Hoofdstuk 3 De Hoge Veluwe
3.2 Voorafgaand aan de onderhandelingen
Na die tiende februari duurde het nog tot begin maart 1946 voor luitenant-gouverneur-generaal Van Mook, in bijzijn van de Britse bemiddelaar Clark Kerr de besprekingen met de minister-president van het kabinet in Indonesië, Soetan Sjahrir, startte75. Inmiddels stonden beide partijen onder enorme druk: Sjahrir had te maken met een achterban die alleen volledige
Merdeka76 eiste. De Nederlandse regering moest tegelijkertijd omgaan met een groeiende oppositie in de Kamer en kon de Britse regering bij wijze van spreken in haar nek voelen hijgen. De Engelsen hadden op dat moment als geallieerden de verantwoordelijkheid
gekregen over Indonesië, dus het was hun er alles aangelegen om tot een spoedige oplossing te komen. Daarbij kwam nog dat aan het begin van 1946 de Oekraïne de situatie in Indonesië ter sprake had gebracht in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN). Boze tongen beweerden dat dit was gebeurd om kritiek op de eigen interventie in Iran te pareren, maar dat deed niets af aan het feit dat daarmee de aandacht van de VN gericht was op de situatie waarin de Britten, Nederlanders en Indonesiërs verzeild waren geraakt.
Tijdens die onderhandelingen in maart herhaalde de Republiek wat ze in november 1945 al had verklaard. Hulp van Nederland bij de ontwikkeling van een Indonesische
maatschappij was welkom, maar een samenwerkingsverband kon alleen worden gerealiseerd als Nederland de soevereiniteit van de Republiek zou erkennen. Na vijf dagen onderhandelen zaten de besprekingen muurvast, want Nederland wilde de soevereiniteit van de Republiek niet erkennen. Van Mook mocht geen centimeter afwijken van de regeringsverklaring en had daardoor geen speelruimte in de onderhandelingen. Hij zou daarop verschillende opties op tafel leggen en stelde voor dat een aantal Nederlandse ministers naar Batavia zou komen. De regering zag daar echter niets in en dientengevolge kwam Van Mook met een aantal
medewerkers van Sjahrir naar Nederland om op een buitenplaats verder te onderhandelen: de Hoge Veluwe.
De conferentie vond plaats in aanloop naar de stembusgang die Nederland in mei 1946 ging maken. Voor de Nederlanders was het dus zaak dat de onderhandelingen niet slepende zouden worden gehouden tot er een nieuw kabinet en een nieuwe Tweede Kamer was aangetreden. Wellicht zou het ook beter overkomen als de zaak geregeld werd door een missionair kabinet, in plaats van door de dan zittende regering, die spoedig demissionair zou
75
Dit waren overigens niet de eerste besprekingen die Van Mook en Sjahrir met elkaar voerden. In december 1945 hadden de twee elkaar al twee maal in het geheim ontmoet. Bank, Katholieken en de Indonesische
Revolutie,142.
76
zijn. Om kritiek van grondwettelijke schendingen te voorkomen, stelde Logemann en Van Mook daarom een protocol op, dat werd meegenomen naar de onderhandelingen met Indonesië.77
Ter voorbereiding had Van Mook het verdrag dat Frankrijk en Vietnam met elkaar hadden gesloten, ‘vertaald’ naar de Nederlands-Indonesische situatie en aan de Indonesische onderhandelingsdelegatie gegeven, volgens Daalder daarbij verklarende dat hij geen voorstel deed – hij was immers gebonden aan de regeringsverklaring – maar dat hij een
aanknopingspunt gaf voor verder overleg. De luitenant-gouverneur-generaal berichtte zijn daad echter niet aan minister Logemann van Overzeese Gebiedsdelen, maar vertelde hem in plaats daarvan op 28 maart 1946 dat de Indonesische delegatie het verdrag tussen Vietnam en Frankrijk als mogelijke oplossing zou propaganderen.78 Indonesië deed aan de hand van Van Mooks papier inderdaad een aantal conceptvoorstellen maar die werden door de
Nederlanders resoluut van tafel geveegd. ‘De ministerraad was niet toe aan een erkenning van de Republiek’,79 stelt Daalder.
