typen die door Martinus voor het eerst in de handel gebracht zijn. Mogelijke uitzonderingen zijn de keerzijden van Type I en II.

In dit artikel zal getracht worden de verschillende stempels voor algemene penningen te identificeren, te beschrijven en te dateren. O m te beginnen alleen die van de „ G o u d e en Zilvere Trouw- en Bruilofts-Penningen", dus penningen op huwelijken en huwelijksjubilea. De algemene verjaardags- en begrafenis­

penningen zullen in een later artikel behandeld worden.

Hieronder volgt een korte omschrijving van de 10 bekende algemene typen met een datering van de verschillende voor- en keerzijdestempels, zo nauwkeu-

had Holtzhey in 1800 al geholpen met het maken van stempels voor proefmunten voor de Bataafsche Republiek en een groot aandeel gehad in het maken van de stempels voor Holtzhey's proefmunten voor Lodewijk Napoleon in 1806 (JMP 13 (1926), p. 51 en 1 (1914), p. 25-26. Een penning van 1806 is door hem gesigneerd (Vervolg Van Loon 898 en zie ook l x . 886, noot 1).

1 0 Zie Vervolg Van Loon 897, noot 6.

(6)

104 G. VAN DER MEER

Type II, voor huwelijk of zilveren huwelijk. M a n en vrouw bij een altaar (niet in een tempel), 40 mm, zilver.

Omschriften: De Liefde alleen.. /Gelukkig is dien stant... (zie PI.

10).

Vervaardigd:

Vl 5 voor 1734 door M H Kx ongedateerd, door M H of J G H

V2, tussen 1753 en 1791, K2, voor 1791, door M H of J G H , door J G H (sign.) nog eens nog eens gebruikt in 1839

gebruikt inl839

Type III, voor zilveren huwelijk (en huwelijk?). Man en vrouw bij een altaar met harten, 46 mm, zilver.

Omschriften: Reyne herten ende handen..../? (zie PI. 11).

Vervaardigd:

Vx, voor 1765, door M H (sign., dus voor 1749)

Type IV, voor zilveren huwelijk. Vrouw offerend op het altaar der dankbaar­

heid, 62 mm, zilver.

Omschriften: Wy looven G o d voor al 't genot/Door Liefde en Trouw (zie PI. 11 en 12).

Vervaardigd:

V1 ; voor 1747, door M H (sign.) K1 ; voor 1747, door M H rig als dat met het nu bekende materiaal (zie p. 115e.v.)mogelijkis. Dezelfde volg­

orde is aangehouden die ook Johan George Holtzhey op p. 3 van zijn aanteken­

boek gebruikte, d.w.z. eerst de huwelijkspenningen, dan die voor zilveren en gouden huwelijken, van het grootste naar het kleinste formaat. De voor- en keerzijde stempels worden aangeduid door V en K, gevolgd door een nummer.

Type I, voor huwelijk of zilveren huwelijk. Man en vrouw in een tempel, 55 mm, zilver.

Omschriften: De Liefde alleen.../Wie door onbevlekte min.... (zie PI. 10).

Vervaardigd:

Vl 5 voor 1732, door M H (sign.)

Va, voor 1769, door M H (sign., K1 ;. v o o r 1769, door M H of J G H , dus voor 1749), nog gebruikt in nog gebruikt in 1802

1802

(7)

V2, tussen 1783 en 1786, door J G H (sign.)

V3, na 1806 alleen bekend van 1826, waarschijnlijk naar J G H

Type V, voor zilveren huwelijk. De Tijd met Amor, 54 mm, zilver.

Omschriften: Dus bloeit de Trpu.../Hier torst de Min.... (zie PI.

13).

Vervaardigd:

Yu voor 1738, door M H (sign.) K1 ; voor 1742, door M H , nog nog eens gebruikt in 1803 eens gebruikt in 1803

V2, tussen 1779 en 1789, door K2, tussen 1779 en 1789, d o o r J G H J G H

Type VI, voor zilveren huwelijk. De Tijd met Amor, 49 mm, zilver.

Omschriften: Dus bloeit de Trou.../Hier torst de Min.... (ziePI.

15).

Vervaardigd:

Yu waarschijnlijk in 1728, door Kl s voor 1741, door M H M H (sign.)

V2, tussen 1777 en 1786, door K2, tussen 1788 en 1793, door J G H , nog gebruikt in 1803 J G H , nog gebruikt in 1803

Type VII, voor zilveren huwelijk. Offerende vrouw met vlam op het hoofd, 37 mm, zilver.

Omschriften: G o d zy dank met hert en geest..../Wie Vyf en Twintig laar... (zie PI. 14).

Vervaardigd:

Ylt voor 1738, door M H (sign.) K1 ( voor 1740, door M H K2, tussen 1740 en 1747, door M H

K3, 1747 of 1748, door M H K4, 1753, door J G H

K5, tussen 1759 en 1769, door J G H

V2, tussen 1784 en 1788, door K6, tussen 1784 en 1788, d o o r K2, tussen 1748 en 1757, door J G H

K3 tussen 1771 en 1783, d o o r J G H

K4, tussen 1783 en 1786, d o o r J G H

K5, na 1806, alleen bekend van 1826, waarschijnlijk naar J G H

(8)

106 G. VAN DER MEER J G H , nog gebruikt in 1807 J G H , nog eens gebruikt in 1803

en 1807

K7, tussen 1789 en 1795, door JGH, nog gebruikt in 1804 Type VIII, voor gouden huwelijk. Offerende vrouw met slangerond in de hand,

42 mm, goud, zilver en gebronsd tin of lood.

Omschriften: 'D Algoede Godt schenkt ons dit lot/gegraveerde na- men (zie PI. 13).

Vervaardigd:

Vv voor 1756, door MH (sign., Kl5 voor 1767, door MH of JGH dus voor 1749) nog gebruikt in 1790

V2, tussen 1771 en 1789? nog door MH (sign.)

V3, tussen 1790 en 1794, door JGH (sign.),

nog gebruikt in 1802

Type IX, voor gouden huwelijk. Offerende vrouw, 37 mm, goud, zilver of verguld zilver.

Omschriften: Hoe zal ik den Heere vergelden..../Vrolyk paer dat door Gods zegen.... (zie PI. 15).

Vervaardigd:

V1; voor 1738, door MH (sign.) K1; voor 1739, door MH V2, tussen 1748 en 1783, door

MH (sign.)

Type X, voor gouden huwelijk. Zittende offerende vrouw, 32 mm, goud en zilver.

Omschriften: Wie dank offerd..../Looft den Heere Vrolyk Paer....

(zie PI. 15).

Vervaardigd:

Vl5 voor 1749, door MH, nog Kl5 voor 1749, door MH, nog gebruikt in 1770 gebruikt in 1770

Stempels vernieuwd tussen 1779 en 1793 kunnen ook door Conrad Heinrich Küchler vervaardigd zijn, zelfs als zij door Johan George Holtzhey gesigneerd zijn.

Küchler heeft in zijn Amsterdamse tijd nooit zijn naam op penningen gezet die toch hoogstwaarschijnlijk door hem gemaakt zijn (zie het artikel van Van Kerkwijk, genoemd in noot 1). Eventuele na 1798 vernieuwde stempels die mis-

(9)

DE ALGEMENE FAMILIEPENNINGEN VAN DE HOLTZHEY'S 107 schien nog te voorschijn zullen komen zijn mogelijk door David van der Keilen

gemaakt.

Een penninkje dat volgens Dirks11 als beloningspenning voor schoolkinderen dienst deed en dat in twee formaten en met verschillende jaartallen voorkomt, is in 1761 gebruikt als algemene penning bij een gouden huwelijk12. Misschien is dit penninkje ook bij andere gelegenheden als zodanig gebruikt. In het hiervoor genoemde aantekenboek van Johan George vermeldt hij in zijn voorraad- lijsten van 1777 en 1778 enkele malen penninkjes, a ƒ 3,— per stuk, die hij als

„Boompjes" en „Boompjes groote" aanduidt. Op 29 november 1777 levert hij

„1 Olyfboom" voor dezelfde prijs. Waarschijnlijk waren dat deze penninkjes.

