• No results found

Indië verloren, rampspoed geboren?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Indië verloren, rampspoed geboren?"

Copied!
140
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Voorwoord

Tijdens het schrijven van deze scriptie heb ik vaak gedacht dat afstuderen door middel van een scriptie er louter toe dient om iemands doorzettingsvermogen te testen. Ik vond het een zware kluif, maar ben desalniettemin blij dat mijn afstudeeronderzoek hier voor u ligt. Dit verhaal had ik niet opgeschreven zonder de hulp en stimulans van een aantal mij zeer dierbare mensen. Allereerst en allerbelangrijkst was daar mijn man, Erwin Huitema, die mij via alle mogelijke manieren heeft gestimuleerd om mijn scriptie af te schrijven. Zonder morren nam hij talloze taken van me over op het moment dat het eind in zicht kwam. Zonder Erwin was er geen master Journalistiek in het verre Groningen geweest en was er zeker geen scriptie gekomen. Mijn erkenning daarvoor is groot. Daarnaast veel dank aan mijn ouders, Cor en Els Hagebeuk, die me leerden af te maken waar ik aan begon. Marcel Broersma heeft me tijdens het schrijven van deze scriptie op een zeer prettige wijze begeleid.

In willekeurige volgorde hebben Nanda Millenaar, Frédérique Zonnevyllle en Emilie van der Ven het leven van een scriptieschrijvende student stukken aangenamer gemaakt. Ik heb liters koffie met ze gedronken en talloze malen de hobbels op de weg met ze doorgesproken. Als vriendschap in geld is uit te drukken, dan ben ik zeer rijk.

Last but not least was daar mijn dochter Eline, die het schrijfproces enorm heeft vertraagd,

(3)

Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1 Inleiding...3  Hoofdstuk 2 Verzuiling... 1.1  Kwantitatieve inhoudsanalyse...8  2.1 Journalistiek en verzuiling... ... 13  ... 14

2.1.1 Het Parool en de Volkskrant tijdens de verzuiling...18 

Hoofdstuk 3 De Hoge Veluwe... 26

  3.1 Wat vooraf ging... 26

  3.2 Voorafgaand aan de onderhandelingen... 28

  3.3 Tijdens de onderhandelingen... 35  3.4 Na de Hoge Veluwe... 38  3.5 Benaming... 44   Hoofdstuk 4 Linggadjati... 46   4.1 Linggadjati... 46   4.2 De eerste onderhandelingen... 47   4.3 Tussen de onderhandelingen in... 58   4.4 De onderhandelingen in januari... 59  4.5 De ontknoping... 67 

5.1 Wat vooraf ging... 75

  5.2 Voorafgaand aan de onderhandelingen... 78

  5.3 Tijdens de RTC: vertrouwen en samenwerking... 85

  5.4 Na afloop van de Conferentie... 97 

Hoofdstuk 6 De soevereiniteitsoverdracht...104

  6.2 Tijdens de soevereiniteitsoverdracht...110

  6.3 Na afloop van soevereiniteitsoverdracht...112

    Hoofdstuk 7 Conclusie...118 

Literatuur...127 

Bijlage I: Commentaar in de Volkskrant...131 

Bijlage II: Commentaar in Het Parool...133 

Bijlage III: Radiorede koningin Wilhelmina 6 december 1942...135 

(4)

Hoofdstuk 1 Inleiding

De Indonesische tragedie. Het treurspel der gemiste kansen; Vier jaar nachtmerrie. De Indonesische kwestie; Katholieken en de Indonesische revolutie; Indië verloren, rampspoed geboren; De bantoeng en de leeuw. Het is slechts een kleine greep uit de enorme berg

literatuur die over de dekolonisatie van Indonesië is geschreven. Verwerking heeft plaats (gevonden) in de wetenschap, het publieke domein en tot op de dag van vandaag in de rechtbank.1 Wetenschappers onderzochten de mogelijk gepleegde excessen2 door

Nederlandse militairen, diverse politieke standpunten werden belicht en door middel van journalistieke producties3 werd een poging gedaan tot duiding in de media. In de kunst bespraken literatoren zoals Jeroen Brouwers het drama van opgroeien in een

interneringskamp, Hella Haase liet bedoeld of onbedoeld de scheve verhoudingen tussen ‘Indischgasten’ en de oorspronkelijke bewoners van Indonesië zien, en decennia na de soevereiniteitsoverdracht werd er zelfs geprocedeerd over het literaire werk van Graa Boomsma, waarin hij een vergelijking trekt tussen het gedrag van het Nederlandse leger i Indonesië en dat van de Nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dat de dekolonisatie van Nederlands-Indië een pijnlijke plek blijft in de Nederlandse geschiedenis, bleek ook uit d uitspraak die toenmalig minister Bot van Buitenlandse Zaken in 2005 deed over de erkenni van de onafhankelijkheidsdatum van Indonesië. In plaats van de tot dan toe gehanteerd datum, 28 december 1949, zou 17 augustus 1945 in Nederland als onafhankelijkh

n e ng e eidsdatum te boek k h, omen staan.4

Ook de rol die de dagbladen in deze roerige tijd in de Nederlandse geschiedenis hadden, is in de boeken niet vergeten. Onder andere Hans Daalder, Jan Bank, Anet Bleic Lambiek Berends en Joan Hemels besteedden in hun werk5 aandacht aan de positie die bepaalde dagbladen innamen tijdens de dekolonisatie van Indonesië. Wanneer er over die berichtgeving werd geschreven, bleven wetenschappers (met uitzondering van Bank) echter vaak steken op de twee grote commentaren die zowel de Volkskrant als Het Parool tijdens de

1

Tien nabestaanden van de politionele acties hebben in september 2008 de Nederlandse st gesteld voor de dood die hun familieleden tijdens de politionele acties hebben gevonden.

aat aansprakelijk /242167/Indonesiers-klagen-Nederlandse-staat-aan.html, 16-9-2008.

. alder, Vier jaar nachtmerrie.

de Indonesische revolutie. en Bleich, Een partij in de tijd.

http://depers.nl/binnenland

2

Bank, Excessennota.

3

Zie ook: http://geschiedenis.vpro.nl/artikelen/23671937/, 16-9-2008.

4

Trouw, 16-8-2005, via http://www.trouw.nl/archief/article12174.ece/Geste_aan_vroegere_kolonie, 04-08-2008

5

(5)

conferentie op de Hoge Veluwe schreven. In die commentaren6 namen beide kranten duidelijk stelling in het debat over het losmaken van Nederlands-Indië van Nederland. De

Volkskrant sprak er via de pen van staatkundig hoofdredacteur C.P.M. Romme sc

dat er met Republikeinse afgevaardigden werd onderhandeld, Het Parool juichte diez onderhandelingen juist toe

hande van elfde . Aannames over de rol van de dagbladen zijn vaak op die comme

eze

bevonden, of hielden Het Parool en de V

ijd

n analyse van

n

jati of

waren. Kort gezegd wordt in dit onderzoek gepoogd de volgende vraag te beantwoorden:

ntaren gebaseerd.

Hoewel de genoemde commentaren van groot belang zijn in een analyse over de berichtgeving over de dekolonisatie van Indonesië, moet hun rol niet worden overschat. Deze scriptie laat zien dat het te simpel en vooral te ongenuanceerd is, om te stellen dat de in d twee commentaren verwoorde stellingen voor eens en voor altijd de houding van beide kranten ten opzichte van de dekolonisatie en ten opzichte van de politiek duidelijk maakte. Daarnaast wordt hier aangetoond wat de houding van beide kranten dan wel was en op welke bepaalde momenten ze welk standpunt innamen. Vooral dient deze scriptie ertoe aan te tonen in hoeverre de verzuiling invloed had op de houding van beide kranten, Volgden zij slaafs de opinie van de politieke partijen met welk zij zich in een zuil

olkskrant er wel degelijk een eigen mening op na?

Beide kranten zouden gedurende de vierenhalf jaar durende onafhankelijkheidsstr schuiven in hun opvattingen, ze nu eens heftiger verwoorden en dan weer wat milder op papier zetten. Soms schurkten de kranten dicht tegen hun politieke partijen aan, soms namen ze er meer afstand van en soms onthielden ze zich zelfs van commentaar.7 In ee

de berichtgeving van Het Parool en de Volkskrant tijdens drie zeer belangrijke

beslismomenten - de conferentie op de Hoge Veluwe, het akkoord van Linggadjati en de Rondetafelconferentie met aansluitend de soevereiniteitsoverdracht – wordt gepoogd duidelijk te maken hoe de berichtgeving over de dekolonisatie is verlopen. Dit onderzoek wil aantonen dat de kleur van de berichtgeving over de dekolonisatie van Indonesië sterk afhankelijk is va de zuil waartoe de dagbladen behoorde. Door middel van een kwantitatieve en kwalitatieve analyse van alle berichten die binnen een bepaalde periode (de Hoge Veluwe, Linggad de Rondetafelconferentie) in Volkskrant en Parool over het onderwerp Indonesië zijn geschreven (zie voor een beschrijving van die inhoudsanalyse paragraaf 1.1) wordt gemeten in hoeverre krant en partij met elkaar verweven

6

Zie bijlage I en II.

7

(6)

Werden de Volkskrant en Het Parool in hun berichtgeving over de dekolonisatie van Nederlands-Indië beïnvloed door de politieke partijen waaraan ze gelieerd waren, en zo ja, op welke wijze werd dat zichtbaar?