In vergelijking met latere onderhandelingsperioden, hadden zowel de Volkskrant als
Het Parool nog niet bijzonder veel aandacht voor de conferentie, noch voor de situatie die
zich in Indonesië voordeed. Diagram 1 toont dat. Zowel de algemene berichten (over de situatie in Indonesië) als de specifieke berichten (over de onderhandelingen) kwamen in kleine getale voor.
Diagram 1
77
Daalder, Vier jaar nachtmerrie, 46.
78
Bank, Katholieken en de Indonesische revolutie, 145-156
79
Wat opvalt is dat beide kranten vooral aandacht hadden voor de onderhandelingen zelf, andere berichten over Indonesië waren in de minderheid. In die periode, dus nog voorafgaand aan de onderhandelingen die in Nederland op de Hoge Veluwe zouden plaatsvinden, werd er in zowel de Volkskrant als Het Parool vooral gesproken over de eerder gehouden
besprekingen in Indonesië. Omdat deze, zoals hierboven bleek, in den beginne wat stroef waren verlopen, was er bij beide kranten opluchting zichtbaar over het bereiken van een basis waarop de onderhandelingen verder konden gaan. ‘In een zeer vriendschappelijke sfeer – de afgevaardigden dronken op elkaars gezondheid – is Zaterdagmiddag in Batavia de laatste bespreking tussen de voltallige Nederlandse en Indonesische delegaties (...) geëindigd.’80, schreef de Volkskrant. Het Parool plaatste voorop dat Van Mook op een persconferentie verklaarde hoop aan de horizon te zien gloren: ‘dat het niet lang meer zou duren voordat een basis bereikt is, waarop Nederlanders en Indonesiërs in staat zullen zijn tot elkander te komen en den wederopbouw te beginnen door samenwerking.’81
Diagram 2
Het nieuws werd destijds vooral op de voorpagina gebracht. In de Volkskrant werd de situatie in Indonesië zelfs alleen maar op pagina 1 behandeld, toont ook diagram 2. In Het Parool werden ook nog een aantal artikelen op pagina 3 geplaatst. Het betrof daar louter artikelen die specifiek over de onderhandelingen op de Hoge Veluwe gingen. Overigens moet daarbij worden opgemerkt dat Het Parool ook meer pagina’s tot zijn beschikking had dan de
80
De Volkskrant, 1 april 1946, 1.
81
Volkskrant. Ruimtegebrek kan voor de laatste dan ook meegespeeld hebben in zowel het
minder plaatsen van berichten, als het alleen plaatsen van berichten op pagina 1.
Diagram 3
Diagram 4
De verschillen in kleur die bij zowel de Volkskrant als Het Parool waren te zien (diagram 3 en 4) , toonden aan dat – hoewel beide kranten in een commentaar duidelijk te kennen gaven wat zij van de Indonesische kwestie vonden - ze over het algemeen die kleur nog lang niet zo fanatiek uitstraalden, als later het geval zou zijn. Het Parool schreef op 9 april 1946 op pagina 1 een vlammend betoog waarin de onderhandelingen tussen de Nederlandse en de
daarmee trouwens zijn politiek in de bezettingsjaren rechtlijnig doortrekkend voor een totale vernieuwing de verhouding tusschen Nederland en Indonesië gepleit. (…) “Het Parool” heeft het als zijn taak beschouwd, bij te dragen tot het rijp maken van de geesten voor een reëele en royale aanvaarding van een nieuwe – en een groote – Nederlandsche roeping: Indonesië van den druk eener ,,koloniale verhouding” volledig vrij te maken en daarmee den weg te banen naar een vrijwillige, eervolle, voor Nederland en Indonesië onontbeerlijke, maar door geen machtselementen nog ontsierde samenwerking.’82 Juichend, werd er dus over de
onderhandelingen geschreven. Recht daartegenover stond het commentaar dat de Volkskrant zes dagen later – vlak na het begin van de onderhandelingen - zou publiceren. De ‘Week der schande’ kopte het artikel dat Romme over de onderhandelingen op de Hoge Veluwe schreef. Hij verbaasde zich over de regering die volgens hem haar eigen uitspraken van tafel veegde door in onderhandeling te gaan met Sjahrir en afgevaardigden. ‘Zo heeft zij [de regering, LMH] op 16 October 1945 gezegd, “dat praten met het Soekarno-regime even onwaardig als onvruchtbaar moest zijn”. Zo heeft zij op 18 October 1945 zich verenigd met het Kamerlid Joekes, die het “vanzelfsprekend” noemde, “dat de Nederlandse Regering, de