Op de vz. van de grote en de kleine exemplaren staat een olijfboom, die zowel bloemen als vruchten draagt. Het is merkwaardig dat deze penninkjes uiterst zeldzaam zijn. Tot nu toe zijn twee exemplaren van het grote formaat bekend en één van het kleine13. De Bijbelteksten die erop staan en de omschriften dui-

11 J. Dirks, P. R. III, 753 noemt de jaartallen 1742, 1743 en volgende jaren tot en met 1747.

12 JMP 18 (1931), p. 79. In de beschrijving staat dat naast en achter de boom „vier jonge spruytjes, de kindskinderen afbeeldende" staan. Dit moet dus een penninkje van het kleine formaat geweest zijn.

13 Het ene grote in het Rijksmuseum, met datum 1743, het andere in de verzameling van Dr.

A. J. Bemolt van Loghum Slaterus te Amsterdam met jaartal 1742. Een klein exemplaar bevindt zich in de verzameling van Ir. F. A. Nelemans te Wassenaar met 174 (laatste cijfer oningevuld).

(10)

108 G. VAN DER MEER

den eerder op een huwelijk dan op een beloning voor schoolkinderen14. Op de bewaard gebleven exemplaren staan geen namen gegraveerd. Zij zijn niet gesig- neerd door de medailleur, maar in het Koninklijk Penningkabinet bevindt zich een „verklaring", die Martinus Holtzhey als de maker noemt.

Als algemene penningen moeten ook beschouwd worden enkele huwelijks- penningen met Armeense opschriften. In de 18e eeuw was er een kolonie van Armeense kooplieden in Amsterdam15, die hiervan vermoedelijk de afnemers waren. Deze penningen zijn het onderwerp van verschillende recente artikelen16. Een grote en een kleine ronde penning zijn gesigneerd door respectievelijk Martinus en Johan George. In het Hermitagemuseum te Leningrad bevinden zich nog een grote en een kleine ovale penning met verwante voorstellingen die on- gesigneerd zijn, maar die misschien ook aan de Holtzhey's toegeschreven zou- den kunnen worden. Hiervoor pleit ook, dat Johan George in 1777 op p. 11 van zijn aantekenboek vermeldt, in een lijst van zilveren penningen17 die in zijn winkel lagen als monsters waaruit opdrachtgevers een bepaald type konden kie- zen: „4 Persiaansche". Hieruit zou men kunnen opmaken dat hij vier verschil- lende typen van Armeense penningen in voorraad had. Uit zijn aantekenboek blijkt verder alleen dat hij van tijd tot tijd grote en kleine gouden „Persiaansche"

penningen verkocht, alle met hetzelfde gewicht als de grote en kleine ronde ge- signeerde penningen18. Van ieder van de vier bekende typen, de twee gesigneer- de, en de twee ongesigneerde die misschien door de Holtzhey's gemaakt zijn, is maar één stempel bekend. Op de kleine ronde, door Johan George gesigneerde penning, staat achter de signatuur het jaar van vervaardiging 1749 (als onder- deel van de stempel), maar op geen van de nu bekende exemplaren staat de hu-

14 Op de vz. Ps. 128: 5. De Here zegene U uit Zion, opdat gij het goede van Jeruzalem moogt zien, al Uw levensdagen, en opdat gij Uw kindskinderen moogt zien. Op de kz.: Jacobus 1 : 1 7 . Iedere gave, die goed, en elk geschenk, dat volmaakt is, daalt van boven neder, van de Vader der lichten, bij wie geen verandering is, of zweem van ommekeer. Omschriften (doorlopend van de vz. naar de kz.): De blydschap zy Uw kindren lot. Dat geef de Heere Sebaoth.

15 Vervolg Van Loon 5e stuk, p. 380-2 (bij nr. 342).

16 M. J. van der Voort, De Geuzenpenning 11 (1961), p. 26-7; G. van der Meer, l.c. p. 29-33;

M. J. van der Voort, De Geuzenpenning 12 (1962), p. 37-42; G. Sarkisian, Marriage Medals with Armenian Inscriptions in the Hermitage Collection, Soobshcheniia Gosudarstvennogo Ermitazha 37 (1973), p. 74-77. Dr.Paul Bedoukian, Wilton, U.S.A., bereidt een nieuwe pu- blikatie voor over de in Nederland gemaakte Armeense penningen.

17 Zie noot 6.

18 Aantekenboek p. 5, 16, 20 en 44. Op 24 juni 1784 smelt hij één grote en twee kleine gouden Armeense penningen op met een totaal gewicht van 2 ons 6£ engels ( = 70 g). De grote gouden ronde wegen ca. 34 g, de kleine ca. 18 g. Er is hier dus weer alleen sprake van de gesigneerde penningen.

(11)

welijksdatum gegraveerd. Sarkisian19 vermeldt dat op een van de kleine ronde penningen in het Hermitagemuseum te Leningrad in de afsnede van de kz. de naam Moses Beniat ingeponst is. Verder zijn er geen exemplaren met gegraveer- de namen bekend. Twee andere ovale penningen met Armeense op- en om- schriften, die vroeger door een verkeerde interpretatie van een post in Johan George's aantekenboek aan de Holtzhey's toegeschreven zijn, wijken zozeer af in stijl in vergelijking met alle andere Holtzhey penningen, dat het als hoogst onwaarschijnlijk beschouwd moet worden dat zij door hen gemaakt zijn20. De meeste algemene typen dienen voor de herdenking van een zilveren bruiloft en hiervan zijn ook de meeste penningen bewaard gebleven. Dit is wel begrijpe- lijk, want meestal zal men bij een huwelijk al zulke hoge kosten gehad hebben, dat er niet genoeg geld was om ook nog penningen aan de bruiloftsgasten cadeau te geven. Aan de andere kant, in een eeuw waarin de gemiddelde leeftijd vrij laag was en vele vrouwen in het kraambed stierven kwam het niet zo vaak voor dat echtparen vijftig jaar in een huwelijk verenigd bleven. Van degenen die deze mijlpaal wèl mochten beleven zal echter een groter percentage een herinnering aan dit feest in de vorm van een penning hebben gegeven dan van de zilveren

bruidsparen.

Uit de hierachter volgende catalogus van alle exemplaren die tot nu toe van ieder der 10 verschillende typen bekend zijn, blijkt dat er vele jaren, soms zelfs lange perioden zijn bij ieder type, ook bij de populairste, waarin geen algemene penningen geleverd schijnen te zijn, terwijl er uit andere jaren meer dan één exemplaar overgeleverd is van verschillende bruids- of echtparen. Hoogstwaar- schijnlijk is de verkoop in de niet vertegenwoordigde jaren echter gewoon door- gegaan. Uit Johan George's aantekenboek blijkt meermalen dat er in de periode

1777-1784 algemene penningen geleverd zijn aan bepaalde families of aan zijn agenten overal in het land die, voor zover nu bekend, niet bewaard gebleven zijn21. Er moeten veel penningen in de smeltkroes verdwenen zijn. Vooral in de tijd van de Franse overheersing, toen er veel armoede was, schijnt dit gebeurd te zijn22. Als wij zien dat b.v. van Type III maar één penning bekend is, uit het jaar 1765, geslagen van stempels die in elk geval vóór 1749 gemaakt zijn en dat van Type VIII het eerste exemplaar, dat geslagen is van stempels van voor 1749, pas uit 1756 bekend is, dan is het duidelijk dat er veel verloren is gegaan.

Uit Johan George's aantekenboek kunnen wij in sommige gevallen de gele-

a'J Zie noot 15.

20 De Geuzenpenning 11 (1961), p. 30.

2 1 B.v. in 1782, Type IV, JMP 6 (1919) p. 95, nr. 44, en in 1782 en 1784, Type VI, l.c. p. 92, nr. 38 en p. 104, nr. 64.

22 J. de Vries en J. C. de Jonge, Nederlandsche Gedenkpenningen verklaard, I (1829), p. 3.

(12)

110 G. VAN DER MEER

verde aantallen achterhalen. Van de penning van Type VII die door het echt- paar Honigh-van Santen in 1782 besteld werd, zijn 9 zilveren exemplaren gele- verd, maar van geen enkele daarvan is de verblijfplaats bekend23. Voor het gouden huwelijk van Johannes Boelen en Alida Cornelia van den Broek in 1783 werden 9 gouden en 14 zilveren penningen van Type IX geleverd 24. Een zilveren exemplaar berust in een partikuliere collectie, de rest is verdwenen. Telkens komen echter weer nieuwe algemene penningen te voorschijn uit familiebezit of openbare en privé collecties, met nog niet geregistreerde namen en jaartallen, en dit verschijnsel zal zich in de toekomst wel blijven voordoen.