Tijdens de dekolonisatie van Indonesië was Nederland nog volop verzuild. Kranten, omroepen, politiek en het sociale leven waren per zuil nauw met elkaar verweven. In

hoofdstuk 2 wordt dieper op dit gegeven ingegaan en zal ook duidelijk worden gemaakt hoe

de Volkskrant en Het Parool binnen die zuilen functioneerden. Het Parool en de Volkskrant

zijn om twee redenen als onderzoeksobject gebruikt: zij waren dan wel niet de officiële partijkranten van de Partij van de Arbeid (Parool) en Katholieke Volkspartij (Volkskrant), maar wel waren zij een belangrijke spreekbuis van respectievelijk de socialistische en de katholieke zuil. PvdA en KVP waren de belangrijkste coalitiepartners tijdens de periode waarin Indonesië zich losmaakte van Nederland. Als er verwevenheid was tussen krant en politiek, dan zouden beide kranten dus positief over het gevoerde beleid schrijven. Dit beleid werd immers gemaakt door de partijen die zich in dezelfde zuil bevonden als de Volkskrant en

Het Parool: KVP en de PvdA. De keuze voor twee coalitiepartijen – en niet een coalitie- en

een oppositiepartij - is bewust. Oppositiepartijen hoeven zich niet aan coalitieafspraken te houden en zijn dus vrijer om commentaar te leveren. Dat zou de vergelijking tussen twee kranten scheef doen gaan, want de krant die zich in dezelfde zuil bevond, zou wellicht met minder consequenties afstand kunnen nemen van het standpunt van zijn partij.

De Volkskrant was na de Tweede Wereldoorlog heropgericht met als doel de belangrijkste krant voor katholiek Nederland te worden. Met de vooraanstaande katholieke oud-minister (en vanaf mei 1946 ook fractievoorzitter van de KVP) C.P.M. Romme als

staatkundig hoofdredacteur, als ‘loods’8 op het schip, is deze krant een prachtig voorbeeld van de verwevenheid tussen journalistiek en politiek in de eerste naoorlogse jaren. Het Parool was dan wel niet de officiële partijkrant van de Partij van de Arbeid (dat was Het Vrije Volk), maar was wel als krant voor de arbeiders opgericht en positioneerde zichzelf al snel in de

socialistische zuil. Onder meer door het toejuichen van de oprichting van de PvdA. Daarnaast had de krant Frans Goedhart in dienst. Hij had plaats in het noodparlement en kwam met een kleine onderbreking ook tijdens het Kabinet-Beel terug in de Tweede Kamer. Romme, en in mindere, maar zeker niet verwaarloosbare, mate, Goedhart waren in de Kamer prominent aanwezig in het Indonesisch debat. Ook in de kranten was hun stem goed te horen. Rommes

8

(7)

pen was zichtbaar door zijn sterartikelen – commentaren op pagina 1 die met grote regelmaat in de krant verschenen. Tegen het einde van 1949 was Goedhart met zijn uitgebreide

commentaren en beschouwingen net zo’n aanwezig medespeler in Het Parool wat het de losmaking van Indonesië betrof.

Zoals gezegd wordt de berichtgeving van de twee kranten aan de hand van drie belangrijke momenten in de aanhoudende onderhandelingen tussen Nederland en Indonesië geanalyseerd. De keuze voor deze drie momenten is gebaseerd op de frequentie waarmee ze in de literatuur worden vermeld, maar ook op het tijdstip waarin ze in de geschiedenis plaatshadden. Om een eventueel verschil in houding waar te kunnen nemen, is een onderhandelingsronde aan het begin en het einde van de dekolonisatie van Indonesië genomen. De conferentie op de Hoge Veluwe (van 14 april 1946 tot 24 april 1946) zou het eerste onderhandelingsmoment in Nederland worden. Voor het eerst werden onderhandelaars van de Republiek als gelijkwaardigen aan tafel gezet met onderhandelaars voor de

Nederlandse regering. De eerder genoemde commentaren lieten zien dat deze conferentie omstreden was: niet iedereen was het er kennelijk mee eens dat de Republikeinen werden gezien als volwaardige gesprekspartners. In hoofdstuk 3 zal bijvoorbeeld blijken dat de

Volkskrant het een gotspe vond dat er gesproken werd met mensen die zichzelf tot minister

hadden benoemd. De data die voor deze periode geanalyseerd werden, komen uit de kranten van 30 maart tot en met 24 mei 1946.

Als onderhandelingsmoment tussen het begin en einde van de onderhandelingen is het akkoord van Linggadjati genomen. Dit akkoord mag om verschillende redenen historisch worden genoemd: het verduidelijkte de polemiek tussen voor- en tegenstanders van de dekolonisatie van Indonesië en het akkoord zou uiteindelijk de basis leggen voor de

soevereiniteitsoverdracht.9 Dat gebeurde echter pas nadat het geparafeerd werd, er eindeloos in de Tweede Kamer op was ‘gesabbeld en gekluifd’,10 en zowel de Republiek als Nederland zich uiteindelijk slechts gebonden verklaarden aan hun eigen invulling van ‘Linggadjati’. Bovendien was dit akkoord de eerste overeenkomst die het nieuwe kabinet met de

Republikeinen sloot. De data die geanalyseerd zijn beslaan de periode van 25 oktober 1946 tot 24 april 1947. In die periode zijn bepaalde cesuren waar te nemen. De feitelijke

onderhandelingen in Linggadjati zelf vonden van 11 november tot en met 15 november 1947 plaats. Het duurde echter tot eind maart 1947 tot het akkoord daadwerkelijk werd ondertekend en in de tussentijd kwam de situatie nog op scherp te staan. Daarom is niet alleen de

9

Stempels, De parlementaire geschiedenis van het Indonesische vraagstuk, 225.

10

(8)

onderhandelingsronde zelf behandeld, maar is nagenoeg de hele periode tot ondertekening geanalyseerd. In die periode zelf zijn meerdere onderhandelingsronden gehouden. De data zijn per onderhandelingsronde geanalyseerd. Omdat die verschillende onderhandelingsronden niet altijd even goed op elkaar aansloten is het schema van twee weken voorafgaand aan de onderhandelingen en vier weken erna analyseren, hier losgelaten. Zo zijn na de eerste onderhandelingsronde in november niet vier, maar drie weken geanalyseerd. De periode van de debatten over het akkoord Linggadjati in de Tweede Kamer is in deze analyse bewust niet meegenomen. Hoe interessant het debat over dit beslismoment ook geweest zou zijn, het viel buiten de tijdsspanne die voor het onderzoek werd genomen en behoorde formeel ook niet tot een onderhandeling. Daarom wordt de analyse vanaf begin januari weer opgepakt. Hiervoor is is tweeënhalve week genomen en erna twee weken om voor de onderhandelingen in maart weer twee weken te kunnen nemen. Na de onderhandelingen in maart is wel een maand aan data geanalyseerd.

De Rondetafelconferentie met daaraan verbonden de soevereiniteitsoverdracht, tenslotte, werd geanalyseerd omdat alle krachten die tijdens de meer dan vier jaar durende onafhankelijkheidsstrijd van de Republikeinen speelden, hier samenkwamen: zowel vanuit het binnen- als buitenland bestond er destijds grote druk om tot een akkoord te komen – de

onderhandelingen vonden plaats onder toeziend oog van de UNCI, de speciale VN-commissie voor Indonesië,11 daarnaast werd er niet meer alleen met de Republikeinen onderhandeld, maar ook met het Bijeenkomst Federaal Overleg (BFO), hierin waren nagenoeg alle groepen uit het oude Nederlands-Indië vertegenwoordigd die niet bij de Republiek hoorden.

Bovendien is deze periode van historisch belang: hierin werd beslist op welke manier de onafhankelijkheid van Indonesië werd vormgegeven. Bovendien sloot de

soevereiniteitsoverdracht de dekolonisatie van Indonesië af en is het voor Nederland heel lang de datum geweest waarop Indonesië onafhankelijk werd.

De Rondetafelconferentie (RTC) startte op 23 augustus 1949 en duurde tot 2 november van datzelfde jaar. De soevereiniteitsoverdracht was op 27 december 1949. Net zoals bij het akkoord van Linggadjati is het tijdens de Rondetafelconferentie en de

soevereiniteitsoverdracht niet gelukt om de periode van twee weken voorafgaand aan de onderhandelingen en een maand erna te handhaven. De debatten in de Tweede Kamer over de conferentie hadden vijf weken na afloop van de RTC plaats, en drie weken voor

ondertekening van de overdracht. Vanwege het grote belang van deze debatten en vooral de

11

(9)

afwezigheid van politieke opvattingen tíjdens de RTC, is besloten deze extra periode mee te analyseren en de categoriseren als voorafgaand de soevereiniteitsoverdracht. De

geanalyseerde periode van de RTC loopt dus van 9 augustus tot en met 1 december 1949. Die van de soevereiniteitsoverdracht van 2 december 1949 tot en met 26 januari 1950.

Om een zo volledig mogelijk beeld te schetsen van de periodes waarop de analyse betrekking heeft, worden in de hoofdstukken 2, 3 en 4 de politieke historie geschetst

waartegen genoemde onderhandelingen plaatshadden. Daarnaast zullen ook de tussenliggende onderhandelingen kort worden weergegeven.