vertegenwoordigster van het wettig gezag over Indië met Soekarno en de zijnen niet in onderhandeling of bespreking kan treden.”’ En verderop: ‘Intussen weten wij wel, wat in de afgelopen week naar buiten is gekomen. De ontvangst van de “ministers” der “Republiek Indonesia” door onze Regering, Indië’s enige wettige gezag, op een wijze alsof het
Indonesische nationalisten waren. (…) Zijn wij dan werkelijk door alle emoties der voorbije jaren stapelgek geworden? Moet de geschiedenis van Nederland/Indië worden tot een verhaal “van Coen tot Koenraad”?’83
Met het ‘naar buiten’ komen van informatie, wist Romme meer dan zijn lezers, want inhoudelijk werd er in de Volkskrant - en trouwens ook in Het Parool - nauwelijks op de onderhandelingen ingegaan. Beide kranten hielden een hoog agendamatig karakter in hun berichtgeving aan. Zo werd er in de voorbereidingen van de conferentie vooral gesproken over de aankomsttijden van de Nederlandse en Indonesische onderhandelingsdelegatie. De lezer wist precies hoe laat en wanneer en waar de onderhandelaars op het vliegtuig waren gestapt. Maar wat die onderhandelaars dan werkelijk kwamen bespreken, bleef een
verrassing. Verder dan de conclusie dat de onderhandelaars over de toekomst van Indonesië spraken, kwamen beide kranten niet. Hierin is de verzuiling duidelijk zichtbaar. Waarom waren er geen analyses van hetgeen er besproken moest worden (zie ook diagram genres
82
Het Parool, 9 april 1946, 1.
83
specifieke berichtgeving voor hoge veluwe)? Alleen Het Parool plaatste voorafgaand aan de onderhandelingen een commentaar. De Volkskrant kwam daar pas later mee, toen de
onderhandelingen al waren begonnen. Waar Het Parool als voorstander van de
onderhandelingen via het genoemde commentaar de meningsvorming van de lezer probeerde te beïnvloeden, onthield de Volkskrant zich daar in eerste instantie expliciet van. Door de aanstaande onderhandelingen weinig aandacht te geven, beïnvloedde de katholieke krant ook de meningsvorming, ze deed ze op die manier af als niet belangrijk. Verschil tussen beide kranten is in dit opzicht dat Het Parool dicht bij de socialisten bleef, die pleitten voor
verzelfstandiging van Indonesië, terwijl de Volkskrant in eerste instantie wat verder weg stond van de katholieken die in hun verkiezingsprogram wel een duidelijke visie gaven van wat zij voor ogen hadden met de kolonie, namelijk haar behouden als deel van het Nederlandse koninkrijk.84
Met name de Volkskrant gaf er blijk van het normaal te vinden, dat het publiek niet volledig op de hoogte werd gehouden van de gebeurtenissen. Op 10 april 1946 stond er op de voorpagina een verslag van de persconferentie die Lord Inverchapel, een bij de
onderhandelingen betrokken Britse diplomaat een dag eerder had gegeven. ‘Lord Inverchapel is een wijs man’, luidde de eerste regel van het artikel, ‘“Ik ga geen dingen vertellen, die uw eigen regering u moet zeggen.”’ Deze zin laat zien dat de krant opereerde binnen het
advocacy model.85 De Volkskrant had zich niet alleen de taak toebedeelde om haar lezers te
informeren, maar vooral ook de taak om haar lezers op te voeden. Het lijkt er hier niet op dat de verslaggever op zoek was naar nieuws, want in dat geval zou hij het optreden van de onderhandelaar niet als ‘wijs’ betitelen, maar er helemaal geen titel aanhangen. Bovendien kwam op deze manier niet het nieuws op de eerste plaats, maar de mening van de
verslaggever. De krant vertolkte dus primair een standpunt het informeren van de lezer kwam daarna pas.