In de hierna volgende catalogus komen bij Type I, II, IV en VII penningen voor zonder inscripties. Het is mogelijk dat dit exemplaren waren uit de voor- raad van Johan George, die na zijn dood geveild zijn (veilingcat. van 28/111/1809, nrs. 507-515 op p. 68). Waarschijnlijker is echter dat sommige bruidsparen geen inscriptie op de penningen hebben laten zetten, maar volstonden met een ge- drukte „verklaring", waarop hun namen met inkt ingevuld waren. Bij één echt- paar weten wij zeker dat dit gebeurd is (Type VII, 1756, Hulshoff-Allerts). Hun inscriptieloze penning en de „verklaring" met ingevulde namen zijn altijd bij elkaar gebleven in dezelfde familie.

Op sommige van deze naamloze penningen hebben 19e- en 20e-eeuwse bruids- paren later hun namen en data laten graveren.

Tot dusverre zijn er maar zes algemene penningen bekend die bij een huwelijk gebruikt zijn, drie van Type I en drie van Type II. De omschriften en de voor- stellingen op deze penningen passen ook bij een 25-jarig huwelijk en beide typen hebben dan ook eveneens gediend ter herdenking van zilveren bruiloften. Uit het geringe aantal penningen dat wij van deze twee typen kennen, mogen wij opmaken dat zij niet veel uitgekozen werden. Toch zijn er voor Type I twee ver- schillende voorzijdestempels nodig geweest en voor Type II twee verschillende voor- en keerzijdestempels. Het blijft natuurlijk altijd mogelijk dat er in de toe- komst nog penningen te voorschijn komen die geslagen zijn van weer andere stempels. Dit geldt overigens voor alle typen.

Van Type III kennen wij maar één exemplaar, met een gegraveerde keerzijde, die gebruikt is bij een zilveren huwelijk lang nadat de stempels gemaakt zijn.

Het motief en het omschrift op de voorzijde zijn zeer toepasbaar op een huwe- lijk. Misschien is dit type ook eenhuwelijkspenning, eventueel meteen onbeken- de algemene keerzijde.

Bij de typen die speciaal voor zilveren huwelijken gemaakt zijn (Type IV t/m VII) zijn er drie die bijzonder populair waren. Van Type IV, VI en VII zijn nl.

2 3 J M P 6 (1919), p. 93-4, nr. 43 en J. Dirks P. R. IV, 1919.

24 J M P 6 (1919), p. 101, nr. 57.

(13)

veel verschillende exemplaren bewaard gebleven en de stempels moesten vaak door nieuwe vervangen worden. Van Type VII kennen zij zelfs 7 verschillende keerzijdestempels. Type IV was het duurste. De penningen hebben een diameter van 62 mm en zij kostten 12i gulden (12 gulden 10 stuiver) per stuk. Soms be- stelden echtparen dan ook zowel penningen van Type IV als penningen van een goedkoper soort, meestal van Type Vil, met een diameter van 37 mm (3 gulden 15 stuiver per stuk). Waarschijnlijk kregen de naaste verwanten een grote pen- ning en de andere gasten een kleine. Type VI met een diameter van 49 mm en een prijs van 1\ gulden hield daar het midden tussen25. Type V is een grotere en duurdere versie (54 mm, 10 gulden) van Type VI, en komt veel minder vaak voor. Alle huwelijks- en zilveren bruiloftspenningen zijn van zilver.

Type VIII, IX en X hebben speciaal betrekking op gouden huwelijken. Type IX lijkt erg veel op Type VII, maar het omschrift en het vers op de keerzijde zijn verschillend. Eén echtpaar combineerde in 1738 zijn gouden bruiloft met de zilveren bruiloft van hun dochter. Zij kochten gezamenlijk penningen met de verguld zilveren voorzijde van Type IX op de ene kant gecombineerd met de zilveren voorzijde van Type VII op de andere.

Het kleinste type X (32 mm) werd blijkbaar niet veel gevraagd. Het meest populair bij de gouden huwelijkspenningen was Type VIII, dat een formaat heeft van 42 mm. Eén enkel geval is bekend, waar ter bezuiniging zowel grote zilveren penningen van Type VIII gekocht werden als kleine gouden van Type X, terwijL soms ook zowel gouden als zilveren penningen van hetzelfde type gebruikt wer- den (zie noot 24). Van de meeste echtparen kennen wij alleen óf gouden, óf zil- veren exemplaren, maar het is heel goed mogelijk dat ook zij penningen in ver- schillende metalen of van verschillende typen besteld hebben. Vooral de gouden penningen zullen in latere tijden vaak opgesmolten zijn.

Voor alle typen geldt dat een algemene voorzijde gecombineerd kon worden met een keerzijde die speciaal voor een bepaald echtpaar gemaakt werd. Op die keerzijden staan vaak hun wapens en namen, omgeven door liefdessymbolen.

Ook komt het voor dat de kinderen gesymboliseerd worden door boompjes van verschillende formaat, of als takken, eventueel met vruchten eraan om de klein- kinderen aan te duiden. Soms ook zijn de kinderen vruchten aan een boom met twee takken, die de ouders voorstellen. Een triest geval is het echtpaar Sanders- van Loo, dat in 1749 zijn zilveren bruiloft vierde. Op de keerzijde van hun pen- ning, gecombineerd met een voorzijde van Type IV, staat de Dood, die met een spade 12 van een boom afgevallen appeltjes in een graf schept, d.w.z. de 12 over- leden kinderen van het echtpaar. Vaak bestaat zo'n particuliere keerzijde echter uiteen tekst of een vers waarin de namen van het echtpaar verwerkt zijn. Het meest

L.c. nr. 32, 43 en 64 (maar nr. 20 is van Typs V).

(14)

1 1 2 G. VAN DER MEER

komt deze combinatie van algemene voorzijde met particuliere keerzijde voor bij Type VI.

De voorstellingen op de voorzijden van de algemene penningen, alle symbo- lisch, zijn weinig origineel. Zij kunnen in drie groepen verdeeld worden. Binnen die groepen komen allerlei variaties voor.

1. Een man en een vrouw die elkaar boven een altaar de hand reiken. Dit mo- tief komt voor op de huwelijkspenningen, Type I en II, en bij Type III.

Zoals wij zagen is van dit laatste type maar één exemplaar bekend met een gegraveerde keerzijde die verwijst naar een zilveren huwelijk, maar juist om- dat het motief op de voorzijde speciaal bij huwelijkspenningen veel voor- komt, lijkt het waarschijnlijk dat deze voorzijdestempel oorspronkelijk hier- voor gemaakt werd. Ook de Armeense huwelijkspenningen hebben deze compositie op de voorzijde.

Het motiefis afkomstig van 17e-eeuwse Duitse algemene huwelijkspenningen.

Het heeft zich ontwikkeld uit de „Manus manum lavat" scène die de Neuren- bergse zilversmid Christian Maler voor het eerst op huwelijkspenningen toe- paste26. Oorspronkelijk waren dit een man en een vrouw die elkaar boven een wasbekken de hand gaven, terwijl Amor uit een kan water op hun han- den goot, vergezeld van de spreuk Manus manum lavat, of: de ene hand wast de andere. Het wasbekken werd een tafel of een altaar, Amor met zijn kan ver- dween, in plaats van de straal water uit de kan kwamen stralen van boven uit de wolken, uit de naam van God in het Hebreeuws of uit een Alziend Oog (zie b.v. Type I).

2. Amor die de Tijd zijn zeis afgenomen heeft en hem wegvoert van een obelisk met het getal XXV er op, in de verte een obelisk met L. Het komt voor op Type V en VI, in vrijwel dezelfde vorm maar in verschillend formaat. Dit is het origineelste motief. Het wekt echter sterke herinneringen aan een alge- mene penning van Jacob van Dishoecke, eveneens een Amsterdamse zilver- smid, van wie verder weinig bekend is. Hij was de eerste die een algemene penning maakte voor zilveren huwelijken. De vroegst bekende dateert van 1705. Daarop ziet men ook twee obelisken, met respectivelijk XXV en L.