1.1 Kwantitatieve inhoudsanalyse

De kranten die voor, tijdens en na de conferentie op de Hoge Veluwe, het akkoord van Linggadjati en de Rondetafelconferentie en soevereiniteitsoverdracht zijn gedrukt, zijn

geanalyseerd. Alle artikelen die enigszins raakvlak hadden met de kwestie in Indonesië zijn in dit onderzoek meegenomen. Voor die selectie tussen wel en niet bruikbare artikelen is geen onderscheid gemaakt tussen berichten die over de onderhandelingen gaan, of over Indonesië zelf. Nagenoeg alles waarin het woord Indonesië, Indië of Nederlands-Indië is meegenomen in de analyse, dat betreft dus ook verslagen over puur Indonesische aangelegenheden (zoals het vormen van een Republikeins parlement) en een reportage over het gemoed van de Nederlandse troepen die in Indonesië gestationeerd waren. In de analyse zelf is er een onderscheid gemaakt tussen berichten die over de onderhandelingen gingen (de zogenaamde specifieke berichten) en de berichten die over Indonesië gingen, maar niet over de

onderhandelingen (algemene berichten). De berichten zijn vervolgens gecategoriseerd aan de hand van een aantal kenmerken: ging het specifiek over een onderhandelingsronde of was het een algemeen bericht? Wanneer een bericht ook maar iets over de onderhandelingen zelf zei, werd het onder specifiek ingedeeld, wanneer dat niet het geval was, dan viel het bericht onder algemeen. Daarnaast werd gecategoriseerd op genre, paginanummer, inhoud, kleur en

(10)

aanhalingstekens gebeurde. Toen de Republiek zichzelf net had uitgeroepen, gebeurde dat in

de Volkskrant namelijk regelmatig. Vanuit Nederlands oogpunt gezien, leek Indonesië na 17

augustus 1945 nog steeds Nederlands-Indië, al was het maar omdat er in de regering en Staten-Generaal nog zo over werd gesproken. Voor de Republikeinen was Indonesië echter al Indonesië. Om die reden is geteld hoe vaak er in een artikel over Indonesië of een afgeleide daarvan (bijvoorbeeld Indonesische) werd gesproken, hoe vaak het over Nederlands-Indië ging en hoe vaak de benaming Indië is gebruikt.

In de berichten wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende genres: een analyse, een achtergrondverhaal, een beschouwing, een commentaar, nieuwsbericht, nieuwsverhaal, opinie, portret, reportage en verslag12. Natuurlijk is dit onderscheid in de praktijk niet altijd zo glashelder zichtbaar als de theorie graag zou willen. Een reportage kan qua vorm en opzet een reportage zijn, maar daarnaast inhoudelijk ook groot nieuws bevatten. Is het dan een

reportage of een nieuwsverhaal? Wanneer een dergelijke kwestie zich voordeed, is gekeken van welk genre het bericht de meeste kenmerken had. Er is in deze indeling dus hoofdzakelijk naar vorm gekeken. Inhoudelijke kenmerken werden meegenomen, maar alleen wanneer zij voor de vorm dominant waren, werden ze als doorslaggevend voor het genre bevonden.

Eenzelfde probleem deed zich voor bij het categoriseren van de berichten op grond van kleur. In eerste instantie leek het afdoende de berichten in te delen als zijnde neutraal, positief of negatief, maar dat bleek al gauw te ruim. Uiteindelijk zijn de berichten ingedeeld als zijnde neutraal, positief naar Nederland, negatief naar Nederland, positief naar Indonesië, negatief naar Indonesië, positief, negatief, positief en negatief of beschouwend. In tabel 1 staat een beschrijving van de kenmerken van deze classificaties.

Neutraal Geen aanleiding om te veronderstellen dat er iets anders in het

artikel gebeurt dan vertellen wat er is gebeurd.

Positief naar Nederland In het artikel staan lovende woorden, zinsnedes, zinnen of alinea’s over het Nederlandse beleid, een Nederlands instituut of organisatie of een Nederlander, al dan niet in functie. Negatief naar Nederland In het artikel staan afwijzende woorden, zinsnedes, zinnen of

alinea’s over het Nederlandse beleid, een Nederlands instituut of organisatie of een Nederlander, al dan niet in functie.

12

Het onderscheid in deze journalistieke genres is gemaakt aan de hand van Bekius, Werkboek journalistieke

(11)

Positief naar Indonesië In het artikel staan lovende woorden, zinsnedes, zinnen of alinea’s over het Indonesische beleid, een Indonesisch instituut of organisatie of een Indonesiër, al dan niet in functie.

Negatief naar Indonesië In het artikel staan afwijzende woorden, zinsnedes, zinnen of alinea’s over het Indonesische beleid, een Indonesisch instituut of organisatie of een Indonesiër, al dan niet in functie.

Positief In het artikel staan lovende woorden, zinsnedes, zinnen of

alinea’s over een kwestie die zich binnen een land afspeelt, maar een binnenlandse kwestie betreft en slechts voor een bepaalde groep binnen dat land geldt.

Negatief In het artikel staan afwijzende woorden, zinsnedes, zinnen of

alinea’s over een kwestie die zich binnen een land afspeelt, maar een binnenlandse kwestie betreft en slechts voor een bepaalde groep binnen dat land geldt.

Positief en negatief In het artikel staan woorden, zinsnedes, zinnen of alinea’s die afwijzend zijn en woorden, zinsnedes, zinnen of alinea’s die lovend zijn over een kwestie van binnenlandse aangelegenheid die slecht voor een bepaalde groep binnen een land geldt. Beschouwend In het artikel staan woorden, zinsnedes, zinnen of alinea’s die

zowel afwijzend als lovend zijn. Beide zijn tegen elkaar afgewogen, maar de schrijver stelt geen ‘overall’ oordeel.

Tabel 1

Aan het categoriseren kleefden enkele haken en ogen. Vaststellen of een bericht neutraal was, leek eenvoudig, maar het was het niet. Zo kon het bijvoorbeeld voorkomen dat een verslag een getrouwe afspiegeling van de werkelijkheid leek. Desalniettemin is het dan niet duidelijk wat de schrijver heeft weggelaten. Dit probleem is deels ondervangen door neutrale betitelde verslagen van in ieder geval de Tweede en Eerste Kamerdebatten van de twee kranten naast elkaar te leggen en te vergelijken. Op die manier werd in ieder geval duidelijker welke keuze de kranten gemaakt hebben en of het predikaat neutraal ook daadwerkelijk was verdiend.

(12)

worden afgeslacht door extremisten, dan was dat positief naar Nederland (want de

Nederlandse militairen worden neergezet als de reddende partij), maar het was ook negatief naar Indonesië want de Indonesische extremisten veroorzaakten onrust en slachtten de inwoners af. Bovendien suggereerde een dergelijk bericht dat de Indonesische bevolking niet in staat was zichzelf te beschermen. Wanneer een artikel in beide categorieën paste, werd gekeken naar de manier waarop de rest van het artikel was opgebouwd. Als dit bericht als uitgangspunt het werk van de Nederlandse militairen zou hebben, dan paste het in de categorie positief naar Nederland. Ging het hele bericht over de onrust op – bijvoorbeeld – Sumatra dan werd het bericht in de categorie negatief naar Indonesië geplaatst. De

categorisering bleef dan enkel. Er is niet voor gekozen om berichten in twee categorieën te plaatsen.

Voorts zijn er nog de categorieën positief; negatief; en positief en negatief. De laatste categorie werd vooral gebruikt in nieuwsverhalen of in de in de periode van de

soevereiniteitsoverdracht gangbare nieuwsbrief, waarin achter elkaar korte berichtjes werden opgesomd over uiteenlopende onderwerpen. Die waren soms positief van aard en soms negatief.

De eerste twee categorieën (positief, negatief) werden gebruikt als restcategorie. Het kan voorkomen dat een bericht niet neutraal is, maar bijvoorbeeld zeer negatief over een speler in het publieke debat in Nederland. Het bericht is dan niet negatief over Nederland an sich – het betreft hier niet de mening van bijvoorbeeld de volksvertegenwoordiging – maar over slechts één van de stemmen in het debat. Hetzelfde gold in omgekeerde zin voor berichten die als positief werden betiteld. Tijdens de laatste periode van het onderzoek was het onderscheid tussen gekleurd berichten over een bepaald land niet meer zo prominent, maar werd er vooral negatief of positief bericht over de RTC en de resultaten daarvan, in dat geval werden de ‘smaken’ negatief of positief ook gebruikt.

De analyse van de data is te lezen in de hoofdstukken 3, 4, en 5. In die hoofdstukken wordt steeds eerst een historisch kader geschetst van de gebeurtenissen op langere termijn

voorafgaand aan de onderhandelingen. De twee weken voorafgaand aan de onderhandelingen worden nauwkeuriger geschetst en daarbij komt ook de analyse van de berichtgeving aan de orde. Aan de hand van dit historische kader en de uitkomst van de analyse, worden in hoofdstuk 6 conclusies getrokken over de berichtgeving tijdens de

onderhandelingsmomenten op de Hoge Veluwe, in Linggadjati en tijdens de

(13)

onderzoek. De analyse wordt echter eerst nog voorafgegaan door een schets van de verzuilde situatie waarin Nederland zich na de Tweede Wereldoorlog bevond. Dit is te lezen in

(14)

Hoofdstuk 2 Verzuiling

Wanneer de berichtgeving van twee kranten vlak na de Tweede Wereldoorlog in ogenschouw wordt genomen, is het begrip verzuiling niet te vermijden. ‘Zuilen zijn op

levensbeschouwelijke grondslag gebaseerde, wettelijk gelijkgerechtigde blokken van maatschappelijke organisaties en samenlevingsvormen binnen een grotere,

levensbeschouwelijke gemengde, maar raciaal en etnisch overwegend homogenen, democratische maatschappij (natie).’,13 aldus de socioloog J.P Kruijt. Hij was een van de eersten die het debat over de verzuiling aanzwengelde. In 1957 schreef hij over de problemen die verzuiling met zich meebracht: ‘verzuildheid betekent isolement, of men het erkent of niet, isolement leidt gemakkelijk tot onbekendheid met de sfeer, de levensstijl en opvattingen van “andersdenkenden”, onbekend maakt onbemind, dit leidt weer tot een vertekend beeld van de opvatting van de “anderen”, tot wantrouwen, tot groepscentrisme en daarmee tot volharding in het oude patroon en uitbreiding daarvan over nieuwe terreinen.’14 Verzuiling kan alleen ontstaan in een democratie, tekent Kruijt hierbij aan: mensen verkiezen een zuil vrijwillig, ze worden er niet van bovenaf toe gedwongen.