De berichtgeving die specifiek over de onderhandelingen zelf op de Hoge Veluwe ging (zie ook diagram 3), toont dat er voorafgaand aan die gesprekken een groot verschil was tussen Het Parool en de Volkskrant in het percentage neutrale berichten. In die periode liet de katholieke krant zich vooral negatief uit over Indonesië, maar ook de houding van de
Nederlandse regering kon weinig goedkeuring wegdragen. Een reportage over het St. Hubertusslot waar de onderhandelingen zouden worden gehouden, illustreerde dat verschil. Beide kranten maakten die reportage, maar de Volkskrant was in die reportage negatief over
84
KVP, Urgentieprogram 1946
85
het niet toegang krijgen tot het slot: ‘De Hoge Veluwe heeft nog nimmer zulk een zware bezetting van marechaussee gekend als thans. Een ieder, die tot het slot poogt door te dringen wordt aan het verstand gebracht, dat – zoals een politieman het uitdrukte – belegering alleen mogelijk is “over het lijk” van den marechaussee.’86
Het Parool daarentegen meldde: ‘Zelfs de vriendelijkste toespraken vermogen niet hen
te vermurwen, want als één zich wat toeschietelijker toont, dan verwijst hij den bezoeker naar een volgenden post, en vóór men den laatste heeft bereikt (...) heeft men de absolute zekerheid met een beslist “neen” te worden afgewezen.’87
Diagram 5
Voorafgaand aan de officiële onderhandelingen op het jachtslot op de Hoge Veluwe, hielden de afgevaardigden al vooronderhandelingen om te beslissen waar in de daadwerkelijke onderhandelingen over gesproken zou worden. Tijdens deze vooronderhandelingen werd de beide kranten inhoudelijk weinig informatie toegeworpen en zelf nieuws vinden, leek voor de media ook niet eenvoudig. De kranten vulden die leemte met zacht nieuws (zie ook diagram 5). Reportages, bijvoorbeeld, deden hun intrede in de berichtgeving over de
onderhandelingen. Het interieur van St. Hubertus – tijdens een persmomentje aan het
journaille getoond – werd door beide kranten uitgebreid beschreven. Ook de opvattingen van de huisknecht, de goede zorgen van de gastvrouw mevrouw Schermerhorn (‘waar de
vermoeide reizigers hartelijk werden verwelkomd door mevrouw Schermerhorn.’) en de aanwezigheid van de goed vertegenwoordigde marechaussee (‘enkele honderden M.P.’s en
86
De Volkskrant, 8 april 1946, 1.
87
marechaussee’s, zo ongenaakbaar als politie maar zijn kan.’) waren voor beide kranten onderwerp van meer dan één artikel. 88 en89 Waar de Volkskrant echter genoegen nam met dergelijke reportages, ANP-berichten en opsommingen van wie wanneer op welke plaats arriveerde, ging Het Parool in gesprek met de Indonesische delegatie om nieuws te krijgen en pleitte er voor dat de bevolking zich achter de regering zou scharen. ‘Dan dienen zij [degenen die kritiek hebben op de gesprekken tussen Nederland en de Republikeinen, LMH] wel te bedenken, dat het geluid uit dezen hoek niet komt van de groote meerderheid van het Nederlandsche volk. Die meerderheid is voor de vernieuwingsgedachte gewonnen. Zij staat achter de Nederlandsche regeering.’90 Die constatering was voorbarig, want gebaseerd op de opiniepeilingen die het NIPO in aanloop naar de verkiezingen had gehouden. Uit die
peilingen bleek dat de PvdA als grote winnaar uit de bus zou komen, maar de werkelijkheid leerde dat niet de linkse partij, maar het conservatieve KVP de Tweede Kamerverkiezingen van 1946 zou winnen.