De Tijd probeert die met XXV te vernietigen, maar wordt daarvan weerhou- den door Amor die boven hem zweeft27.

Dit is waarschijnlijk het eerste algemene type dat Martinus Holtzhey ge-

26 Paul Schmid, Die Deutsche Hochzeitsmedaille, Deutsches Jahrbuch fiir Numismatik 3/4 (1940/41), p. 11-52.

2 7 O.a. H. I. de Dompierre de Chaufepié, Médailles wallonnes, Bulletin de la Commission de Fhistoire des Eglises Wallonnes, 1902, nr. 6.

(15)

maakt heeft, want wij kennen een exemplaar met jaartal 1728, waarschijnlijk zijn eerste jaar als medailleur. Het lijkt erop dat hij zich heeft laten inspireren door Van Dishoecke's voorbeeld. Zijn andere zilveren bruiloftspenningen behoren alle, met de gouden huwelijkspenningen, tot de derde groep.

3. Een vrouw die staat of zit bij een altaar waarop zij een plengoffer brengt. Dit vinden wij bij Type IV en VII t/m X. Haar hoofd is steeds met een sluier be- dekt. Soms heeft zij een vlam op het hoofd (Type VII), soms een ooievaar als attribuut (Type VII, IX en X), soms een hoorn van overvloed (Type VIII).

Volgens Martinus Holtzhey's eigen verklaring stelt de staande vrouw van Type IV, zonder vlam op het hoofd en zonder verdere attributen, de Godsvrucht voor. De vrouw met vlam op het hoofd en met een ooievaar naast zich (Type VII) verpersoonlijkt de Dankbaarheid. Van Type IX (staande vrouw met ooievaar) en Type X (zittende vrouw met ooievaar) bezitten wij geen verkla- ringen, maar in de omschriften en keerzijdeversjes komt veel dankbaarheid tot uiting. De ooievaar is ook een bekend symbool hiervoor. De staande vrouw met hoorn van overvloed van Type VIII offert op een altaar der dank- baarheid (het woord staat er op) net als de door Holtzhey als Godsvrucht bestempelde vrouw van Type IV. Misschien moeten wij haar ook als zodanig verklaren, maar zij zou ook de voorspoed van het gouden bruidspaar kunnen personifiëren.

Alle bovengenoemde attributen worden ook gevonden bij de personificatie van de Pietas op Romeinse munten. Deze heeft ongetwijfeld model gestaan voor de offerende vrouw op deze algemene familiepenningen. Misschien heeft Martinus het idee echter ontleend aan een al bestaand type. Kort voordat hij naar Amsterdam kwam werden daar nl. door een onbekende zilversmid gro- te plaquettepenningen verkocht aan zilveren bruidsparen, met een vrouw die naast een altaar zit en daar een offerschaal op leegt. Voor zover bekend begon deze zilversmid hiermee omstreeks 171728. Dit type werd ca. 1725 enigszins gewijzigd door een zilversmid die signeerde met de letter B en in de dertiger jaren voortgezet door Cornelis Coutrier29. De laatst bekende pen- ning van dit type draagt het jaartal 176530.

De overeenkomst in de uitbeelding van de staande vrouwenfiguren van Type VII en IX, ook op de verschillende stempels hiervan, is zo frappant dat de gedachte zich opdringt dat de Holtzhey's gebruik maakten van een poncoen om deze

28 Cat. J. Schulman 4/5-III-1958, nr. 1044. Het door mij over deze penningen bijeengebrachte materiaal is nog ongepubliceerd.

29 Voor zijn zilversmidsmerk zie T M P 1910, p. 234.

30 Cat. J. Schulman 4/5-III-1958, nr. 1227.

(16)

114 G. VAN DER MEER

figuur in de stempel te slaan en daarna bij te werken. Het is bekend dat deze methode gebruikt werd bij het snijden van muntstempels31. Ook van de medail- leur Jan Smeltzing (1656-1693) weten wij dat hij poncoenen gebruikte. In de Opregte Leydse Courant van 19 juli 1694 biedt zijn weduwe zijn gereedschappen te koop aan, waaronder „nog een deel Letters, Pantsoenen en alderley Figuren in Staal door den overleden zelfs gesneden en gebruykelyk tot Stempels en Signetten". Het" is echter niet uitgesloten dat steeds hetzelfde voorbeeld nauw- keurig door de Holtzhey's gecopieerd werd. Dit hebben zij dan echter bij de andere typen niet gedaan, want daar zijn bij iedere nieuwe stempel veel grotere verschillen in de uitbeelding van dezelfde figuren te zien.

De mannen en vrouwen zijn altijd gekleed in antieke gewaden. Ook op de niet-algemene penningen van Martinus is dit het geval, maar Johan George voorzag zijn echtparen op niet-algemene penningen vaak van eigentijdse kledij.

Verder komen op alle voorzijden nog kleine symbolische figuren voor, zoals een hond (trouw), brandende harten (liefde), een pelikaan (vurige liefde) etc.

De symboliek hiervan wordt besproken in de hierachter volgende beschrijving van de verschillende stempels.

Op de keerzijden staat vaak een toepasselijk vers (bij Type I, II, V, VI, VII, IX en X), al of niet omgeven door liefdessymbolen als gekruiste palmtakken, rozetakken, fakkels, gevouwen handen, brandende harten, tortelduiven, etc.

Dezelfde symbolen, maar het vlak vullend en ingenieus gerangschikt, staan op de keerzijden van Type IV en VIII. Vele werden voor het eerst gebruikt op Duitse huwelijkspenningen in de 17e eeuw (door Blum, Dadler, Höhn, Maler).

In Nederland werden verscheidene ervan overgenomen door de 17e-eeuwse medailleurs Pieter van Abeele, Wouter Muller en Christoffel Adolphi32.

31 JMP 8 (1921), p. 44-45 en 59-60.

32 Zie noot 26 en J.W.Frederiks, De Meesters der Plaquette-Penningen, Amsterdam 1943, p . 16-20 en 49, en T M P 1909, PI. IX, 8 en 9.

Afkortingen

T M P Tijdschrift voor Munt- en Penningkunde JMP Jaarboek voor Munt- en Penningkunde

Dirks P. R. J. Dirks, Penningkundig Repertorium, 4 dln., 1879-1892

(17)

115

Catalogus

Om te grote uitvoerigheid en onoverzichtelijkheid te vermijden zijn bij de be- schrijving van de verschillende vrianten van voor- en keerzijdestempels niet steeds weer de stempels in hun geheel beschreven, maar zijn alleen de meest frappante kenmerken aangegeven waardoor een latere stempel zich onder- scheidt van de vorige. Alle stempelvarianten zijn afgebeeld, en de beschrijvingen dienen dan ook alleen om identificatie te vergemakkelijken.

Voor toeschrijving van de afzonderlijke penningen aan Martinus of Johan George, zie de datering van de verschillende stempels op p. 104-6.

In de laatste kolom wordt één huidige verblijfplaats, voorzover bekend, aan- gegeven. Van een aantal penningen zijn verscheidene exemplaren met dezelfde namen en data bewaard gebleven. Bij penningen die alleen bekend zijn uit literatuur of veilingcatalogi wordt de meest recente bron genoemd. Veel exem- plaren bevinden zich in openbare verzamelingen, vooral in die van het Konink- lijk Penningkabinet. Een groot aantal algemene penningen is terug te vinden in J. Dirks, Penningkundig Repertorium III en IV, terwijl ook de veilingcatalogus van de verzameling Van Kerkwijk (J. Schulman 4/5-1II-1958) een belangrijke bron is.

In die gevallen waar het niet mogelijk was de stempels te onderzoeken, zijn zij met V? en K? aangeduid. Een niet-algemene keerzijde wordt aangegeven door —.