Over de vraag wanneer de verzuiling ten onder ging, maar vooral wanneer de ontzuiling opkwam, bestaat enige discussie. Lijphart stelt in Verzuiling, pacificatie en

kentering in de Nederlandse politiek dat de verzuiling opkwam in 1917 en ten onder ging in

1967. De Staten-Generaalverkiezingen van dat jaar kunnen wat hem betreft als keerpunt worden beschouwd. Maar volgens Hans Knippenberg was de periode van verzuiling korter: van het begin van de jaren ’30 van de vorige eeuw tot aan het eind van de jaren ’50.15 Ook over de aanwezigheid van het aantal zuilen is geen eenduidigheid. Lijphart ziet vier zuilen: katholiek, protestants-christelijk, socialistisch en liberaal.16 Maar volgens Knippenberg mag de laatste zuil eigenlijk geen naam hebben: ‘The last one hardly can be characterized as a pillar, but is a more or less remaining category.’17

Voor dit onderzoek is noch de begin- of einddatum van de verzuiling, noch de

aanwezigheid van een vierde zuil van wezenlijk belang. Waar het om gaat is dat er in de jaren van de onderzochte periode (1946-1949) sprake was van een verzuild landschap waarin KVP en de Volkskrant binnen de katholieke zuil kunnen worden ingedeeld en de Partij van de

13

J.P. Kruijt, ‘Sociologische beschouwingen over zuilen en verzuiling.’ 15.

14

Ibidem, 12.

15

Hans Knippenberg, ‘Secularization in the Netherlands in its historical and geographical dimensions’, 209-220.

16

A. Lijphart, Verzuiling, pacificatie en kentering in de Nederlandse Politiek.

17

(15)

Arbeid en Het Parool bij de socialistische. Dat aanhangers van het sociale gedachtegoed zichzelf na de Tweede Wereldoorlog ten doel hadden gesteld de verzuiling te doorbreken, doet daaraan niets af. Ook het feit dat beide kranten officieel niet gebonden waren aan de politieke partijen, maakt daar geen verschil in, want Het Parool was wel zeer in haar nopjes met de oprichting van de PvdA en juichte de gedachte van een ‘doorbraak’ dan ook toe.18 Hoewel de nieuw opgerichte Partij van de Arbeid de ontzuiling zelfs tot een speerpunt in haar verkiezingscampagne had gemaakt (door middel van de zogenoemde Doorbraak), liep dat op een fiasco uit. Volgens Anet Bleich had dat twee oorzaken. In Nederland was volgens haar vooral een grote hang naar het herstellen van de vooroorlogse verhoudingen, incluis de eigen geestelijke en politieke tradities. Ten tweede bleef het idee van de Doorbraak volgens haar vaag: het ‘personalisme’, ‘het idee van een ideëel gefundeerd socialisme dat de politieke uitdrukking is van geestelijke normen en waarden.’19

De Katholieke Volkspartij (KVP) wilde in tegenstelling tot de PvdA waarschijnlijk helemaal niet dat de verzuiling doorbroken zou worden. Romme, de

kandidaat-fractievoorzitter van die partij, was dat in ieder geval sowieso niet van plan. In de Tweede Wereldoorlog werden al plannen gesmeed om één katholieke krant voor het hele katholieke volk te maken en iets te doen aan de versnipperde katholieke gemeenschap. Het lijkt er dus op dat alleen een gemeenschappelijk geloof voor Romme niet genoeg was om zijn zuil te laten functioneren. Er moest meer komen, de banden moesten steviger worden aangehaald. Dat is ook de conclusie die Marcel Hoogenboom trekt. Volgens hem heeft de oorlog geleid tot een verdere toenadering tussen de politieke elites, maar vooral in katholieke kring wilde men terug naar oude organisatorische verbanden.20

2.1 Journalistiek en verzuiling

De oprichting van een voor het katholieke volk bestemde krant doet al vermoeden dat ook voor de journalistiek in die eerste jaren na de oorlog de verzuiling een feit was. Paul Dekker en Peter Ester, die in Netherlands journal of social sciences beschrijven welke publieke organen allemaal onderdeel uitmaakten van een zuil, trekken die conclusie ook. Zij

constateren namelijk politieke partijen, sociaal-economische organisaties, kranten, scholen,

18

Berends, Het Parool 1940 1990.

19

Anet Bleich, Een partij in de tijd, 24.

20

(16)

ziekenhuizen en omroepen verzuild zijn.21 De dagbladpers was na de Tweede Wereldoorlog zelfs verzuilder dan ooit, concludeert Jan van de Plasse in Kroniek van de Nederlandse

dagblad- en opiniepers. 22 Tabel 1 toont hoe de dagbladoplage in 1939 en 1955 over de verschillende zuilen was verdeeld. In 1939 bediende een veel groter deel van de krantenlezers zich van een neutrale krant dan in 1955 het geval was (zie tabel 2)

Oplagepercentage per zuil 1939 1955

Neutraal 54,4% 39,2% Rooms-katholiek 23,8% 25,6% Socialistisch 9,4% 18,8% Protestants-christelijk 5,5% 8,5% Liberaal 4,2% 4,9% Communistisch - 3,0% Tabel 2

Vandaag de dag, in 2009, mag verwacht worden dat een nieuwsmedium in ieder geval probeert objectief de waarheid weer te geven. Natuurlijk kleven daar allerlei haken en ogen aan, maar verwacht mag worden, dat het streven er is. Wanneer een dagblad – of een ander nieuwsmedium – deel uit maakt van een zuil, kan de vraag gesteld worden of er nog wel sprake is van objectieve berichtgeving en vooral of journalisten objectief wilden zijn.

Objectiviteit is wellicht het belangrijkste streven van de hedendaagse journalist en wordt door Michael Schudson omschreven als een norm die journalisten gidst naar het scheiden van feiten en waarden en die ervoor zorgt dat alleen de feiten worden gerapporteerd. ‘Objective reporting is supposed to be cool, rather than emotional, in tone. Objective reporting takes pains to represent fairly each leading side in a political controversy. According to the objectivity norm, the journalist’s job consists of reporting something called “news” without commenting on it, slanting it, or shaping its formulation in any way.’ 23

In het huidige trustee model24 bepaalt de journalist voor de ontvanger van nieuws wat er belangrijk is, waar zijn interesses liggen of zouden moeten liggen. Veel media hebben om invloed van de markt buiten de deur te houden en om hun onafhankelijkheid en objectiviteit te

21

Paul Dekker en Peter Esther, ‘Ideological identification and (de)pillarisation of the Netherlands’, 169.

22

Van der Plasse, Kroniek van de Nederlandse dagblad- en opiniepers, 37. 23

Schudson, ‘The objectivity norm in American Journalism’, 150.

24

(17)

waarborgen een redactiestatuut opgesteld. Dat het desalniettemin zo goed als onhaalbaar is om objectief (‘Waarheid, authenticiteit, objectiviteit... Wie gelooft er nog in?’25, vragen Bernadette Kester en Huub Wijfjes zich zelfs af) of zelfs maar onafhankelijk (parlementair nieuws is bijvoorbeeld vaker gebaseerd op gemaakte afspraken met een voorlichter, of bewust gelekte informatie, dan dat het voorkomt uit onafhankelijk onderzoek) doet niets af aan het feit dat het een streven van journalisten zou moeten zijn om zo onafhankelijk en objectief mogelijk te blijven berichten. Al is het alleen maar omdat er volgens Kester en Wijfjes ‘hooguit (...) een Popperiaanse houding [bestaat, LH] waarmee we voor wáár aannemen wat de serieuze media ons bieden, totdat die inhoud gefalsificeerd wordt en en een nieuwe (voorlopige) waarheid zich aandient’26.

Of dat streven naar onafhankelijkheid en objectiviteit er in de periode van dit onderzoek ook al was, kan echter worden betwijfeld. Hoewel kranten zich destijds op Angelsaksische leest probeerden te schoeien27 waarbij objectiviteit hoog in het vaandel stond,28 was de onafhankelijkheid van de journalist zeker geen voldongen feit. Er was eerder sprake van een advocacy model,29 dan van een trustee model: de media dienden de zuil en politieke partij waaraan ze verbonden waren of waarin ze thuis hoorden. De aanwezigheid van een politicus in een redactie van een krant was niet vreemd. Ook de hier geanalyseerde

kranten, Het Parool en de Volkskrant, hadden een politicus in de gelederen: C.P.M. Romme was staatkundig hoofdredacteur bij de Volkskrant, Frans Goedhart maakte naast zijn

Kamerlidmaatschap ook deel uit van de redactie van Het Parool en de hoofdredacteur van Het

Parool, Van Heuven Goedhart, was tijdens de Tweede Wereldoorlog niet alleen minister van

Justitie geweest, maar tijdens zijn hoofdredacteurschap werd hij ook afgevaardigd als

Nederlandse vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties. Daarnaast was hij namens de PvdA lid van de Eerste Kamer. Dat het objectiviteitsstreven voor de redacteuren die tevens als lid van de volksvertegenwoordiging functioneerden nagenoeg onhaalbaar moet zijn geweest, mag dus geen twijfel lijden. De vraag is of zij dat überhaupt ambieerden of dat ze alleen notie hadden van professionaliteit, dus dat hun werk voor de Kamer niet hetzelfde werk was, als hun werk voor de krant.

25

Kester en Wijfjes, ‘Media en oorlog’, 12.

26

Kester en Wijfjes, ‘Media en oorlog’, 12.

27

Er kwamen koppen en leads boven de artikelen en in de kolommen werden streamers gezet: ‘pakkende zinnetjes die tussen twee strepen in een groter corps waren gezet.’ Bovendien werd het nieuws ‘oprolbaar’ geschreven: het belangrijkste nieuws kwam bovenaan te staan, het minst belangrijke onderaan. Wijfjes,

Journalistiek in Nederland, 262.

28

Een verslaggever mocht bijvoorbeeld niet de ‘waarom-vraag’ stellen – dat bracht hem op het vlak van interpretatie en interpretatie was voorbehouden aan de hoofdartikelenschrijver. Wijfjes, 261.

29

(18)

Niet alleen volksvertegenwoordigers voelden geen drang onafhankelijk te zijn, ook ‘gewone’ journalisten vonden het wel prima dat ze binnen een zuil functioneerden: ‘Toen de media zuilgebonden waren, hadden journalisten daar vrede mee. Waarom? Nou gewoon, omdat zij zich in hun zuil thuis voelden. (...) Ik en andere katholieke journalisten waren onvoldoende kritisch ten opzichte van mannen als Romme, Luns en Beel. Niet zozeer uit labbekakkerigheid, maar als gevolg van het feit, dat wij het met hen eens waren’30, concludeerde Henry Faas, parlementair verslaggever van de Volkskrant in retrospectief.

Ook is het een feit dat menig journalist zich liet controleren door degene over wie hij verslag deed. Niet omdat dit moest, maar omdat het zo beter werd gevonden. Broersma laat zien dat meerdere journalisten hun artikelen lieten corrigeren door politici,31 maar ook maakte de journalistenvakbond FNJ meerdere gentleman’s agreements met de overheid waarbij journalisten geïnformeerd zouden worden over kabinetsformaties wanneer zij zich minder opdringerig zouden opstellen tegenover de formateur.32 Anderzijds laat de ‘noodzaak’ van een dergelijke afspraak zien dat journalisten zich niet alles lieten zeggen. Premier Drees had eerder al geklaagd over de houding van de pers die geheime of niet volledige informatie openbaar maakte en daarmee sensatie zou kunnen wekken.33

Naast de hierboven beschreven vermenging van journalistiek en politiek, wrong onafhankelijkheid vlak na de Tweede Wereldoorlog ook met het streven fatsoenlijk te zijn. Een journalist moest zichzelf destijds ten doel stellen het private leven te beschermen. Een individu bleef buiten de media, tenzij het een publiek figuur betrof of het gezien het nieuws onvermijdelijk was de persoon te noemen. Desalniettemin moest altijd getracht worden een individu alleen te noemen als het algemeen belang werd gediend. Nieuwsgierigheid alleen was geen reden om in de persoonlijke levensfeer in te breken.34

Het maken van afspraken en het betrokken zijn bij een partij binnen een zuil wil overigens ook niet zeggen dat een objectiviteitstreven afwezig was: er zijn net zoveel argumenten te bedenken voor de these dat er wel een streven was om objectief te zijn, maar dat deze term louter een andere lading kende dan nu. Het was bijvoorbeeld geen ongewoon beeld om een verklaring van deze of gene letterlijk over te nemen. Op die manier deed de journalist geen inbreuk op de boodschap en was hij simpelweg een doorgeefluik. Dat kán beschouwd worden als objectiviteit. Wat het maken van die afspraken en verbondenheid wil

30

Faas, Termieten en Muskieten, 220.

31

Broersma, ‘De hand van Romme’.

32

Wijfjes, Journalistiek in Nederland, 292-296.

33

Ibidem.

34

(19)

zeggen is dat er een zekere lijdzame volgzaamheid gold onder journalisten. Het laten

controleren van berichten door politici geeft gelegenheid tot manipulatie, of tot het weglaten van zaken. Dat komt objectieve verslaggeving natuurlijk niet ten goede.

2.1.1 Het Parool en de Volkskrant tijdens de verzuiling

Kranten functioneerden vlak na de Tweede Wereldoorlog binnen een zuil. Ze hadden

onmiskenbaar een bepaalde signatuur en droegen die ook prominent uit. De Volkskrant droeg als ondertitel Dagblad voor het katholieke volk. Maar ook Het Parool, de andere krant die in deze scriptie centraal staat, liet zijn kleur duidelijk blijken. De blijdschap waaraan de krant uitdrukking gaf bij de oprichting van de PvdA, zou bijvoorbeeld in deze tijd elke lezer op zijn minst de wenkbrauwen doen fronsen.

2.1.1.1 De Volkskrant

De verwevenheid tussen journalistiek en politiek in de katholieke zuil kreeg vlak na de Tweede Wereldoorlog gezicht door C.P.M. Romme. Van 1945 tot 1952 was deze voormalige minister van Sociale Zaken voor de Roomskatholieke Staatspartij, de voorganger van het latere KVP staatkundig hoofdredacteur van de Volkskrant en vanaf mei 1946 was hij bovendien fractievoorzitter van de KVP in de Tweede Kamer, alwaar hij een van de hoofdrolspelers was in de Indonesische kwestie.35 Romme was niet alleen staatkundig hoofdredacteur, hij had ook aan de wieg gestaan van de naoorlogse Volkskrant. In de hongerwinter had hij geheim overleg gevoerd met de voorzitter van het Rooms-Katholieke Werkliedenverbond (RKWV) A.C. de Bruijn, J.H.E. Asberg (propaganda-adviseur bij het RKWV), en de geestelijk adviseur van het werkliedenverbond J.G. van Schaik. Samen bedachten ze een reorganisatie van de katholieke pers op ideële grondslag. De Volkskrant moest een sociale signatuur krijgen, maar zou vooral een krant zijn voor het hele katholieke volk.36 Romme werd gevraagd om hoofdredacteur te worden van de krant, maar voor die eer bedankte hij vriendelijk. Wel wilde hij de politieke lijn van de krant bepalen door aan de slag te gaan als staatkundig hoofdredacteur en bemoeide hij zich intensief met de benoeming van de algemeen hoofdredacteur. Dit werd de jonge, op Engelse leest geschoolde journalist J.M. Lücker, die op 1 januari 1945 in dienst trad bij de nog niet bestaande krant. Volgens Van Vree

35

Bosmans, ‘De orkestratie van het KVP-beleid inzake de Indonesische kwestie.’

36

(20)

gaf de positie van staatkundig hoofdredacteur Romme ‘een comfortabele politieke basis’37, terwijl de KAB met Rommes benoeming ruimte gaf voor verbreding en integratie. Zijn aanstelling gaf namelijk aan dat de Volkskrant niet alleen meer een arbeiderskrant zou zijn, maar dat het een dagblad werd voor het hele katholieke volk.

De Volkskrant was geen nieuwe krant. Ze bestond al voor de oorlog, maar had toen het

karakter gekend van een ‘verenigingsorgaan’.38 Ze was in 1919 opgericht als weekblad en al redelijk snel daarna (in 1921) omgevormd tot een dagblad. De Volkskrant was eigendom van de katholieke arbeidersbeweging (KAB). Volgens Sierk Ybema was de krant vooral een ‘uitdrukking van het groeiend zelfbewustzijn van de katholieke bevolkingsgroep die lange tijd politiek en maatschappelijk achtergesteld [was, LH] aan andere bevolkingsgroepen’.39 Toch was de krant de eerste tien jaar vooral gericht op de leiders van de arbeidersbeweging en niet zozeer op de arbeiders zelf. Er werden veelal opiniërende artikelen geschreven,

nieuwsvoorziening leek niet het primaire doel van de krant. Dat veranderde in de jaren dertig van de vorige eeuw. Toen groeide de oplage van achtduizend stuks in 1930 naar meer dan 27 duizend in 1939 en kreeg de krant ook steeds meer het karakter van een nieuwsblad.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog verdween de krant abrupt. De hoofdredacteur was onder druk van de bezetters ‘vervangen’ en als reactie daarop had de redactie collectief haar ontslag ingediend. Het nieuws werd via een brief met de krant mee het land in gestuurd. ‘Daarmee was het startsein gegeven voor de leegloop van de krant: (…) de meeste lezers braken met hun middagblad.’40 In oktober 1941 was de oplage gedaald tot vierduizend stuks en werd de uitgave van de krant gestopt, zij het niet voorgoed.

Direct na afloop van de Tweede Wereldoorlog verscheen de krant op 8 mei 1945 opnieuw, niet meer als middagblad, maar als ochtendkrant. Geheel in de lijn met de enorme nieuwshonger die er onder de bevolking bestond – men had het tenslotte lang zonder krant moeten doen die niet voor propagandadoeleinden werd gebruikt - stegen de oplagen van de krant direct enorm: in de eerste maanden al naar 75 duizend stuks.

Als staatkundig hoofdredacteur bemoeide Romme zich intensief met het politieke nieuws in de krant en droeg zo bij aan de politieke kleur van de Volkskrant. Andere terreinen bleven vrij van zijn bemoeienis. Zo werd al het politieke nieuws ter goedkeuring aan Romme voorgelegd, maar wist hij voor de rest weinig van de krant. De politicus schreef drie maal per week zelf een hoofdartikel en hij onderhield nauw contact met, en had supervisie over, de

37

Ibidem, 20.

38

Broersma, ‘De hand van Romme’, 53.

39

Ybema, De koers van de krant, 86.

40

(21)

politiek verslaggever van de Volkskrant Wim Snitker. Deze vergezelde hem in 1947 zelfs als persoonlijk secretaris tijdens Rommes reis door Indonesië, een reis die hij maakte als

oriëntatie op een mogelijk landvoogdijschap, niet als verslaggever voor de Volkskrant.41 ‘Romme (…) gebruikt de Volkskrant als podium voor zijn opvattingen. De krant krijgt op die manier het karakter van een partijblad. Dit blijkt bijvoorbeeld bij de strijd om de

onafhankelijkheid van Indonesië (het Nederlands-Indiëconflict). De mening van de

Volkskrant is de mening van de KVP en omgekeerd.’42 In de analyse zal blijken dat Snitker tijdens zijn tijd in Indonesië desalniettemin wel degelijk kritische stukken schreef ten opzichte van het regeringsbeleid en ze ook ondertekende met zijn eigen naam, iets wat destijds niet gebruikelijk was.