Aan de volgende personen ben ik veel dank verschuldigd voor hun bereid- willigheid om mij familiepenningen in hun bezit te laten bestuderen: Mevrouw A. A. van der Poel te Middelburg en de Heren M. van den Brandhof te De Bilt, G. J. Dornseiffen te Amsterdam, J. H. Evers te Den Haag, H. C. Hulshoff te Den Haag, J. Meulenhoff te Bloemendaal, F. A. Nelemans te Wassenaar, H.

von Saher te Bloemendaal, J. Schulman te Amsterdam, A. J. Bemolt van Loghum Slaterus te Amsterdam, G. M. Titsingh te Amsterdam, J. Westerhoff te Sneek en de firma Jac. Boelen te Amsterdam. Vooral Dr. Slaterus heeft mij aan zich verplicht door zijn nog ongepubliceerde catalogus van Nederlandse familiepenningen ter beschikking te stellen, zodat het mij gemakkelijk gemaakt werd algemene Holtzheypenningen in een aantal openbare en particuliere col- lecties te localiseren.

De volgende musea gaven mij de gelegenheid om penningen in hun verzame- ling te bestuderen: Rijksmuseum Amsterdam, Amsterdams Historisch Mu- seum, Amsterdam, Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, Amsterdam, Frans Hals Museum, Haarlem, Teylers Museum, Haarlem, Fries Museum, Leeuwarden, Bibliothèque Wallonne, tijdelijk in Den Haag, Noordbrabants Museum, 's-Hertogenbosch en Historisch Museum, Rotterdam.

(18)

116 G. VAN DER MEER

TYPE I. Man en vrouw in een tempel, huwelijk en zilveren huwelijk, 55 mm, in zilver.

Omschriften: De Liefde alleen.../Wie door onbevlekte min... (PI. 10).

Vz. 1: Een man en een vrouw in antieke kledij reiken elkaar de rechterhand boven een altaar waarop een brandend offer ligt. Op de voorkant van het altaar hurkt een kinderfiguurtje met opgeheven handen (waarschijn- lijk Amor). De man wijst met de linkerhand naar boven.

Het paar staat in de hal van een groot gebouw met veel zuilen. Tussen de ingangszuilen aan weerszijden van het paar hangen bloemfestoenen af. Zij worden bestraald door een oog in een driehoek.

Omschrift: DE LIEFDE ALLEEN, MAAKT TWEE TOT EEN.

Op de bovenste balk van de afsnede: M. Holtzhey - Fee: (in schrijflet- ters).

Vz. 2: Als vz. 1, maar de zuilen van de tempel zijn breder, de kapitelen groter.

In de bloemfestoenen zijn een fakkel en een pijlenbundel verwerkt (symbolen van huwelijksliefde en eendracht). Uit het oog, dat kleiner is, komen minder stralen en deze zijn korter. De letters van het om- schrift zijn kleiner, de punt erachter ontbreekt.

Volgens het vers op de bijbehorende algemene keerzijde is het gebouw een huwelij kstempel, en straalt Gods gunst op het echtpaar af.

Er bestaat een nagieting van Vz. 1, gecombineerd met een nieuwe gegoten keer- zijde, die in veilingcatalogi ten onrechte als een 17-eeuwse penning aangeduid is. (Zie Cat. Welzl de Wellenheim 1845, 11,2, nr. 15357; Cat. J. Schulman 20-23/XI/1972, 1003 en 28-30/V/1973, 592).

Kz. 1: Een krans, gevormd door een wijnrank met druivetrossen links en een bloeiende rozetak rechts, waaromheen zich een lint slingert. Bovenaan, waar de beide takken elkaar raken, zitten twee tortelduiven in een medaillon, gesloten door een hart. Onderaan komen de takken bijeen in twee in elkaar gelegde handen. Daarachter een brandend hart en twee gekruiste brandende fakkels, alles symbolen van liefde en huwelijk.

Binnen de krans het volgende vers:

Wie door onbevlekte min

Treedt den huwlykstempel in Ziet Gods gunst als heldre stralen

Ryk van zegen nederdalen Wie dus in den echt vergaert Heeft een hemel op der aerdt

(19)

Omschrift: De beste Trouw = ring die men vind - Is Liefde die de Her- ten bind.

Onder de handen staat: GETROUT

Waar deze algemene vz. en kz. gecombineerd voorkomen, staan de namen en data op de kant gegraveerd. In een enkel geval (1769) staan de namen op het lint aan de kz gegraveerd en de datum aan weerszijden van het woord „getrout".

Deze combinatie van algemene vz. en kz. is uitsluitend gebruikt ter gelegenheid van een huwelijk. Waar de algemene vz. met een niet-algemene kz. gecombi- neerd is, is de penning gebruikt ter herdenking van een zilveren huwelijk.

Vx, — 16-6-1732 Gerard Bouricius en Clara Cat. K.P.K. 2478 Maria van Riedt (zilv. huw.)

Een zeer slecht afgietsel van deze voorzijde, waarschijnlijk afgegoten van de bovengenoemde nagieting (52 mm), heeft een gegraveerde keerzijde:

V i ,

v„

v

2

v

2

,

Kx

— Kx Kx

16- 9- 17- 16- 27-

9-1767 4-1769 11-1770 6-1782 - 3-1802

Joost Joosten en

Eva Akerboom (zilv. huw.) Gerrit Houttuyn en Maria Bregger (huw.)

Gerhardus van Rekelinghuyse en Anna ter Voort (zilv. huw.) Willem Meyer en

Neeltje van der Heyden (huw.) Hendk Tigges en

Magd. Anna Poursoy (huw.)

Cat. J. Schulman 4-5/111/1958, 1232 Teylers Museum Dirks P. R. IV, 1601 Inv. K.P.K. 1957-123 Rijksmuseum

Een exemplaar waar geen namen en data in gegraveerd stonden is in 1966 nog gebruikt bij een huwelijk:

V2, Kx 13-5-1966 J . H . Evers en Verz. J. H. Evers, Francisca G. Franken Den Haag

De tweede voorzijdestempel moet vóór 1749 gemaakt zijn, want deze is nog steeds door Martinus Holtzhey gesigneerd. In dat jaar droeg hij, zoals bekend, zijn zaak in Amsterdam aan zijn zoon over.

TYPE II. Man en vrouw bij altaar, huwelijk en zilveren huwelijk, 40 mm, in zil- ver.

Omschriften: De Liefde alleen.../Gelukkig is dien stant... (PI. 10).

Vz. 1: Een man en een vrouw in antieke kledij reiken elkaar de rechterhand boven een altaar waarop een brandend offer ligt. Op de voorkant van het altaar hurkt een kinderfiguurtje met opgeheven handen (waarschijn-

(20)

G. VAN DER MEER

lijk Amor). De man wijst met de linkerhand naar boven. Zij worden be- straald door een oog.

Omschrift: DE LIEFDE ALLEEN - MAAKT TWEE TOT EEN.

Tussen de twee lijnen die de voorstelling van de afsnede afscheiden:

HOLTZHEY (links) FEC : (rechts)

Als Vz. 1, maar de gewaden zijn anders gedrapeerd, de letters van het omschrift zijn iets groter en de punt erachter ontbreekt. Het oog is groter en de stralen hebben een meer gelijke lengte. De signatuur luidt thans i. G. HOLTZHEY FEC. en deze staat nu aan de rechterkant.

De voorstelling van de man en vrouw die elkaar een hand geven is bijna exact dezelfde als bij Type I. Zij staan echter niet in een tempel. Verder zijn er alleen heel kleine detailverschillen.

Kz. 1: Het volgende vers, de drie eerste regels omlijst door een ornament, waarvan links en rechts een bloemfestoen afhangt:

GELUKKIG IS DIEN STANT

DAAR VREE DE VIERSCHAAR SPANT,

GELUKKIGER IS DEZEN EEN HART EN ZIEL

TE WEZEN

Daaronder twee met rozetakken omslingerde brandende fakkels, die elkaar kruisen achter twee brandende, door een lint verbonden, harten.

Kz. 2: Als kz. 1, maar het ornament bovenaan en de symbolen onderaan zijn iets anders, en veel fijner gedetailleerd. Achter SPANT is de komma weg- gelaten. De letters zijn kleiner en daardoor ruimer over het oppervlak verdeeld.