Romme was een autoritair man, hij duldde weinig kritiek. Zo gaf hij een lezer die het waagde commentaar te hebben op het beleid ten aanzien van Indonesië eens een veeg uit de pan door zich af te vragen of de beste man wel genoeg van de hele kwestie afwist om überhaupt een mening te mogen hebben.43 Aan de andere kant stelt Henry Faas, die als

Volkskrant-redacteur werkzaam was op de parlementaire redactie, dat de druk van Romme

slechts gering was, maar dat er op de Haagse redactie eerder sprake was van zelfcensuur: ‘aan de fouten van Romme voel ik me medeschuldig, omdat ik ze als journalist van de Volkskrant niet aan de kaak heb gesteld, althans, zijn wonderlijke strapatsen niet heb blootgelegd.’44. De staatkundig hoofdredacteur had Faas volgens de laatste slechts eenmaal verzocht een artikel niet te plaatsen. Het niet tegenspreken van Romme gebeurde volgens hem vooral omdat Romme het vlaggenschip van de katholieke gemeenschap was. ‘De hyperintelligente Romme, de goede redenaar, de super-politicus, de top-onderhandelaar, de aristocraat Romme werd het symbool van ons recht om gelijk te zijn. (…) Zo’n man val je niet af, dachten ze onder andere in de KVP-fractie en bij de Volkskrant van toen. Zo’n man poets je op. Zijn fouten frummel je onder het kleed. Verkeerd natuurlijk, in strijd met de goede journalistieke zeden.’45

Volgens Broersma gebruikte Romme de Volkskrant om zijn politiek te ondersteunen. Hij stelde het opnieuw vastgelegde partijpolitieke patroon van de KVP niet ter discussie toen dat was vastgesteld,46 maar gebruikte de Volkskrant ook om zijn mening, als die anders was dan die van ministers of leden uit zijn fractie, te verkondigen en gebeurtenissen te

interpreteren op een manier die volgens hem de juiste was. Hemels zag de krant steeds meer

41

Broersma.

42

Van Gessel, Een beeld van een dagblad, 25.

43

Broersma, ‘De hand van Romme’, 55.

44

Faas, ‘Hij genas de katholieken van hun minderwaardigheidscomplex’, 148.

45

Ibidem, 148-149.

46

(22)

in een partijblad veranderen. Dit omdat de normale kritiek op partijbestuur en fractie ‘verstomde’47.

Zowel Broersma als Hemels zien een intensieve bemoeienis van de Romme inzake het beleid rond de kwestie in Indonesië. In de weken voorafgaande aan de tweede politionele actie die het Nederlandse leger in de Indonesië uitvoerde, controleerde de fractievoorzitter alle artikelen die over Indonesië werden geschreven. Lücker heeft Romme een brief geschreven waarin hij zichzelf niet competent verklaarde om over de situatie te schrijven en vroeg de fractievoorzitter of hij met hem mocht overleggen of dat het de laatste het beste leek een vaste medewerker op de portefeuille te zetten.48 Dit resulteerde er volgens Hemels in dat de

strekking van de berichten over het conflict in Indonesië werden bepaald door het streven van Romme om de coalitie te redden en de rechtervleugel van de KVP binnenboord te houden.

Daalder, maar ook Bank en Bosmans, zien echter iets heel anders. Romme zou volgens hen lange tijd streven naar een anders samengesteld kabinet en dan ook meerdere malen hebben aangestuurd op een val van de regering49. Zeker na 1946 speelden

tegenstellingen tussen PvdA- en KVP-ministers een duidelijke rol, schrijft hij in zijn biografie over Willem Drees. Beide partijen hadden desalniettemin wel rekening te houden met de Kamerfracties waarop zij steunden en waarbinnen soms heftig verzet bestond tegen de gevoerde lijn. Bij de katholieken was men voor het behoud ‘van een “zware” Nederlands-Indonesische Unie. Binnen de PvdA keerden leden zich bitter tegen de uitgebreide militaire acties waartoe het kabinet tot tweemaal toe besloot.’50.

2.1.1.2 Het Parool

Ook Frans Goedhart was een prominent gezicht in de politiek rond de kwestie in Indonesië en evenals Romme iemand die niet alleen toegang had tot een dagblad, maar ook nauw

betrokken was bij de oprichting ervan. Goedhart was in de zomer van 1940, een paar maanden nadat Nederland de oorlog tegen Duitsland had verloren gestart met de Nieuwsbrief van Pieter

’t Hoen. Het verzetskrantje zou tot 1941 blijven verschijnen, om vervolgens over te gaan in Het Parool. De dag na de bevrijding in 1945 kwam Het Parool, als vanzelfsprekend, gewoon

uit. Een aantal oud-verzetsmensen had de komst van Het Parool als dagblad geïnitieerd. ‘Ze wilden de krant gebruiken om hun denkbeelden over de opbouw van een sociale,

democratische, rechtvaardige, onverzuilde en weerbare maatschappij uit te dragen’, schreven

47

Ibidem.

48

Hemels, De emancipatie van een dagblad 291.

49

Zie Bank, De katholieken en de Indonesische revolutie en Daalder, Vier jaar nachtmerrie.

50

(23)

Gerard Mulder en Paul Koedijk in Léés die krant!51, waarin ze de geschiedenis van het naoorlogse Parool beschrijven.

Hoewel de krant een groot voorstander was van de Doorbraak-gedachte, kwam Het

Parool toch vrij snel – samen met Doorbraakpartij het PvdA - in de socialistische zuil terecht.

De krant had het ontstaan van de PvdA toegejuicht. ‘Toen wij onlangs de geboorte van de Partij van den Arbeid aankondigden en uiting gaven aan onze oprechte vreugde over de totstandkoming van een combinatie van democratisch-progressieve krachten, die het begin is van een doorbreking onzer verstarde partijverhoudingen, maakten wij de opmerking dat de nieuwe partij uitermate sterk ligt in het verlengde van allerlei verlangens en wenschen, die in de periode van de Duitsche bezetting in ons land levend zijn geworden. Die opmerking snijdt temeer hout, omdat daarmee als het ware de verhouding van Het Parool tot de Partij van den Arbeid met één slag gekenschetst wordt.’52

Toch was de krant bij lange na niet zo diep verankerd in de socialistische politiek als

de Volkskrant was in de katholieke. ‘Het Parool won na de bevrijding opvallend veel

abonnees, maar verloor er ook weer duizenden door zijn antikolonialistische opstelling in de kwestie Nederlands-Indië.’53, schreven Maarten Schneider en Joan Hemels. Het is dezelfde conclusie die parlementair redacteur van de Volkskrant Henry Faas trekt: ‘Een socialistische krant als Het Parool heeft zijn onafhankelijkheid ten opzichte van de PvdA duur moeten betalen, omdat die onafhankelijkheid kwam in een tijd toen liefde voor de partij nog op prijs werd gesteld.’54 Ook Peereboom ziet Het Parool als een neutrale krant. In een onderzoek van het NIPO uit 1954 en 1958 blijkt dat in de eerste peiling 7 procent de krant leest om haar politieke richting en in de tweede peiling 8 procent. Daartegenover staat dat respectievelijk 19 en 13 procent de krant leest omdat ze neutraal zou zijn.55 Er vanuit gaande dat de vragen in een opiniepeiling vaak meer zeggen over de peiler, dan over de gepeilde, zou zelfs tot de voorzichtige conclusie kunnen leiden dat Het Parool zichzelf zag als een neutrale krant. Daartegenover staat de mening van de mediahistoricus Frank van Vree, die Het Parool samen met Het Vrije Volk wel degelijk in de socialistische hoek ziet staan. Ook het feit dat meerdere prominenten van Het Parool (Frans Goedhart en G.J. Van Heuven Goedhart) leden waren van de Staten-Generaal, maar geen afscheid namen van hun werk voor de krant, zou een

aanwijzing kunnen zijn dat Het Parool wél in de socialistische zuil thuishoorde.

51

Mulder en Koedijk, Léés die krant!, 9.

52

Van Heuven Goedhart in Berends, Het Parool 1940 1990, 73.

53

Schneider en Hemels, De Nederlandse krant 1618-1978, 330.

54

Faas, Termieten & Muskieten, 220.

55

(24)

Het dagblad was in ieder geval niet officieel de partijkrant van de PvdA – dat was Het

Vrije Volk. Het Parool is er in de loop der jaren om bekend geraakt haar eigen mening te

ventileren. De PvdA was niet zonder meer voorstander van de soevereiniteit van Indonesië, zo bleek ook uit het Urgentieprogram56 van 1946, maar Het Parool was dat wel en was verheugd over de radiorede van koningin Wilhelmina op 6 december 1942.57 De krant had in de tweede helft van 1943 al enige programmatische richtlijnen geschetst voor een naoorlogse

Indonesische politiek. Hierbij werd te kennen gegeven dat het recht van de Indonesische volkeren erkend moest worden en zij recht hadden op vrijheid en zelfstandigheid58. Natuurlijk bestond de PvdA destijds nog niet, maar het is wel tekenend dat de illegale krant een mening heeft neergezet en bij die mening is gebleven.

Frans Goedhart, een van de oprichters van Het Parool, was naast redacteur van de krant ook lid van de Nationale Adviescommissie, een functie die hem het lidmaatschap opleverde in het Noodparlement dat zitting hield van 20 november 1945 tot 3 juni 1946. In maart 1946 werd de oud-verzetsstrijder tevens lid van het dagelijks bestuur van de Partij van de Arbeid, die een maand eerder was opgericht. Bij de verkiezingen van mei 1946 stond hij te laag op de kieslijst om een zetel in het parlement te bemachtigen, maar in november van datzelfde jaar kon hij toch plaats nemen in het parlement. De tijd tussen zijn twee

Kamerlidmaatschappen in, gebruikte Goedhart om als verslaggever naar Indonesië te reizen.59 Hoewel de journalist tot vlak voor die tijd nog aanhanger was van het idee om Indondesië op te nemen in een gemenebest, kwam hij na een onderhoud met een voormalig correspondent in Indonesië tot de conclusie dat de onafhankelijkheid van Indonesië een onafwendbaar feit was. In zijn reportages en verslagen die hij vanuit Indonesië zond, zou hij dan ook een heel ander beeld van de situatie aldaar schetsen, dan eerder door de regering werd gedaan. Hij vertelde over een veel minder chaotische Republiek dan de Nederlanders eerder ter ore was gekomen. Het enige dat de Indonesiërs volgens hem wilden, was vrijheid. Kort na zijn reis kwamen andere waarnemers als P.J. Koets (chef van het kabinet van de Indonesische landvoogd, luitenant-gouverneur-generaal Van Mook) tot dezelfde conclusie.60

Een jaar later zou Goedhart weer naar Indonesië vertrekken. Ditmaal niet in opdracht van de krant, maar in opdracht van zijn partij. De politicus was een spraakmakend Indonesië-woordvoerder en had goede contacten in de Republiek. Voorafgaand aan die reis liep in

56

http://dnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/programmas/Verkiezingsprogramma/1946/kvp46.pdf, 25-9-2008.

57

Zie hoofdstuk 1 en bijlage III

58

Peereboom, Het Parool, 25.

59

Madelon de Keizer, http://www.iisg.nl/bwsa/bios/goedhart.html, 5-2-2007.

60

(25)

Nederland de spanning op. Het financieren van de troepen in Indonesië belaste de schatkist zwaar en er moest een keus worden gemaakt: terugtrekken of militair optreden. Door het laatste zouden economische doelen ingenomen kunnen worden en uit de opbrengsten van die doelen zou het leger kunnen worden gefinancierd. De Republiek zou dan tegelijkertijd verzwakken. Goedhart ageerde daar fel tegen. Hij bleef in de Kamer herhalen dat

toeschietelijkheid naar de Republiek alleen resultaat had, als Nederland nog enige tijd in Indonesië wilde blijven. Dat was, in eerste instantie, tegen dovemansoren gezegd, maar later zouden de waarschuwingen van Goedhart en ook van de Nova Zembla-groep61 serieuzer worden genomen. Dit resulteerde in een reis van Goedhart naar Indonesië. Mulder en Koedijk vragen zich echter af of de reis niet óók geregeld werd om de Parool-verslaggever uit de buurt te hebben, wanneer het PvdA zou instemmen met een militaire actie in Indonesië. Met name tijdens en na de Rondetafelconferentie en soevereiniteitsoverdracht zou Goedhart onder het pseudoniem Pieter ’t Hoen talloze commentaren en artikelen schrijven over de

dekolonisatie van Indonesië.

Koedijk en Mulder stellen dat door de verwevenheid die de krant met de politiek had, een veel grotere rol speelde bij het beïnvloeden van gebeurtenissen dan de media heden ten dage doen. Toch was Het Parool geen krant die slaafs aan het handje van de PvdA meeliep. Zo schroomde Het Parool niet om na het uitbreken van zowel de eerste als de tweede politionele actie, felle kritiek te leveren op het beleid van de regering waar ook de Partij van de Arbeid deel van uitmaakte.

Romme en Goedhart namen elk een eigen (en verschillende) positie in, in hun krant. Romme was staatkundig hoofdredacteur en hoewel hij nagenoeg nooit op de redactie aanwezig was, had hij wat politiek betreft een belangrijke of misschien wel de belangrijkste, stem in de krant. Twee tot drie maal per week viel er een sterartikel van hem te lezen op de voorpagina. Zijn stijl kenmerkte zich niet in leesbaarheid (zijn stukken waren niet om te vreten, schrijft de historicus Hemels zelfs), maar volgens Broersma werden ze desalniettemin goed gelezen. Romme was binnen de redactie niet omstreden. Artikelen over de kwestie in Indonesië werden hem voorgelegd en zijn oordeel werd vaak overgenomen. Martin Sommer suggereert

61

(26)

in zijn boek over Lücker, Krantebeest dat het niet de hoofdredacteur was, die de touwtjes in handen had: ‘Geen twijfel wie de baas is, en wie de ondergeschikte.’62

Dat alles geldt niet voor Goedhart, die nog een hoofdredacteur boven zich had. Een hoofdredacteur met wie het niet zo goed boterde als bij Romme en Lücker het geval was. Goedharts artikelen kenmerkten zich vaak door een felle stijl en door het weergeven van zaken als zwart wit, in plaats van gekleurd, of zo men wil, grijs. Bovendien was Goedhart pas in het laatste deel van dit onderzoek persoonlijk te herkennen in de krant. Het Kamerlid moest meerdere malen in debat over zijn artikelen, terwijl Rommes frustraties niet verder schenen te gaan dan irritatie om zetfouten. Volgens Broersma was het overigens heel wel mogelijk dat die veroorzaakt werden doordat de KVP-fractievoorzitter een belabberd handschrift had.

62

(27)

Hoofdstuk 3 De Hoge Veluwe

3.1 Wat vooraf ging

Het verlangen naar onafhankelijk van de Indonesische Republikeinen moet voor Nederland niet geheel als donderslag bij heldere hemel zijn gekomen. Al ruim voor de Tweede

Wereldoorlog hadden Indonesische nationalisten te kennen gegeven meer zelfbestuur te willen in Nederlands-Indië,63 maar dat was destijds tegen dovemansoren gezegd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog keerde de houding van in ieder geval het koningshuis ten opzichte van die onafhankelijkheidswens. In een radiotoespraak op 6 december 194264 sprak Koningin Wilhelmina voor Radio Oranje onder andere de volgende woorden:

‘Na een historische verbondenheid van eeuwen, waarin het tijdperk van koloniale verhouding reeds lang tot het verleden behoorden, stonden wij aan den vooravond van een samengaan op voet van gelijkheid, toen wij plotseling voor de huidige harde beproeving werden geplaatst.’ 65

‘Een wissel op de toekomst’66, noemde haar biograaf Cees Fasseur de uitspraak later. Hij toonde aan dat haar toespraak niet zo onverwachts tot stand was gekomen als wellicht leek.67 De toespraak was volgens hem vooral opgesteld om internationaal een wit voetje te halen. Nederland was destijds tenslotte zelf een land dat zuchtte onder de bezetting van de Duitsers, maar heerste formeel over een ander volk: de inwoners van Nederlands-Indië. Op dat moment was Nederlands-Indië in handen van Japan en zij gaf de traditionele inwoners van

Nederlands-Indië meer verantwoordelijkheid dan de Nederlandse bestuurders hadden gedaan. Het onafhankelijkheidsgevoel van de ‘inlanders’ was daarmee tot volle bloei gekomen. Vlak na de Japanse invasie werden de blanken vernederd door bijvoorbeeld het verkeer te moeten regelen, in plaats van het land te besturen. Later zouden ze opgesloten worden in de

zogenaamde Jappenkampen waar ze zo slecht werden behandeld dat er van het op een

63

Bank, De katholieken en de Indonesische revolutie, 62 -68.

64

Hoewel de Koningin haar rede op 6 december 1942, 20.45 uur Britse zomertijd uitsprak, is de rede de

geschiedenis ingegaan als uitgesproken op 7 december. Dit omdat tijdens het uitspreken van de rede in toenmalig Nederlands-Indië al 7 december was.

65

Zie voor de volledige tekst van de rede bijlage 3.

66

Fasseur, ‘Een wissel op de toekomst’, 267.

67

(28)

voetstuk geplaatste beeld van de blanke in Nederlands-Indië weinig meer over bleef. Hoewel de Japanners het nationalisme in Nederlands-Indië aanwakkerden, bleken ze al snel wredere heersers te zijn dan de Nederlanders ooit waren geweest. 68 Dat deed echter niets meer af aan het zelfbewustzijn van de oorspronkelijke bewoners van de Nederlandse kolonie, na de capitulatie van Japan namen de nationalisten dan ook het recht in eigen hand. Op 17 augustus 1945 riep Sukarno de onafhankelijkheid van de Republiek Indonesië uit: ‘Wij, het volk van Indonesië, proclameren hierbij Indonesië’s onafhankelijkheid. Aangelegenheden die

betrekking hebben op de overdracht van de macht en andere kwesties zullen op een ordelijke manier en zo snel mogelijk worden geregeld.’69

Aan de onafhankelijkheidsdrang van de Indonesiërs viel vanaf dat moment niet meer te ontkomen. Het duurde echter nog tot 16 oktober 1945 voor minister Logemann van

Overzeese Gebiedsdelen op de onafhankelijkheidsverklaring reageerde. Het uitroepen van de Republiek noemde Logemann een ‘onberaden avontuur’70, van onderhandelen met de

‘opstandelingenregering Sukarno’71 kon geen sprake zijn, maar hij hield de optie open om te spreken met andere nationalistische voormannen. Het debat dat op die regeringsverklaring volgde, eindigde zonder nadrukkelijke uitspraak van de Kamer, wat opgevat kon worden als instemming van het parlement met het voorgenomen beleid. De RKSP (later KVP) was volgens Stempels verdeeld over de kwestie. ‘Het had er soms veel van weg, dat deze groep velen in haar midden had, die zich in hun hart tot de oppositie voelden aangetrokken.’72 De socialisten stonden dicht bij het regeringsstandpunt een Rijksconferentie te starten en wilden eventueel zelfs zo ver gaan de Indonesische nationalistische beweging te erkennen.73

Het duurde nog tot 10 februari 1946 voor de Nederlandse regering met een verklaring over het concrete voorgenomen beleid ten opzichte van Indonesië kwam: een Gemenebest Indonesië waarin landen met verschillende graden van zelfregering deelgenoot zouden zijn van het Koninkrijk der Nederlanden. Daarvoor zou een overgangstijd gelden van tien jaar.74 Het kabinet baseerde zich daarbij vooral op de radiotoespraak van koningin Wilhelmina van 6 december 1942.