Waar deze algemene vz. en kz. gecombineerd voorkomen, zijn de namen en data op de kant gegraveerd of geslagen door middel van een ring om de pen- ning. Voor zover tot nu toe bekend is, is deze combinatie van algemene vz. en kz. alleen gebruikt ter gelegenheid van een huwelijk. De algemene vz. komt ook voor in combinatie met speciaal voor het bruidspaar gemaakte keerzijden, maar dan altijd ter gelegenheid van een zilveren bruiloft.

118

Vz. 2:

(21)

V1; — 19 - 5 - 1734 Hendrik Swam en Cat. K.P.K. 2521 Hendrike van Schaagen

(zilv. huw.)

Vj, — 20- 4-1753 Bartholomeus Wijbo en Cat. K.P.K. 2991 Petronella La Croix (zilv. huw.)

Het jaartal is aan de vz. in de afsnede ingestempeld.

V1; Ki Nog niet gebruikte penning, Inv. K.P.K 1072 zonder namen en data

V2, K2 15- 2-1791 Benjam. Gerard Haverkamp en Inv. K.P.K. 1958-96 Aagje Bakker (huw.)

V2, K2 18- 7-1839 G. I. H. Zelders (huw.) en Inv. K.P.K. 1958-97 29-11-1839 I. Holjé Jr. (huw.)

In het laatste geval zijn de stempels of een ongebruikte penning dus nog lang na J. G. Holtzhey's dood benut.

TYPE III. Man en vrouw bij altaar met harten, zilveren huwelijk (en huwelijk?), 46 mm, in zilver.

Omschrift: Reyne herten ende handen... (PI. 11).

Vz.: Een man en een vrouw in antieke kledij geven elkaar de rechterhand boven een altaar waarop twee brandende harten staan. De man heeft zijn linkerhand op zijn borst gelegd, de vrouw wijst met haar linkerhand naar boven, waar wolken te zien zijn die stralen schieten.

Omschrift: REYNE HERTEN ENDE HANDEN - ZYN ONVERBREKELYKE BAN- DEN.

Op de balk van de afsnede: M. HOLZHEY. FEC. (zonder T geschreven).

In de afsnede: IN DEN ECHT VEREEND 17 en daarachter twee ingestempel- de cijfers.

Hetzelfde omschrift komt voor op een 17e-eeuwse Nederlandse algemene huwe- lijkspenning naar Duitse voorbeelden (Cat. Welzl de Wellenheim 1845, II, 2, 15354. In het K.P.K. aanwezig in goud en zilver. Het zilveren exemplaar heeft een gegraveerd kantschrift uit 1707). De penning wordt genoemd en het om- schrift geciteerd in: J. Jeroense, Koddige en ernstige Opschriften, Amsterdam 1682, III, p. 224.

Van dit type is maar één exemplaar bekend, gecombineerd met een gladde keerzijde met gegraveerd opschrift. Aangenomen moet worden, dat de voor- zijde een algemene is, omdat de twee laatste cijfers van de huwelijksdatum in de afsnede ingestempeld zijn. Het is mogelijk dat deze voorzijde met een algemene keerzijde gecombineerd geweest is, die tot nu toe niet teruggevonden is.

(22)

120 G. VAN DER MEER

Vj, — 28-8-1765 Dirk Visser en Aagje Rogge Cat. K.P.K. 3109 Op de voorzijde zijn duidelijke sporen van roest op de stempel te zien, o.a. op een van de stralen achter het hoofd van de man, achter zijn linkervoet, en op verschillende plaatsen op de rand. De stempel was kennelijk lange tijd niet meer gebruikt.

Het echtpaar heeft in 1790 ter gelegenheid van hun gouden huwelijk een al- gemene penning bij de medailleur J. M. Lageman besteld (type Nahuys II, pi. XV, 102; zie Cat. inboedel J. M. van Gelder, juni 1910, te Wormerveer, no.

806).

TYPE IV. Vrouw offerend op het altaar der dankbaarheid, zilveren huwelijk, 62 mm, in zilver.

Omschriften: Wy looven God voor al 't genot/Door Liefde en Trouw (PI. 11 en 12).

Vz. 1: Een vrouw in antieke kledij, die opziet naar een stralend licht dat van het woord GOD in het omschrift afstraalt, staat op een met planten begroeid terrein en leegt met de rechterhand een offerschaal op een brandend altaar. Op de voorkant van het altaar het woord DANKBAAR-

HYD en het getal xxv binnen een slangerond. Daarachter een obelisk, waarop een nest met een pelikaan die haar jongen met haar bloed voedt.

Aan weerszijden een palmboom en een struik. Rechts op de achter- grond een tweede obelisk met daarop het getal L, omringd door vijf palmbomen.

Omschrift: WY LOOVEN GOD VOOR AL 'T GENOT.

Tussen de twee lijnen van de afsnede: M. HOLTZHEY. FEC.

In de afsnede: 'T SILVRE FEEST GEVIERD, waaronder het jaartal ingestem- peld is.

Na 1758 raken de stralen en twee palmbomen links en rechts vlak naast de tweede obelisk steeds meer versleten in de stempel. Op een penning van 1750 is er voor het eerst een barstje in de stempel te zien dat van de tweede o van VOOR loopt naar het hoofd van de vrouw. De barst wordt steeds opvallender, maar deze stempel wordt toch nog tot in de tachti- ger jaren gebruikt.

Vz. 2: De kleding van de vrouw is luchtiger gedrapeerd. Zij staat meer naar het altaar toegewend, haar linkervoet staat verder van de lijn van de af- snede af. De stralenbundel is korter en breder. De vlammen op het

(23)

altaar zijn minder hoog, de rookwolken minder dik. De obelisk met de pelikaan is smaller en heeft ingebogen zijden. De struik links ernaast is minder weelderig gebladerd en eindigt in een dorre tak. Het terrein is meer golvend en er groeien minder planten. Achter GENOT staat een punt, waarschijnlijk omdat de palmboom die oorspronkelijk op die plaats vlak bij de T stond tot een stip versleten was. Er staan echter wel weer twee palmbomen rechts van de obelisk. De signatuur luidt nu:

i. G. HOLTZHEY FEC.

De letters van de signatuur en van het opschrift in de afsnede zijn veel kleiner.

Vz. 3: Kortere stralenbundel. Het omschrift heeft kleinere letters. In de afsnede grotere letters dan op de tweede stempel, maar weer even groot als op de eerste stempel. De struik links van het altaar is meer gede- tailleerd weergegeven, evenals de heuvels op de achtergrond. De palm- bomen zijn langer. Rechts van de obelisk staat nu nog maar één palm- boom.

Waarschijnlijk is deze derde vz. stempel niet door Holtzhey zelfgemaakt.

Twee jaar voor zijn dood, nl. in 1806, was de tweede stempel nog in ge- bruik. De derde stempel is alleen bekend van een penning van 1826.

Misschien is er kort voor Holtzhey's dood nog een nieuwe stempel ge- maakt, of misschien heeft een andere medailleur (van der Keilen?) de stempels overgenomen en er een nieuwe bijgemaakt.

Op een Verklaring van J. G. Holtzhey die bij de penning verstrekt werd en waar- op de namen van het bruidspaar ingevuld konden worden, wordt de symboliek als volgt uitgelegd. De offerende vrouw is de Godsvrucht, die met opgeslagen ogen bezig is God te loven en te danken voor de genoten weldaden, op het bran- dende altaar van dankbaarheid. Het slangerond en het getal XXV op het altaar symboliseren het zilveren feest. De pelikaan die haar jongen met haar eigen bloed voedt beeldt de vurige liefde uit. De tweede obelisk met een L duidt het nog te verwachten gouden feest aan. De stralen uit het woord GOD bewijzen dat deze zegeningen door de Goddelijke Almacht geschieden.

Kz. 1: Twee brandende harten, verbonden door een lint, rusten op twee ge- kruiste palmtakken, waardoorheen twee gekruiste fakkels gestoken zijn.

De palmtakken en fakkels worden door een lint bijeengehouden. Om het uiteinde van iedere fakkel slingert zich een rozetak met 3 roosjes.

Op het punt waar de palmtakken en fakkels elkaar kruisen bevinden zich twee elkaar drukkende rechterhanden. De palmtakken worden

(24)

122 G. VAN DER MEER

aan de bovenkant bijeengehouden door een kroon met 11 parels (plus drie aan de achterkant, die zichtbaar zijn). Op een doek die over de onderkant van de fakkels gedrapeerd is staat: IN DEN ECHT VEREEND, en daarboven staan de namen van het bruidspaar gegraveerd of ingeponst, eronder de huwelijksdatum.

Omschrift: DOOR LIEFDE EN TROUW

Kz. 2: De twee harten rusten niet meer op de palmtakken, maar staan los in de ruimte. De hoek tussen de uiteinden van de fakkels is groter, aan de rozetakken zitten nu twee roosjes. De elkaar drukkende handen komen nu uit mouwen. De vlam van de fakkels is kleiner, zij worden niet lan- ger met een lint samengebonden met de palmtakken. De doek over de onderkant van de fakkels is groter en heeft geen opschrift meer in de stempel. De hele ruimte op de doek wordt nuingenomen door degegra- veerde namen en huwelijksdatum.

Uit 1766 en 1771 zijn 3 penningen bekend die geslagen zijn van een onafgewerkte keerzijdestempel. De drie parels aan de achterkant van de kroon die van binnenuit zichtbaar zijn staan los van de kroon, en het uiteinde van de rechter palmtak is niet verbonden met de rest van de tak. De stempel vertoont geen slijtage en het lijkt dan ook niet waar- schijnlijk dat deze gebreken daaraan te wijten zijn. Misschien zijn dit oorspronkelijk afgekeurde afslagen, die later toch nog verkocht zijn.

De stempel is nl. vóór 1757 bijgewerkt. Uit dat jaar en uit 1758 zijn penningen bekend die van een afgewerkte keerzijdestempel geslagen zijn.

Kz. 3: De harten rusten op het kruispunt van de fakkels, waarvan een groter gedeelte zichtbaar is. Er zitten weer drie roosjes aan de rozetakken.

Kz. 4: De harten zijn kleiner, de palmtakken korter en compacter. Er zitten twee roosjes aan de rozetakken. Tussen de woorden van het omschrift is meer ruimte.

Kz. 5: Drie roosjes aan de rozetakken. De letters vanhet omschrift zijnkleiner.

Deze stempel is alleen bekend van een penning van 1826. Zie boven, bij vz. 3.

Volgens Höltzhey's Verklaring symboliseren de rozen „de Frisheid der jaaren", en de palmtakken „de geduurzaamheid".

(25)

Va, Kj 15-3-1747 Jacobus Faken Cat. J. Schulman

Maria Schyn 4-5/111/1958,1147

V,, K? 1747 David Mill en In de handel

Catharina Ruyter

Vj, Kx 25-4-1748 Abraham Heems en Cat. K.P.K. 2895 Johanna van Dalen

Dit echtpaar heeft ook penningen van Type VII bij hun zilveren huwe- lijk ten geschenke gegeven (zie p. 134).

V1; Kj 27-10-1748 Pieter van der Wallen en Agatha Brakel

V1; — 21-3-1749 Hendrik Sanders en Catharina van Loo Vj, — 11-4-1750 Fredrik Stegman en

Maria Leydack V3, K2 1-12-1757 G. Kulenkamp en

A. M. Franszen

Cat. K.P.K. 2897 Part. Verzameling Inv. K.P.K. 1958-103 Kon. Oudheidkundig Genootschap, Amster- dam

Teylers Museum Cat. K.P.K. 3040 Verz. Prof. J. v.d. Poel, Middelburg

Vj, K2 20- 1-1758 Jan Brants en Sara van der Heyden Vj, K2 28-7-1758 Doe Schim en

Maria Garengroot Vj, K2 27-7-1766 Gerrit van Calcar en

Anneke van Calcar Onafgewerkte kz.stempel

Vj, K2 12- 5-1769 Jan Hartgers Asschenberg en Historisch Museum, Geertruyda Verwit Amsterdam Dit echtpaar heeft ook penningen van Type VIII bij Holtzhey besteld bij hun gouden huwelijk in 1794.

V?, K, 15-5-1771 Roeloff Brouwer en Sara Clementia van de Riviere Vj, K2 4-11-1771 Gerrit Cornelisz Visser en

Aaltje Dirks Volger Onafgewerkte kz.stempel

Vj, K2 zonder datum,H. Das en S. B. Luykink Onafgewerkte kz.stempel

Deze penning is door Dirks (P.R.IV, 1623) op 1771 gedateerd, zonder opgave van redenen.

V,, K? 2 3 - 5-1781 Jacobus Vos en Maria Reynink JMP 1919, p. 92, nr. 39 Cat. J. Schulman 23-24/111/1953, 1080 Teylers Museum

Cat. K.P.K. 3237

Voor het jaar 1782 zijn geen penningen van dit type bekend. Uit het aanteken-

(26)

124 G. VAN DER MEER

boek van J. G. Holtzhey blijkt echter dat hij in dat jaar wel penningen van dit type geleverd heeft (zie JMP 6 (1919), p. 95, nr. 44).

Vls K3 2 1 - 8-1783 Guilielmus Titsingh en Verz. G. M. Titsingh Anna Maria de Coup

V „ K , 16-4-1784 Corn. Voogd en C. Schalé JMP 1919, p. 104, nr.

62

V?, K, 22- 4-1784 Adriaan Rogge en JMP 1919, p. 104, nr.

Aagje Kuyper 65 Dit echtpaar heeft ook penningen van Type VII bij hun zilveren hu- welijk ten geschenke gegeven (zie p. 135).

V2, K4 26-10-1786 Mathys Hendrik van Son en Part. verzameling Anna Jouw

V2, K4 9- 5-1787 J. Daams en C. Kouwenhoven Frans Hals Museum V,, K? 10-10-1787 Hendrik Feynt en Cat. J. Schulman

Sophia Steevens 14/XII/1931, 1177 V2, K4 24-11-1796 Jacobus Zytsema en Cat. J, Schulman

Maria Moeriaans 4-5/111/1958,1384 V2, K4 5- 1-1797 Dirk van Luden en Part. verzameling

Elizabeth van Heyningen

V?, K? 17- 4-1801 Cornelis Westerwoudt en In de handel Maria van der Poel

V2, K4 11-3-1803 Willem Landmeter en Inv. K.P.K. 1962-17 Maria Aletta Lagendael

Dit echtpaar heeft ook penningen van Type VI bij hun zilveren huwe- lijk ten geschenke gegeven (zie p. 131).

V2, K4 14-10-1803 Coenraad Wertz en Fries Museum Jeanne Susanna Japin

Dit echtpaar heeft ook penningen van Type VII bij hun zilveren huwelijk ten geschenke gegeven (zie p. 135).

V2) K4 16- 4-1806 Theodore Block en Verz. F. A. Nelemans Cornelis Braet

V?, K? 22-10-1806 Balth. Dan. van Idsinga en In de handel Margaretha Theodora Collot

d'Escury

V3, K5 1-11-1826 Hermanus Royer en Inv. K.P.K. 1958-92 Eva Evertsz

In 1849 is een oude penning nog eens gebruikt voor een zilveren huwelijk.

V1; Kj 1849 W. van Bakel en Part. verzameling W. J. van der Beek

(27)

TYPE V. De Tijd met Amor, zilveren huwelijk, 54 mm, in zilver.

Omschriften: Dus bloeit de Trou..../Hier torst de Min.... (PI. 13).

Vz. 1: Een gevleugelde oude man, bekleed met een lendedoek, op het hoofd een gevleugelde zandloper, wordt aan zijn rechterhand meegetrokken door een gevleugeld jongetje, dat in zijn rechterhand een zeis houdt. De grijsaard wijst met zijn linkerhand naar een obelisk waarop XXV staat in een cartouche van twee palmtakken. Bovenop de obelisk zit een pelikaan die met haar eigen bloed haar jongen voedt. Voor de obelisk staat een altaar waarop een ooievaar is afgebeeld. Op het altaar twee brandende harten, verbonden door een lint. Op de achtergrond een vijver met twee zwanen en een fontein, daarachter twee bergen, en een obelisk waarop een L is aangebracht. Bovenop de obelisk een slange- rond, ernaast een palmboom. Links op de voorgrond een voetstuk, waarop een hond ligt. Erboven een alziend oog, omringd door stralen- schietende wolken.