68

Penders, The West New Guinea Debacle, 13-16.

69

Heijboer, De politionele acties , 12.

70

Stempels, De parlementaire geschiedenis van het Indonesische vraagstuk, 9.

(29)

3.2 Voorafgaand aan de onderhandelingen

Na die tiende februari duurde het nog tot begin maart 1946 voor luitenant-gouverneur-generaal Van Mook, in bijzijn van de Britse bemiddelaar Clark Kerr de besprekingen met de minister-president van het kabinet in Indonesië, Soetan Sjahrir, startte75. Inmiddels stonden beide partijen onder enorme druk: Sjahrir had te maken met een achterban die alleen volledige

Merdeka76 eiste. De Nederlandse regering moest tegelijkertijd omgaan met een groeiende oppositie in de Kamer en kon de Britse regering bij wijze van spreken in haar nek voelen hijgen. De Engelsen hadden op dat moment als geallieerden de verantwoordelijkheid

gekregen over Indonesië, dus het was hun er alles aangelegen om tot een spoedige oplossing te komen. Daarbij kwam nog dat aan het begin van 1946 de Oekraïne de situatie in Indonesië ter sprake had gebracht in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN). Boze tongen beweerden dat dit was gebeurd om kritiek op de eigen interventie in Iran te pareren, maar dat deed niets af aan het feit dat daarmee de aandacht van de VN gericht was op de situatie waarin de Britten, Nederlanders en Indonesiërs verzeild waren geraakt.

Tijdens die onderhandelingen in maart herhaalde de Republiek wat ze in november 1945 al had verklaard. Hulp van Nederland bij de ontwikkeling van een Indonesische

maatschappij was welkom, maar een samenwerkingsverband kon alleen worden gerealiseerd als Nederland de soevereiniteit van de Republiek zou erkennen. Na vijf dagen onderhandelen zaten de besprekingen muurvast, want Nederland wilde de soevereiniteit van de Republiek niet erkennen. Van Mook mocht geen centimeter afwijken van de regeringsverklaring en had daardoor geen speelruimte in de onderhandelingen. Hij zou daarop verschillende opties op tafel leggen en stelde voor dat een aantal Nederlandse ministers naar Batavia zou komen. De regering zag daar echter niets in en dientengevolge kwam Van Mook met een aantal

medewerkers van Sjahrir naar Nederland om op een buitenplaats verder te onderhandelen: de Hoge Veluwe.

De conferentie vond plaats in aanloop naar de stembusgang die Nederland in mei 1946 ging maken. Voor de Nederlanders was het dus zaak dat de onderhandelingen niet slepende zouden worden gehouden tot er een nieuw kabinet en een nieuwe Tweede Kamer was aangetreden. Wellicht zou het ook beter overkomen als de zaak geregeld werd door een missionair kabinet, in plaats van door de dan zittende regering, die spoedig demissionair zou

75

Dit waren overigens niet de eerste besprekingen die Van Mook en Sjahrir met elkaar voerden. In december 1945 hadden de twee elkaar al twee maal in het geheim ontmoet. Bank, Katholieken en de Indonesische

Revolutie,142.

76

(30)

zijn. Om kritiek van grondwettelijke schendingen te voorkomen, stelde Logemann en Van Mook daarom een protocol op, dat werd meegenomen naar de onderhandelingen met Indonesië.77

Ter voorbereiding had Van Mook het verdrag dat Frankrijk en Vietnam met elkaar hadden gesloten, ‘vertaald’ naar de Nederlands-Indonesische situatie en aan de Indonesische onderhandelingsdelegatie gegeven, volgens Daalder daarbij verklarende dat hij geen voorstel deed – hij was immers gebonden aan de regeringsverklaring – maar dat hij een

aanknopingspunt gaf voor verder overleg. De luitenant-gouverneur-generaal berichtte zijn daad echter niet aan minister Logemann van Overzeese Gebiedsdelen, maar vertelde hem in plaats daarvan op 28 maart 1946 dat de Indonesische delegatie het verdrag tussen Vietnam en Frankrijk als mogelijke oplossing zou propaganderen.78 Indonesië deed aan de hand van Van Mooks papier inderdaad een aantal conceptvoorstellen maar die werden door de

Nederlanders resoluut van tafel geveegd. ‘De ministerraad was niet toe aan een erkenning van de Republiek’,79 stelt Daalder.

In vergelijking met latere onderhandelingsperioden, hadden zowel de Volkskrant als

Het Parool nog niet bijzonder veel aandacht voor de conferentie, noch voor de situatie die

zich in Indonesië voordeed. Diagram 1 toont dat. Zowel de algemene berichten (over de situatie in Indonesië) als de specifieke berichten (over de onderhandelingen) kwamen in kleine getale voor.

Diagram 1

77

Daalder, Vier jaar nachtmerrie, 46.

78

Bank, Katholieken en de Indonesische revolutie, 145-156

79

(31)

Wat opvalt is dat beide kranten vooral aandacht hadden voor de onderhandelingen zelf, andere berichten over Indonesië waren in de minderheid. In die periode, dus nog voorafgaand aan de onderhandelingen die in Nederland op de Hoge Veluwe zouden plaatsvinden, werd er in zowel de Volkskrant als Het Parool vooral gesproken over de eerder gehouden

besprekingen in Indonesië. Omdat deze, zoals hierboven bleek, in den beginne wat stroef waren verlopen, was er bij beide kranten opluchting zichtbaar over het bereiken van een basis waarop de onderhandelingen verder konden gaan. ‘In een zeer vriendschappelijke sfeer – de afgevaardigden dronken op elkaars gezondheid – is Zaterdagmiddag in Batavia de laatste bespreking tussen de voltallige Nederlandse en Indonesische delegaties (...) geëindigd.’80, schreef de Volkskrant. Het Parool plaatste voorop dat Van Mook op een persconferentie verklaarde hoop aan de horizon te zien gloren: ‘dat het niet lang meer zou duren voordat een basis bereikt is, waarop Nederlanders en Indonesiërs in staat zullen zijn tot elkander te komen en den wederopbouw te beginnen door samenwerking.’81

Diagram 2

Het nieuws werd destijds vooral op de voorpagina gebracht. In de Volkskrant werd de situatie in Indonesië zelfs alleen maar op pagina 1 behandeld, toont ook diagram 2. In Het Parool werden ook nog een aantal artikelen op pagina 3 geplaatst. Het betrof daar louter artikelen die specifiek over de onderhandelingen op de Hoge Veluwe gingen. Overigens moet daarbij worden opgemerkt dat Het Parool ook meer pagina’s tot zijn beschikking had dan de

80

De Volkskrant, 1 april 1946, 1.

81

(32)

Volkskrant. Ruimtegebrek kan voor de laatste dan ook meegespeeld hebben in zowel het

minder plaatsen van berichten, als het alleen plaatsen van berichten op pagina 1.

Diagram 3

Diagram 4

De verschillen in kleur die bij zowel de Volkskrant als Het Parool waren te zien (diagram 3 en 4) , toonden aan dat – hoewel beide kranten in een commentaar duidelijk te kennen gaven wat zij van de Indonesische kwestie vonden - ze over het algemeen die kleur nog lang niet zo fanatiek uitstraalden, als later het geval zou zijn. Het Parool schreef op 9 april 1946 op pagina 1 een vlammend betoog waarin de onderhandelingen tussen de Nederlandse en de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hun gepraktizeerde naastenli efde zou meer gediend zijn met een harde sociale ethiek waarin de r egel wordt nageleefd dat in een fatsoenlijke samenle- ving degenen

Luuk Kortekaas, Leo Roggeveen , ‘Buurjongen: Je zag Murat de laatste tijd afglijden; Alleen al het feit dat een schorsing dreigde, tastte zijn eergevoel aan’, 15-1-2004..

Maar zij gaan dan te gemakkelijk voorbij aan het feit dat onze kroonprins op het konings- schap wordt voorbereid en langzamerhand. wordt gevormd tot een geschikt

Onder persoonlikheidsvoorligting moet verstaan word die Ieiding wat aan 'n leerling gegee word ten opsigte van sy persoonstruktuur!. Hy moet weet waartoe hy in

‘Ons cliëntenbestand bestaat grotendeels uit deze zogeheten fase-4-mensen.’ Voor hen is het juist belangrijk om aan het werk te gaan, is de overtui- ging van het Leger des

Dat wordt moeilijk als gemeenten meer moeten doen met minder geld.' De woordvoerster van de ANBO stemt in: 'Gemeenten zijn hier helemaal niet op ingericht, maar krijgen

Voor de Afrikanen, die immers als vreemdelingen naar Indie kwamen, was het leger een substituut- familie, die zorgde voor hun onderhoud en hun veiligheid m een vijandige omgeving

Some topics, such as, magnetism of electrons, tunneling magnetoresistance (TMR), tunneling anisotropic magnetoresistance (TAMR), antiferromagnetic TAMR, spin injection and