Omschrift: DUS BLOEIT DE TROU - VAN MAN EN VROU, waarachter een takje.

In de afsnede: M. HOLTZHEY. FEC.

Vz. la: Als Vz. 1, maar zonder signatuur. Deze moet met opzet tussen 1753 en 1764 verwijderd zijn, want er zijn verder geen sporen van slijtage te zien.

Vz. 2: Alles is kleiner en fijner in de stempel gegraveerd. Op de achtergrond zijn nu vier bergen te zien. De balustrade langs de vijver loopt links

en rechts langer door. Het altaar is 1 mm hoger. De harten op het altaar vlammen minder hoog op. Het oog bovenaan is groter, de stralenbun- del dichter en korter. Achter het omschrift staat een punt in plaats van een takje. De signatuur is nu definitief verdwenen. De stempel kan door J. G. Holtzhey of zijn assistent C. H. Küchler gemaakt zijn, want hij is ontstaan tussen 1779 en 1789. Deze voorzijdestempel is alleen van een penning van 1789 bekend. Erna, in 1803, is weer een penning met voor- zijdestempel 1 gebruikt, met de signatuur van M. Holtzhey. Dit was waarschijnlijk een oud exemplaar uit de voorraad.

In het K.P.K. bevindt zich een „Verklaring" van de symboliek, d.w.z. een pam- fletje dat door Holtzhey bij de penning verstrekt werd, waarop de namen van het bruidspaar Samuel Verhulst en Elisabeth Kinkhuijsen (zie onder 1744) ingevuld zijn. Volgens deze Verklaring is de gevleugelde oude man met de zandloper de Tijd, het jongetje Amor, die hem zijn zeis afgenomen heeft. De obelisk met XXV symboliseert het zilveren huwelijk, die met L het gouden hu- welijk dat in het verschiet ligt. De pelikaan is een symbool van de vurige liefde.

(28)

126 G. VAN DER MEER

Met de twee brandende harten op het altaar wordt de huwelijksliefde uitge- beeld. De ooievaar is symbool voor de dankbaarheid. Het oog verbeeldt de zegeningen van God.

Kz. 1: Onder een vijfbladige rozet het volgende vers. Kapitalen worden op schijnbaar willekeurige wijze afgewisseld met onderkast.

Hier Torst de Min door Trou en Vlyt De Zeyse van den Grysen tyt, En leyd hem met een blyden geest De Suyl voorby van 't Zilv're feest:

Terwyl dit wel vereenigt Paar, Hun Herten op het Dank=altaar

Op Offeren tot Dankbaarheyt:

En smeeken d'Opper Maiesteyt Dat zy die 't Zilvre feest beleven Het Goude feest ook mogen geven.

Hieronder twee gekruiste palmtakken en twee rozetakken, gestoken door een slangerond, waarin twee rechterhanden elkaar drukken.

Kz. 2: Hetzelfde vers in dezelfde spelling als bij Kz. 1, maar de letters zijn anders over het oppervlak verdeeld. De vijfbladige rozet bovenaan is vervangen door een ornamentje, bestaande uit 5 rondjes, verenigd tot een ruit. De palmtakken en de rozetakken onderaan zijn minder omge- kruld, en de stelen van de rozetakken lopen verder door. Deze keer- zijdestempel is alleen van een penning van 1789 bekend. Erna, in 1803, is weer een penning met keerzijdestempel 1 gebruikt.

De rozetakken worden door Holtzhey in een „Verklaring" bij een particuliere penning van 1738 (Cat. K.P.K. 2576) uitgelegd als symbolen voor frisse ge- zondheid, maar op een andere van 1744 (Cat. K.P.K. 2661) voor onverminderde huwelijksvreugd. De palm- en rozetakken zijn gestoken door een slangerond (eeuwigheid).

Waar deze algemene voor- en keerzijde gecombineerd voorkomen, zijn de na- men en data steeds op de kant gegraveerd of door middel van een ring om de penning geslagen. In enkele gevallen is de algemene voorzijde gecombineerd met een keerzijde die speciaal voor het bruidspaar in kwestie gemaakt is.

V,, K, 14- 7-1737 Jacobus Boutkan en Dirks P. R. III, 607 Hester van der Kindert

Vj, — 10- 9-1738 Martinus van Scheltinga en Cat. K.P.K. 2579 Wiskien van Scheltinga

(29)

V ^ K j 21-9-1742 Pieter van Winter en Cat. K.P.K. 2618 Elisabeth van Leeuwaarden

V?, K, 19-11-1744 Samuel Verhulst en Dirks P. R. III, 816 en Elisabeth Kinckhuijsen „Verklaring".

Vl5 Kx 10-3-1745 Claas van Loenen en Cat. K.P.K. 2688 Maria Craandijk

Dit echtpaar heeft bij hun gouden huwelijk penningen ten geschenke gegeven van Type X.

Vl 5— 23- 5-1753 Petrus Smidt en Sara de Koker Rijksmuseum (z.h.) en huwelijk van hun

dochter (Cornelia Smidt)

Vla,K] 15-12-1764 J. C. Cuyk van Mierop en Rijksmuseum Sara Cloek

V] a, Kx 3-11-1770 Pieter van der Wallen en Inv. K.P.K. 1913-17 Anna Maria van der Bell

Vla, Kx 5- 3-1779 Francois Clignett en Bibliothèque wallonne Sara van Gangelt

V2, K2 11-3-1789 A. Broese en Part. verzameling A. Roussel Cat. J. Schulman 4-5/II1/1958, 1320 Vj, K1 12- 5-1803 Jacobus Hancock en Kon. Oudheidkundig

Geertruy Elisabet Romer Genootschap, Amster- dam

TYPE VI. De tijd met Amor, zilveren huwelijk, 49 mm, in zilver.

Omschriften: Dus bloeit de Trou.../Hier torst de Min... (PI. 15).

Vz. 1: Een gevleugelde oude man, bekleed met een lendedoek, op het hoofd een gevleugelde zandloper, wordt aan zijn rechterhand meegetrokken door een gevleugeld jongetje, dat in zijn rechterhand een zeis houdt.

De grijsaard wijst met zijn linkerhand naar een obelisk waarop XXV staat in een cartouche van twee palmtakken. Bovenop de obelisk zit een pelikaan die met haar eigen bloed haar jongen voedt. Aan weers- zijden oranjeappelbomen. Voor de obelisk staat een altaar waarop in een medaillon een ooievaar is afgebeeld. Op het altaar twee brandende harten, verbonden door een lint. Op de achtergrond een vijver met een schip, twee zwanen en een fontein. Op de oever daarachter een obelisk waarop een L is aangebracht, geflankeerd door twee palmbo- men waarvan de linkse nog juist zichtbaar is. Links op de voorgrond een

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

61 ARA 2.10.45.01 doss.. Ik heb geen opgave aangetroffen van de stempelkosten voor de cent en de halve cent. Toch moeten in 1941 moederstempels zijn aangemaakt want er zijn

3 3 6 , - het mark (verminderd met een provisie) en ze moesten de stukken dan voor deze prijs aan de muntmeester in hun provincie afleveren. Omdat er 70 nieuwe dukaten in een

D e laatste had zich een plek herinnerd, vlakbij zijn ouderlijk huis, waar in 1939 een schat van honderd Romeinse bronzen munten was gevonden (Boersma 1963, nr. In 1939 zijn op

Verder wordt hem bevolen op zijn munt- ijzers een bijzonder teken aan te brengen, opdat men zien kan dat de munten door hem, Vlemyngh, geslagen zijn, en wel na de dood van

bruiken w a r e n 7 ) , maar vooral was er voor de houders van edel metaal geen enkel voordeel van betekenis te behalen door het tot nieuwe stukken te doen verwerken, omdat

De in de tekst gebruikte gegevens betreffende het verloop van de expeditie en de financiële transacties zijn aan deze rekening ontleend, tenzij anders aangegeven. J De

plaren van de opmerkelijke verzameling loden gewichten in dit museum ligt vrij dicht bij het Trooise "pond.. eerstgenoemd jaar tot ijkmeester-generaal werd benoemd kunnen we

Koningen van Napels uit het huis Aragon — 13.. Hendrik II van Frankrijk